DE MOORD TE GIESSEN—NIEUWKERKj Maakt
De Plaatsvervanger
Dinsdag 4 Juni 1929
-DE EEMLANDER"
27e Jaargang No. 282
REVISIEVERZOEK VOOR
DEN HOOGEN RAAD
Essences voor Limonades a 35 ct. per flacon.
A. v. d. WEG.
LANGESTRAAT 23
FEUILLETON.
Het O.M. concludeert tot verwijzing
naar een ander ge
rechtshof.
Een uitvoerig rapport
De hooge Raad heeft gisteren behandeld
de revisie-aanvraag \an mr. Roobol cn mr.
Hollander in de bekende moordzaak te
Giesscn-Nieuwkctk, in welke zaak I. C.
T ennissen en Klunder destijds door het
Haagsclie Gerechtshof zijn veroordeeld tot
r> jaar gevangenisstraf op grond van het
misdrijf, genoemd in art. 312 van het Wet
boek van Strafrecht, cn welke zaak den
laatste» tijd zooveel ophef heeft gemaakt.
Samenstelling van den
Hoogen Raad.
De Hooge Raad was als volgt samenge
steld: Jhr. mr. de Savornin Lohman, re
sident; mrs. Feith, Taverne, van Dijck cn
Kranenburg, raadshccren
Het O.M. werd waargenomen door den
procureur-generaal, mr. Tak, terwijl als
griffier fungeerde mr. Jas.
Rapporteur was de president, jhr. mr. de
Savornin Lohman
Belangstelling.
Voor deze zaak bestond hijzonder groote
belangstelling, vooral van de zijde van
balie cn pers.
Het rapport.
De president bracht eerst rapport uit.
waarbij hij de verschillende feiten, rele
veerde.
Onder het bewijs, dat de rechtbank te
Dordrecht gebezigd heeft, komen o.m. de
verklaringen der beide Kroons en van Ver
meer, en de revisie-aanvraag is voorname
lijk gegrond op het feit, dat. deze getuigen
op hun verklaringen zijn teruggekomen.
Het vonnis is gegrond op een reeks van
feiten, en niet alleen op de verklaringen
van de Kroons cn Vermeer. Van belang is
om na (e gaan. hoe de rechtbank gekomen
is tot de schuldigverklaring van Tennissen
en Klunder. In de eerste plaats komt spr.
dan aan de verklaringen van de Kroons.
Deze hebben verklaard over het verloop
van het bezoek van T. en K. bij Kroon
thuis. Voorts bel reft hun verklaren het
vragen naar den hamer en het zoeken naar
een fietslantaarn, cn verder het herkennen
van den hamer.
Spr. leest deze verklaringen in extenso
voor.
Verder komen in het vonnis voor ver
klaringen van Mijnster, Bouwmeester cn
Grootenboer, en wel over het identificeeren
van den hamer, het tijdstip waarop T. cn
K. zijn thuisgekomen enz.
Ook is er nog een verklaring van Mijn
tjes, die T. cn K. des avonds heeft gezien,
toen zij zich begaven in de richting van
Giessen-Nieuwkerk. Voorts hebben Klein
en Houwelingen verklaard op den bewustcn
avond twee personen op de fiets te hebben
gezien waarvan slechts één een lantaarn
bij zich had.
TJit een verklaring van juffrouw Boer
blijkt verder, dat T. en K. des nachts om
half drie zijn thuisgekomen, en dat T. kort
daarop weer is vertrokken.
Uit al die verklaringen blijkt wel, dat de
getuigenissen van de Kroons en van Ver
meer wel een groot deel vormen voor het
vonnis der rechtbank, maar ook, dat hun
verklaringen in groote mate door verkla
ringen van anderen zijn beïnvloed. Spr.
is daarom van oordeel, dat de rechtbank
geenszins verweten kan worden, dat zij de
zaak te lichtvaardig heeft behandelt.
Op 20 Februari 1925 was .rechtsingang
verleend tegen T. en K. wegens moord en
tegen de Kroons wegens het verschaffen
van den hamer, terwijl op 11 Maart 1925 te
vens rechtsingang werd verleend tegen
Vermeer wegens medeplichtigheid.
De houding van Vermeer was met die
der Kroons min of meer in overeenstem
ming. T. cn K. die aanvankelijk verzeker
den niet weg te zijn geweest gaven latei-
toe de mogelijkheid dat zij korten tijd de
woning der Kroons hadden verlaten. Bij de
revisie-aanvraag wordt, nu gesteld cn door
overgelegde verklaringen bevestigd, dat de
Kroons cn Vermeer op hun verklaringen
zijn teruggekomen. Zij geven als reden daar
voor op, dat hun oorspronkelijke verkla
ringen onder pressie der politie zijn af
gelegd. T. cn K. zijn slechts een kwartier
weggeweest. Do kamer is niet van hen
Overgelegd is een cahier waarop vrouw
Kroon gedurende een paar jaar haar ci-
varingen zou hebben opgeleekend. Bij on
derzoek is echter gebleken, dat liet -schrift
slechts een paar maanden oud was. Twijfel
is 'gewettigd of de Kroons steeds waarheid
spreken.
De president wijst op het briefje door T.
in zijn cel geschreven, bestemd voor K.,
waar in staal: Wij moeten ons door list
vrij werken. T. heeft later getracht dit
briefje te verklaren. Do verklaring was
echter niet duidelijk. Voorts wijst do pre-,
sident op de houding van K. die tegenover
allerlei personen telkens op de moordge
schiedenis terugkwam, o.a. tegenover Bes
sels. wiens vrouw thans wederom gehoord
door do justitie, verklaard heeft, dat K.
zich tegenover hun versproken heeft, ter
wijl hij min of meer onder invloed van
sterken drank was. O.a. zeide hij: ik heb
de sleutels weer erin gestopt zooals ik die
eruit heb gehaald. Ik maak ze allemaal
kapot.
Tenslotte stond de president stil bij de
periode verloopcn tusschen den afloop van
liet proces en het tegenwoordig oogenblik.
Ofschoon er toen geen sprake meer was
van pressie door de politie bleven de
Kroons tot het allerlaatste moment bij hun
verklaringen. De president herinnert aan
de aanklacht van mr. van Meerlcn wegens
meineed van de Kroons cn aan de eerste
revisie-aanvraag waarop de hooge raad 26
November 19?S heeft beschikt, aangezien
noch de Kroons, noch Vermeer, (zooals was
aangevoerd in revisie-aanvraag) van hou
ding bleken te zijn veranderd.
De president wijst daarop op pogingen
van de zijde der verdediging bij de Stecu-
kolcnhandelsvereeniging aangevraagd om
Kroon op zijn verklaring te doen terugko
men, doch toen zonder eenig resultaat. Uit
een rapport van 25 Februari 1929 blijkt
ook, dat de Kroons herhaaldelijk bij de
politie hulp hebben gezocht tegen overlast
dien zij ondervonden om hen op hun ver
klaring te doen terugkomen plotseling is
dit nu veranderd. Voor den Iloogcn Raad
is het onmogelijk oj» de vraag naar de
betrouwbaarheid dei; Kroons een beslissend
antwoord te ge\cn. De Hooge Raad heeft
reeds beslist dat voor een belangrijk deel
de aangevoerde omstandigheden twijfel
wekten, maar een andere vraag is deze,
of de aangevoerde navo nu inderdaad
de verklaringen door de Kroons en Ver
meer afgelegd te niet doen. Op die vraag
zal het Hof waarheen eventueel de zaak
zal worden verwezen antwoord moeten
geven. Eenig andere aangevoerde nova vol
doen voor een deel niet aan don gestelden
eisch van het Wetboek van Strafvordering
tot deze punten zullen echter bij een onder
zoek dat het Hof zal instellen naar de
zaak in haar vollen omvang vanzelf ter
sprake komen.
Requisitoir.
De procureur-generaal mr. Tak nam
hierop zijn requisitoir. Er is ten opzichte
van deze zaak de laatste weken een zekere
stemming gewekt en ongerustheid in den
lande ten opzichte van politie en justitie.
Gebleken is echter dat de justitie geen
enkel verwijt kan treffen. Het verwondert
TEL. 217.
I
spr. dat mr. Roobol in zijn interview ver
klaard heeft dat het Nedeihmdsche volk als
het kennis neemt van het dossier de han
den in een zal slaan. Spr. tart nu. Roobol
een stuk uit het dossier aan te voeren,
dat deze uitlating rechtvaardigt en waar
over de justitie zich zou hebben te scha
men Dit de stukken blijkt dat de hamei-
het eigendom was van de Kroons. Wat het
groote woord „klassenjustitie' met deze
^aak te maken heeft, heeft spr. tot dus
verre niet kunnen begrijpen. Spr. heeft mr.
van Mecrlcn zelf geholpen aan de revisie.
Men heeft daarna de Kroons op allerlei
wijzen' Iraclitcn to bewerken.
Wanneer spr. de verklaringen van raej.
Kroon cn haar man leest, dan is hij er van
overluigd dat in dezen stand van het ge
ding absoluut onwaarheid door hen wordt
gesproken, maar ten slotte moet de feite
lijke rechter in dezen beslissen. Van invrij-
hcidssiclling kan in elk geval bij de eind
beslissing geen sprake zijn, daar deze per
sonen gevaarlijk zijn voor de maatschappij.
Spr. requireert tot verwijzing der zaak naar
een gerechtshof dat van de zaak nog geen
keunis heeft genomen, mot bevel tot ge
vangenhouding der veroordeelden.
j. -f
Daarna, heeft de advocaat van de veroor
deelden, mr. Roobol uit'Arnhem, het revi
sie-verzoek nader toegelicht.
Op 3 Augustus 1923 werd een baanwach
ter te Giessen Nieuwkcik klaarblijkelijk
vermoord, gevonden, uit zijn woning werd
geld vermist, diefstal en moord werden
met elkaar in verband gebracht. Teunissen
cn Klunder als auteurs van beide be
schouwd. Als bewezen werd ten slotte aan
genomen, dat zij omstreeks elf uur des
avonds het huis van Kroon hebben verla
ten met plannen van diefstal en doodslag.
Toen zij daar wareu vroegen zij echter te
gen elf uur om een hamer. De afspraak om
te gaan inbreken moet dus reeds voor het
bezoek aan do Kroons zijn gemaakt, maar
dan is het ook een raadsel waarom ze aan
de Kroons een hamer ter leen vragen, dit
moet dien beiden toch xvel verdacht zijn
voorgekomen, te meer onbegrijpelijk, waar
Klunder, een timmerman, die een volledige
gereedschapskist bezat en eenige buizen
vanaf de Kroons woonde, hamers maar
voor het grijpen had.'*
De daad zelve, door wie de klappen zijn
uitgedeeld is nooit bewezen en dat. hoewel
Klunder cn Teunissen, na volbrachten
daad openlijk vertelden, dat de hamer dien
ze bobben geleend goede diensten heeft
bewezen, dat zij daar een vent mee heb
ben doodgeslagen en dat ze vervolgens vijf
gulden hebben te pakken gekregen
Na hun cerste^mededeeling omtrent het
gebeurde, zeggen ze daarover niets verder
dan dat ze hun eerste gezelschap de goed
gemeende verzekering géven dat ze de
kans loopen ook eens neergeslagen te wor
den als ze wat verder vertellen.
Ondanks dit alles wordt de goede stem
ming niet verstoord Eten en drinken schij
nen onder die bedrijven niet te lijden, want
na bij Kroon gezellig te hebben gedronken,
gaan ze bij vrouw Bouwmeester genoege-
lijk uit de koekepan kliekjes opeten.
Uit dit alles als hoofdzaak trekt de jus
titie de conclusie dat (naar het vonnis)
Teunissen en Klunder samen cn in ver-
eeniging De Jong m.et een ijzeren hamer
hebben gedood, cn daarna den sleutel uit
diens zak hebben genomen, en met dien
sleutel de deur van de woning van den
spoorwachter hebben geopend, waarna zij
zijn binnengegaan en \oormeldcn diefstal
hebben gepleegd.
Aan dien diefstal is echter een wondei
lijke zijde de daders zijn zoo heel gauw
tevreden geweest. Toen zij vijf gulden had
den (terwijl ze ongeveer tienmaal zooveel
wekelijks verdienen) zijn ze heengegaan cn
hebben het overige zich in huis bevindende
geld, dat werkelijk niet moeilijk was te
vinden cn voor het grijpen lag, onaange
roerd gelaten.
Van wien was do hamer
Na twee jaar komen dan eindelijk de
Kroons met het. bekende verhaal, dat als
spil heeft, den bij cn van hen geleend cn
hamer* Ilier ontmoeten wij den getuige
Mijnster, die verklaart den bewustcn
moordhamer bij Kroon Ie hebben gezien,
ja zelf in handen te hébben gehad. Eenige
andere mcnschcn, een juffrouw Grooten
boer, een juffrouw Bouwman, geven hierop
aanvullende verklaringen. Daartegenover
.verklaren dc kinderen van Kroon, dat de
hamer hun vader niet toebehoort. De kin
deren van een zekere Stuy. geen familie
van den heer Stuy te Baarn, welke Kroon
wel hielpen met het kloppen van het ijs,
(waartoe dc hamer volgens Mijnster dien
de) hebben dezen hamer nooit gezien.
Thans, nu de Kroons volledig hebben toe
gegeven den hamer niet te kennen en dat
hun gehecle verklaring gefantaseerd was,
is het onmogelijk om te twijfelen aan de
betrouwbaarheid van deze laatste verkla
ring en daarbij staat dan (evens vast dat
Mijnster cn consorten zicli hebben vergist.
En dat Mijnster die eigenschap van zich te
vergissen bezit, blijkt wel uit het navol
gende T. en K. zijn niet de eersten, die
voor den moord zijn gearresteerd. Een ze
kere Boxmeer heeft ook dit twijfelachtig
genoegen gekend, cn heeft dit hoofdzake
lijk te danken gehad aan Mijnster. die ook
in deze zaak, evenals in die van T. en K.
de meest pertinente verklaringen heeft af
gelegd, die later wat die tijden betreft,
niet bleken te kloppen.
De twee andere getuigen, die een hamer
zagen, blijken hem nimmer in handen te
hebben gehad, alleen maar te hebben ge
zien, ecne een keer in een donker kolen
hok, de andere eenige jaren voor den
moord op een bleekveld van de Kroons.
Daartegenover is mij bekend, dat in de
instructie in Dordrecht voor mr. Van Aken
nog geen getuigen a décharge zijn gehoord
door den rechtercommissaris en door den
verdediger, terwijl die er wel zijn, en kun-
ngiL-aantoonen. dal de Kroons zich her
haaldelijk hebben beklaagd, dat do man
achter de schermen, de ensceneur van het
geheel, hen heeft gedwongen hunne ver
klaring omtrent den hamer af te leggen.
Trouwens, dat deze, De Jong, de rijks
rechercheur, niet geheel onbevooroordeeld
staat, blijkt uit de stukken, waarbij uit
diens eigen handschrift wordt aangetoond,
dat hij bepaalde verklaringen aan de
Kroons voor de rechtbank adviseerde.
De betrouwbaarheid in deze van de
Kroons cn daarmede de gegrondheid van
het eerste revisiemiddel zijn hiermede vol
doende toegelicht en ook de overige revi
siemiddelen zijn hiermede voldoende ge
staafd.
Pleiter staat dan nog stil bij het z.g.n.
zien van de veroordeelden op den moord-
avond door de getuigen van Houwelingen,
Klein en Mijntjes.
Waarde der getuigenverklaringen
De verklaringen van de 3 getuigen vor
men een zgn. schakelbevvijs. Van Houwe
lingen verklaart slechts, dat hij in den
moordavoncl twee menschen heeft gezien.
Niemand, die er aan twijfelt, het is daar
langs de kortste weg naar Gorinchern Ruim
een jaar later voegt W. Klein er aan toe,
dat een van die twee menschen een bril
op had, en dat slechts een van hen een
AAN HEN DIE MET VACANTIE GAAN.
Ditmaal geen rechten voorbehouden, maar
gaarne afgestaan aan allen die met mij ons
mooie Stadje willen propageeren.
Weet U, toeristen, dat Amersfoort wacht
In onuilspreeklijk verlangen?
Thans weer gestoken in T Paasch-beste
[kleed
Om U als gast te ontvangen.
Vogeltjes zingen hun lieflijken zang
Brengen dat vriend lijke leven,
Passend zoo schoon in hel zomersctie mooi
Van deze kost'lijke dreven.
Zaagt g' ooit 't schoons
Dat natuur ons hier bracht?
Kom dan, toeristen,
„Mooi Amersfoort" wacht.
Weet U. dat d'oudheid hier zeer veel vertelt,
L»at ieder moet imponecren.
En t oude Stadsschooii van daden verhaalt
Die wc als heilig vereeren?
Luister eens rustig naar 't wondere woord,
Dat spreekt van roem en van glorie
lloor en aanschouw eens liet sprekend
[bewijs
Van wal thans heet „de historie
Hoor de verhalen
Van roem cn van kracht.
Kom dan, toeristen.
„Mooi Amersfoort wacht.
Zoekt gc, toeristen, na arbeid een rust
Die U geheel doet vergeten,
t Woelige leven van werken cn strijd,
Door U reeds maanden gesleten?
Zoekt ge een plekje, 't volmaakte nabij,
Ver van het helsche gewemel,
Waar ge alleen loeft in rijke natuur,
Onder den strak-blauwcn hemel?
Kom dan naar ons,
Juist wat U had gedacht,
Staat voor U klaar hier,
„Mooi Amersfoort" wacht.
Zoekt ge het bosch of dc heide misschien?
Houdt ge van groen-vlakko weiden?
Mint ge een vvand'lig of fietst ge per fiets,
Laat g' u uitrustende, rijden?
Weet dan, het Stadje beroemd om z'n „Kei",
Biedt al hetgeen U komt vragen.
Als U haar aanzoekt Uw gastvrouw te zijn.
Zult g' U dat nimmer beklagen.
Weet dan, toeristen,
In rustigen pracht,
Praalt hier een lusthof,
„Mooi Amersfoort" wacht.
GROEGROE.
brandende lantaarn aan zijn rijwiel be
vestigd had. Ten slotje verklaart Mijntje*
pertinent, dat hij de veroordeelden in den
moordzaak heeft gezien. Van Willem Klein
is bekend, dat hij zeer onbetrouwbaar
moet worden geacht.
Mijntjes is zoo op het eerste gezicht een
betrouwbaar menscli een politie-agent.
Toch is ook deze onbetrouwbaar. Zie ver
hoor R. C. te Dordrecht. Dat verhaal wijst
er op, dat Mijntjes voor geld en goede
woorden in slaat was zijn ambtsplicht te
verwaarloozen. Wonderlijk is ook. dat ge
tuige Mijntjes, blijkens een schrijven van
di*. Vos te Ilellendoorn, die hem destijds
behandelde, bang is geweest, voor de recht
bank zijn verklaringen onder eede te be
vestigen.
Ten slotte nog mej. Bouwmeester. Aan
hare verklaring moet alle waarde worden
ontzegd. Wie maar eens op de verschil
len let tusschen hare verklaring op
het Hof cn aan de Rechtbank zal het daar
mede al eens zijn.
Tenslotte spreekt mr. Roobol de hoop uit,
dot. Teunissen en Klunder direct na de ge-
grondverklaring op vrije voelen zullen
worden gesteld.
Na het pleidooi van mr. Roobol deelde
de president van den Hoogen Raad, jhr.
mr. de Savornin Lohman, mede. dat de
Hooge Raad. behoudens vervroegd arrest,
den 24st.cn Juni e.k uitspraak zal doen.
Klaag niet, dat niet steeds de zon uw
levenspad beschijnt: tranen werken als een
malsche regen weldadig en verteederend
op het gemoed.
door
RICHARD MARSH.
Vrij naar het Engelsch door C. M. G. de W.
02
Toen de advocaat sprak van zijn licht-
geloovighcid, verscheen er een ironisch
glimlachje op het gelaat van meer dan één
toehoorder.
„En toch, wat ik zelfs niet vermoed had
blijkt de waarheid te zijn. Ge zijt evenmin
Percival Talbot als ik. Dat u ooit zooiets
beweerd hebt, bewijst een zeer groote mate
\an onbeschaamdheid om op dit oogenblik
van niets anders te spreken, een onbe
schaamdheid zoo kolossaal, dat men ze
haast ongelooflijk zou kunnen noemen. Nu
op dit oogenblik weet ik niet alleen dat
ge de man niet zijt wiens naam ge hebt
aangenomen, ik weet. ook wie ge zijt cn
alles omtrent u."
De advocaat nam een papier in de hand
dat voor bem op tafel gelegen bad.
„Üw naam is Barry John Barry. Ge
hebL eenige jaren van uw leven in Amerika
doorgebracht en hebt daar geleefd van wat
ik zoo beleefd ben te noemen, van uw
werk, maar het ging u slecht. Ook hebt ge
USB tJjd in Klondyke. .doergeftrachfc om aaajr
goud te zoeken, maar u hebt dat niet ge
vonden. Daar hebt ge kennis gemaakt met
Percival Talbot, die zicli daar schuil hield;
daar had hij redenen voor. U is daar in
zeker opzicht zijn kameraad geworden cn
ge hebt u in zijn vertrouwen gedrongen.
Hij vertelde u waarschijnlijk van zijn rijken
oom, wiens eenig bloedverwant hij was. U
schijnt daar dadelijk plannen gemaakt te
hebben naar aanleiding van hetgeen u ver
teld heeft. Een plan schijnt wortel gescho
ten te hebben in uw hoofd, zooals blijkt uit
de vermetelheid die u hadt den ouden Tal
bot uw portret te sturen en te beweren dal
het portret was van zijn neef."
„Dat is een leugen."
Dit zeggende begreep hij, dat hij den
woedenden aan\al van den dikken man
achter zich te duchten had, cn draaide hij
rond als een tol, zoodat hij den slag die
voor hem bestemd was ontweek; de slag
zou immers een straf wezen omdat hij ge
sproken had; hij maakt, zich dus gereed
den aanvaller met gelijke munt te betalen
en sloeg hem een, twee, zelfs drie maal,
met zulk een snelheid cn juistheid dat de
vent. absoluut onvoorbereid op den aan
val. niettegenstaande zijn lengte en dikte
tegen den grond gesmakt werd. Daar
volgde een heele drukte op Met hun
twaalven zouden ze op dien ecne zijn aan
gevallen. Maar de stem van den advocaat
klonk luide boven al 't lawaai uit; was dat
niet het geval geweest, dan had het er
leeliik voor hem uitgezien.
„ITeeren! heerén!" riep dc heer Wilson,
„houdt u bedaard, als je blieft. M as de af
spraak niet dat er niets van dién,aard zou
plaats hebben voordat het juiste oogenblik
gekomen was
YloekQnd. en dreigend sionci de dikke
man op. „Laat mij met hem afrekenen; ik
zal hem tot moes slaan!"
Maar Wilson stond op zijn stuk: „Ben
nett, ik verbied het je! Doe wat je wilt
totdat ik met hem afgedaan heb, maar zoo
lang zult ge hem niet. aanraken."
De advocaat sprak op een toon van ge
zag. De diklco man liad geen lust om te
gehoorzamen.
„Denkt u dat ik me zoo laat behandelen
mij op den grond laat gooien alsof ik een
zwijn was evenals hij. Neen, neen. dat
niet'
Maar dc advocaat, hield vol. „l)e afspraak
was dat ik gehoorzaamd zou worden cn
dat. zal gebeuren. Je kunt hem later alles
met interest terugbetalen maar we hebben
nu al tijd genoeg vermorst, ik heb geen
tijd meer."
John Eva fluisterde hem iets toe; de
woedende vent luisterde naar hem. Mij
mompelde nog iets en hield zijn gebalde
vuisten tegen zich aan, maar hij liet den
advocaat zijn gang gaan Voordat hij ver
der ging begunstigde hij den heer Talbot
met enkele woorden die als waarschuwing
bedoeld waren.
„Tenzij u onverstandiger is dan ik ver
moed. zult u zoo iets niet weer probeeren.
want dan zou ik u laten vastbinden op
uw stoel en Bennett zijn gang laten gaan".
Toen nam de heer Wilson weer plaats.
Op den zelfden zeurige» toon ging hij
voort
„Ik zei zooeven dat u uw portret aan den
ouden heer Talbot gezonden hadt en nu
zegt ge dat het een leugen is?"
„Het is.een 'öjjgen
„Wat was dan uw doel toen u hem dat
portret liebt gezonden?
BI.li beft er nsfiit een gazaa.(jej&
„Wie heeft het dan gedaan?"
„Dat kan ik u niet zeggen. Ik had hel
portret nooit gezien, voordat ik het bij u
op tafel zag liggen, en ik wist ook niet
dat het bestond".
„Uw woorden duiden op iets dat ik niet
gemakkelijk kan gelooven trouwens het is
niet van zoo heel veel belang, we zullen
dat dus maar laten rusten. De oude Re
ginald Talbot was gestorven; ik heb dat
bericht medegedeeld aan Parcival Tal-
hot, cn u antwoordde mij, liet was uw
handschrift cn onderteekend met zijn naam
Dat kunt u niet tegenspreken. U heeft de
vrijheid op mijn vragen te antwoorden en
hoeft niet bang te wezen voor Bennett."
„Ik ben niet bang voor Bennett
Hij zag den bewustcn man aan met een
uitdrukking op zijn gezicht, die niet direct
van vrees getuigde dat scheen de dikke
man te begrijpen.
„Neen, nu ben je niet bang voor mij,
maar straks.
Mr. Wilson viel hem in de rede. „Dat
zullen wij later zien. Antwoord op mijn
vragen, Barry."
„Ik heet niet Barry".
Nu barstte mr. Farrell in lachen uit. Ach
kom! vertel dat verhaaltje nu maar niet
in mijn tegenwoordigheid, het is wel wat
al te kras, Hoeveel jaren heb ik je gekend
onder den naam van Jack Barry, gene
raal
„Net zooveel jaar als ik jou gekend heb
als een dief
„Kom aan, mijnheer Farrell. ik verkies
niet later kunt ge uw hart ophalen".
Het was geen gemakkelijke taak voor
mr. Wilson al die mannen het zwijgen op
te leggen, leder had iets tegen hem in te
torenges ga sipdejijk rei rer. Hertoery J
„Ik ben het met u eens mr. Wilson, dat
al die voorbereidende maatregelen niet
noodig zijn. Hij weet immers reeds dat wij
alles van hem afweten.'
„Misschien wilt u zelf d e leiding in han
den nemen, mijnheer Herbert?"
De toon van den advocaat was eenigs-
zins scherp. Dat de ander het voorstel aan
nam had hij niet verwacht.
„Zeer goed als het u niet schelen kan.
Luister naar mij, vriend."
„Waag het niet u mijn vriend te noemen,
toonbeeld van eerloosheid."
Mr. Herbert wuifde even met de handen,
een gebaar waarmee hij wilde te kennen
geven dat zulk een opmerking hier totaal
niet bij hoorde.
„Ik ben niet van plan u leelijke namen
te geven en het is mij totaal onverschillig
wat zulk een man van mij zegt. Maar ik
ben een man van zaken. Er is hier ergens
in huis een brandkast. We hebben reden
te gelooven dat ge daarvan op de hoogte
zijt. Ge weef immers wat een brandkast,
of safe is?"
„Daar heb ik wel meer van gehoord."
„Ik durf zeggen, dat ge ook van deze
gehoord hebt. Dit is een brandkast \an
zeer bijzondere constructie Men kan er
niet in komen of men moet weten hoe. Wij
mecnen. dat ge niet alleen weet dat er een
brandkast is. maar ook hoe gc hem moet
openmaken. Is dat zoo?'
„Maak het mij wat duidelijker."
fWordt vervolg"!)