AMERSFOOSHSCH BAGB1AB Maakt Uw Limonades zelf BELANGEN DER BETUWE GESCHAAD? Zaterdag 15 Juni 1929 -DE EEMLANDEft' 27e Jaargang No. 292 DERDE BLAD. BIJ DOORBRAAK GROOl GEVAAR FEUILLETON. De Plaatsvervanger Essences voor Limonades a 35 ct. per flacon. A. v. d. WEG. LANGESTRAAT 23 BELEMMERINGEN VAN ONZEN HANDEL Een rapport AMSTERDAM -BOVENRIJN Vragen van Mr. Dr. Kol/f te Geldermalsen aan Gcd. Staten Rapport van den hoofd ingenieur van den Waterstaat Mr. dr. G. Kolff te Geldermalsen, lid der Prov. Staten van Gelderland, heeft tot het college van Gedeputeerde Staten de. vol gende schriftelijke vragen gericht 1. Zijn Ged. Staten niet van oordeel, dat bij den aanleg e etter kanaalverbin ding van Amsterdam naar de Waal het belang der provincie Gelderland in hooge mate is betrokken? 2. Indien ja, vindt het college niet, dat er termen aanwezig zijn om aan den prov. waterstaat opdracht te geven ten spoedigste rapport uit te brengen, door welk tracé het belang der geheele provincie het best zal worden gediend? 3. Zijn Ged. Stalen in dat geval bereid van den inhoud van dat rapport aan de Prov. Staten mededeeling te doen? 4. Hebben Ged. Staten er kennis van genomen, dat bij het zgn. Geldersche Valleiplan dwars door de Betuwe is ontworpen een kanaal in open gemeen schap staande met de aangrenzende rivieren de Bijn en de Waal welk kanaal aan weerszijden vordert den aanleg van hoogwaterkeerende dijken? 5. Indien ja. is het college dan niet van oordeel, dat, afgezien van de daar door ontstaande toeneming van -gevaar voor doorbraak en kwelwater, de Over- Betuwe daardoor in geval van door braak harer thans bestaande rivierdij ken waar de afvloeiing van inunda tiewater in westelijke richting niet al leen zal worden belemmerd, doch zelfs door het, maken eener keering aan den grondduiker voor den afvoer van het Linge-water zal worden belet in zoodanig een gevaarlijke positie zal ge raken, dat van een zoodanige ramp de ernstigste gevolgen voor de bewoners van dat gedeelte onzer proviircie zijn te duchten? 6. Zijn Ged. Staten op grond van die overweging bereid reeds thans nu het daarvoor nog tijd is aan de re geering hun ernstige bezwaren tegen een zoodanige verandering in den wa terstaatkundigen toestand van een be langrijk deel onzer provincie te doen kennen Antwoord van Ged. Staten. Ged. Staten hebben hun antwoord op deze vragen aan de leden der Staten mee gedeeld. De 'eerste vraag wordt bevestigend beantwoord. Ten aanzien van «Ie twee ie rvraag hebben Ged. Staten de hoofdingenieur van den Prov. Waterstaat om een summier overzicht verzocht van de voor- en nade.:- Icn voor de provincie bij een kanaalverbin ding volgens het Geldersche Valleiplan cn volgens een route over Wijk bij Duurstede en Tiel. Van dit rapport zal mededeeling aan de Prov. Staten worden gedaan. De vierde vraag wordt bevestigend beant woord. Ged. Staten hebben betreffende de in vraag 5 opgeworpen quaestie het gevoe len ingewonnen van den hoofdingenieur van den Prov. Waterstaat. Met den inhoud van diens rapport kunnen Ged. Staten zich vereenigen. De herfst in ons leven zij als de herfst in de natuur: verkleuring van het groen, maar vol schoonheid. door RICHARD MARSH-. Vrij naar het Engelsch door C. M. G. de W. 71 „Over het algemeen is dat waar, maar ik was getrouwd in zeer bijzondere omstandig heden. Je wist niet de geheele waarheid voor zoover het mijn persoon betrof. Toen je met mij trouwde was het best mogelijk, dat je zou zeggen: je hebt niet het recht met mij te trouwen, en dat was zoo. Ik wou je doen gevoelen, dat je wel in naam mijn vrouw was, maar ook alleen in naam. Zco- dat je, indien je dat wenschte, kon terug keeren tot het oude leven precies zooals je het verlaten had. Ik beschouwde mij zelf meer als voogd dan als echtgenoot, en toch moest ik je echtgenoot worden om je voogd te kunnen wezen." „Was het daarom, dat je de gewone vor men niet in acht nam „Heeft wat er sedert dien tijd gebeurd is je riet bewezen dat ik gelijk had? Je zegt dat je mij vertrouwde en ik weet dat je dit in zeker opzicht ook deed. maar toch waren er oogenblikken, dat je mij een heel vreemden man vond." „Dat vind ik nog. Maar maakt dat eenig verschil Indien je mij in je armen geno men had, dien eersten middag toen je van Wat vraag 6 betreft verklaren Ged. Sta ten met den hoofdingenieur van oordeel te zijn, dat ten aanzien van de vraag op welke wijze de bezwaren, die uit een kanaal met bandijken door de Betuwe op haar smalst kunnen voortvloeien, het best waren te on dervangen, thans nog geen bepaald stand punt kan worden ingenomen. Zij stellen zich echter voor in het huidige stadium der zaak reeds den minister te wijzen op de ernstige gevaren, die de bouw van het kanaal voor de daarboven gelegen grond medebrengt, opdat de minister reeds thans met de groote bezwaren rekening kan doen houden en wellicht nader overleg zal ple gen. Uit het hierboven bedoelde rapport van den hoofdingenieur van den Rijkswater staat in de provincie Gelderland stippen wij het volgende aan Rapport van den Hoofdingenieur. Indien voor het scheepvaartkanaal van Amsterdam naar den Rijn een tracé door de Geldersche Vallei zal worden gekozen cn in aansluiting op het eigenlijke Gelder sche Valleikanaal de Betuwe zal worden doorgegraven met een kanaal ongeveer van Lakemond naar I-Iien. dan is het mo gelijk dat in den waterstaatstoestand van de landen tusschen den Xeder-Rijn en de Lek eenerzijds cn de Waal anderzijds zeer belangrijke wijzigingen zullen worden aan gebracht. Zulks is ongetwijfeld het geval wanneer het project tot uitvoering kómt, dat voorloopig voor het kanaalgedeelte schijnt te zijn aangewezen. De hoofdingenieur is van meening dat. wanneer thans sprake is van het kanaal door de Geldersche Vallei, te mogen aan nemen, dat dan bedoeld wordt een kanaal, zooals dit werd beschreven in Hoofdstuk VIII van het Rapport inzake een scheep vaartweg van Amsterdam naar den Rijn, opgemaakt in opdracht van den minister van waterstaat door den hoofdingenieur van den rijkswaterstaat dr. L. ft. Wen thai t. op blz. 72, en wel met slechts één sluis aan de Waalzijde en dus ter weerszijden vóór zien van hoogwaterkeerende bandijken. Daarbij zal ten behoeve van de Linge. on der dit kanaal door, eén afsluitbare grond- duiker worden gebouwd, die in normale lijden de afwatering van de Linge niet be hoeft te belemmeren, maar die ingeval van dijkdoorbraak in Over-Betuwezal worden gesloten, zoodat dan de van ouds bestaan de afvoer van het overstroomingsw'ater (in hoofdzaak gericht op Gorinchem) voor het vervolg zal worden gekeerd. Voorziet het plan-Wcntholt nog een sluw in den Xeder-Rijn nabij de Grebbe, na het geen sedert te dezer zake is gepubliceerd neem ik aan, dat deze stuw niet gebouwd zal worden cn dat de Neder-Bijn dus vrij zal blijven 'aTstroomen. In verband daarmede zal dan echter in het noordelijk deel van het kanaal door de Betuwe, van Lakemond tot de schut sluis, ook de laagste rivierwaterstand van den Rijn in den overgang bij de Grebbe voorkomen en de kanaalbodem ruim 2 M dieper moeten worden uitgebaggerd dan op het bij het rapport-W ontholt behoorende lengteprofiel is aangegeven. Uit brengt zoodanige wijzigingen in het project, dat moet worden opgemerkt, dat een recent voor-ontwerp voor het Kanaal door de Betuwe van Lakemond naar Ilien feitelijk nog niet bestaat. Het lengteprofiel van het kanaal zal echter zonder stuw in den Neder-Rijn, ongeveer moeten overeen komen rnet dat van het plan van Ir. van Goor, in 1919 ontworpen voor de kanaalver binding „de Geldersche Vallei". Intusschen ïs het bezwaar, dat voor dit kanaal nog gèen vast omlijnd plan aan wezig is, niet "van zó^1 overwegende betee» kenis, dat de mij ter beoordeeling gegeven vraag niet in'hoofdzaak zou kunnen wor den beantwoord. Wanneer men aanijiéemt, dat het bedoel de kanaal in tijden van watersnood in Over-Betuwe, een volkomen waterkeering zal zijn, dan zijn daarvoor voor Over-Be tuwe zeer zeker ernstige gevolgen te duch ten. Zonder mij in oriÜérdeelen te begeven kan worden opgemerkt, dat bij doorbraak de ramp voor de Over-Betuwe thans be trekkelijk weinig ernstig wordt, doordat het water vrijwel ongehinderd westwaarts kan afstroomen. De ramp zal* daardoor in hoofdzaak be perkt blijven tot de naaste omgeving van de doorbraak en tot de daardoor ontstane stroombaan door de 'Betuwe. Het land heeft zich bovendien in den loop der tijden \vat bebouwing e. d. betreft zonder twijfel aan dien natuurlijken toe stand aangepast. De Betuwe was immers reeds bij het be gin onzer jaartelling bewoond. Eerst lang zamerhand. naarmate de bedijkingen tot stand kwamen en volmaakter werden, wei d de geheele landstreek tusschen de beide takken van den Rijn tot bewoning geschikt. Doorbraken kwamön echter veelvuldig voor. Met water ontlastte zich oorspronke lijk in den Alblasserwaard en de Vijf-IIee- ren-landen, later, sedert den aanleg van don Diefdijk in het begin van de lie eeuw en na 1660 en vooral na de totstandkoming en versterking van de Diefdijklinie, in de Tielerwaard. De aanwezige dvvarskeeringen zijn van vveinig beteekenis. De in 1795 aangelegde Grebbelinie is goeddeels gesloopt, en kan in zijn tegenwoordigen toestand de afstroo ming van het water niet meer belemmeren De Aalsdijk, de dijk langs de Korne en de Noorder Lingedïjk kunnen nog cenig water keeren, maar de Tielerwaard loopt al zeer spoedig in, zoodat het inundatiewater van een krachtige doorbraak in Over-Be- luwe tenslotte steeds door de Linge en door de Tielerwaard is geloosd. Wordt die loo- zing nu afgebroken, dan verandert do stroombaan, die zich thans bij doorbraak in Over-Betuwe vormt, in een volkomen inundatie, waarbij de geheele kom in kor ten tijd zal worden ge\uld en alle hoogére punten (die meestal bebouwd zijn), mede zullen worden overvloeid. De rapporteur zegt voorts, dat. hij zich hans niet hoeft te begeven in de groote nadeclen, die de beslaande toestand heeft oor het westelijk deel der provincie tus schen Lek en Waal en moge mij dus beper ken tot ds beantwoording van de gestelde vraag ten aanzien van Over-Betuwe. Zeker zal dus een doorbraak op een hoog gelegen punt van'de Over-Betuwe, nadat een volkomen waterkeering tusschen Lake mond en llien tot stand zal zijn gebracht, in dat district schromelijke gevolgen heb ben. Veronderstellen wij bijvoorbeeld, dat ds bedenkelijke dijkafschuiving bij Driel op 4 'anuari '2G tot een 'dijkbreuk had geleid, dan zou bij een waterstand van 13.36 M. N.A.P. te Arnhem en 11.30 M. -f N.A.P. aan het- Lexkesveer, het Rijnwater te Driel met een hoogte van meer dan 12 M. N.A.P. in de Betuwe zijn ingebroken. Dit water zou door het watervrije kanaal -/•.ijn gestuit cn zou daar noodwendig zoo hoog zijn opgestuwd, dat het nagenoeg ban- ciijkSlioogte zou hebben bereikt. De hoogste waterstand in den Rijn, daar f€i* plaatse (ongeveer 11.00 M. N.A.P.), zou binnendijks waarschijnlijk overschre den zijn, zoodat er wellicht aanleiding ge weest zou zijn om een coupure te maken in den Oostelijke}!' band ijk van het kanaal, in welk geval de waterstand niet hooger geworden zou zijn dan ongeveer 11.00 M. N.A.P. Voorts merkte Ili| op, dat deze cijfers als maxima bedoeld siijh. De werkelijke hoogte zou in hooge male afgehangen hebben van den omvang en de capaciteit van de door- TEL. 217. braak, terwijl een doorbraak bij Driel ver» moedelijk tot een niet onbelangrijke verla ging van den rivierstand zou hebben ge leid. Toch mag worden gezegd, dat in dat ge val vrijwel de geheele Betuwe tot nabij Hui zen en Gent met overstrooming zou zijn ge teisterd en dat diep gelegen gronden bij Hemmen tot een diepte van ruim 4 M. over stroomd zouden zijn. Zonder watervrije afsluiting dwars door de Betuwe zouden deze laatste gronden wel is waar ook overstroomd zijn, maar niet tot zoodanige hoogte. Waar precies de grens van inundatie gelegen zou hebben is be zwaarlijk met juistheid aan te wijzen. Ik acht het waarschijnlijk, dat wanneer in 1926 de dijk bij Driel zou zijn doorgebroken, •Je gronden beoosten de spoorlijn Arnhem— Nijmegen wel vrij van waterlast gebleven zouden zijn en dat tal van hooger gelegen woningen watervrij gebleven zouden zijn. De afsluiting van Over-Betuwe zal ten gevolge hebben, dat in geval van doorbraak het water daar niet alleen hooger, maar 6ok veel sneller stijgt. De Over-Betuwe is van ouds dicht be volkt; de dorpen liggen er volstrekt niet in hoofdzaak op de dijken, zoodat een snelle overstrooming zeer groote gevaren oplevert voor mensch en dier. De oudere dorpen en woningen liggen van ouds op terreinsver heffingen. Deze kunnen van nut zijn zoo lang het water westwaarts een uitweg heeft, maar die terreinsverheffingen zijn nutte loos, wanneer het water tegen een sterke dvvarskeering opstuwt. Zij worden dan zelfs gevaarlijk, omdat een deel der bevolking waarschijnlijk op die terreinsverheffingen, die vroeger vrijwel watervrij bleven, zal vertrouwen en niet zal vluchten naar de dijken, waar dan dé eenige veilige toevlucht zijn zal. De vluchtheuvel (e Zetten de eenige in de Betuwe zou bij een doorbraak bij Driel missdnien nog eenig nut hebben af geworpen. Zijn juiste hoogteligging is mij wel is waar niet bekend, maar globaal ver heft hij zich ongeveer 4 M. boven de omge ving. zoodat het mij mogelijk voorkomt, 'Jat hij nog juist watervrij zou zijn geble ven. In dat geval zou een deel van de be volking van Zetten er een toevlucht hebben kunnen vinden. In het algemeen kan echter worden ge zegd, dat de Over-Betuwe zoodanig ver spreid is gebouwd, dai een snelle cn diepe overstrooming noodwendig moet leiden tot een hoogst ernstige ramp voor mensch en dier Het is echter zeer wel mogelijk om in het plan zoodanige wijzigingen aan te brengen. Jat, in den bestaanden waterstaatstoestand geen verandering van beteekenis komt. liet is mogelijk om aan de bezwaren te gen het kanaal van Lakemond naar Hien, »iit een oogpunt van Over-Betuwe be schouwd, tegemoet te komen. Naar wijn meening kan echter ten aanzien van de lag wat hier de voor Gelderland beste oplossing zou zijn, nog geen bepaald stand punt worden ingenomen. Uw college zou echter kunnen overwegen, of het niet op zijn weg zou liggen den minister van water staat reeds thans te wijzen op de ernstige gevaren, die een watervrije dvvarskeering voor de Betuwe, voor het district Over-Be tuwe medebrengt, dat zich nu bij een door braak in een van nature gunstige en his torisch gunstig ontwikkelde positie bevindt, waarop het historische en ook wellicht an dere rechten kan gronden. Het kanaal kan, zonder dat het college van Gedep. Staten gekend is in de wijzigin gen der waterkeering, niet tot stand ko men, waar ariikel 33 van de Waterstaats wet 1900 ook op door hot Rijk ondernomen werken van toepassing is. Bedoelde mede deeling zou er waarschijnlijk toe leiden, dat de minister bij de samenstelling van het plan met de geuite bezwaren rekening doet houden en daarbij wellicht nader over leg zal plegen. Ondanks moeilijkheden ontwiks kelt onze export zich niet ongunstig Gelijk bekend, is door de Sub-Commissie uit de Commissie voor de Economische Po litiek o.ra. in studie genomen het vraag stuk der handelsbelemmeringen. Vanwege het secretariaat der Sub-Commissie werd te dien einde onder toezicht van do he eren Prof. Mr. P. J. M. Aalberse en F. II. Fcn- tener van Vlissingcn een beknopt overzicht samengesteld van de voornaamste belem meringen, welke Nederlands buitcnland- schen handel in den weg werden gelegd, hetwelk thans als no. 5 van den jaargang 1929 der verslagen en mededeelingen van de afdeeling Handel en Nijverheid van het Departement voor Arbeid Handel en Nijver heid algemeen verkrijgbaar is gesteld. In de inleiding van het rapport wordt er op gewezen, dat niet tegenstaande nog steeds aan Nederlands buitenlandse®n han del ernstige moeilijkheden in den weg wor den gelegd, onze export zich de laatste ja ren niet ongunstig ontwikkelt cn dat de tegenwoordige uitvoer dien van. vóór den oorlog niet belangrijk blijkt (e overtreffen. Een en ander wordt aannemelijk aan de hand van uitvoerige berekeningen, welke aan het rapport zijn toegevoegd. Als ver houding tusschen de waarden van den ex port in de jaren 1913, 1926, 1927 cn 1928 wer den de volgende indexcijfers gevonden (1913 100): 100, 141 (of 135). 150. 156 (of 155). In het eerste hoofdstuk wordt de belem merende werking van steeds stijgende in voerrechten in het buitenland nagegaan; met voorbeelden wordt aangetoont dat, ter wijl in sommige gevallen ljoóge invoerrech ten, de exportcijfers ongunstig beinvloeden, dit nochtans niet altijd het geval is. In het zelfde hoofdstuk vindt men berekend index cijfers van de theoretische hoogte van het buitenlondsche tariefniveau vóór cn na den oorlog en den druk,die de invoerrechter practisch op een aantal belangrijke Neder- landsche exportproducten uitoefenen. Voorts geeft het verslag een Summier overzicht van de voornaamste der overige handelsbelemmeringen. Gewezen wordt o.m. op de moeilijkheden, welke, door verschil lende landen uit sanitaire overwegingen aan den buitenlandsche handel in den weg worden gelegd. Tevens wordt gewezen op de in sommige gevallen bestaande discri minaties. waardoor Nederlandsche produc ten ondanks de meestbegunstigingsclansule, aan hooger rechten onderworpen zijn dan soortgelijke, uit andere landen herkomstige producten. B. GROENEWEGEN. f Te Haarlem is, 60 jaar oud, overleden de heer B. Groenewegen, een bekende fi guur in de aannemerswereld. De heer Groenewegen was van 1901 Lot 1907 secretaris van den Ned. Aannemers- bond en vele jaren was hij lid van het hoofdbestuur. den advocaat terug kwam en je mij bij het vuur in de zitkamer een kus gegeven had, dan zou ik geweten hebben, dat je dit deed omdat je mij liefhad en je het niet laten kon en ik zou het je ver geven hebben. En welk soort man je later ook zou blijken te zijn. ik zou je hebben liefgehad omdat je mij liefhad. Ik was niet bang, dat je zou blijken een heel slecht karakter te hebben, ofschoon ik wel wist, dat je iets voor mij geheim hield. Ik ben geen zottin, maar ik wist zeker, dat het niet iets was waarover je je behoefde te schamen. Maar wat ik niet wist en wat ik mij na dien tijd steeds heb afgevraagd was ditof je mij het recht gege,ven hebt mij je vrouw te noemen uit vriendelijkheid, omdat je medelijden met mij had, of om dat je mij liefhebt". „Ik geloof een beetje om beide redenen.' „O ja. denk je dat Dan wou ik, dat ik iets groots en hards en zwaars had om naar je toe te gooien." „Lieveling „Noem je mij eindelijk zoo „Begrijp je iets van de dingen die ik toen voorzag En ik voorzag nog lang niet alles. Indien ik begrepen had wat mijn „zwakke ling" van een vriend bedoelde met zijn toe speling op de moeilijkheden, die hij graag ontwijken wou, dan geloof ik heusch. dat ik hem zijn eigen gang had laten gaan." „Hoe is het met hem afgeloopen?" „Wat je zei. dat je broer moeilijkheden had gehad met Percival Talbot, was volko men waar, ofschoon ik het toen niet wist en ik was de Percival Talbot niet dien ie ver onderstelde. Het schijnt, dat je broer naar Messina gegaan is om naar je te informee- ren. Toen ik van hem vandaan ging kreeg mijn weldoener lust om uit te gaan; mis schien had hij weer kwaad in den zin. Je broer liep daar ook rond „Waarschijnlijk ook met iets kwaads in den zin". „Dat kan ik niet zeggen, misschien deed hij onderzoek na^r jou. Hij ontmoette Tal bot, cn toen ontstonden er onaangenaam heden. Wat er precies gebeurd is weet ik niet, dat weet Polhurston alleen; ik geloof dat hij niet de man is om meer te zeggen dan hij verantwoorden kan. Iemand schijnt begrepen te hebben, dat je broer hem haast vermoord heeft, maar ik geloof, dat hij meer te lijden heeft gehad van de aardbe ving dan van Polhurston. Ik had iemand uitgezonden om Talbot te zoeken en hij vond hem. Hij w$s stervende." „Tengevolge van hetgeen mijn broer hem gedaan had „Neen, voor zoover ik kan nagaan dat volstrekt niet. IJdj heeft daar waarschijn lijk uren gelegen. Er was een gedeelte van een gebouw op l>pm terechtgekomen en hij wist dat hij.sterven ging. Dat bewust zijn schijnt een .ander mensch van hem gemaakt te hebban. Hij drukte het ver langen uit naar^tigeland getransporteerd te worden, na$rj Monniksland, on ik schroef dat hij kpmpn kon. Dat hij zoo op zag tegen terugkeren naar Engeland was omdat hij vervolgd werd door de politie Indien hij ontsnapte dan zouden anderen, even misdadig ,pJs |hij, ook gevaar loopen en hem dooden zoodra zij er kans toe za gen. Daarom gajf. ik do politie kennis dat hij -zou komen, eni, droeg den inspecteur op hem bij zijn Jtoipjiet af te halen. Hij was eigenlijk een geviyigene- de inspecteur was zijn opzichter, Ik had hem hier naar toe laten brengen. Ik wist wat John Eva cn zijn vrienden van plan waren, want ik had informatiebureau x waar zij geen idee van hadden. Ik wist, dat de aanslag dien nacht zou plaats hebben. Den vori gen nacht, toen Eva uit was om de laat ste schikkingen te maken voor mijn ver nietiging, had ik Talbot hier in huis laten brengen en onder toezicht gesteld van een inspecteur en den dokter: de man, dien je naast zijn bed hebt zien staan was de dok ter. Ik liet hen alle drie naar de z.g. safe brengen, waar zijn vrouw al aanwezig was." „Dus je wist, dat hij getrouwd was" „Ja, daar wist ik alles van en ook hoe slecht hij haar behandeld had. Ik geloof, dat somtijds, hoe slechter een man een vrouw behandelt, hoe meer zij hem lief heeft." „Verklaart dat misschien, dat ik daar om een weinig met je op heb Een glimlach, die misschien veel moest beteekenen, was zijn eenige antwoord. „De oude Talbot had meer dan één be doeling met die safe; onder anderen schijnt hij het mogelijk geacht te hebben het verblijf als een schuilplaats te kunnen gebruiken wanneer de vervolging te ge vaarlijk werd. liet vertrek kon uitstekend verlicht, verwarmd en geventileerd wor den. Het was Talbot's eigen verkiezing, hij drong er op aan in de safe gehuisvest te worden, want hij dacht daar alleen bevel ligd te zijn tegen zijn vrienden. De dokter zei, dat het geen verschil maakte. Het was een quaestie van eenige uren in ieder ge val; hij mocht dus zijn zin hebben. Ziedaar weer een gedeelte van de geschiedenis, die je nu zeker wel begrijpen zult." „Er is nog één ding. dat ik niet begre pen hebwelke rol heeft Polhurston er in gespeeld Je schijnt oogen cn ooreu voor iedereen gehad te hebben. Je weet zeker wel wat soort van man mijn broeder is ook hij is een zwakkeling een kreu pele hond." „Ik heb goede verwachting van je broer." „Dat is heel lief van je. Ik ben bang meer dan jij." „Ik heb maatregelen genomen voor het betalen van zijn#schulden." „Was dat de beteekenis van het onder houd, dat je met hem gehad hebt dien morgen toen ik met Phoebé naar Penance geweest bent? Kwam het daardoor, dat je van elkaar scheidde als een paar goede vrienden?" „Dat zal er wel mee in verband gestaan hebben. Hij heeft karakter, die broer vnn je. Ik weet zeker, dat hij goede eigenschap pen heeft. Als hij maar eerst iets heeft als een vast inkomen „En zal jij daar voor zorgen?" „Hoe dan ook, ik geloof dat je vertrou wen in hem zult krijgen." „En heeft mijnheer Herbert zijn nagels ingetrokken?" „Lieve kind. vergeleken hij dien bedrie ger, dien schavuit is je broer een heilige. Claude Herbert, alias Isaac Lewinsky, was in het begin van zijn loopbaan een woeke raar; het spreekt vanzelf, dat het voor naamste wat hij deed was het in ontvangst nemen van gestolen goederen. fWordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1929 | | pagina 9