AMERSFOOSHSCH BAGB1AB
Maakt Uw Limonades zelf
BELANGEN DER BETUWE GESCHAAD?
Zaterdag 15 Juni 1929
-DE EEMLANDEft'
27e Jaargang No. 292
DERDE BLAD.
BIJ DOORBRAAK GROOl
GEVAAR
FEUILLETON.
De Plaatsvervanger
Essences voor Limonades a 35 ct. per flacon.
A. v. d. WEG.
LANGESTRAAT 23
BELEMMERINGEN VAN
ONZEN HANDEL
Een rapport
AMSTERDAM -BOVENRIJN
Vragen van Mr. Dr. Kol/f
te Geldermalsen aan
Gcd. Staten
Rapport van den hoofd
ingenieur van den
Waterstaat
Mr. dr. G. Kolff te Geldermalsen, lid der
Prov. Staten van Gelderland, heeft tot het
college van Gedeputeerde Staten de. vol
gende schriftelijke vragen gericht
1. Zijn Ged. Staten niet van oordeel,
dat bij den aanleg e etter kanaalverbin
ding van Amsterdam naar de Waal
het belang der provincie Gelderland in
hooge mate is betrokken?
2. Indien ja, vindt het college niet,
dat er termen aanwezig zijn om aan
den prov. waterstaat opdracht te geven
ten spoedigste rapport uit te brengen,
door welk tracé het belang der geheele
provincie het best zal worden gediend?
3. Zijn Ged. Stalen in dat geval bereid
van den inhoud van dat rapport aan
de Prov. Staten mededeeling te doen?
4. Hebben Ged. Staten er kennis van
genomen, dat bij het zgn. Geldersche
Valleiplan dwars door de Betuwe is
ontworpen een kanaal in open gemeen
schap staande met de aangrenzende
rivieren de Bijn en de Waal welk
kanaal aan weerszijden vordert den
aanleg van hoogwaterkeerende dijken?
5. Indien ja. is het college dan niet
van oordeel, dat, afgezien van de daar
door ontstaande toeneming van -gevaar
voor doorbraak en kwelwater, de Over-
Betuwe daardoor in geval van door
braak harer thans bestaande rivierdij
ken waar de afvloeiing van inunda
tiewater in westelijke richting niet al
leen zal worden belemmerd, doch zelfs
door het, maken eener keering aan den
grondduiker voor den afvoer van het
Linge-water zal worden belet in
zoodanig een gevaarlijke positie zal ge
raken, dat van een zoodanige ramp de
ernstigste gevolgen voor de bewoners
van dat gedeelte onzer proviircie zijn te
duchten?
6. Zijn Ged. Staten op grond van die
overweging bereid reeds thans nu
het daarvoor nog tijd is aan de re
geering hun ernstige bezwaren tegen
een zoodanige verandering in den wa
terstaatkundigen toestand van een be
langrijk deel onzer provincie te doen
kennen
Antwoord van Ged. Staten.
Ged. Staten hebben hun antwoord op
deze vragen aan de leden der Staten mee
gedeeld. De 'eerste vraag wordt bevestigend
beantwoord. Ten aanzien van «Ie twee ie
rvraag hebben Ged. Staten de hoofdingenieur
van den Prov. Waterstaat om een summier
overzicht verzocht van de voor- en nade.:-
Icn voor de provincie bij een kanaalverbin
ding volgens het Geldersche Valleiplan cn
volgens een route over Wijk bij Duurstede
en Tiel. Van dit rapport zal mededeeling
aan de Prov. Staten worden gedaan. De
vierde vraag wordt bevestigend beant
woord. Ged. Staten hebben betreffende de
in vraag 5 opgeworpen quaestie het gevoe
len ingewonnen van den hoofdingenieur
van den Prov. Waterstaat. Met den inhoud
van diens rapport kunnen Ged. Staten zich
vereenigen.
De herfst in ons leven zij als de herfst in
de natuur: verkleuring van het groen, maar
vol schoonheid.
door
RICHARD MARSH-.
Vrij naar het Engelsch door C. M. G. de W.
71
„Over het algemeen is dat waar, maar ik
was getrouwd in zeer bijzondere omstandig
heden. Je wist niet de geheele waarheid
voor zoover het mijn persoon betrof. Toen
je met mij trouwde was het best mogelijk,
dat je zou zeggen: je hebt niet het recht
met mij te trouwen, en dat was zoo. Ik wou
je doen gevoelen, dat je wel in naam mijn
vrouw was, maar ook alleen in naam. Zco-
dat je, indien je dat wenschte, kon terug
keeren tot het oude leven precies zooals je
het verlaten had. Ik beschouwde mij zelf
meer als voogd dan als echtgenoot, en toch
moest ik je echtgenoot worden om je voogd
te kunnen wezen."
„Was het daarom, dat je de gewone vor
men niet in acht nam
„Heeft wat er sedert dien tijd gebeurd
is je riet bewezen dat ik gelijk had? Je
zegt dat je mij vertrouwde en ik weet dat
je dit in zeker opzicht ook deed. maar toch
waren er oogenblikken, dat je mij een heel
vreemden man vond."
„Dat vind ik nog. Maar maakt dat eenig
verschil Indien je mij in je armen geno
men had, dien eersten middag toen je van
Wat vraag 6 betreft verklaren Ged. Sta
ten met den hoofdingenieur van oordeel te
zijn, dat ten aanzien van de vraag op welke
wijze de bezwaren, die uit een kanaal met
bandijken door de Betuwe op haar smalst
kunnen voortvloeien, het best waren te on
dervangen, thans nog geen bepaald stand
punt kan worden ingenomen. Zij stellen
zich echter voor in het huidige stadium
der zaak reeds den minister te wijzen op
de ernstige gevaren, die de bouw van het
kanaal voor de daarboven gelegen grond
medebrengt, opdat de minister reeds thans
met de groote bezwaren rekening kan doen
houden en wellicht nader overleg zal ple
gen.
Uit het hierboven bedoelde rapport van
den hoofdingenieur van den Rijkswater
staat in de provincie Gelderland stippen
wij het volgende aan
Rapport van den Hoofdingenieur.
Indien voor het scheepvaartkanaal van
Amsterdam naar den Rijn een tracé door
de Geldersche Vallei zal worden gekozen
cn in aansluiting op het eigenlijke Gelder
sche Valleikanaal de Betuwe zal worden
doorgegraven met een kanaal ongeveer
van Lakemond naar I-Iien. dan is het mo
gelijk dat in den waterstaatstoestand van
de landen tusschen den Xeder-Rijn en de
Lek eenerzijds cn de Waal anderzijds zeer
belangrijke wijzigingen zullen worden aan
gebracht. Zulks is ongetwijfeld het geval
wanneer het project tot uitvoering kómt,
dat voorloopig voor het kanaalgedeelte
schijnt te zijn aangewezen.
De hoofdingenieur is van meening dat.
wanneer thans sprake is van het kanaal
door de Geldersche Vallei, te mogen aan
nemen, dat dan bedoeld wordt een kanaal,
zooals dit werd beschreven in Hoofdstuk
VIII van het Rapport inzake een scheep
vaartweg van Amsterdam naar den Rijn,
opgemaakt in opdracht van den minister
van waterstaat door den hoofdingenieur
van den rijkswaterstaat dr. L. ft. Wen thai t.
op blz. 72, en wel met slechts één sluis aan
de Waalzijde en dus ter weerszijden vóór
zien van hoogwaterkeerende bandijken.
Daarbij zal ten behoeve van de Linge. on
der dit kanaal door, eén afsluitbare grond-
duiker worden gebouwd, die in normale
lijden de afwatering van de Linge niet be
hoeft te belemmeren, maar die ingeval van
dijkdoorbraak in Over-Betuwezal worden
gesloten, zoodat dan de van ouds bestaan
de afvoer van het overstroomingsw'ater (in
hoofdzaak gericht op Gorinchem) voor het
vervolg zal worden gekeerd.
Voorziet het plan-Wcntholt nog een sluw
in den Xeder-Rijn nabij de Grebbe, na het
geen sedert te dezer zake is gepubliceerd
neem ik aan, dat deze stuw niet gebouwd
zal worden cn dat de Neder-Bijn dus vrij
zal blijven 'aTstroomen.
In verband daarmede zal dan echter in
het noordelijk deel van het kanaal door
de Betuwe, van Lakemond tot de schut
sluis, ook de laagste rivierwaterstand van
den Rijn in den overgang bij de Grebbe
voorkomen en de kanaalbodem ruim 2 M
dieper moeten worden uitgebaggerd dan op
het bij het rapport-W ontholt behoorende
lengteprofiel is aangegeven.
Uit brengt zoodanige wijzigingen in het
project, dat moet worden opgemerkt, dat
een recent voor-ontwerp voor het Kanaal
door de Betuwe van Lakemond naar Ilien
feitelijk nog niet bestaat. Het lengteprofiel
van het kanaal zal echter zonder stuw in
den Neder-Rijn, ongeveer moeten overeen
komen rnet dat van het plan van Ir. van
Goor, in 1919 ontworpen voor de kanaalver
binding „de Geldersche Vallei".
Intusschen ïs het bezwaar, dat voor dit
kanaal nog gèen vast omlijnd plan aan
wezig is, niet "van zó^1 overwegende betee»
kenis, dat de mij ter beoordeeling gegeven
vraag niet in'hoofdzaak zou kunnen wor
den beantwoord.
Wanneer men aanijiéemt, dat het bedoel
de kanaal in tijden van watersnood in
Over-Betuwe, een volkomen waterkeering
zal zijn, dan zijn daarvoor voor Over-Be
tuwe zeer zeker ernstige gevolgen te duch
ten.
Zonder mij in oriÜérdeelen te begeven
kan worden opgemerkt, dat bij doorbraak
de ramp voor de Over-Betuwe thans be
trekkelijk weinig ernstig wordt, doordat het
water vrijwel ongehinderd westwaarts kan
afstroomen.
De ramp zal* daardoor in hoofdzaak be
perkt blijven tot de naaste omgeving van
de doorbraak en tot de daardoor ontstane
stroombaan door de 'Betuwe.
Het land heeft zich bovendien in den
loop der tijden \vat bebouwing e. d. betreft
zonder twijfel aan dien natuurlijken toe
stand aangepast.
De Betuwe was immers reeds bij het be
gin onzer jaartelling bewoond. Eerst lang
zamerhand. naarmate de bedijkingen tot
stand kwamen en volmaakter werden, wei d
de geheele landstreek tusschen de beide
takken van den Rijn tot bewoning geschikt.
Doorbraken kwamön echter veelvuldig
voor. Met water ontlastte zich oorspronke
lijk in den Alblasserwaard en de Vijf-IIee-
ren-landen, later, sedert den aanleg van
don Diefdijk in het begin van de lie eeuw
en na 1660 en vooral na de totstandkoming
en versterking van de Diefdijklinie, in de
Tielerwaard.
De aanwezige dvvarskeeringen zijn van
vveinig beteekenis. De in 1795 aangelegde
Grebbelinie is goeddeels gesloopt, en kan in
zijn tegenwoordigen toestand de afstroo
ming van het water niet meer belemmeren
De Aalsdijk, de dijk langs de Korne en
de Noorder Lingedïjk kunnen nog cenig
water keeren, maar de Tielerwaard loopt al
zeer spoedig in, zoodat het inundatiewater
van een krachtige doorbraak in Over-Be-
luwe tenslotte steeds door de Linge en door
de Tielerwaard is geloosd. Wordt die loo-
zing nu afgebroken, dan verandert do
stroombaan, die zich thans bij doorbraak
in Over-Betuwe vormt, in een volkomen
inundatie, waarbij de geheele kom in kor
ten tijd zal worden ge\uld en alle hoogére
punten (die meestal bebouwd zijn), mede
zullen worden overvloeid.
De rapporteur zegt voorts, dat. hij zich
hans niet hoeft te begeven in de groote
nadeclen, die de beslaande toestand heeft
oor het westelijk deel der provincie tus
schen Lek en Waal en moge mij dus beper
ken tot ds beantwoording van de gestelde
vraag ten aanzien van Over-Betuwe.
Zeker zal dus een doorbraak op een hoog
gelegen punt van'de Over-Betuwe, nadat
een volkomen waterkeering tusschen Lake
mond en llien tot stand zal zijn gebracht,
in dat district schromelijke gevolgen heb
ben.
Veronderstellen wij bijvoorbeeld, dat ds
bedenkelijke dijkafschuiving bij Driel op 4
'anuari '2G tot een 'dijkbreuk had geleid,
dan zou bij een waterstand van 13.36 M.
N.A.P. te Arnhem en 11.30 M. -f N.A.P. aan
het- Lexkesveer, het Rijnwater te Driel met
een hoogte van meer dan 12 M. N.A.P.
in de Betuwe zijn ingebroken.
Dit water zou door het watervrije kanaal
-/•.ijn gestuit cn zou daar noodwendig zoo
hoog zijn opgestuwd, dat het nagenoeg ban-
ciijkSlioogte zou hebben bereikt.
De hoogste waterstand in den Rijn, daar
f€i* plaatse (ongeveer 11.00 M. N.A.P.),
zou binnendijks waarschijnlijk overschre
den zijn, zoodat er wellicht aanleiding ge
weest zou zijn om een coupure te maken
in den Oostelijke}!' band ijk van het kanaal,
in welk geval de waterstand niet hooger
geworden zou zijn dan ongeveer 11.00 M.
N.A.P.
Voorts merkte Ili| op, dat deze cijfers als
maxima bedoeld siijh. De werkelijke hoogte
zou in hooge male afgehangen hebben van
den omvang en de capaciteit van de door-
TEL. 217.
braak, terwijl een doorbraak bij Driel ver»
moedelijk tot een niet onbelangrijke verla
ging van den rivierstand zou hebben ge
leid.
Toch mag worden gezegd, dat in dat ge
val vrijwel de geheele Betuwe tot nabij Hui
zen en Gent met overstrooming zou zijn ge
teisterd en dat diep gelegen gronden bij
Hemmen tot een diepte van ruim 4 M. over
stroomd zouden zijn.
Zonder watervrije afsluiting dwars door
de Betuwe zouden deze laatste gronden wel
is waar ook overstroomd zijn, maar niet tot
zoodanige hoogte. Waar precies de grens
van inundatie gelegen zou hebben is be
zwaarlijk met juistheid aan te wijzen. Ik
acht het waarschijnlijk, dat wanneer in
1926 de dijk bij Driel zou zijn doorgebroken,
•Je gronden beoosten de spoorlijn Arnhem—
Nijmegen wel vrij van waterlast gebleven
zouden zijn en dat tal van hooger gelegen
woningen watervrij gebleven zouden zijn.
De afsluiting van Over-Betuwe zal ten
gevolge hebben, dat in geval van doorbraak
het water daar niet alleen hooger, maar
6ok veel sneller stijgt.
De Over-Betuwe is van ouds dicht be
volkt; de dorpen liggen er volstrekt niet in
hoofdzaak op de dijken, zoodat een snelle
overstrooming zeer groote gevaren oplevert
voor mensch en dier. De oudere dorpen en
woningen liggen van ouds op terreinsver
heffingen. Deze kunnen van nut zijn zoo
lang het water westwaarts een uitweg heeft,
maar die terreinsverheffingen zijn nutte
loos, wanneer het water tegen een sterke
dvvarskeering opstuwt. Zij worden dan zelfs
gevaarlijk, omdat een deel der bevolking
waarschijnlijk op die terreinsverheffingen,
die vroeger vrijwel watervrij bleven, zal
vertrouwen en niet zal vluchten naar de
dijken, waar dan dé eenige veilige toevlucht
zijn zal.
De vluchtheuvel (e Zetten de eenige
in de Betuwe zou bij een doorbraak bij
Driel missdnien nog eenig nut hebben af
geworpen. Zijn juiste hoogteligging is mij
wel is waar niet bekend, maar globaal ver
heft hij zich ongeveer 4 M. boven de omge
ving. zoodat het mij mogelijk voorkomt,
'Jat hij nog juist watervrij zou zijn geble
ven. In dat geval zou een deel van de be
volking van Zetten er een toevlucht hebben
kunnen vinden.
In het algemeen kan echter worden ge
zegd, dat de Over-Betuwe zoodanig ver
spreid is gebouwd, dai een snelle cn diepe
overstrooming noodwendig moet leiden tot
een hoogst ernstige ramp voor mensch en
dier
Het is echter zeer wel mogelijk om in het
plan zoodanige wijzigingen aan te brengen.
Jat, in den bestaanden waterstaatstoestand
geen verandering van beteekenis komt.
liet is mogelijk om aan de bezwaren te
gen het kanaal van Lakemond naar Hien,
»iit een oogpunt van Over-Betuwe be
schouwd, tegemoet te komen. Naar wijn
meening kan echter ten aanzien van de
lag wat hier de voor Gelderland beste
oplossing zou zijn, nog geen bepaald stand
punt worden ingenomen. Uw college zou
echter kunnen overwegen, of het niet op
zijn weg zou liggen den minister van water
staat reeds thans te wijzen op de ernstige
gevaren, die een watervrije dvvarskeering
voor de Betuwe, voor het district Over-Be
tuwe medebrengt, dat zich nu bij een door
braak in een van nature gunstige en his
torisch gunstig ontwikkelde positie bevindt,
waarop het historische en ook wellicht an
dere rechten kan gronden.
Het kanaal kan, zonder dat het college
van Gedep. Staten gekend is in de wijzigin
gen der waterkeering, niet tot stand ko
men, waar ariikel 33 van de Waterstaats
wet 1900 ook op door hot Rijk ondernomen
werken van toepassing is. Bedoelde mede
deeling zou er waarschijnlijk toe leiden,
dat de minister bij de samenstelling van
het plan met de geuite bezwaren rekening
doet houden en daarbij wellicht nader over
leg zal plegen.
Ondanks moeilijkheden ontwiks
kelt onze export zich
niet ongunstig
Gelijk bekend, is door de Sub-Commissie
uit de Commissie voor de Economische Po
litiek o.ra. in studie genomen het vraag
stuk der handelsbelemmeringen. Vanwege
het secretariaat der Sub-Commissie werd te
dien einde onder toezicht van do he eren
Prof. Mr. P. J. M. Aalberse en F. II. Fcn-
tener van Vlissingcn een beknopt overzicht
samengesteld van de voornaamste belem
meringen, welke Nederlands buitcnland-
schen handel in den weg werden gelegd,
hetwelk thans als no. 5 van den jaargang
1929 der verslagen en mededeelingen van
de afdeeling Handel en Nijverheid van het
Departement voor Arbeid Handel en Nijver
heid algemeen verkrijgbaar is gesteld.
In de inleiding van het rapport wordt er
op gewezen, dat niet tegenstaande nog
steeds aan Nederlands buitenlandse®n han
del ernstige moeilijkheden in den weg wor
den gelegd, onze export zich de laatste ja
ren niet ongunstig ontwikkelt cn dat de
tegenwoordige uitvoer dien van. vóór den
oorlog niet belangrijk blijkt (e overtreffen.
Een en ander wordt aannemelijk aan de
hand van uitvoerige berekeningen, welke
aan het rapport zijn toegevoegd. Als ver
houding tusschen de waarden van den ex
port in de jaren 1913, 1926, 1927 cn 1928 wer
den de volgende indexcijfers gevonden (1913
100): 100, 141 (of 135). 150. 156 (of 155).
In het eerste hoofdstuk wordt de belem
merende werking van steeds stijgende in
voerrechten in het buitenland nagegaan;
met voorbeelden wordt aangetoont dat, ter
wijl in sommige gevallen ljoóge invoerrech
ten, de exportcijfers ongunstig beinvloeden,
dit nochtans niet altijd het geval is. In het
zelfde hoofdstuk vindt men berekend index
cijfers van de theoretische hoogte van het
buitenlondsche tariefniveau vóór cn na den
oorlog en den druk,die de invoerrechter
practisch op een aantal belangrijke Neder-
landsche exportproducten uitoefenen.
Voorts geeft het verslag een Summier
overzicht van de voornaamste der overige
handelsbelemmeringen. Gewezen wordt o.m.
op de moeilijkheden, welke, door verschil
lende landen uit sanitaire overwegingen
aan den buitenlandsche handel in den weg
worden gelegd. Tevens wordt gewezen op
de in sommige gevallen bestaande discri
minaties. waardoor Nederlandsche produc
ten ondanks de meestbegunstigingsclansule,
aan hooger rechten onderworpen zijn dan
soortgelijke, uit andere landen herkomstige
producten.
B. GROENEWEGEN. f
Te Haarlem is, 60 jaar oud, overleden
de heer B. Groenewegen, een bekende fi
guur in de aannemerswereld.
De heer Groenewegen was van 1901 Lot
1907 secretaris van den Ned. Aannemers-
bond en vele jaren was hij lid van het
hoofdbestuur.
den advocaat terug kwam en je mij bij
het vuur in de zitkamer een kus gegeven
had, dan zou ik geweten hebben, dat je
dit deed omdat je mij liefhad en je
het niet laten kon en ik zou het je ver
geven hebben. En welk soort man je later
ook zou blijken te zijn. ik zou je hebben
liefgehad omdat je mij liefhad. Ik was
niet bang, dat je zou blijken een heel
slecht karakter te hebben, ofschoon ik wel
wist, dat je iets voor mij geheim hield. Ik
ben geen zottin, maar ik wist zeker, dat
het niet iets was waarover je je behoefde
te schamen. Maar wat ik niet wist en wat
ik mij na dien tijd steeds heb afgevraagd
was ditof je mij het recht gege,ven hebt
mij je vrouw te noemen uit vriendelijkheid,
omdat je medelijden met mij had, of om
dat je mij liefhebt".
„Ik geloof een beetje om beide redenen.'
„O ja. denk je dat Dan wou ik, dat ik
iets groots en hards en zwaars had om naar
je toe te gooien."
„Lieveling
„Noem je mij eindelijk zoo
„Begrijp je iets van de dingen die ik toen
voorzag En ik voorzag nog lang niet alles.
Indien ik begrepen had wat mijn „zwakke
ling" van een vriend bedoelde met zijn toe
speling op de moeilijkheden, die hij graag
ontwijken wou, dan geloof ik heusch. dat
ik hem zijn eigen gang had laten gaan."
„Hoe is het met hem afgeloopen?"
„Wat je zei. dat je broer moeilijkheden
had gehad met Percival Talbot, was volko
men waar, ofschoon ik het toen niet wist en
ik was de Percival Talbot niet dien ie ver
onderstelde. Het schijnt, dat je broer naar
Messina gegaan is om naar je te informee-
ren. Toen ik van hem vandaan ging kreeg
mijn weldoener lust om uit te gaan; mis
schien had hij weer kwaad in den zin. Je
broer liep daar ook rond
„Waarschijnlijk ook met iets kwaads in
den zin".
„Dat kan ik niet zeggen, misschien deed
hij onderzoek na^r jou. Hij ontmoette Tal
bot, cn toen ontstonden er onaangenaam
heden. Wat er precies gebeurd is weet ik
niet, dat weet Polhurston alleen; ik geloof
dat hij niet de man is om meer te zeggen
dan hij verantwoorden kan. Iemand schijnt
begrepen te hebben, dat je broer hem haast
vermoord heeft, maar ik geloof, dat hij
meer te lijden heeft gehad van de aardbe
ving dan van Polhurston. Ik had iemand
uitgezonden om Talbot te zoeken en hij
vond hem. Hij w$s stervende."
„Tengevolge van hetgeen mijn broer hem
gedaan had
„Neen, voor zoover ik kan nagaan dat
volstrekt niet. IJdj heeft daar waarschijn
lijk uren gelegen. Er was een gedeelte van
een gebouw op l>pm terechtgekomen en
hij wist dat hij.sterven ging. Dat bewust
zijn schijnt een .ander mensch van hem
gemaakt te hebban. Hij drukte het ver
langen uit naar^tigeland getransporteerd
te worden, na$rj Monniksland, on ik
schroef dat hij kpmpn kon. Dat hij zoo op
zag tegen terugkeren naar Engeland was
omdat hij vervolgd werd door de politie
Indien hij ontsnapte dan zouden anderen,
even misdadig ,pJs |hij, ook gevaar loopen
en hem dooden zoodra zij er kans toe za
gen. Daarom gajf. ik do politie kennis dat
hij -zou komen, eni, droeg den inspecteur
op hem bij zijn Jtoipjiet af te halen. Hij was
eigenlijk een geviyigene- de inspecteur
was zijn opzichter, Ik had hem hier naar
toe laten brengen. Ik wist wat John Eva
cn zijn vrienden van plan waren, want
ik had informatiebureau x waar zij geen
idee van hadden. Ik wist, dat de aanslag
dien nacht zou plaats hebben. Den vori
gen nacht, toen Eva uit was om de laat
ste schikkingen te maken voor mijn ver
nietiging, had ik Talbot hier in huis laten
brengen en onder toezicht gesteld van een
inspecteur en den dokter: de man, dien je
naast zijn bed hebt zien staan was de dok
ter. Ik liet hen alle drie naar de z.g. safe
brengen, waar zijn vrouw al aanwezig
was."
„Dus je wist, dat hij getrouwd was"
„Ja, daar wist ik alles van en ook hoe
slecht hij haar behandeld had. Ik geloof,
dat somtijds, hoe slechter een man een
vrouw behandelt, hoe meer zij hem lief
heeft."
„Verklaart dat misschien, dat ik daar
om een weinig met je op heb
Een glimlach, die misschien veel moest
beteekenen, was zijn eenige antwoord.
„De oude Talbot had meer dan één be
doeling met die safe; onder anderen
schijnt hij het mogelijk geacht te hebben
het verblijf als een schuilplaats te kunnen
gebruiken wanneer de vervolging te ge
vaarlijk werd. liet vertrek kon uitstekend
verlicht, verwarmd en geventileerd wor
den. Het was Talbot's eigen verkiezing, hij
drong er op aan in de safe gehuisvest te
worden, want hij dacht daar alleen bevel
ligd te zijn tegen zijn vrienden. De dokter
zei, dat het geen verschil maakte. Het was
een quaestie van eenige uren in ieder ge
val; hij mocht dus zijn zin hebben. Ziedaar
weer een gedeelte van de geschiedenis, die
je nu zeker wel begrijpen zult."
„Er is nog één ding. dat ik niet begre
pen hebwelke rol heeft Polhurston er
in gespeeld Je schijnt oogen cn ooreu
voor iedereen gehad te hebben. Je weet
zeker wel wat soort van man mijn broeder
is ook hij is een zwakkeling een kreu
pele hond."
„Ik heb goede verwachting van je broer."
„Dat is heel lief van je. Ik ben bang meer
dan jij."
„Ik heb maatregelen genomen voor het
betalen van zijn#schulden."
„Was dat de beteekenis van het onder
houd, dat je met hem gehad hebt dien
morgen toen ik met Phoebé naar Penance
geweest bent? Kwam het daardoor, dat je
van elkaar scheidde als een paar goede
vrienden?"
„Dat zal er wel mee in verband gestaan
hebben. Hij heeft karakter, die broer vnn
je. Ik weet zeker, dat hij goede eigenschap
pen heeft. Als hij maar eerst iets heeft als
een vast inkomen
„En zal jij daar voor zorgen?"
„Hoe dan ook, ik geloof dat je vertrou
wen in hem zult krijgen."
„En heeft mijnheer Herbert zijn nagels
ingetrokken?"
„Lieve kind. vergeleken hij dien bedrie
ger, dien schavuit is je broer een heilige.
Claude Herbert, alias Isaac Lewinsky, was
in het begin van zijn loopbaan een woeke
raar; het spreekt vanzelf, dat het voor
naamste wat hij deed was het in ontvangst
nemen van gestolen goederen.
fWordt vervolgd.)