AMERSFOÖKTSCH DAÖBLAJ5 Nederlandsch Witboek verschenen ONZE ONDERHANDELINGEN MET BELGIE De Plaatsvervanger Maandag 17 Juni 1929 -DE EEMLANDER" 27e Jaargang No. 293 WAARTOE NEDERLAND BEREID IS FEUILLETON. Onze souvereiniteit op de Beneden Schelde en ons Zeeuwsch gebied mogen niet in gevaar komen Een Moerdijk-kanaal politiek onmogelijk De minister van buitenlandsche zaken heeft aan de beide Kamers der Statcn-Ge- neraal doen toekomen een Witboek, bevat tende de bescheiden inzake de tusschcn Nederland en België hangende vraagstuk ken door de wederzijdsche regeeringen gewisseld sedert de verwerping van het verdrag \an 3 April 1925. Wederzijdsche betuigingen van goeden wil. Met bevat vooreerst een memorandum 'door den Belgischen gezant te 's-Gtaven- hage op li Juni 1928 aan den minister ,van buitenlandsche zaken overhandigd. Daarin wordt gezegd, dat de Belgische re geering met voldoening de verklaringen heeft gelezen, welke de Xederlandsche minister van buitenlandsche zaken on langs in de Statcn-Generaal als antwoord aan den heer Anema heeft afgelegd met betrekking tot „het belang, dat beide lan den hebben bij de spoedige afwikkeling van de aanhangige vraagstukken en met be trekking tot het initiatief in zake het her- «vatlen van de onderhandelingen". Onder herinnering aan den tegeinoctko- menden geest, dien de Belgische regeering door de aanvaarding van het Verdrag van 1925 aan den dag heeft gelegd, dringt de Belgische regeering aan od het verkrijgen ,van een uiteindelijke oplossing der vraag stukken ten aanzien waarvan men in 1925 tot overeenstemming was gekomen. Onder deze zegt de Belgische regee ring zijn er vooral twee die een onver wijlde regeling eischen: onze verbindingen inet de.zee en met den Rijn. Hierop volgt het antwooid-meniorandum van de Xederlandsche regeering, op 28 lJuni 1928 aan den Belgischen gezant te 's-Gravènhage overhandigd. Daarin wordt verklaard, dat de Xederlandsche regee ring, bezield door het verlangen, hartelijke betrekkingen van nabuurschap te bevorde ren, niet minder dan de Belgische regee ring wenscht, met deze de hangende .vraagstukken, waarvan zoowel het Bel- gisch-Xederlandsche, als het Europcesche belang haar geenszins is ontgaan, te kun nen regelen in vriendschappelijke samen werking cn rekening houdend met de we derzijdsche behoeften. Waartoe Nederland bereid is. Op dit antwoord-memorandurn volgt een schema, op 23 October 192S namens de Xe derlandsche regeering aan de Belgische re geering aangeboden. (Hierbij zij aangetee- kend, dat de punten, waarover Belgie wil de onderhandelen in het algemeen aan de Xederlandsche regeering uit de Belgische nota van li Juni 1928 hekencl waren. Juri- tlische punten werden in het schéma niet opgenomen, omdat het in discussie bren gen daarvan pen oplossing slechts zou kun nen vertragen.) Vooropgesteld werd, dat het schema niet mocht worden beschouwd als een reeks voorstellen, maar „without prejudice", als een mogelijken grondslag voor onderhan delingen en overeenstemming. liet doende te worden beschouwd als een ondeelbaar geheel. 1. Voortduronde onzijdigheid van Eelgië (Art. VII van het verdrag van 1839.) Nederland is bereid als vervallen te er kennen art. VII van het verdrag van 1839 voorzoover het betrekking heeft op de on zijdigheid van België. 2. Karakter van de haven van Antwer pen (art. XIV' van het verdrag van 1839). Nederland is bereid als vervallen te er kennen art. XIV van het verdrag van 1839. 3. Afwatering van Vlaanderen (art. VIII van het verdrag van 1839). Nederland is bereid mede te werken tot het bij verdrag tot stand brengen van een voor de betrokken terreinen bevredigende re geling, indien België bereid is de enkele terreinen in Zeeuwsch Vlaanderen, waar van het water afvloeit naar de zijde van Belgisch-Vlaandercn, op dcnzelfdcn voet te behandelen. i. Scheepvaartregeling op het waterwe gennet van Nederland en België (art. IX en X van het verdrag van 1839). Vrije vaart cn vrijdom van scheepvaart rechten op het Xederlandsche en Belgi sche net der tegenwoordige en toekomstige waterwegen voor de wederzijdsche sche pen en voorwaarde van wederkeerigheid (zonder schade voor verkregen rechten) voor de schepen van andere landen. Gelijk heid van behandeling op deze netten voor de Xederlandsche cn Belgische onderda nen, goederen en vlaggen en op voorwaarde van wederkeerigheid (zonder schade voor verkregen rechten) voor dè onderdanen, goederen cn vlaggen van andere nationali teit. Elk der beide verdragsluitende par tijen verplicht zich om op de wateren van de andere partij geen faciliteiten of voor rechten te verlee.nen, gegrond heizij op de bestemming of de herkomst van de sche pen of van hun ladingen, hetzij op de rich ting van het vervoer. Aanvaarding voor de op vaarwegen ge legen grenspuntcn van de regelen (muta tis mutandis) betreffende de douaneforma liteiten aangenomen door dp centrale commissie voor de Rijnvaart. Vrijheid van doorvoer. De beide landen zullen een over eenkomst sluiten om dubbele heffingen in zake directe belastingen te voorkomen; middelerwijl zullen zij zich ervan onthou den op het stuk van directe belastingen vastgestelde minima te heffen van de binnenscheepvaart. De Schelde. 5. Schelde. (Art. IX van het verdrag van 1839): (A.) Waterstaatkundige regime. Nederland is bereid aan België bij ver drag een regime toe te staan met betrek king tot den vaarweg van Antwerpen naar zee, houdende: a. verplichting, voor beide landen, om het behoud en de verbetering van de vaar geulen van de Schelde en van haar toe gangen lot volle zee te verzekeren, onder bescherming van de andere belangen, wel ke met dien waterweg verband houden, met name die der belendende gronden; b. scheidsrechterlijke uitspraak ingeval van geschillen; c. waarborgen, dat de zaken snel worden afgewikkeld. Onze tcrritorialo niteit mag niet i komen. souvcrei- i govaar Nederland zal in geenerlei conventioneel» bepaling bewilligen die tot gevolg zou kun nen hebben, dat zijn territoriale souverei niteit op de Benedcn-Schelde hetzij recht streeks, hetzij middellijk aangetast zou worden of dat zijn Zeeuwsch gebied in ge vaar zou worden gebracht, Ilot is daaren tegen bereid om in het te sluiten verdrag overeen te komen dati bevoegde personen, van weerszijden benoemd, het recht zullen hebben kennis te nemen van elke cjuaestie die werkelijk van belang is voor den vaar weg van Antwerpen naar zee; zij zouden tot taak hebben voorstellen aan de beide regeeringen te doen oirl in voorkomend ge val de belangen der scheepvaart in over eenstemming te brengen met de andere aanwezige rechtmatige belangen. Voor wat de kosten betreft van onder- bouds- cn verbeteringswerken van verlich ting cn van betonning en bpbaKoning, zou Nederland bereid zijn *cle helft te betalen, tot een overeen te komen maximum. Waterwegen in Limburg e.a. Belgie zal eenen waterweg van Luik ngar de sluis bij St. Mieter nabij Maastricht aanleggen voor vaartuigen van 1000 ton. Nederland zal eenen waterweg voor dezelfde lormenmaat maken tussche» genoemde sluis en Smeer maas: deze weg zal eveneens berekend zijn op een maat van 1000 ton. Nederland zal den bestaanden weg tusschen St. Pieter en Smeermaas in stand laten Belgie zal het kanaal tusschen Smeermaas en de Neder- landsch-Belgisehe grens»blj Loózen zoodanig vergrooten, dat het. verkeer met vaartui gen van (i00 ton mogelijk is. Op verzoek van Nederland verklaart Belgie zich bereid, aan den waterweg tusschen Luik cn de sluis bij St. Pieter afmetingen te! geven, die het ver keer met vaartuigen van meer clan 1000 ton mogelijk maken. Nederland zal hetzelfde doen voor wat betreft .dep waterweg lus schen genoemde sluis enSmeermaas. Als er een waterweg wordt aangelegd tusschen Smeermaas cn Antwerpen, die het verkeer met vaartuigen \an meer dan 600 ton mo gelijk maakt, zal Nederland recht hebben op een verbindingskanaal tusschen de grens bij Loozen of elders en bedoelden water weg van Smeermaas naar Antwerpen, waarvan de afmetingen ten minste gelijk zullen zijn aan die van het. minst groote gedeelte van die van het kanaal van Smeermaas naar Antwerpen. Wat België verlangt. IT et volgende stuk is een memorandum, gedateerd 12 Januari 1929, door den Belgi schen gezant te 'sGra\enhage op li Januari 1929 aan den minister van buitenlandsche zaken overhandigd. Het kanaal van Hansweert niet voldoende. De regeering te 'sGravenhage is begon hen aan te bieden de verbetering \an het kanaal van Hansweert. Zelfs aannemende, dat dit kanaal ver breed wordt en dat de bruggen dermate ver hoogd worden, dat zij geen belemmering meer vormen voor de scheepvaart, clan nog blijft deze oplossing geheel onvoldoende, daar zij de drie reeds vermelde gebreken niet wegneemt, n.l.: 1. de lengte en de toenemende moeilijk heden verbonden aan den vaarweg door de Schelde; 2. de noodzakelijkheid om twee zeeslui zen in dit kanaal te hebben; 3. de gevaarlijke vaart door de Zeeuwsche wateren cn in het llellégat, welks naam vcelbcteekencnd is. „Een mager resultaat ten kos- io van aanzienlijke uitgaven". De oplossing, die door, de Xederlandsche deskundigen aan de hand werd gedaan, is te minder aannerne'ijk door een zeer matig resultaat zou worden vCfkregen ten koste van aanzienlijke uitgaven, die zij met zich medebrengt en dis, indien de Belgische re geering hel wel hec-fl begrepen, 'de Xeder landsche regeling de bedoeling zou hebben geheel te laten dragen door België; Belgie is daarentegen geheel bereid om een kanaal ■lat daadwerkelijk aan zijn economische be hoeften zou beantwoorden, voor het groot ste gedeelte t* bekostigen. Daarvoor is het volstrekt noodig, dat de .san te leggen vaarweg aan België niet al leen een uitmonding :n veilige wateren waarborgt, dus oostelijk van Willemstad, maar ook de rcchtstreeksche aansluiting met Antwerpen om den tijclroovenden en gevaarlijken weg door de Schelde, te vermij den In de tweede plaats wordt bezwaar ge maakt tegen cle voorstellen der Xederland sche regeering betreffende het Schelderegi me. Het Scheldercgime. „Eeu stap achteruit". Daar cle Schelde en de Rijn uit een juri disch oogpunt beschouwd onder hetzelfde regime vallen, heeft men het recht daaruit op (e maken, dat de opvatting, die do Cen- 'ralc Rijnvaartcomn.issiy heeft gehad van den conventioneclen plicht, dezelfde is, die vroeger en nog heden ten dage moest gel den voor cle Schelde Wat de Xederlandsche regeering voorstelt is een stap achteruit. Niettemin wenscht het Brusselsche kabinet de XTederlandsche suggestie geenszins a priori te verwerpen, maar het behoudt zich voor hierover zijn meening uit te spreken nadat het kabinet te 'sGravenhage het zal hebben medege deeld op welk maximum bedrag X'ederland zijn deelname in de kosten zou willen limi- teeren. De gemeenschappelijke beheerscommissie die in zekeren zin den hoeksteen vormde van cle regeling van 1925 valt weg. liet be heer der rivier blijft zooals vroeger, ver deeld tusschen de twee regeeringen met de nadeelen aan die verdeeling verbonden. De Xederlandsche regcering spreekt van waar borgen voor een snelle afwikkeling van za ken. maar zij wijst niet aan hoe die spoed zal worden bereikt Omtrent de vrijheid van scheepvaart wordt o m. gezegd: De Belgische Regeering acht het wensche* lijk met het oog op een praclisch beheer van cio rivier, een gemeenschappelijk lichaam in het leven te roepen, dat de bevoegdheid zou hebben op eigen gezag te voorzien in de eischen van het normale bestaan van de rivier, en wel in het bijzonder waar het betreft het toezicht op de vaargeulen, bag- verwerken, bebakening, verlichting, loods wezen enz. Geschillen, die zich dienaan gaande mochten voordoen, zoowel tusschen leden van de commissie van beheer, als tusschen de Regeei ingen, zouden terstond beslecht worden door een permanent arbi traal college. Een derde hoofdstuk van het memoran dum is gewijd aan wat het noemt het on •lerzock \an de „Xederlandsche desiderata Verklaard woiclt, dat cle Belgische regce ring bereid is voldoening te geven aan cle wenschen van Nederland en zijn economi sche ontwikkeung te vergemakkelijken met een breedheid van biik, gelijk aan die, waar mede het kabinet in Den Haag België's ont wikkeling zal beschouwen. Fransche suitaxes De Belgische regeering is bereid om, wat daaruit ook moge voort spruiten voor Antwerpen, rekening te hou ten met cle desiderata dei Xederlandsche havens, indien van hare zijde de Xederland sche regeering wel cle rechtmatigheid wil erkennen van het streven van de haven van Antwerpen naar verbetering harer verbin dingen met den Rijn Behandeling van Terneuzen. Men begrijpt niet, dat cle Xederlandsche regeering de ge lijkstelling van Terneuzen rnet de Belgische havens als een recht beschouwt. Loodswezen. Het afstand doen van het stelsel van vrije mededinging is voor de Xe derlandsche regeering een ten minste even aanzienlijk belang nis voor cle Belgische re geering, omdat cle handhaving van een zoo danig stelsel beide landen zoude nopen een crooter aantal lood^booten te onderhouden dam de scheepvaart behoeft. De Belgische regeering is intusschen be reid te trachten voor wat dit betreft over eenstemming te bereiken Vrije vaart en vrijdom van scheepvaart- echten op de Noderlandsche cn Belgische netten. De Belgische regeering maakt geen bezwaar tegen cle gevraagde gelijkheid van behandeling. Daarentegen zou de afschaf fing van alle binnenschecpvaartheffingen een uiterst zwaar offer beteekenen voor cle door den oorlog zwaar belaste Belgische fi nanciën. Waterwegen in Limburg. Uit het verzoek der Xederlandsche regeering spruit voort, dat Nederland door middel van een breeden weg, de Maas- en Moezelhekkens wenscht fe verbinden met het Juliannkannal, en verder met Rotterdam. Het is niet twijfelachtig, dat door dit middol een aanzienlijk deel van het verkeer dezer streken ontgaat aan zijn na tuurlijke haven, n.l. aan Antwerpen. liet is overbodig hier nadruk te leggen op de noodzakelijkheid cle opening van het ka naal Antwerpen—Hollandsch Diep te dom overeenstemmen met do ingebruikstelling van den door Nederland gevruagden weg. Resumeercnd vraagt cle Belgiscn» regco ring aan cle X'ederlandscho regeer'ng haar overeenkomstig den uildrukkelijken wil der conferentie van Londen, de Rijn- en zeever bindingen te verzekeren, welke de vi«ons?t- gang der scheepvaart en de economische ontwikkeling van Belgie eischen. In ruil neemt België aan, in cla ruimste mate voldoening te verschaffen aan de Xe derlandsche desiderata Een Bolgischo nota van 23 Februari 1929. Het Witboek bovat vervolgens cou n.'ta door den Belgischen gezant te 's G":«vcnhi- ge op 28 Februari 1929^aan den minister van buitenlandsche zaken overhandigd, waarin, onder herinnering, dat onder do re lanen, in cle nota der Belgische regeering van 12 Ja nuari j.l. genoemd, die den aanleg van een nieuwen vaarweg tusschen Antwerpen en den Rijn noodzakelijk maken, met ii niVi is gewezen op „de gevaarlijke vaart cluor de Zeeuwsche wateren en met namo don- het Hellegat, waarvan de naam op ziclizc-lf teeds veelbeteekcncnd i? Wat Nederland thans weer antwoordt. Hot memorandum van 12 Januari en cle nota van 28 Februari zijn beschouwd in een memorandum, door Hr. Ms. gezant te Brussel op 7 Mei 1929 aan den Belgischen minister van buitenlandsche zaken over handigd. Hieraan wordt het volgende ontleend De voornaamste verlangens die de Belgi sche regeering naar voren brengt hebben beirekking: eenerzijds op de noodzakelijk heid om de Schelde beneden Antwerpen te cloen beantwoorden aan de behoeften van de scheepvaart op die rivier ander zijds op het verbeteren vsji de verbindin gen tusschcn Antwerpen cn den Rijn. Het verheugt ITr. Ms. regeering deze desiderata in beginsel te kunnen aanvaar den. Harerzijds toont de Belgische regeering zich bereid om in zekere mate eénige X'e- derlandsche desiderata in te willigen. Evenwel, indien de kwesties, die van ondergeschikt belang zijn vergeleken met dat van de Scheldekvvestie en de kwestie der verbindingen tusschen de Schelde en den Rijn, de Belgische regeering in haar memorandum blijk heeft gegeven van een geest van verzoening, welke in de eerste plaats het Ilaagsche kabinet naar waarde weet tc schatten, zoo heeft de Xederland sche regeering daartegenover niet zonder leedwezen moeten ontwaren, dat, wat de beide hoofdproblemen betreft, datzelfde me morandum ernstige moeilijkheden opwerpt die zij had willen cn gepoogd heeft te ver mijden. Zij moet thans vaststellen, dat de Bel gische regeering haar op dezen weg niet is gevolgd. Het juridisch standpunt voor loopig niet ontwikkeld. ITr. Ms. regeering blijkt volkomen be reid, te antwoorden op de beweringen van juridischen aard, die het Belgische memo randum van 12 Januari bevat. Indien de Belgische regeering haar begeert te nopen een discussie op dit terrein te beginnen, is de Xederlandsche regeering gereed haar Een veste overtuiging wijkt niet voor be dreigingen. door RICHARD MARSH. Vrij naar het Engelsch door C. M. G. de W. 72 De oude Talbot, had echt plezier in schatten verzamelen; hij deed het voor zijn genoegen. ITij schijnt een merk waard ig man geweest te zijn, die oude Talbot: hij had iets in zich van den ouderwetschen strand dief van Cornwallis. Hij schijnt allerlei on geoorloofde dingen gedaan te hebben, al leen voor zijn plezier, uit pure duivelach- iighëid. Door zijn uitleenen van geld maak te hij kennis met Izaac Lewinsky, 't Schijnt dat Lewinsky hem het eerst op het denk beeld gebracht heeft, bij wijze van sport, op fe treden als ontvanger van gestolen goederen. Dat mooie paar schijnt begonnen Ie zijn als compagnons. Maar toen moet er een kink in de kabel gekomen zijn. Talbot, een echte oude waaghals. kreeg standjes met iedereen. Zijn smaak in kibbelen scheen steeds met de jaren toe te nemen. Hij twistte met Lewinsky on daagde hem uit. De heele ingenieuse inrichting van zijn huis schijnt ten doel gehad te hebben als verdediging tegen zijn lieve vrienden, van Lewinsky's soort als tegen iedereen." „Zooals ik al meer heb opgemerkt, het Schijnt een lieve oude man geweest te zijn." „O ja, dat was hij. Maar onderlusschcn heeft hij Lewinsky cn zijn vrienden er lee- lijk in laten loopen, of liever in het nauw gebracht, en zij wisten het. Er zijn bewijs gronden genoeg tegen hem hier in huis cn als ik er gebruik van wou maken kon ik Claude Herbert een levenslange gevange nisstraf bezorgen, of hem in een ander land nog een erger lot laten ondergaan. Daar hij begrijpt, dat ik weet wat ik doe, zal hij evenmin een vinger durven uitste ken noch naar Polhurston noch naar mij. Je broer is voor goed van die nachtmerrie af." „Kil beslaat al de rijkdom, dien de lieve oude man voor zijn bemiunelijken neef be stemde cn die door dien neef aan jou ver maakt is, uit gestolen goederen?" „Voor een groot gedeelte tenminste. Er zijn hier prachtige dingen in huis cn vooral in de brandkast zal je wonderen van schoonheid zien. Prachtige juweelen! Geen gekroond hoofd kan mooier kostbaarheden bezitten. Ik denk. dat verscheidene van die dingen aan gekroonde hoofden hebben toe behoord. Wij zullen alle pogingen doen om de bron vanwaar zij komen op te sporen; in sommige gevallen zal dat niet. gemak kelijk zijn. Maar wanneer de eigenaars of hun erfgenamen gevonden worden, dan zul len deze kleinigheden hun teruggegeven worden en als zij dat verlangen een som geld bovendien tot vergoeding voor den tijd dat zij ze moesten missen. Ik beloof je, dat ik een Augiasstal zal zuiveren en Monniksland weer een fatsoenlijken naam bezorgen. Maar als dat gedaan is en alles zooveel mogelijk teruggegeven zal zijn, dan blijft er nog genoog over; je hebt geen idéé hoeveel „Dus zal ik de vrouw zijn van een rijk man?" „Ja, dat is zoo. Ik zeg het in alle oprecht heid, ik heb weinig behoefte aan rijkdom; dat was ook een reden waarom ik weigerde het voorstel van dien zwakkeling aan te nemen. Ik heb het zoolang gedaan zonder rijkdom, dat ik alles wat mijn ziel begeert voor weinig geld kan krijgen. Pas toen ik daar in die straat te Mcssjna tegenover je stond, kwam het bij mij op, dat ik schat ten geld zou begeeren. om ze jou aan te bieden. Ik heb je een voorstel te doen, waarover je eens moet nadenken voordat ik je goeden nacht zeg." „Voordat je wat zegt?" „Voordat ik je goeden nacht zeg." „O, ga je dat zeggen?" „Ja, nadat ik mijn voorstel gedaan lipb. En het is dit. Ik ben Percival Talbot en jij bent mevrouw Percival Talbot. Je kunt daarvan verzekerd worden als je er nog aan rnocht twijfelen. En toch, net is geen naam waar ik op gesteld ben. De naam heeft dienst gedaan en aan een doel beantwoord. Lil toch ik houd niet van dien naam. Wat zou je er van zeggen als we van dien naam afstand deden cn mijn vaders naam weer aannamen, waarvoor ik mij nooit heb behoeven te schamen? Dus mijn voorstel is dit; vindt je het goed; dat. wij voortaan niet meer heetcn mijnheer cn mevrouw Percival Talbot, maar %iiji?heer cn me vrouw John Barry? Daar moet je eens over nadenken, en nu zeg ik je goeden nacht." „Waar ga je naar toe. als je mij goeden nacht zegt?" „Heb je eenig idéé hoe laat het is? ITet zal klaar lichten dag zijn voordat je slaapt." „Ik vroeg waar je naar toe ging als je mij goeden nacht hebt gezegd?" „Naar mijn eigen karner, om jou gelegen heid te geven je vermoeide oogen te slui ten." Voor het eerst stond zij op van haar stoel cn bleef recht voor hem staan en er was iets anders dan gewoonlijk in haar manier van doen. Er \va.« een nieuwe klank in haar stem. Zij sprak op een bijna woeden den loon: „Ben je mijn man cn ben ik je vrouw?" „Betty Zij liep hem voorbij, naar de deur. Zij draaide den sleutel om en overtuigde zich dal de deur goed dicht was; nam er den sleutel uit cn stak die bij zich; 'oen keerde ze zich tot hem en zei met schitterende oogen cn gloeiende wangen: „Zeg mij nu goeden nacht!" HOOFDSTUK XXXII. liet was een vreemde dag, de dag, die toen volgde. Betty's gezicht straalde, niet tegenstaande alles wat de meeste mcnschcn moeilijkheden zouden noemen. „Voor het eerst heb ik het gevoel een eigen huis te hebben", zei ze. Ze zei dat 's morgens aan het ontbijt, dat dien morgen een heel andere maaltijd was dan hetgeen men tot nu toe op tafel gezet had. Zij keek naar haar man, die met een ei zat te tobben. „Ik heb altijd gehoord, dat cle Cornvval- ler's geen grootcn aanleg hebben voor ko ken. Het schijnt, dat iemand geprobeerd heeft hoe lang een ei moet koken om het zoo hard als een kogel te maken, waarmede men door een dikken plank kan heensehie- ten." ..Dat heeft Faith gedaan. Phoebe zegt, dat ze niet veel versland heeft van koken cn dal het ecnige wat ze cloen kan is visch ko ken totdat ze zacht is." „O, nu begrijp ik het: hoe langer je visch kookt hoe zachter ze wordt. Misschien heeft ze hetzelfde van eieren gedacht cn daar heelt ze zich in vergist. Bon je van plan geen andere dienstboden in huis te nemen dan deze twee zusters? Voor hoe lang?" John Eva en zijn vrienden waren weg. Terwijl het kleine groepje rondom het bed van den stervenden man had gestaan, had Eva van hetgeen hij als een goede gelegen heid beschouwde gebruik gemaakt om cle kamer uit te sluipen. Zijn vrienden waren hem gevolgd; zonder iets te merken van het corps politie-agentcn, waarvan melding gemaakt was, waren zij er vandoor gegaan en hadden het grondgebied van Monniks land verlaten. Zij hadden pas later gehoord, dat dit was onder oogluikende toestemming van hen, die ze veronderstelden hen te wil len arresteeren. „Wij hadden afgesproken", vertelde Bar ry haar later, „dat men hun de kans zou laten te ontsnappen. Wij hadden ze natuur lijk gemakkelijk kunnen arresteeren; er was politie genoeg op de been. Maar ik wou liever hierin niet persoonlijk ingrijpen. Het zou geen aagenaam begin zijn geweest van ons huwelijksleven, aan te vangen met eenige misdadigers te vervolgen cn het pu bliek dus in te wijden in dingen, die we liever niet besproken hebben. En mr. Car- thv stemde hierin toe. Ik denk dat de schrik er bij cle heeren zoo diep in zit, dat het mij niet zou verbazen indien ze het land tracht ten uit te komen. De politie zal een dag- vaardiging uitschrijving voor een paar van die mannen, en het zou mij niet verwonde ren als zij al weg waren." - A-fWordt .vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1929 | | pagina 5