ER BESTAAT GEEN „NEDERLANDSCH TRACE" MOERDIJK-KANAAL EEN HERSENSCHIM Prijsvermindering Hoeden. De Plaatsvervanger 27e Jaargang No. 294 ACHTERUITGANG VAN ANTWERPEN? ÉN.V COMPAGNIE LYONNAISE FEUILLETON. Beweegredenen voortvloeiend uit een nieuwen politieken en economischen toestand" De publicatie der onder handelingen li. Do bijeenkomst te 's-Graven- hage in October 1928. De Belgische Regeering heeft vervolgens een bijeenkomst voorgesteld van Belgische en Nederlandsche deskundigen, die in de maand October van het vorige jaar té s-Gravenhnge heeft plaats gehad. In die bijeenkomst hebbende Nederlandsche des kundigen afwijzend gestaan tegenover denkbeelden, gericht op den aanleg van een waterweg, die de kenmerken zou hebben van het kanaal, voorzien in het in 1927 ver worpen tiactaat: schepping in Belgic van een kunstnialigen Rijnmond en verlenging van de Antwerpsche dokken op Neder- landsch gebied. Maar indien in dit opzicht hun houding negatief moest zijn, was deze aan den anderen kant positief, tegemoet komend en opbouwend. Want de Neder landsche deskundigen hebben, in overeen stemming met de vrijgevige gedragslijn, tevoren door het Ilaagsch Kabinet aange nomen, verklaard, dat het verzoek van Bel gic om een lusschenoplossing door Neder land zou kunnen worden aanvaard voor zoover dat verzoek zou kunnen worden ver wezenlijkt door inrichting overeenkomende met de moderne eischen van de scheep vaart, niet slechts van de bestaande water wegen, maar zelfs van die welke hobben be- staan ten tijde van de scheiding. De kort ste verbindingen langs de tusschenwateren tusschen de Schelde en den Rijn werd voor heen gevormd door het Kreekrak, de Ooster- schelde, de Eendracht en het Slaak. We gens de van nature minder goede gesteld heid van de Eendracht en het Slaak, die sedert eeuwen achteruit waren gegaan, ont hield de scheepvaart' zich er echter van, zelfs met kleine schepen van vroeger, deze laatste wateren te gebruiken en koos zij in het algemeen in hun plaats een anderen weg, die langer was. Niettemin was en blijft Nederland bereid zich met België te verstaan, teneinde de oude verbinding, die weliswaar kort maar nauwelijks bruikbaar was, toegankelijk te maken voor de scheep vaart. België zou aldus tusschen de Schelde en den Rijn een modernen waterweg ver krijgen, beter en korter dan het er ooit een gehad heeft. De afstand tusschen Antwer pen en den Rijn zou op die wijze met niet minder dan ongeveer 25 K.M., d. w. z. met bijna een derde, verkort worden. Deze weg zou de gelegenheid openen de vaart te ver mijden door de Zeeuwsche wateren, die het Belgisch memorandum gevaarlijk noemt, hoewel de statistiek der ongevallen, die al- 1 daar hebben plaats gehad en welk getal zeer gering is, aantoont hoe onjuist die qua- lificatie is. Practisch gesproken zijn de punten, waar- tusschen een dergelijke waterweg zou kun nen worden aangelegd eenerzijds de Wes- terschelde in de omgeving van Bath op enkele kilometers van de grens, aan de noordzijde, Dintelsas. Het Antwerpen—-Moerdijkkanaal verlangen beteekent het najagen van een hersenschim. In den loop van de in October gehouden besprekingen hebben de Nederlandsche des kundigen duidelijk doen uitkomen, dat zij ,door deze punten te noemen geen enkel voorstel deden, maar er zich toe bepaalden de grenzen aan te geven van het kader, waarbinnen Nederland Belgische verlan gens in gunstige overweging zou kunnen nemen. Het is dus niet Juist wanneer het Belgische memorandum of eenig ander stuk spreekt van een Nederlandsch tracé of plan. De Nederlandsche regeering had gehoopt, dat de Belgische regcerlng na de haar ge dane duidelijke en uitdrukkelijke verkla ringen zou hebben begrepen dat het toe staan aan België van een kanaal met de zelfde kenmerken als dat, voorzien ln het Verdrag van 1925 een politieke onmogelijk heid is, en dat voortgaan met het vragen van een zoodanig kanaal het najagen van hersenschimmen zou beteekenon. Daarna worden de redenen van economi- schen aard onder de oogen gezien, die door de Belgische regeering zijn aangevoerd tot staving van haren eisch van een recht- streeksch kanaal tusschen de dokken van Antwerpen en hel Ilollandsch Diep. Gaat Antwerpen achteruit De Belgische regeering brengt de volgen de stellingen naar voren, zonder deze trou wens met cijfers te staven. I. Terwijl tot voor kort het aandeel van België in het Rijnverkeer voortdurend toe nam, is die opwaartscho beweging thans gestuit. II.Ms. regeering veroorlooft zich te doen opmerken dat, zelfs indien deze bewering juist ware, daaruit voor Nederland geen verplichting zou kunnen worden afgeleid, om aan België bijzondere faciliteiten te ge ven ten einde zijn verkeer te doen toene men. Maar de bewering is niet in overeenstem ming met de werkelijkheid. Uit de over zichten van het goederenverkeer, die door de centrale commissie voor de Rijnvaart in hare jaarverslagen openbaar worden ge maakt, blijkt dat sedert den oorlog het Rijnverkeer van België voortdurend is toe genomen. In 1926 en in 1927 is dat verkeer grooter geweest dan in 1913. II. Het goederenvervoer van Antwerpen naar den Rijn heeft sedert enkele jaren zelfs een aanmerkelijke achteruitgang on dergaan. Wel verre van te zijn achteruitgegaan is het goederenvervoer van Antwerpen naar den Rijn steeds toegenomen. III. De (beweerde) achteruitgang van het Belgische Rijnverkeer vindt z'n oorsprong in de gebreken van de tegenwoordige verbin ding tusschen den Rijn en de Schelde, waar van de ongunstige terugslag op dit verkeer veel ernstiger is dan voorheen. De vracht- cijfers bewijzen dit. Het normaal verschil tusschen de vrachten van de Roer naai* Rotterdam en van de Roer naar Antwerpen is, op goudbasis berekend, sedert 1913 ver dubbeld. Het vrachtverschil, dat in 1913 0.52 was, is thans gedaald tot 0.50. In plaats van verdubbeld te zijn is het verschil iets ge ringer geworden. De Nederlandsche regeering stelt dus vast, dat het, met het oog op de cijfers, onmogelijk schijnt de stelling vol te houden volgens welke betere verhoudingen tus schen den Rijn cn Antwerpen voor deze haven een levensbelang zijn. Zulks neemt niet weg dat zij hier hare verklaring her baalt, dat zij bereid is aan België, indien dit land zulks wenscht, een verbinding tus schen de Westerschelde en den Rijn te ge ven, die de natuurlijke waterwegen, welke thans bestaan of vroeger bestaan hebben, zou volgen. Hr. Ms regeering hoopt te gelijker lijd, in het belang der betrekking tusschen de beide landen zoowel als in het Europeesch belang, dat de Belgische regecring niet zal willen voortgaan met het stellen van eischen waarvan zij weet dat Nederland die nietjvan inwilligen. II. De Schelde. Ook hier onthoudt de Nederlandsche Re giering. om het bereiken van overeenstem ming niet te vertragen, zich er aan zich te begeven in een bespreking van de onder scheidene rechtsvragen, die in het Belgisch memorandum worden opgeworpen. Trou wens de gezichtspunten der partijen schij nen hier elkander dicht te naderen. Onderhoud en verbetering. Het heeft het Haagsch kabinet verheugd te ontwaren, dat het Brusselsch Kabinet verklaart de op dit punt en het schema, dat de Nederlandsche Regeering aan de Belgi sche Regeering op 23 October j.l. heeft doen overhandigen, gemaakte suggestie volstrekt niet a prior, te zullen afwijzen. De Neder landsche regeering had het trouwens niet anders verwacht, bedoelde suggestie betee- kende een belangrijke concessie aan België. b. Beheer. Het Sfchelderegime wordt thans gekenmerkt door een gemeenschappe lijk toezicht op de vaargeulen. Dit gemeen schappelijk toezicht is allerminst een holle phrase. Hr. Ms. regeering vraagt zich af, of wel licht de onvoldoendheid waarmede Zr. Ms. regeering het huidige regime bestempelt veroorza-akt wordt door^het feit, dat dit re gime in geval van meeningsverschil tus schen de commissarissen, niet medebrengt beroep op: c. Arbitrage. Indien dat het geval was, zou de Nederlandsche regeering, zooals trouwens blijkt uit het schema, dat zij op 23 October j.l. aan de Belgische regeering hoeft doen overhandigen, bereid zijn aan die regeering in de ruimste mate voldoe ning te geven. De Nederlandsche regeering is bereid om het beginsel van verplichte arbitrage voor de bedoelde geschillen te aanvaarden. Ook is zij bereid het beginsel te aanvaarden van de oprichting van een permanent college, geroepen om gevallen waarin oe dringende noodzakelijkheid wordt gevoeld om een onvoorziene moeilijkheid tot oplossing te brengen, te beslissen. d. Betrokken belangen. Ook ten aanzien van dit punt acht de Nederlandsche regee ring het mogelijk tot overeenstemming te komen. Daar zij, gelijk wel vanzelf spreekt, geenszins den wensch heeft de ontwikkeling van de scheepvaart op Antwerpen te be lemmeren, is zij volstrekt niet gekant tegen verbetering van de bevaarbaarheid der Westrtxschelde. Zeker zou het niet billijk zijn dat in elk geval de scheepvaartbelangen boven de an dere gestold zouden moeten worden. De oeverbetiangen moeten even goed geëerbie digd worden als die van de scheepvaart. Rechtstoestand der koopvaardijsche pen op (ie Westerschelde. Hier zoowel als op ander terrein zou een ongebreidelde vrij heid niett kuncn worden aanvaard, de scheepvaart- op een waterweg van interna^ tionaal bellang kan geen aanspraak maken op een algieheele onttrekking aan het lands gezag. III. Andore punten. (waaronder de Nederlandsche desiderata) Loodswezen op de W e s t e r s c h el- d c. Al is laet juist, dat het afstand doen van het steösel van vrije mededinging (stelsel voorzfien in de verdragen van 1839, waarvan de voorloopige wijzigingen het onderwerp hdbben gevormd van den bc- staanden modus vivendi) voor de Neder landsche regaering, zoowel als voor de Belgische ecu zeker belang zou hebben, zoo is Nederland toch slechts dan bereid in dien afstand toe te stemmen, indien België zich zijnerzijds bereid toont een voor Noderlankl aanvaardbare uiteindelij ke schikking aan te nemen. Wat de loodsgelden betreft, is hel, met het oog op hat feit dat de verbindingen* van Antwerpen met zijn achterland kor* ter zijn dan die van de Nederlandsche ha vens, voor Hr. Ms. Regeering niet moge lijk afstand te doen van de gedachte, die den grondslag vormt van de huidige ta rieven en in de verdragen is vastgelegd, volgens welke de voor het traject van de volle zee naar Antwerpen geheven loods wezen niet hoogar zullen zijn dan die wel ke worden geheven voor het traject tus schen de volle ziee en Rotterdam „naar evenredigheid van de afstanden". Vrijdom van scheepvaartrech ten. De Nederlaaodsche Regeering neemt acte van de verklaringen van de Belgische Regeering over dit onderwerp. Wa ter wegen in Limburg. De positie zooals do Nederlandsche Regeering die opvat is de voilgende De totstandbrenging van goede water verbindingen tusschen Luik en Maastricht is voor Belgic van ten minste even aan zienlijk belang als voor Nederland. Een voldoende verbetering van de Maas of. in de plaats daarvan, een voldoende verrui ming van het indertijd op wensch van Bel gië gegraven kanaal van Luik haar Maas tricht, zou aan het. Luiksche nijverheids bekken den toegang geven tot het kolen bekken van Nederlandsch Limburg waar aan die nijverheid beihoefte heeft. Datzelf de werk zou België en* toe in staat stellen ton behoeve van Antwerpen met een mi nimum van kosten voortreffelijke water verbindingen tot stand te brengen met de mijnen (zoowel in Belgisch als in Neder landsch Limburg) en met het Lnikorland. 'T MIN AH ASS A-BLOEMPJE" Ruim' tweehonderdvijftig jaren, Bleef men 't Ilollandsch „Rood-vvit-blauw" Met. voorbeeldige gehechtheid ln de Minahassa trouw. Der Manadoneezen liefde Werd een hechte, sterke band Zij zijn kind'rcn, trouw cn eerlijk. Van ons eigen Moederland! Doch er wroet een brute vijand In dit brokje „Nederland", Die met wreedo, grove wapens Aantast 't vreedzaam Neerlandsch pand Moordend toeft tuberculose Onder hen, die eensgezind. Door hun daden, door hun denken, Met ons heeten „Ilollandsch kind". 't Is een waardig jubileum. En een dankbaarheid en gros Gaat ons volk nu demons! reeren Door een Nationaal cadeau. Want het schenkt der Minahassa In dit heerlijk stadium. Ter bestrijding van den vijand, Saém een sanatorium! 't „Minahassa-bloempje" wordt U Morgen hier gepresenteerd. 'k Hoop dat U dat bloempje met een Flinke gift dan accepteert. Niemand kan het „bloempje" weig'ren. d' Een die koopt 't uit dankbaarheid d' Ander doet 't uit naastenliefde, Dus als steun in ziekte-strijd! Velen zullen 't „bloempje" koopen, Ook al was het nóg zoo duur. En gaan vragen: „Bracht hier Holland, Zoo'n beschaving, zoo'n cultuur, Dat na ruim tweehonderd jaren Men pas nü in actie raakt Voor iets wat, ondanks veel winsten, Tot onz' schande is verzaakt!" Ieder 't „Minahassa-bloempje" Voor een elk ligt hier een taak. v En voor Amersfoort vertrouw ik. Wordt het zelfs een eerezaak. GROEGROE. (Alle rechten voorbehouden) Terzelfder tijd zou die weg aan de Waal- scbe nijverheid nieuwe uitwegen naar het Noorden bieden, en zelfs naar den Rijn. Nederland zcu aan betere verbindingen tusschen Luik en Maastricht veel minder groote voordeden ontleenen Een betere aansluiting van Luik op de Nederlandsche grens zou een voordeel voor België betee- konen, gezien het belang dat dit land bij dat werk heeft alsmede het feit dat Nederland UTR UTRECHTSCHEWEG 10 - TEL. 179 - AMERSFOORT Wat geen haast heeft, moet men zoo spoe dig mogelijk afdoen, om tijd te winnen voor datgene wat wel haast heeft. door RICHARD MARSH. Vrij naar het Engelsch door C. M. G. de W. 73 Ilij zag zijn vrouw lachend aan. Wat hij precies meende was niet duidelijk, maar hij bleek een goed profeet geweest te zijn. Het allerliefste huis waar mr. Claude Herbert woonde, de mooiste jongelui's inrichting van de heele stad, zag zijn bewoner nooit weer. Zijn kantoor werd eenigen tijd waar genomen door een klerk, maar werd weldra gesloten en bleef gesloten, maanden en ja ren lang. Op den morgen van don dag, toen het huis voor goed gesloten werd, verscheen er iemand die de bedienden uitbetaalde en hun ontslag gaf. Een poosje later werd de inboedel in verhuiswagens gepakt, „Te huur" op de ramen van het huis geplakt cn het huis bleef leeg staan. Claude Her- bert scheen goede zaken gedaan te hebben, maar toch niet zoo goed als hij gehoopt en verwacht had. Misschien heeft hij den naam Claude Herbert opgegeven en is naar zijn geboorteland teruggekeerd, waar hij als een rijk, geacht man e'en hoogen ouderdom hee't bereikt. O* geachte firma, advocaten on procu reurs, de heeren Wilson en Skaines, heb ben de zaken ook aan den kant gedaan, ten minste in Engeland. Men zegt, dat zich in New-York een procureur heeft neergezet, die veel practijk schijnt te krijgen, vooral van menschcn van een eenigszins twijfel achtig karakter, en die man lijkt sprekend op George Wilson. Van John Eva heeft men niets meer gezien of gehoord. Dien nacht is zijn vrouw met hem meegegaan, een ver klaring waarom het ontbijt den volgenden morgen zooveel te wenschen overliet. Wat ah wezen mocht, zij was een uitstekende keukenmeid, terwijl haar man een artist was in het tafeldekken en bedienen. Me vrouw John Barry, die wij reeds eenigszins hebben leeren kennen, is van meening, dat haar man meer van dat merkwaardig echt paar af weet dan hij zeggen wil. Den volgenden morgen zei Betty tot hem: „Phoebé maakt zich ongerust over haar oom en tante. Dit is niet meer dan natuur lijk, het zijn toch haar oom en tante. Ik ge loof, dat zij denkt dat er iets vreeselijks met hen gebeurd is; zij kan er 's nachts niet van slapen." John Barry nam zijn sigaar uit den mond en bekeek de asch met veel aandacht. „Zeg haar maar, dat haar nachtrust niet. verstoord behoeft te worden door onrust of vrees voor haar oom cn tante." Meer zei hij niet. Zijn vrouw had er wel graag wat meer van geweten, maar zij ken de hem nu genoeg om te weten, dat het niet gemakkelijk was hem te laten spreken over dingen waarover hij liever wilde zwij gen. Zij bracht de boodschap op haar ma nier aan Phoebé over. „Je oom en tante maken het best, zegt mijnheer Barry, ten minste, al zei hij het niet «precies, zoo meende hij het. Het zou mij niet verwonderen als ik je binnenkort niet wat bijzonderheden kon vertellen. Phoebé, waarom trouw je niet?" De overgang was wel plotseling: een feit dat het meisje, naar haar blik te oordeelcn, zich volkomen bewust was. „Hoe zou dat kunnen, hij heeft geen geld. Er wordt den laatsten tijd haast geen viscli govangen daar te Durg&n; hij kan haast geen drie gulden in de week verdie nen en hoe kunnen we dan trouwen; hij moet zijn vader oilderhouden." Mevrouw, op een stoel gezeten, was diep in gedachten; zij had een moeilijk probleem te verwerken. „Phoebé, er zullen veranderingen op Mon- niksland moeten plaats hebben." „Zullen plaats hebben? Dat is al ge beurd.' „Ja. maar er zal nog meer veranderd wór den; de heele inrichting wordt gereorgani seerd. Dat is een woord,dat ik in de courant gelezen heb en het is dunkt mij een heel goed plan. Met huis zal verbouwd worden, er zal een jachtterrein komen, zoodat mijn heer Barry kan gaan jagen, en wij krijgen een pleizierjacht. Zou je denken, dat die vriend van jou met zoo'n schuit zou kunnen omgaan en hem in orde houden, en mis schien een paar kleine bootjes er bij, en zou hij ook wat verstand hebben van vis- schen en zoo op die manier van nut kun nen zijn?" „Ja, dat zou hij zeker kunnen." „Dus dan moet je hem maar zeggen, dat hij eens bij mij komt. En dan gaan die leelijke ijzeren hekken, net gevangenispoor ten, weg en wij nemen er een paar mooie hekken voor in de plaats met een portiers woning er naast. Ik dacht, dat als je ge trouwd was met iemand, die in staat is tot hetgeen ik daareven zei, dan kon jullie wonen bij het hek aan den kant van de rivier, met je vader er bij. als die nog in valide isdaar zal misschien wel plaats voor zijn. Nu Phoebé, vertel het hem maar eens cn laat hij dan maar eens bij rnij komen Zij wachtte niet op het antwoord van 't meisje en ook niet op haar dankbetuigin gen, maar liep regelrecht naar haar man. Hij zat brieven te schrijven. Zonder zich daar het minst aan te storen, ging zij op de tafel zitten, vlak bij zijn pen. Jonge vrouwtjes van den tegen woord igen tijd, zelfs aardige en nette jonge vropwen en jonge meisjes hebben somtijds de eigen aardige gewoonte een tafel te behandelen of het een stoel is. „Houd op met schrijven", zei ze. „ik wou even met ie praten." „Om zeker te zijn. dat er naar haar ver zoek gehandeld werd, nam zij hem de pen uit de hand. „Ik schreef anders een heel gewichtigen brief." „Dat heeft geen haast; ik heb je iels te zeggen da! nog veel gewichtiger is. Zooals je bij een gedenkwaardige gelegenheid op merkte, zal ik beginnen bij het'begin: ik ben een getrouwde vrouw." „Wel, wel, ik weet wel dat je dat bent. Wie zei van niet?" „Ik begrijp niet hoe je nu zoo iets geks kunt zeggen. Ik herhaal, ik ben nu werke lijk een getrouwde vrouw en begeef mij, zooals de meeste vrouwen, op het oorlogs pad." „Zoo gauw al O heer, mijn hoecl! Het ziet er leelijk voor mij uit „Wees nu niet zoo flauw Ik wou maar zeggen, dat ik mij gelukkig voel, hoewel ik getrouwd ben, en ik anderen nu graag ook gelukkig wou maken." „Een heel mooie gedachte Je moest het nog eens zeggen. Waar is mijn pen Er is werkelijk geen reden waarom ik niet zou doorschrijven, terwijl jij dergelijke mooie opmerkingen maakt „Neen, je pen krijg je niet terug, je kunt niet doorschrijven en ik zal de puntjes op de i zetten. Phoebé gaat trouwen en Faith ook en nu dacht ik, dat de eene het eene portiershuisje moest hebben en de andere het tweede, zoodat wij twee zusters heb ben aan de twee verschillende uiteinden van het buiten." „Daar de portiershuisjes nog niet ge bouwd zijn en er zelfs nog geen plan voor is opgemaakt, hoop ik om harentwille en ook voor hun echtgenooten. dat ze morgen nog niet trouwen." „Wanneer ze gereed zijn voor hun wo ningen, clan zullen de woningen ook wel klaar zijn voor hen, daar zal ik voor zor gen. En dan mevrouw Percival Talbot uit Penance, de echte mevrouw Percival Tal bot, daar moet ook wat voor gedaan wor den. Je weet wel, als haar man niet zoo'n soort man geweest was als hij was, dan zou dit alles aan haar toebehooren." „Denk je dat ik daar niet in de eerste plaats aan gedacht had Toen ik wist dat zij bestond, heb ik dadelijk tot hera ge zegd, dat naar mijn meening op zijn minst de helft van hetgeen zijn oom had nagela ten voor haar moest wezen. Hij zei, dat ze dat niet eens zou willen en dat wil ze ook r.'.et. Ik heb e;- met haar vver gepraat, per soonlijk, en door mijn gevolmachtigde, Glendale". Hij had de behartiging van zijn zaken aan een andere firma opgedragen, een gansch ander type dan Wilson en Skai nes. „Mevrouw Talbot is iemand, die zeer goed weet wat zij wil zij wil niets hebben van het geld van den ouden man. Wij heb ben al moeite genoeg gehad <$nder ons ge zegd haar een onbeduidend vast inkomen te laten aannemen, daarvoor is ze einde lijk gezwicht Penance wordt netjes in orde gemaakt: ze zal een dienstmeisje krijgen en zich daar weer gelukkig voelen." „Ja, dat denk ik ook wel; nu hij terug gekomen is. Zells nu hij begraven ligt op het kerkhof te Manaccon is zij een heel ander mensch geworden. Het. bewustzijn, dat hij graag wou terug komen, al was het dan maar om te sterven en dat hij haar bij zich wenschte vóór hij de oogen en mond voor het laatst sloot, dat bewustzijn is voor haar geworden als een mosterdzaadje, dat opgroeit tot een grooten boom. Zij heeft mij gisteren nog gezegd, dat zij de gelukkigste vrouw van de wereld is, cn ik durf wel zeggen dat zij dit meent, maar ik weet het wel beter." „Maar jij denkt ook dat je alles weet." „Ik ken tenminste één vrouw, die nog gelukkiger is.'' „Maar ik moet je nog wat vertellen. Ik heb vanmorgen een brief gehad van mijn zuster Helena om mij te vertellen, dat zij verloofd is; hij heeft haar eindelijk zijn liefde verklaard en dat was alles wat ik nu nog verlangde. Als je mij nu volmaakt gelukkig wou maken, dan moet je vragen of ze hier wil komen met haar man." „Herinner je je dat gesprek dat we met haar gehad hebben in Napels Hoe zij je waarschuwde nooit iets met mij te doen te willen hebben, en dat ze jou wou voor dragen om in den kerkelijken ban gedaan te worden of iets dergelijks „Ach, zij begreep den toestand niet cn ik eigenlijk ook niet „Je hebt daar een heel gewichtige waar heid gezegd, het zou een prachtig onder werp wezen voor een preekhet. groote belang van elkaar goed te begrijpen. Ik go- loof, dat als een man en vrouw elkaar goea begrijpen, zij het ware geluk deelachtig worden. Wij zijn begonnen." „Als dit nog maar een begin is, denk j*» dan denk je dan werkelijk dat het nog beter tusschen ons zal werden als wij voortgaan Betty, wij leeren elkaar meer en meer begrijpen, totdat wij de trap van volmaakt heid bereiken van volkomen begrijpen, die alle vrees buiten sluit." „Ik ben nu niet bevreesd voor Je, ik ben het nooit geweest en zal het nooit wezen als ik ergens bang voor ben, een heel klein beetje bang. dan is het omdat ik zoo ge lukkig ben." EIND&

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1929 | | pagina 5