ER BESTAAT GEEN „NEDERLANDSCH TRACE"
MOERDIJK-KANAAL EEN HERSENSCHIM
Prijsvermindering Hoeden.
De Plaatsvervanger
27e Jaargang No. 294
ACHTERUITGANG VAN
ANTWERPEN?
ÉN.V
COMPAGNIE LYONNAISE
FEUILLETON.
Beweegredenen voortvloeiend uit
een nieuwen politieken en
economischen toestand"
De publicatie der onder
handelingen
li.
Do bijeenkomst te 's-Graven-
hage in October 1928.
De Belgische Regeering heeft vervolgens
een bijeenkomst voorgesteld van Belgische
en Nederlandsche deskundigen, die in de
maand October van het vorige jaar té
s-Gravenhnge heeft plaats gehad. In die
bijeenkomst hebbende Nederlandsche des
kundigen afwijzend gestaan tegenover
denkbeelden, gericht op den aanleg van een
waterweg, die de kenmerken zou hebben
van het kanaal, voorzien in het in 1927 ver
worpen tiactaat: schepping in Belgic van
een kunstnialigen Rijnmond en verlenging
van de Antwerpsche dokken op Neder-
landsch gebied. Maar indien in dit opzicht
hun houding negatief moest zijn, was deze
aan den anderen kant positief, tegemoet
komend en opbouwend. Want de Neder
landsche deskundigen hebben, in overeen
stemming met de vrijgevige gedragslijn,
tevoren door het Ilaagsch Kabinet aange
nomen, verklaard, dat het verzoek van Bel
gic om een lusschenoplossing door Neder
land zou kunnen worden aanvaard voor
zoover dat verzoek zou kunnen worden ver
wezenlijkt door inrichting overeenkomende
met de moderne eischen van de scheep
vaart, niet slechts van de bestaande water
wegen, maar zelfs van die welke hobben be-
staan ten tijde van de scheiding. De kort
ste verbindingen langs de tusschenwateren
tusschen de Schelde en den Rijn werd voor
heen gevormd door het Kreekrak, de Ooster-
schelde, de Eendracht en het Slaak. We
gens de van nature minder goede gesteld
heid van de Eendracht en het Slaak, die
sedert eeuwen achteruit waren gegaan, ont
hield de scheepvaart' zich er echter van,
zelfs met kleine schepen van vroeger, deze
laatste wateren te gebruiken en koos zij in
het algemeen in hun plaats een anderen
weg, die langer was. Niettemin was en
blijft Nederland bereid zich met België te
verstaan, teneinde de oude verbinding, die
weliswaar kort maar nauwelijks bruikbaar
was, toegankelijk te maken voor de scheep
vaart. België zou aldus tusschen de Schelde
en den Rijn een modernen waterweg ver
krijgen, beter en korter dan het er ooit een
gehad heeft. De afstand tusschen Antwer
pen en den Rijn zou op die wijze met niet
minder dan ongeveer 25 K.M., d. w. z. met
bijna een derde, verkort worden. Deze weg
zou de gelegenheid openen de vaart te ver
mijden door de Zeeuwsche wateren, die het
Belgisch memorandum gevaarlijk noemt,
hoewel de statistiek der ongevallen, die al-
1 daar hebben plaats gehad en welk getal
zeer gering is, aantoont hoe onjuist die qua-
lificatie is.
Practisch gesproken zijn de punten, waar-
tusschen een dergelijke waterweg zou kun
nen worden aangelegd eenerzijds de Wes-
terschelde in de omgeving van Bath op
enkele kilometers van de grens, aan de
noordzijde, Dintelsas.
Het Antwerpen—-Moerdijkkanaal
verlangen beteekent het najagen
van een hersenschim.
In den loop van de in October gehouden
besprekingen hebben de Nederlandsche des
kundigen duidelijk doen uitkomen, dat zij
,door deze punten te noemen geen enkel
voorstel deden, maar er zich toe bepaalden
de grenzen aan te geven van het kader,
waarbinnen Nederland Belgische verlan
gens in gunstige overweging zou kunnen
nemen. Het is dus niet Juist wanneer het
Belgische memorandum of eenig ander stuk
spreekt van een Nederlandsch tracé of plan.
De Nederlandsche regeering had gehoopt,
dat de Belgische regcerlng na de haar ge
dane duidelijke en uitdrukkelijke verkla
ringen zou hebben begrepen dat het toe
staan aan België van een kanaal met de
zelfde kenmerken als dat, voorzien ln het
Verdrag van 1925 een politieke onmogelijk
heid is, en dat voortgaan met het vragen
van een zoodanig kanaal het najagen van
hersenschimmen zou beteekenon.
Daarna worden de redenen van economi-
schen aard onder de oogen gezien, die door
de Belgische regeering zijn aangevoerd tot
staving van haren eisch van een recht-
streeksch kanaal tusschen de dokken van
Antwerpen en hel Ilollandsch Diep.
Gaat Antwerpen achteruit
De Belgische regeering brengt de volgen
de stellingen naar voren, zonder deze trou
wens met cijfers te staven.
I. Terwijl tot voor kort het aandeel van
België in het Rijnverkeer voortdurend toe
nam, is die opwaartscho beweging thans
gestuit.
II.Ms. regeering veroorlooft zich te doen
opmerken dat, zelfs indien deze bewering
juist ware, daaruit voor Nederland geen
verplichting zou kunnen worden afgeleid,
om aan België bijzondere faciliteiten te ge
ven ten einde zijn verkeer te doen toene
men.
Maar de bewering is niet in overeenstem
ming met de werkelijkheid. Uit de over
zichten van het goederenverkeer, die door
de centrale commissie voor de Rijnvaart in
hare jaarverslagen openbaar worden ge
maakt, blijkt dat sedert den oorlog het
Rijnverkeer van België voortdurend is toe
genomen. In 1926 en in 1927 is dat verkeer
grooter geweest dan in 1913.
II. Het goederenvervoer van Antwerpen
naar den Rijn heeft sedert enkele jaren
zelfs een aanmerkelijke achteruitgang on
dergaan.
Wel verre van te zijn achteruitgegaan is
het goederenvervoer van Antwerpen naar
den Rijn steeds toegenomen.
III. De (beweerde) achteruitgang van het
Belgische Rijnverkeer vindt z'n oorsprong in
de gebreken van de tegenwoordige verbin
ding tusschen den Rijn en de Schelde, waar
van de ongunstige terugslag op dit verkeer
veel ernstiger is dan voorheen. De vracht-
cijfers bewijzen dit. Het normaal verschil
tusschen de vrachten van de Roer naai*
Rotterdam en van de Roer naar Antwerpen
is, op goudbasis berekend, sedert 1913 ver
dubbeld.
Het vrachtverschil, dat in 1913 0.52 was,
is thans gedaald tot 0.50. In plaats van
verdubbeld te zijn is het verschil iets ge
ringer geworden.
De Nederlandsche regeering stelt dus
vast, dat het, met het oog op de cijfers,
onmogelijk schijnt de stelling vol te houden
volgens welke betere verhoudingen tus
schen den Rijn cn Antwerpen voor deze
haven een levensbelang zijn. Zulks neemt
niet weg dat zij hier hare verklaring her
baalt, dat zij bereid is aan België, indien
dit land zulks wenscht, een verbinding tus
schen de Westerschelde en den Rijn te ge
ven, die de natuurlijke waterwegen, welke
thans bestaan of vroeger bestaan hebben,
zou volgen.
Hr. Ms regeering hoopt te gelijker lijd,
in het belang der betrekking tusschen de
beide landen zoowel als in het Europeesch
belang, dat de Belgische regecring niet zal
willen voortgaan met het stellen van
eischen waarvan zij weet dat Nederland die
nietjvan inwilligen.
II. De Schelde.
Ook hier onthoudt de Nederlandsche Re
giering. om het bereiken van overeenstem
ming niet te vertragen, zich er aan zich te
begeven in een bespreking van de onder
scheidene rechtsvragen, die in het Belgisch
memorandum worden opgeworpen. Trou
wens de gezichtspunten der partijen schij
nen hier elkander dicht te naderen.
Onderhoud en verbetering.
Het heeft het Haagsch kabinet verheugd
te ontwaren, dat het Brusselsch Kabinet
verklaart de op dit punt en het schema, dat
de Nederlandsche Regeering aan de Belgi
sche Regeering op 23 October j.l. heeft doen
overhandigen, gemaakte suggestie volstrekt
niet a prior, te zullen afwijzen. De Neder
landsche regeering had het trouwens niet
anders verwacht, bedoelde suggestie betee-
kende een belangrijke concessie aan België.
b. Beheer. Het Sfchelderegime wordt
thans gekenmerkt door een gemeenschappe
lijk toezicht op de vaargeulen. Dit gemeen
schappelijk toezicht is allerminst een holle
phrase.
Hr. Ms. regeering vraagt zich af, of wel
licht de onvoldoendheid waarmede Zr. Ms.
regeering het huidige regime bestempelt
veroorza-akt wordt door^het feit, dat dit re
gime in geval van meeningsverschil tus
schen de commissarissen, niet medebrengt
beroep op:
c. Arbitrage. Indien dat het geval was,
zou de Nederlandsche regeering, zooals
trouwens blijkt uit het schema, dat zij op
23 October j.l. aan de Belgische regeering
hoeft doen overhandigen, bereid zijn aan
die regeering in de ruimste mate voldoe
ning te geven. De Nederlandsche regeering
is bereid om het beginsel van verplichte
arbitrage voor de bedoelde geschillen te
aanvaarden. Ook is zij bereid het beginsel
te aanvaarden van de oprichting van een
permanent college, geroepen om gevallen
waarin oe dringende noodzakelijkheid wordt
gevoeld om een onvoorziene moeilijkheid tot
oplossing te brengen, te beslissen.
d. Betrokken belangen. Ook ten aanzien
van dit punt acht de Nederlandsche regee
ring het mogelijk tot overeenstemming te
komen. Daar zij, gelijk wel vanzelf spreekt,
geenszins den wensch heeft de ontwikkeling
van de scheepvaart op Antwerpen te be
lemmeren, is zij volstrekt niet gekant tegen
verbetering van de bevaarbaarheid der
Westrtxschelde.
Zeker zou het niet billijk zijn dat in elk
geval de scheepvaartbelangen boven de an
dere gestold zouden moeten worden. De
oeverbetiangen moeten even goed geëerbie
digd worden als die van de scheepvaart.
Rechtstoestand der koopvaardijsche
pen op (ie Westerschelde. Hier zoowel als
op ander terrein zou een ongebreidelde vrij
heid niett kuncn worden aanvaard, de
scheepvaart- op een waterweg van interna^
tionaal bellang kan geen aanspraak maken
op een algieheele onttrekking aan het lands
gezag.
III. Andore punten.
(waaronder de Nederlandsche desiderata)
Loodswezen op de W e s t e r s c h el-
d c. Al is laet juist, dat het afstand doen
van het steösel van vrije mededinging
(stelsel voorzfien in de verdragen van 1839,
waarvan de voorloopige wijzigingen het
onderwerp hdbben gevormd van den bc-
staanden modus vivendi) voor de Neder
landsche regaering, zoowel als voor de
Belgische ecu zeker belang zou hebben,
zoo is Nederland toch slechts dan bereid
in dien afstand toe te stemmen, indien
België zich zijnerzijds bereid toont een
voor Noderlankl aanvaardbare uiteindelij
ke schikking aan te nemen.
Wat de loodsgelden betreft, is hel, met
het oog op hat feit dat de verbindingen*
van Antwerpen met zijn achterland kor*
ter zijn dan die van de Nederlandsche ha
vens, voor Hr. Ms. Regeering niet moge
lijk afstand te doen van de gedachte, die
den grondslag vormt van de huidige ta
rieven en in de verdragen is vastgelegd,
volgens welke de voor het traject van de
volle zee naar Antwerpen geheven loods
wezen niet hoogar zullen zijn dan die wel
ke worden geheven voor het traject tus
schen de volle ziee en Rotterdam „naar
evenredigheid van de afstanden".
Vrijdom van scheepvaartrech
ten. De Nederlaaodsche Regeering neemt
acte van de verklaringen van de Belgische
Regeering over dit onderwerp.
Wa ter wegen in Limburg. De
positie zooals do Nederlandsche Regeering
die opvat is de voilgende
De totstandbrenging van goede water
verbindingen tusschen Luik en Maastricht
is voor Belgic van ten minste even aan
zienlijk belang als voor Nederland. Een
voldoende verbetering van de Maas of. in
de plaats daarvan, een voldoende verrui
ming van het indertijd op wensch van Bel
gië gegraven kanaal van Luik haar Maas
tricht, zou aan het. Luiksche nijverheids
bekken den toegang geven tot het kolen
bekken van Nederlandsch Limburg waar
aan die nijverheid beihoefte heeft. Datzelf
de werk zou België en* toe in staat stellen
ton behoeve van Antwerpen met een mi
nimum van kosten voortreffelijke water
verbindingen tot stand te brengen met de
mijnen (zoowel in Belgisch als in Neder
landsch Limburg) en met het Lnikorland.
'T MIN AH ASS A-BLOEMPJE"
Ruim' tweehonderdvijftig jaren,
Bleef men 't Ilollandsch „Rood-vvit-blauw"
Met. voorbeeldige gehechtheid
ln de Minahassa trouw.
Der Manadoneezen liefde
Werd een hechte, sterke band
Zij zijn kind'rcn, trouw cn eerlijk.
Van ons eigen Moederland!
Doch er wroet een brute vijand
In dit brokje „Nederland",
Die met wreedo, grove wapens
Aantast 't vreedzaam Neerlandsch pand
Moordend toeft tuberculose
Onder hen, die eensgezind.
Door hun daden, door hun denken,
Met ons heeten „Ilollandsch kind".
't Is een waardig jubileum.
En een dankbaarheid en gros
Gaat ons volk nu demons! reeren
Door een Nationaal cadeau.
Want het schenkt der Minahassa
In dit heerlijk stadium.
Ter bestrijding van den vijand,
Saém een sanatorium!
't „Minahassa-bloempje" wordt U
Morgen hier gepresenteerd.
'k Hoop dat U dat bloempje met een
Flinke gift dan accepteert.
Niemand kan het „bloempje" weig'ren.
d' Een die koopt 't uit dankbaarheid
d' Ander doet 't uit naastenliefde,
Dus als steun in ziekte-strijd!
Velen zullen 't „bloempje" koopen,
Ook al was het nóg zoo duur.
En gaan vragen: „Bracht hier Holland,
Zoo'n beschaving, zoo'n cultuur,
Dat na ruim tweehonderd jaren
Men pas nü in actie raakt
Voor iets wat, ondanks veel winsten,
Tot onz' schande is verzaakt!"
Ieder 't „Minahassa-bloempje"
Voor een elk ligt hier een taak. v
En voor Amersfoort vertrouw ik.
Wordt het zelfs een eerezaak.
GROEGROE.
(Alle rechten voorbehouden)
Terzelfder tijd zou die weg aan de Waal-
scbe nijverheid nieuwe uitwegen naar het
Noorden bieden, en zelfs naar den Rijn.
Nederland zcu aan betere verbindingen
tusschen Luik en Maastricht veel minder
groote voordeden ontleenen Een betere
aansluiting van Luik op de Nederlandsche
grens zou een voordeel voor België betee-
konen, gezien het belang dat dit land bij dat
werk heeft alsmede het feit dat Nederland
UTR
UTRECHTSCHEWEG 10 - TEL. 179 - AMERSFOORT
Wat geen haast heeft, moet men zoo spoe
dig mogelijk afdoen, om tijd te winnen voor
datgene wat wel haast heeft.
door
RICHARD MARSH.
Vrij naar het Engelsch door C. M. G. de W.
73
Ilij zag zijn vrouw lachend aan. Wat hij
precies meende was niet duidelijk, maar hij
bleek een goed profeet geweest te zijn. Het
allerliefste huis waar mr. Claude Herbert
woonde, de mooiste jongelui's inrichting
van de heele stad, zag zijn bewoner nooit
weer. Zijn kantoor werd eenigen tijd waar
genomen door een klerk, maar werd weldra
gesloten en bleef gesloten, maanden en ja
ren lang. Op den morgen van don dag, toen
het huis voor goed gesloten werd, verscheen
er iemand die de bedienden uitbetaalde en
hun ontslag gaf. Een poosje later werd de
inboedel in verhuiswagens gepakt, „Te
huur" op de ramen van het huis geplakt
cn het huis bleef leeg staan. Claude Her-
bert scheen goede zaken gedaan te hebben,
maar toch niet zoo goed als hij gehoopt en
verwacht had. Misschien heeft hij den
naam Claude Herbert opgegeven en is naar
zijn geboorteland teruggekeerd, waar hij als
een rijk, geacht man e'en hoogen ouderdom
hee't bereikt.
O* geachte firma, advocaten on procu
reurs, de heeren Wilson en Skaines, heb
ben de zaken ook aan den kant gedaan, ten
minste in Engeland. Men zegt, dat zich in
New-York een procureur heeft neergezet,
die veel practijk schijnt te krijgen, vooral
van menschcn van een eenigszins twijfel
achtig karakter, en die man lijkt sprekend
op George Wilson. Van John Eva heeft men
niets meer gezien of gehoord. Dien nacht
is zijn vrouw met hem meegegaan, een ver
klaring waarom het ontbijt den volgenden
morgen zooveel te wenschen overliet. Wat
ah wezen mocht, zij was een uitstekende
keukenmeid, terwijl haar man een artist
was in het tafeldekken en bedienen. Me
vrouw John Barry, die wij reeds eenigszins
hebben leeren kennen, is van meening, dat
haar man meer van dat merkwaardig echt
paar af weet dan hij zeggen wil.
Den volgenden morgen zei Betty tot hem:
„Phoebé maakt zich ongerust over haar
oom en tante. Dit is niet meer dan natuur
lijk, het zijn toch haar oom en tante. Ik ge
loof, dat zij denkt dat er iets vreeselijks met
hen gebeurd is; zij kan er 's nachts niet
van slapen."
John Barry nam zijn sigaar uit den mond
en bekeek de asch met veel aandacht.
„Zeg haar maar, dat haar nachtrust niet.
verstoord behoeft te worden door onrust of
vrees voor haar oom cn tante."
Meer zei hij niet. Zijn vrouw had er wel
graag wat meer van geweten, maar zij ken
de hem nu genoeg om te weten, dat het
niet gemakkelijk was hem te laten spreken
over dingen waarover hij liever wilde zwij
gen. Zij bracht de boodschap op haar ma
nier aan Phoebé over.
„Je oom en tante maken het best, zegt
mijnheer Barry, ten minste, al zei hij het
niet «precies, zoo meende hij het. Het zou
mij niet verwonderen als ik je binnenkort
niet wat bijzonderheden kon vertellen.
Phoebé, waarom trouw je niet?"
De overgang was wel plotseling: een feit
dat het meisje, naar haar blik te oordeelcn,
zich volkomen bewust was.
„Hoe zou dat kunnen, hij heeft geen
geld. Er wordt den laatsten tijd haast geen
viscli govangen daar te Durg&n; hij kan
haast geen drie gulden in de week verdie
nen en hoe kunnen we dan trouwen; hij
moet zijn vader oilderhouden."
Mevrouw, op een stoel gezeten, was diep
in gedachten; zij had een moeilijk probleem
te verwerken.
„Phoebé, er zullen veranderingen op Mon-
niksland moeten plaats hebben."
„Zullen plaats hebben? Dat is al ge
beurd.'
„Ja. maar er zal nog meer veranderd wór
den; de heele inrichting wordt gereorgani
seerd. Dat is een woord,dat ik in de courant
gelezen heb en het is dunkt mij een heel
goed plan. Met huis zal verbouwd worden,
er zal een jachtterrein komen, zoodat mijn
heer Barry kan gaan jagen, en wij krijgen
een pleizierjacht. Zou je denken, dat die
vriend van jou met zoo'n schuit zou kunnen
omgaan en hem in orde houden, en mis
schien een paar kleine bootjes er bij, en
zou hij ook wat verstand hebben van vis-
schen en zoo op die manier van nut kun
nen zijn?"
„Ja, dat zou hij zeker kunnen."
„Dus dan moet je hem maar zeggen, dat
hij eens bij mij komt. En dan gaan die
leelijke ijzeren hekken, net gevangenispoor
ten, weg en wij nemen er een paar mooie
hekken voor in de plaats met een portiers
woning er naast. Ik dacht, dat als je ge
trouwd was met iemand, die in staat is
tot hetgeen ik daareven zei, dan kon jullie
wonen bij het hek aan den kant van de
rivier, met je vader er bij. als die nog in
valide isdaar zal misschien wel plaats
voor zijn. Nu Phoebé, vertel het hem maar
eens cn laat hij dan maar eens bij rnij
komen
Zij wachtte niet op het antwoord van 't
meisje en ook niet op haar dankbetuigin
gen, maar liep regelrecht naar haar man.
Hij zat brieven te schrijven. Zonder zich
daar het minst aan te storen, ging zij op
de tafel zitten, vlak bij zijn pen. Jonge
vrouwtjes van den tegen woord igen tijd,
zelfs aardige en nette jonge vropwen en
jonge meisjes hebben somtijds de eigen
aardige gewoonte een tafel te behandelen
of het een stoel is.
„Houd op met schrijven", zei ze. „ik wou
even met ie praten."
„Om zeker te zijn. dat er naar haar ver
zoek gehandeld werd, nam zij hem de pen
uit de hand.
„Ik schreef anders een heel gewichtigen
brief."
„Dat heeft geen haast; ik heb je iels te
zeggen da! nog veel gewichtiger is. Zooals
je bij een gedenkwaardige gelegenheid op
merkte, zal ik beginnen bij het'begin: ik
ben een getrouwde vrouw."
„Wel, wel, ik weet wel dat je dat bent.
Wie zei van niet?"
„Ik begrijp niet hoe je nu zoo iets geks
kunt zeggen. Ik herhaal, ik ben nu werke
lijk een getrouwde vrouw en begeef mij,
zooals de meeste vrouwen, op het oorlogs
pad."
„Zoo gauw al O heer, mijn hoecl! Het
ziet er leelijk voor mij uit
„Wees nu niet zoo flauw Ik wou maar
zeggen, dat ik mij gelukkig voel, hoewel
ik getrouwd ben, en ik anderen nu graag
ook gelukkig wou maken."
„Een heel mooie gedachte Je moest het
nog eens zeggen. Waar is mijn pen Er is
werkelijk geen reden waarom ik niet zou
doorschrijven, terwijl jij dergelijke mooie
opmerkingen maakt
„Neen, je pen krijg je niet terug, je kunt
niet doorschrijven en ik zal de puntjes op
de i zetten. Phoebé gaat trouwen en Faith
ook en nu dacht ik, dat de eene het eene
portiershuisje moest hebben en de andere
het tweede, zoodat wij twee zusters heb
ben aan de twee verschillende uiteinden
van het buiten."
„Daar de portiershuisjes nog niet ge
bouwd zijn en er zelfs nog geen plan voor
is opgemaakt, hoop ik om harentwille en
ook voor hun echtgenooten. dat ze morgen
nog niet trouwen."
„Wanneer ze gereed zijn voor hun wo
ningen, clan zullen de woningen ook wel
klaar zijn voor hen, daar zal ik voor zor
gen. En dan mevrouw Percival Talbot uit
Penance, de echte mevrouw Percival Tal
bot, daar moet ook wat voor gedaan wor
den. Je weet wel, als haar man niet zoo'n
soort man geweest was als hij was, dan
zou dit alles aan haar toebehooren."
„Denk je dat ik daar niet in de eerste
plaats aan gedacht had Toen ik wist dat
zij bestond, heb ik dadelijk tot hera ge
zegd, dat naar mijn meening op zijn minst
de helft van hetgeen zijn oom had nagela
ten voor haar moest wezen. Hij zei, dat ze
dat niet eens zou willen en dat wil ze ook
r.'.et. Ik heb e;- met haar vver gepraat, per
soonlijk, en door mijn gevolmachtigde,
Glendale". Hij had de behartiging van zijn
zaken aan een andere firma opgedragen,
een gansch ander type dan Wilson en Skai
nes. „Mevrouw Talbot is iemand, die zeer
goed weet wat zij wil zij wil niets hebben
van het geld van den ouden man. Wij heb
ben al moeite genoeg gehad <$nder ons ge
zegd haar een onbeduidend vast inkomen
te laten aannemen, daarvoor is ze einde
lijk gezwicht Penance wordt netjes in orde
gemaakt: ze zal een dienstmeisje krijgen
en zich daar weer gelukkig voelen."
„Ja, dat denk ik ook wel; nu hij terug
gekomen is. Zells nu hij begraven ligt op
het kerkhof te Manaccon is zij een heel
ander mensch geworden. Het. bewustzijn,
dat hij graag wou terug komen, al was het
dan maar om te sterven en dat hij haar
bij zich wenschte vóór hij de oogen en mond
voor het laatst sloot, dat bewustzijn is voor
haar geworden als een mosterdzaadje, dat
opgroeit tot een grooten boom. Zij heeft mij
gisteren nog gezegd, dat zij de gelukkigste
vrouw van de wereld is, cn ik durf wel
zeggen dat zij dit meent, maar ik
weet het wel beter."
„Maar jij denkt ook dat je alles weet."
„Ik ken tenminste één vrouw, die nog
gelukkiger is.''
„Maar ik moet je nog wat vertellen. Ik
heb vanmorgen een brief gehad van mijn
zuster Helena om mij te vertellen, dat zij
verloofd is; hij heeft haar eindelijk zijn
liefde verklaard en dat was alles wat ik
nu nog verlangde. Als je mij nu volmaakt
gelukkig wou maken, dan moet je vragen
of ze hier wil komen met haar man."
„Herinner je je dat gesprek dat we met
haar gehad hebben in Napels Hoe zij je
waarschuwde nooit iets met mij te doen
te willen hebben, en dat ze jou wou voor
dragen om in den kerkelijken ban gedaan
te worden of iets dergelijks
„Ach, zij begreep den toestand niet cn ik
eigenlijk ook niet
„Je hebt daar een heel gewichtige waar
heid gezegd, het zou een prachtig onder
werp wezen voor een preekhet. groote
belang van elkaar goed te begrijpen. Ik go-
loof, dat als een man en vrouw elkaar goea
begrijpen, zij het ware geluk deelachtig
worden. Wij zijn begonnen."
„Als dit nog maar een begin is, denk j*»
dan denk je dan werkelijk dat het
nog beter tusschen ons zal werden als wij
voortgaan
Betty, wij leeren elkaar meer en meer
begrijpen, totdat wij de trap van volmaakt
heid bereiken van volkomen begrijpen, die
alle vrees buiten sluit."
„Ik ben nu niet bevreesd voor Je, ik ben
het nooit geweest en zal het nooit wezen
als ik ergens bang voor ben, een heel klein
beetje bang. dan is het omdat ik zoo ge
lukkig ben."
EIND&