ZOMER-OPRUIMING
ffiMEKSFOMOSCH DAGBIAD
COMPAGNIE LYONNAISE Utrechtscheweg 10, Amersfoort
f BINNENLAND.
TOEPASSING VAN GEMEENTELIJKE
MONUMENTENVERORDENINGEN
D00DEMANS ROTS.
Vrijdag 28 Juni 1929
:-DE EEMLANDER'j
27e Jaargang No. 303
UITBREIDING VAN ONS
SPOORWEGNET
ONDERMIJNING VAN HET
HYPOTHECAIR CRED1ET
Maison de Jager Zn.
Chocolade Slagroomhoorns,
BEKERS en SCHUITJES
FEUILLETON.
Dorpen langs de lijn
in feesttooi
De eerste rit op den
Woldjerspoorweg
Een groot gezelschap heeft Woensdag
morgen plaats genomen in den met twee
vlaggen versierden trein, die den eersten
dienst van Groningen naar Delfzijl zou ver
hullen over den nieuwen Woldjerspoorweg.
Daar waren, zoo meldt de N. R. Ct., de
minister vn waterstaat, mr. Van der Vegte;
de commissaris der Koningin in de pro
vincie Groningen, jhr. mr. Tjarda van Star-
kenborgh Stachouwer; de heer .T. Buiskool,
burgemeester van Delfzijl, president der
Woldjerspoorweg Mij.; de bestuursleden
der Woldjerspoorweg Mij., mr. II. van
Manen, directeur der Nederlandsche Spoor
wegen; èenige andere spoorwegautoriteiten
en enkele leden van Gedep. Staten van Gro
ningen; de burgemeesters en vertegenwoor
digers van aan den nieuwen spoorweg ge
legen gemeenten; het bestuur der Kamer
van Koophandel voor Groningen; het be
stuur der Federatie van Landbouwvereeni-
gingen te Slochteren; het bestuur van het
waterschap Duurswold, cn de vertegen
woordigers van bij de spoorlijn betrokken
lichamen. In totaal bestond het gezelschap
uit ongeveer 100 personen.
Engelberfc was het eerste van de reeks
stationnetjes langs de lijn, waar de trein
stopte cn de reizigers uitstapten. Vlaggen
wapperden van de huizen, cn een groot
deel van de bevolking stond bij liet station.
Aan het tweede station, Harkstede-
Scharnier, stond een groot aantal met vlag
gen getooide dorpskinderen, die het Wil
helmus zongen. Daarna liet de dorpsehar-
monie zich liooren.
Te Kolhain weer een dorpsfanfare en zin
gende kinderen. Ook te Vroombosch stond
een schare zingende kinderen bij het per
ron. Bovendien stond hier bij de spoorbaan
een optocht opgesteld van versierde paar
den cn boerenwagens.
Bij de aankomst aan liet station te
Slochteren sprak de burgemeester, mr. E. J.
Thomassen 4 Theussink van der Hoop van
Slochteren, een woord van welkom tot de
gasten.
Te Slochteren waren de reizigers de gas
ten van den burgemeester, die het gezel
schap op den burcht Fraeglemaborg ont
ving.
Daarna ging het naar Schildwolde, Hel
ium, Siddeburen en TjuchemMeedhuizen.
Op al deze station stonden fanfarekorpsen
en zingende kinderen en waren dicht bij
het station versierde paarden cn wagens
opgesteld.
Op het station Delfzijl stond een fanfare
korps opgesteld. Kort na aankomst, aldaar
trok liet gezelschap naar het schip Abel
Tasman, het internaat van de zeevaart
school. Nadat het gezelschap liet schip had
bekeken, werd thee geserveerd.
Minister Van der Vegte sprak de beste
wenschen uit voor de Delfzijlsche zeevaart
school.
Ruim 3 uur werd de terugtocht aanvaard,
die 42 minuten duurde. In bussen werd het
gezelschap van het station te Groningen
overgebracht naar de Harmonie, waar een
feestmaaltijd plaats had.
De president-commissaris, de heer Buis
kool, bracht aan den maaltijd dank aan
hen, die'voor den Woldjerspoorweg hadden
gewerkt, on herdacht hierbij speciaal het
werk van den heer J. de Vries, den gewe
zen secretaris van de Fedeiaiie van Land-
bouwvereenigingen te Slochteren. en van
de vroegere burgemeesters Broekema cn
Bastiaan.
Dc minister deelde mee, dat de heer G. de
Vries, secretaris van den raad van com
missarissen, was benoemd lot ridder in de
orde van Oranje Nassau.
Vervolgens hebben enkele andere heeren
het woord gevoerd.
De meeste gasten begaven zich. na afloop
van het diner naar het clubhuis te Paters-
wolde, waar dc avond in feeststemming
werd doorgebracht.
DE R. H. B. S. TE ZIERIKZEE.
Het 60-jarlg bestaan.
Op 17 cn 18 Juli worden te Zierikzee de
feesten gehouden ter herdenking van het
60-jarig bestaan van boengenoemde onder
wijsinrichting op Schouwen—Duiveland,
waaraan ook tal Aan oud-leerlingen zullen
deelnemen.
Hef. eere-comité bestaat uit jhr. mr. .T. W.
Ouarles van Ufford, commissaris der Ko
ningin in Zeeland, voorzitter, prof. dr. P.
Zeeman, oud-minister van Ysselsteyn, dr.
II. K. M. van do Zande, oud-inspecteur van
het landbouwonderwijs, prof. W. A. E. van
der Pluijm cn dr. S. Elzinga, oud-leeraar
aan de school, thans inspecteur M. O.
Dinsdag 16 Juli recipieert het gemeente
bestuur van Zierikzee, dat 60 jaar geleden
tot oprichting van een H.B.S. besloot, wel
ke inrichting in 1907 over ging in een Rijks
II.B.S.
Woensdag 17 Juli is aan de eigenlijke
feestelijkheden gewijd met o.m. een auto
tocht met ongeveer 80 auto's door het ge-
heele eiland. Des avonds vindt in de Con
certzaal de feestavond plaats met diverse
attracties voor de leerlingen en reünisten.
De daaropvolgende dag is voor een goed
deel gewijd aan sport cn spel; de feestelijk
heden worden besloten met muziek cn een
Fransch looneclstukje.
VERVAARDIGERS VAN VALSCHE
BANKBILJETTEN GEARRESTEERD.
De vorige week werd in een café op Ka-
tendrecht te Rotterdam een valsch bank
biljet uitgegeven, in verband waarmede ge
arresteerd was een zekere J. B. de J. uit de
Tochtstraat aldaar, die wegens gebrek aan
bewijs den volgenden dag weder op vrije
voeten moest worden gesteld. De valsche
geldafdeeling van de centrale recherche
heeft in verband met een en ander een na
der onderzoek ingesteld. Tenslotte slaagde
zij erin in een lunchroom op de Hoogstraat
le arresteeren den 36-jarigen W. B., den 25-
jarigen A. B. P. en den 35-jarigen J. S. Deze
laatste werd echter spoedig weer vrijgela
ten. Op één dér aangehoudenen werden 5
valsche 5-ponds biljetten gevonden. In een
leegstaand huis in de Woelwijkstraat heeft
de politie een werkplaats aangetroffen,
waar valsch geld vervaardigd werd. Zij leg
de daar op verschillende ingrediënten be
slag. Bij de huiszoeking van de verdachten
zijn geen nieuwe biljetten in beslag ge
nomen. De valsche bankbiljetten waren zeer
slecht nagemaakt. De gearresteerden waren
eerst kort geleden uit de gevangenis ontsla
gen, verdacht van het vervaardigen van
valsche Nederlandsche bankbiljetten.
Willekeur en onzekerheid
in de uitvoering
Een adres aan vijf ministers
Aan de ministers van Binnenlandsche
Zaken cn Landbouw, van Justitie, van Fi
nanciën, van Arbeid, Handel cn Nijverheid
en van Onderwijs, Kunsten cn Weten
schappen is het volgende adres gezonden:
„De Vereeniging van Directeuren van
Hypotheekbanken, de Nederlandsche Ver
eeniging tot Bevordering van het Levens-
verzekeringswezen en de Broederschap der
Notarissen in Nederland, hebben aanlei
ding gevonden met elkander de ernstige
bezwaren te bepreken, welke gerezen zijn
in verband met de wijze, waarop verschei
den gemeentebesturen verordeningen zijn
♦ïan toepassen, waaraan zij den naam van
monumenten-verordeningen liebbcn gege
ven.
Reeds gedurende ecnigen tijd is in liet
oi enbaar meermalen gewag gemaakt van
eene „monumentenwet", welke de regee
ring voornemens zou zijn bij de Staten-
Generaal in behandeling te brengen. Behal
ve in de zittingen van ecnige gemeentera
den, is dit o.a. ook geschied op den „Twee
den Monumentendag", op 3 November 1928
te 'sGravenhage gehouden, toen de „Direc
teur van den dienst van kunsten cn weten
schappen" der gemeente 's Gravcnhage on
der meer zeide, dat Nederland altijd nog
■geen monumentenwet heeft en dat. deze
eerst, thans in uitzicht is gesteld.
Inmiddels is in 1920 door de gemeente
'sGravenhage een „monumenten-verorde
ning" vastgesteld, welk voorbeeld door ver
scheidene gemeenten is gevolgd, voor zoo
ver aan ondergeteekenden bekend is, door
de gemeenten Amersfoort (1922), Deventer
(1922), Vlissingen (1923), Oudewater (1923),
Breda (1923), Middelburg (1924), Dussen
(1924), Zierikzee (1924), Sluis (1925), Dor
drecht (1925), Brielle (1925), Ilarlingcn
(1925). Amsterdam (1926),Zutphen (1926),
IIoensbroek (1926),Schiedam (1927) en
Utrecht (1927).
Oogenschijnlijk zien" de door de gemeente-
ra den vastgestelde „monumenten-verorde-
riingen" er zeer onschuldig uit. Dat zij dit
metterdaad echter niet zijn, is door de prak
tijk duidelijk geworden.
De monumenten-verordening geeft Burge
meester en Wethouders de bevoegdheid
bouwwerken of gebouwen, of gedeelten hier
van, welke naar het oordeel van dit college
„van belang zijn uit. een oogpunt van ge
schiedenis of kunst", te plaatsen op eene
lijst. Staat een onroerend goed eenmaal op
deze lijst, dan mag de eigenaar er uiterlijk
niets aan veranderen en het evenmin sloo-
pen, tenzij met vergunning van Burgemees
ter en Wethouders, die tevens bevoegd zijn
aan zulk eene vergunning vergunningvoor-
waarden te verbinden.
Het spreekt vanzelf, dat aldus zeer be
langrijk wordt ingegrepen in de rechten van
den eigenaar, wiens beschikkingsrecht ten
rleele wordt onteigend cn vernietigd. Ilclzal
hein b.v. onmogelijk blijken door verbou
wing liet getroffen perceel economisch nut
tig tc gebruiken in zijne zaken of tot een
dergelijk gebruik aan een ander te verkoo-
pen.
Hieruit volgt tevens, dat hot getroffen
perceel niet zoo gemakkelijk te verkoopen
is, dat het zijne handelswaarde goeddeels
heeft verloren en niet meer geschikt zal zijn
om te dienen lot zekerheid van ecnig door
den eigenaar op te nemen hypothecair cre-
diet.
Indien nti deze monumenten-lijst slechts
melding maakte van werkelijke „monumen
ten", zouden de getroffen perceelcn of per
ceelsgedeelten betrekkelijk zoo gering in aan
tal zijn, dat het hypothecair crediet in het
algemeen weinig aanleiding zou hebben
zich hierover bezorgd te maken. De praktijk
leert echter anders.
Het woord „monument" gebruiken de ge
meentebesturen in de opschriften van ver
ordeningen, waarin niet is omschreven
wat onder een monument moet worden ver
staan. Zij zijn hierdoor volkomen vrij door
middel van plaatsing op de bovenbedoelde
lijst eigenaren te verhinderen hunne percee-
len te veranderen ook in gévallen, waarin
de woningwet en de bouwverordening hier
toe de bevoegdheid niet verleenen. G e h e e
le reeksen van huizen zijn geplaatst op
de „monumenten-lijst" om het stads
beeld niet te doen verandem. Dit was ech
ter nog niet genoeg. Terreinen cn beplantin
gen werden door middel van deze verorde
ningen aan de beschikking van den eige
naar onttrokken. Zelfs noodige vernieuwing
of noodig herstel van gebouwen wordt ver
boden tenzij met vergunning van Burge
meester en Wethouders.
Wanneer het mogelijk wordt, dat op rui
me schaal geheele reeksen van eigendom
men, welke zeer zeker geen „monumenten"
zijn, eenvoudig door een daad van een ge
meentebestuur onverhandelbaar worden,
dan staat, daarmede vast, dat het hypothe
cair crediet in Nederland op hoogst ernstige
wijze zal worden ondermijnd. Dit in het ver
keer onmisbare crediet berust op zeker-
h e i d. Deze zekerheid verdwijnt, wanneer te
allen tijde de overheid door een verorde
ning plotseling het verbonden onderpand
onverhandelbaar of minder verhandelbaar
kan maken. Of de overheid in het opschrift
van zulk eene verordening van een „monu
ment" gewaagt, of wel eenvoudig een arti
kel in eene politieverordening invoegt als
Sluis cn Wassenaar deden) verandert aan
het feit niets, dat de overheid met hypothe
cair crediet ernstig in gevaar brengt.
Ondergeteekenden achten dit een zoo ern
stig gevaar, dat zij tezamen in overleg zijn
getreden, hoe zij de belnagen van de hypo
theekhouders (hypotheekbanken, verzeke-
rings-maatschappljen, fondsen cn particulie
ren), cn hierdoor tevens dat van het cre-
dietvvezen in Nederland zouden kunnen be
schermen.
Zij wenden zich thans te zamen lot de
ministers van Binnenlandsche Zaken cn
Landbouw, van Justitie, van Financiën, van
Arbeid, Handel en Nijverheid cn van On
derwijs, Kunsten en Wetenschappen, ten
einde de regeering met aandrang te verzoe
ken in te grijpen. Wanneer b.v. de gemeen
ten bij de wet verplicht werden in alle ge
vallen, waarin zij voornemens waren eenig
onroerend goed op een lijst te plaatsen als
bovenbedoeld, hiervan aan den eigenaar cn
do derde-belanghebbenden kennis te geven
op de wijze en met de gevolgen als ten aan
zien van bouvvverboden is geregeld bij de
wet van 22 December 1922 (Staatsblad 60S),
dan zouden alle betrokkenen voor hunne
belangen bij den burgerlijken rechter bn-
scherDsing vinden. Thans beslist de over
heid zelve en beslaat groote willekeur cn
onzekerheid; terwijl deze onzekerheid nog
wordt verergerd door d* /haalregels in
sommige provinciën door het provinciaal
bestuur genomen.
Het is Ier bescherming van het hypothe
cair crediet in Nederland, dat ondergetee
kenden met klem aandringen op wettelijke
maatregelen, welke ccn einde maken aan de
thans bestaande on steeds toenemende on
zekerheid, welke dit. onmisbare crediet
dreigt in gevaar te brengen.
DRUKKER STEENKOLENVERVOER.
Driehonderd goederenwagens
ter leen gekregen.
Ter voorziening in het gebrek aan open
goederenwagens hebben de Nederlandsche
Spoorwegen driehonderd van dit soort wa
gens van de Duitsche Spoorwegen ter leen
gekregen in afwachting van de levering
dezer wagens, die voor een deel in Duitsch-
land besteld zijn. De wagens zullen binnen
cenige dagen met extra-treinen worden
aangebracht en terstond van kenteekenen
voorzien „N. S. gebruik voor binnenland."
Vermoedelijk is deze vergrooting van het
wagenpark noodig geworden met het oog
op het drukke steenkolen vervoer van onze
mijnen naar het binnenland. (Hbld.)
HET TERUGVORDEREN VAN DE
BELGISCHE TAXE DE SEJOUR.
De Koninklijke Nederlandsche Automobiel
Club meldt ons:
Er werd nog steeds geklaagd over de zeer
gecompliceerde formaliteiten om do betaal
de Belgische taxe terug te kunnen krijgen.
Het bestuur der Kon. Nederlandsche Auto
mobiel Club heeft zich nogmaals tot de be
treffende autoriteiten in België hierover ge
wend om er toe te geraken, dat de restitu
tie aan de grens van België geschieden zal.
zooals ook het geval is aan de Nederland
sche grens voor de restitutie aan de Belgi
sche automobilisten van de wegenbelasting.
Voorloopig kan alleen worden medege
deeld, dat het verzoek om restitutie van
Belgische taxe de séjour betaald na 1 Janu
ari 1929 (officieele datum van afschaffing)
moet ingediend worden bij het Belgische Mi
nisterie van Financiën tc Brussel onder
overlegging van het carnet de sejour, dal
men Nederlander is cn copie van de Neder
landsche wegenbelastingkaarL voor con
form ge teekend door een ambtenaar van de
belastingen of een verklaring van het be
lastingkantoor. dat de wegenbelasting be
taald is daar aan houders van 60 dagen gel
dige wegenbelastingkaarten geen vrijstel
ling van taxe in België verleend wórdt.
Uit deze overgelegde papieren blijkt, dan
meteen ook, dat dc belanghebbende in Ne
derland gevestigd is.
Langestraat 56 Telef. 115.
Wie altijd op goede tijden wacht, maakt
van zijn tijden een slecht gebruik.
Naar het Engelsch van
A. T. QUILLER-COUCH.
„Wel, wel, John, in ieder geval is het
een buitenkansje je te zien cn je ziet er
goed uit ook. Wel, wel, dat wij met ons
tweeën de eenigen waren, op den kluifboom
gezeten, toen het schip tegen de klip stoot
te! Maar zeg eens John, was er niet nog
een bij ons? Nu ik er goed over denk, ge
loof ik, dat er nog een bij was. Wat is er
daarmee gebeurd? Is hij er afgesprongen,
John?"
Eindelijk kreeg John de spraak terug.
„Neen, ik geloof niet, dat hij er af sprong".
Die woorden kwamen er uit met heesche
stem en met moeite. Ik keek hem aan; hoe
koud en huiverig hij ook was, het zweet
stroomde hem van het gelaat
„Neen, dat verbaast mij. Waarom niet?
Geen antwoord
„Weet je dat wel zeker, John' Want, weet
je, het zou dood jammer zijn als hij op deze
woeste kust geworpen was, zonder zijn oude
vrienden weer te zien. Ik hoop dus dat je
er geheel zeker van bent, John; denk er
nog eens goed over".
„Hij is er niet afgesprongen".
„Niet?"
„Hij is gevallen".
„Arme vent! arme vent!" Die - woorden
Kwamen er uit op een zachten, medelijden
den toon. „Er is zeker geen vergissing mo
gelijk omtrent zijn treurig einde?"
„Ik zag hem vallen. Hij liet los en viel;
het is heilig waar, kapitein, het is heilig
waar. Zoo is het gebeurd: hij liet los
en viel. Ik zag het met mijn eigen oogen
en kapitein, het was jou mes".
Met groote moeite en een zenuwachtigen
blik, die dwaalde van den kapitein naar
mij, bleven John's oogen eindelijk rusten
op het water.
De kapitein keek hem scherp aan, glim
lachte zachtjes, klemde zijn dunne lippen
op elkaar alsof hij onhoorbaar floot en
wendde zich tot mij.
„Je kent John dus, jongen. Hij is een
goede vent, die John, een rustig, flink
Christenmensch, een goede kameraad voor
jonge menschen. Hij vloekt niet, hij drinkt
niet, geen van die ondeugden h°eft John
Rail ton; en zoo waarheidlievend! hij was de
waarheid zelf! Hij zou geen leugen willen
zeggen al kreeg hij er de schatten der we
reld voor. Het is een geluk voor je, zulk een
vriend te bezitten. Je treft het niet dikwijls
zoo goed met zulk een kameraad!"
Ik keek ongelukkig naar dat voorbeeld
van waarheidsliefde om te zien hoe l:ij dit
geluk opnam, maar zijn oogen waren nog
steeds op de zee gericht.
„Dus je hebt hem zien vallen, John? Wie
zag hem sterven? Ik, zei de waarheid
zelve cn je hebt goede, heel goede noren,
John, al heb je nog zooveel genegenheid
voor den ongelukkigen doode, denk je niet,
dat het nu een goede gelegenheid zou we
zen het testament, voor te lezen? Wie weet
of wij drieën elkaar ooit zullen weerzien
cn ik weet zeker dat onze jonge vriend
hoe heette hij ook weer? Jasper? o ja; ik
weet wel zeker dat onze jonge vriend Jas
per gaarne het testament zou hooren voor
lezen, al is dat een aandoenlijke geschiede
nis".
Er was een duivelsche uitdrukking in de
oogen van dien man. John zag dien blik en
zijn oogen kregen een woeste uitdrukking,
als een wild dier dat in 't nauw is ge
bracht.
„Testament? Wat bedoel je? Ik weet ei*
niets van ik heb geen testament ont
vangen".
„Neen, jij zelf niet, John, je zelf niet;
maar het kon wezen dat je iets wist van
het testament door wij zullen zeggen
door een ander. Denk er eens over na,
John, haast je rnaar niet, denk er eens
over na".
„Ik weet van geen testament".
„Stil, stil, John. Denk aan onzen jeugdi
gen vriend Jasper. .Daarenboven, je was
immers zulk een goede vriend van den
overledene zulk een echte vriend cn
je was op de hoogte van al zijn geheimen.
John, ik weet dus wel zeker als je er maar
eens rustig over nadenkt, dat .ie het je zult
herinneren; jij, die hem de laatste oogen-
blikken hebt nagegaan, die hem zag „val
len", zoóals je zegt, nietwaar?"
Geen antwoord.
„Kom. kom. John; hel spijt mij flat ik er
op moet aandringen, maar werkelijk, onze
jonge vriend en ik moeten antwoord van
je hebben. Want bedenk wel, John, als je
weigert op ons verzoek in te gaan, dan zijn
we wel genoodzaakt, tegen onzen zin na
tuurlijk, rnaar toch ja, we zullen genood
zaakt zijn met met iemand anders er
over te gaan praten. Maar je begrijpt zelf
boe ellendig dat wezen zou".
„Drommelsche kerel drommelscke
vent!"
John's stem was nog heesch en heel
zacht, maar toch was er niets in die stem
dat niet duidde op hoop noch sprak van
vrees.
„Goed dan; drommelsche kerel, als je
wilt; maar de duivel moet hebben wat hem
toekomt, zooals je weet".
„De duivel nam wat zijn deel hij vond,
Zing hoera, hij wacht nu op u".
„Ja, John, een duivel dan of geen duivel,
i k wacht op je. En dat ik moet hebben wat
mij toekomt, nu, een gelukkige kerel zoo
als jij zal daar niets tegen hebben. En jij
hebt Lucie gekregen, John, wat kan je nog
meer begeeren? Wij wilden haar allebei
hebben en nu zit ze thuis op jou te wach
ten. Het zou ellendig voor haar zijn als ik
haar de tijding kwam brengen dat je in
de gevangenis zat te treuren ik stel maar
iets, Jonh en de kleine Jenny zou niet veel
vrijers meer hebben als het bekend werd
dat haar vader ik veronderstel dat jij
haar vader bent
Voordat hij zijn volzin voleindigd had
greep John hem bij de keel. Toen volgde
een kort, maar woedend gevecht, een
vloek, een flikkering van iets lichts en met
een kreet van doodelijke pijn en een vvoes-
ten greep in de lucht viel mijn metgezel
achterover over de klip heen
Het was alles het werk van een oogen-
blik een gil. een geplas in het water en
daarna stilte. IToe lang die stilte duurde
kan ik niet zeggen. En wat. er daarna ge
beurde of Lk schreeuwde of flauw viel
of ik rondkeek of mijn oogen sloot ik
weet er absoluut niets van. Ik herinner mij
alleen maar dat ik langzamerhand ont
waakte en den kapitein tegenover mij zag
staan, hij veegde zijn mes. af aan een, bosje
onkruid dat hij had opgeraapt cn keek mij
ouderzoekend aan.
Nu op dit oogenblik geloof ik dat mijn
leven in die enkele minuten aan een zijden
draad hingmaar ik was nog te versuft
en te dof om iets le begrijpen. Do man stak
zijn mes weer langzaam in de scheede,
aarzelde, liep haar den rand van de rots,
tuurde naar beneden cn kwam eindelijk
bij mij terug.
„Zeg, ben jij er een die zwijgen kan
Zijn stem was zoo vriendelijk als te voren
cn hij sprak zacht, rnaar zijn oogen leken
mij wel te willen doorboren.
Ik denk dat ik bevestigend geantwoord
heb, want bij ging voort
„Je hebt gehoord hoe hij mij noemde,
niet waai' Hij noemde mij 'een duivel
een duivel begrijp je En dat. ben ik ook".
In den toestand waarin ik op dat oogen-
biik verkeerde kon ik alles gelooven dit
geloofde ik dus ook.
„Daar ik een duivel ben, hoor ik natuur
lijk wat kleine jongetjes zeggen, liet doet
er niet toe waar ik ben cn als kleine Jon
getjes klikken gaan dan kan ik ze krijgen.
Avaar ze zich ook verstoppen. Ik kom soms
bij hen in bed en soms achter ben aan
als ze niet kijken, ontsnappen kunnen ze
mli nooit. Ileb je wel eens van Beëlzebub
gehoord Nu, die ben ik".
Ik had daar wel eens van gelezen en ik
twijfelde dan ook niet of hij sprak de waar
heid.
(Wordt vervolgd).