KINDERRUBRIEK
Rubriek van Oom Karei
x
x x x x x x x
HET BEDROG
TEEKENPLAATJE
ALTIJD WAAKZAAM
BIJ MANESCHIJN IN
'T BOSCH
Wat heb ik deze week vreemd opgeke
ken! De heele Maandag ging voorbij: geen
enkele brief voor Oom Karei; de Dinsdag
\erliep, nog steeds geen brieven voor de
Kinderrubriek. Gelukkig vond ik er Woens
dagochtend een paar op mijn schrijftafel
liggen. Hot waren er wel niet veel, maar ik
was ook met die weinigen al heel erg blij.
Want ik dacht werkelijk, dat jelui dc ge-
heele kinderkrant waren vergeten en beele-
rnaal niet meer aan Oom Karei dachten.
Maar toen ik eens ging nadenken, wat de
oorzaak zou zijn, waarom er deze week zoo
weinig briefjes kwamen, heb ik geloof ik
wel het antwoord gevonden. Het is de eer
ste week van Juli en als ik mij niet vergis,
is dat op school altijd een tijd van repeti
tie's. Als ik mijn eigen schooljaren nog eens
in de herinnering terug roep dat is tus-
schen twee haakjes al heel lang geleden
dan staat er me nog zoo iets van voor den
geest. Begin Juli was toen altijd dj ge
vreesde tijd van de „overgangs-repetilie'9
of „eind-repetitie's," zooals we dat geloof ik
noemden. I)an moet er altijd hard gestu
deerd worden want dan kwam het er op-
aan. Die laatste loodjes wegen altijd het
zwaarst en daarom moesten die repclitie's
en dat proefwerk steeds zoo goed mogelijk
worden gemaakt. Daar dacht ik zo a aan,
toen ik zat te peinzen over het geringe aan
tal briefjes.
En nu moeten jelui me de volgenJ? keer
eens allemaal schrijven of ik het goed heb
gehad. Misschien zijn er ook wel onder je
lui, die met een schoolreisje zijn mee ge
weest. Dan kan ik daarover tegelijkertijd
wat hooren. In ieder geval reken ik er op,
dat ik volgende week van jelui allen weer
wat hoor. Al is het maar een kort briefje;
je weet wel. Oom Karei is al met weinig
tevreden. Als ik maar wat hoor van jelui.
En nu nog wat anders. Vóelen jelui voor
na de vacantie iets voor een opstellenwed
strijd over de manier waarop je de vacan
tie hebt doorgebracht. Zoo iets is al-jd wel
aardig. Alleen staat daar tegenover, dat we
onlangs pas zoo'n wedstrijd gehad hebben.
Maar ik vraag hot jelui, omdat enkeh- neef
jes en nichtjes al eerder zoo'n wedstrijd
voorstelden. Hebben jelui liever iets ander6,
schrijf het me dan maar gerust. Ik weet
altijd graag, wat jelui het aardigste vinden
Denk er maar eens over}
raadsels
Do oplossingen van da vorige week.
De oplossingen van de vorige raadsels
zijn:
I. Doe wel en zie niet om, met de woor
den: mooi, teen, doen, lelie, zoet, w.
II. Kampioentitel met de woorden.: K.,
jam, kamer, karpers, Groningen, broodoor
log, Kampioentitel, binnenbrand, sneltrein,
pleinen, ketel, hek, 1.
Deze week if de prijs gewonnen door
„Roze knop" die hem a.s. Maandag aan
ons bureau kan komen afhalen.
nieitwe raadsels.
I.
X
V
X
X
X'
Op de kruisjeslijn komt de naam van een
plaats in Friesland,
lste rij een medeklinker.
2e rij een rivier.
3e rij een jongensnaam.
•ie rij het gevraagde woord.
5e rij een meisjesnaam.
6e rij een lichaamsdeel.
7e rij etn medeklinker.
(Ingezonden door Zonncroosje)
II
Mijn gjheel is een spreekwoord van 8
woorden en 32 letters.
7123S2 is zuur.
27— 219—10 is edel metaal.
5—11—14—17—31—26 versterkend voed
sel.
22— 8—28—15— 4 geeft warmte.
6— 3— 9—12—30 voor de boterham
13529—16 kleedingstuk.
20—25—32 vruchtensap.
21—28—19—6 ligt 's morgens op h' t veld.
24—18—26 geefl licht.
(Ingezonden door Mereltje.)
correspondentie
Roze knop. Wat een pracht reis. Ik
hoop maar dat jelui mooi weer zult hebben
en veel zult genieten. Dat zal wel
Cupido. Jongen wat ben jij verwend.
Gelukkig maar dat hij zoo mooi de luchl
inging.
Vinkje. Dat hoop ik ook, veel ple
zier, hoor.
Zonneroosje. Dank je wel, best te
gebruiken.
M i or. Je bent toch wel ziek geweest?
Dat is goed. Vondt je ze zoo moeilijk?
L e k k r b e k j e. Dat is zeker een
heele drukte. Ik heb jelui al een poosje ge
mist, waren de raadsels te moeilijk.
Vergeet mij niet. Ja, maar nu
niet zoo erg. Veel plezier hoor en speel
maar prettig op zoo'n vrijen dag. Dat komt
eok nog wei.
Wildzang. En of. Veel plezier en
mooi weer hoor.
OOM K4.REL.
„En je rapport?"
Daar was de vraag, die Karei den heulen
middag met angst had tegemoet gezien. Hij
had het gladde, hardgekafte boekje in zijn
sporthemd gestopt, alsof hij hoopte, dat va
der er dan minder gauw aan zou denken.
Maar terwijl hij bij iedere beweging de scher-
po randen tegen zijn lichaam gevoeld had,
wist hij ook met een zekerheid, die hem stil
en onderworpen maakte, dat vader het rap
port niet vergeten zou.
Als een mes sneed de harde vraag door
hem heen, en een oogenblik zat hij als ver
suft Toen dwongen vaders scherpe oogen
zijn handen als vanzelf naar het sporthemd
en kwam het boekje voor den dag. Gedrukt
legde hij het voor vader neer, wist geen
woord erbij tc zeggen.
Eromheen zaten zwijgend do broertjes en
zusjes met felle oogen te kijken, een beetje
angstig, maar toch ook wel verlangend, dat
er iels ergs gebeuren zou. Het leek Karei
net, of ze er allemaal plezier in hadden, dat
bij vader een slecht rapport moest toonen.
Alleen moeder keek maar cGn beetje den an
deren kant op; die vond het niet prettig als
vader zoo streng tegen hem was.
Vader stopte nog een reepje brood in zijn
mond, nam toen langzaam het rapportboek
je op en begon erin te bladeren. Karei zag
direct, dat hij nog niet aan dc goede blad
zijde was. Waarom keek ie nou niet direct
waar de nieuwe cijfers stonden? Het zou
toch wel mis zijn, en als 't dan moest, moest
het maar meteen. Maar terwijl hij in zich
zelf zoo manmoedig dacht, boog hij toch even
zijn hoofd, terwijl liij zich voorstelde wat
het worden zou. Wat zou vader hem nou
wéér afnemen Eerst was het zijn figuur-
zaagkist geweest, toen zijn konijnEr was
eigenlijk niet eens veel meer... Misschien
mocht hij nog minder de deur uit dan nu
Hij kook onderzoekend naar de bladzijde,
die vader voor zich had, maar meteen vie
len zijn oogen, als verblind, weer terug. Hij
had de cijfers herkend; nu zou het direct
komenGek, dat je vooruit nooit iets aan
vader's gezicht kon zien. Zou 't misschien
nog losloopen. 't Kon haast niet. Kijk, daar
ging ie aan 't vergelijken met de vorige cij
fers... Alles was lager dit keer, behalve
gymnastiek cn teekenen. Daar had ie tienen
voor .Maar daar gaf vader juist niks om. En
aardrijkskunde en geschiedenis waren gelijk
gebleven, en verder was alles gezakt. Alge
bra liefst drie punten ,en dan nog dat flauwe
„matig" voor vlijt en gedrag. Ze kalkten ook
maar wat neer.
Met een nijdigen klap patste het boekje
dicht. Vader schoof zijn boterhammenbordje
en zijn kopje weg en ging er heelemaal voor
zitten. Dc andere kinderen bogen zich in
spanning voorover. Moeder maakte een be
weging, of ze met dc kopjes, d»e ze bezig
was in elkaar te zetten, naar de keuken wou
gaan, maar ze bleef toch zitten, keek ver
drietig uit het raam.
„Je hebt vijftien punten minder dan het
vorige rapport, weet je dat?" vroeg vader
scherp.
De kinderen sperden hun oogen open, als
of ze bij een vuurwerk een ongedacht hoogo
vuurpijl zagen opschieten.
Karei schokte even zenuwachtig met zijn
schouders; toen zei hij:
„Nee, vader, ik tel dat nooit zoo na."
Hij wist heel goed, dat hij vijftien punten
achteruit was gegaan, maar hij vond het zoo
slecht van zijn vader om dat direct uit tc
plmzen, dat hij moedwillig loog en zich van
den domme hield.
„Ja veel belang stel jij er niet in," zei va
der verwijtend.
,,'t Is toch allemaal onzin met die cijfers!",
viel Karei uit. „Sommige leeraren maken
drie maanden aanteekeningen, maar de Mof
bijv. rekent enkel naar de repetities. Je kunt
geluk hebben en wanboffen
Met een afwijzend handgebaar legde va
der hem het zwijgen op.
„Iemand die goed zijn lessen leert, heef!
met boffen of wanboffen niets te maken, die
maakt altijd goeie beurten!" zei hij kortaf.
„Lang niet altijd. Je kan wel eens niet op
ccri woord komen"begon Karei weer.
„Maar daar loop je geen onvoldoende's
mee op!"
„Toch wel," hield Karei vol. En vol vuur
begon hij ineens uit te leggen, hoe zooicts op
een les gaan kon, zonder dat je er iels aan
kon doen. ,,'t Hangt er maar vanaf, of ze je
een kans geven. Als je bij de Pee voor
Fransch maar even hapert, laat ie je al schie
ten en geeft ie een ander de beurt. En Lok
kers helpt je met Nederlandsch altijd op
veg. Die maakt je niet zenuwachtig. Alleen
als je na een tijd nadenken, en nadat ie j©
op weg geholpen heeft, er nog geen snars
van weet, dan geeft ie 't natuurlijk op."
„Wat een omslag," bromde vader. „Wie
zijn les kent, liocft niet geholpen tc worden!"
Norsch haalde Karei zijn schouders op.
„En als ze dan nog maar eerlijk deeën
morde hij.
Onder vader's woedenden vuistslag ram
melde al het gerei op de tafel.
„Ik verbied je zulke dingen van je leeraren
te zeggen. Dat heb jc altijd van die jongens,
die het zoo makkelijk opnemen. Die schui
ven altijd de schuld op een ander. Nee, ik
wil er niets meer van hooren. Alleen zal jo
me vertellen, met wat voor beuzelarijen of
jij je kostbaren tijd verdoet. Vooruit, zeg op!"
„Ik werk, en daarmee afgeloopen!" brom
de Karei. „U ziet toch 's avonds zelf altijd
mijn werk, met mijn agenda erbij?"
„Dan slabak je natuurlijk met je lessen.
Wat doe je in je kamertje als je klaar bent?"
Karei trok weer met zijn schouders... Hè,
dat akelige gevraag. Op 't laatst kon je niks
meer voor jezelf doen
„Nou?" dreigde vaders stem.
„Lezenrof weet ik het", antwoordde Karei
geprikkeld.
„Wat lees je?"
„Boeken van school natuurlijk. Uit de bi
bliotheek."
Er trokken overal scherpe lijntjes in va
der's gezicht en een oogenblik keek hij strak
voor zich. Toen zei hij kortaf:
„Dat lezen zullen we maar wat matigen.
Dan word je niet van je werk afgeleid. Ik zal
je morgen een brief meegeven aan den
directeur, dat je geen boeken meer uit de
bibliotheek mag lezen!"
Karei voelde een hevigen aandrang van
tranen naar zijn oogen, maar hij beheerschte
zich Daar zaten ze toch maar om te gnui
ven... Moesten ze 'm dat ook nog net af
nemen.
„Ik zal 't wel aan den directeur zeggen,",
zei Karei heesch. „Een briefje hoeft niet"
„Een briefje hoeft wel," besliste vader,
„dan kan de directeur meteen zien, dat er
bij jou thuis goed de hand aan gehouden
wordt
Karei liep op den rand van het trottoir,
zwaaiend met zijn in een riem gesnoerdo
pakje boekenHij voelde zich verlicht, na
dezen angstigen morgen van het boeken uit-
deelenHij zag alles nog eens gebeuren.
De klasse stond in het teekenlokaal waai
de boeken werden uitgegeven. De brief aar»
den directeur, die hij niet had afgegeven,
voelde hij onder zijn sporthemd. Gelukkig
dat niemand van de anderen iets van den
brief afwist...
Het was wel een veilig gevoel geweest,
dat zijn naam zoo achteraan kwamDaar
door had hij nog even den tijd om na te
denkenMaar hij dacht niet erg, hij werd
afgeleid door de gesprekken om hem heen.
En hij kon niet laten er zich in te mengen,
cn ook zijn oordeel te zeggen over sommige
boeken
„Die ridderverhalen kunnen me gestolen
worden," had hij met branie gezegd, maar
vóór iemand had kunnen antwoorden, was
'.ij zich ineens bewust geworden, dat er voor
hem eigenlijk niets meer te kiezen was
De bibliotheek met al haar schatten was niet
meer voor hemTenminste als hij den
brief afgaf... Telkens was zijn naam dich
ter bij gekomen cn nog altijd had hij den
brief van zijn vader bij zich... Als hij af
geroepen werd zou hij 't moeten zoggen, dat
hij geen boeken mee nemen mocht en ze
zouden allemaal kijken, cn 'achen, en giche
Ion. Toen had hij gedacht: ik zal nog gauw
don brief geven, maar eigenlijk wilde hij zijn
wekelijksch boek toch ook niet missen.En
ti en was opeens zijn naam afgeroepen, net
als elke week, zoo gewoon, alsof er mets ge
beurd was... En ineens waren zijn angst
en besluiteloosheid weg geweest, en hij was
naar voren geslapt om zijn boek to lialcn,
twee dikke dcclcn ditmaal
Boer Krelis is aan 't hooien,
Hij heeft het vrees lijk druk
En 't mooie weer is zeker
Voor hem een groot geluk!
Wij teek'nen 't ijv'rijg boertje
Vlug met een potlood uit
En nemen daartoe vóór ons
Papier, dat is geruit.
Daarna gaan wij het kleuren.
Een ieder kiest de tint,
Die hij voor boer en hofstee
Het allermooiste vindt.
Zoo hebben wij in huis toch
Een heel klein stuk natuur,
Waarnaar we kunnen kijken
Zelfs 's winters bij het vuur.
We denken aan den zomer
Dan stellig weer terug
Bij 't zien van 't schilderijtje,
Begin dus maar eens vlug!
C. E. d. L. H.
Een schippertje wou ei gaan varen;
Het windje, dat woei naar zijn zin.
Hij zou het alleen heel best klaren
En stapte zijn scheepje dus in.
De loopplank was spoedig geborgen;
Toen heesch hij het zeil aan den mast.
Hij maakte zich verder geen zorgen
En hield maar den helmstok goed vast.
Wat glijdt er het scheepje door 't water,
Dat kabbelt en klotst langs het boord.
Het klotsende watergeklater
Is 't al, wat de stilte nu stoort.
Het zonnetje gluurt uit den hooge; i
Het lacht er on9 schippertje toe,
Dra knippert hij staag met zijn oogeö
En sluimert er zelfs wel te moe.
Het schip wordt een spel van de winden,
Het mist nu de sturende hand;
De richting kan het niet meer vinden:
't Loopt vast in het riet langs den kant.
Een schok schrikt den schipper dra
wakker;
Zijn slaap is wel spoedig gestoord.
Onthoud nu de les waarde makker!
Val nooit meer in slaap, hoor, aan boord!
v. A.
Kort daarna was wel even het berouw ge-
bergen zou, maar nu hij hier op den trot
toirrand liep, was hij van alle drukkende
gedachten bevrijd... Hij was zoo goed als
zeker, dat 't niet uit zou komenIn zijn
bloese bungelden vrij zichtbaar de twee boe
ken, maar hij vertrouwde op zijn goed ge
luk
Het eenigste, wat hem benauwde, was dc
brief van vader. Die lag nu in snippertjes
in een gracht te zwemmen, en hij voelde,
dat dit iets heel ergs was. Een brief zoo
maar verdonkeremanen, was toch nog iets
heel anders dan stiekem bibliotheekboeken
mee naar huis nemenAls vader daai
achterkwam, zou er wat op zitten„Dief
stal", „verduistering". Hij hoorde het hem al
zeggen, en zag de kinderen toekijken met
minachting en instemming op hun snui
ten
Enfin, 't was nou gebeurd en misschien
kwam het wel nooit uitNou eerst de boe
ken bovcnsmokkelenAls al die voortee
kens nou cs niet uitkwamen? Kom, geen
zorgen voor den tijd... Met handigheid
kwam je ccn heel eind
Toen hij aanbelde, zakte zijn overmoed,
als vader toevallig in de gang of in de keu
ken was en opendeed, liep hij er zoo in. Die
had altijd alles in de gatenGelukkig, 't
was moederIn een paar groote stappen
was hij boven en holde naar zijn kamertje.
I-ï5i rukte dc bibliotheekboeken uit zijn bloes,
cn schoof ze onder zijn bed. En meteen relde
vader's scherpe fluitje door het huis.
Haastig kwam Karei de huiskamer bin
nengcloopcn, nadat hij in ccn lust tot treite
ren zijn boeken in zijn kamertje had neer
gelegd.
„Waar zijn je boeken?" vroeg vader.
„In mijn kamertje," zei Karei gedwee, nau
welijks bedwingend het plezier, dat hij had
om zijn handige bedriegerij.
„Ga ze cs halen, of nee, Truitje, doe jij
dat es
Truitje, gewillig, ging en kwam met het
pak boeken terug. Vader maakte zelf den
riem open, keek de boeken na, bladerde even
in een schrift cn bromde:
„Je mocht wel es beter gaan schrijven
ook, jongetje. Schrijf jc nog altijd met zulko
kromme vingers?"
Karei knikte afgetrokken, was al met zijn
gedachten ver in den namiddag, als hij zou
zitten in zijn kamertje, 't boek verstopt op
zijn kniccn cn voor zich op tafel zijn huis
werk
„Hier, pak aan."
Haastig trok Karei af naar zijn vertrekje.
Hij deed de deur achter zich dicht, grinnikte
even en stak toen als een kleine jongen een
paar maal vlug achter-elkaar zijn tong uit.
Toen zei hij met nijdige voldoening: „Lek
ker- Lekker!"
Dat zei hij om zichzelf wijs te maken, dat
inj trotsch was op zijn handigheid in het
bedriegen.
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD
't Is Zomer! Nu naar buiten!
Naar 't koele, groene bosch!
We loopen langs het beekje
En zitten op het mos.
Wo kijken naar de vlinders,
Die fladd'ren in het rond
En hoe wel duizend mieren
Krioelen op den grond.
De bijtjes zoemen vroolijk,
De vogels zingen luid.
Een haasje spitst de ooren
En kijkt zijn oogjes uit
Naar al dat blijde leven
En n u is 't nog maar dag!
- Ik vraag denkt kleine Lepel,
Aan Moeder, of ik mag
Van avond laat naar bed toe,
Niet vóórdat komt de maan.
Je kunt met zulk mooi weer toch
Zoo vroeg niet slapen gaan!
Als 't maantje schijnt, dan komen
De Elfjes uit den grond.
Ze zweven en zijn vroolijk,
Ze dansen in het rond.
Dan is het feest, echt feest, hoor!
In 't groote, koele bosch.
Wie moe is, gaat wat rusten
Op 't heerlijk zachte mos.
Ik wou, denkt kleine Lepel
Geen menschenkind graag zijn.
Die liggen nu te slapen,
Maar wij, we hebben 't fijn!
Mocht ooit een rnenschenkleuter
Eens uit nieuwsgierigheid
Een kijkje willen nemen,
Dan heeft hij stellig spijt
Want dan verdwijnen allen
Bij tooverslag. De maan
Blijft met een lachend snuitje
Slechts aan den hemel staan
En zegt: Ga maar naar bod toe
Het is geen kinderfeest
Nog nooit is er bij maanlicht
Een kind in 't bosch geweest!
Wil jullie ook bij 't feest zijn,
Droom dan maar van de pret
Want men8chenkind'ren zien die
Het mooiste Juist in bedt fi