KINDERRUBRIEK
rA
Rubriek van Oom Karei
x
x
x
DE SIGAAR
LUGPLAATJ E.
KATJES PLUKKEN
VAN ALLES WAT
Deze week kreeg ik gelukkig weer meer
briefjes dan de vorige week/ Toch zijn het
er nog niet zooveel als vroeger. Maar dat
komt natuurlijk door het vele werk. dat je
lui hebben voor de repetitie s en de overgan
gen. Want ik heb zoo hier en daar eens ge
ïnformeerd cn ben tc weten gekomen, dat
het voor de meesten van jelui nu een druk
ke tijd is. En ik kan me best begrijpen, dat
er dan weinig tijd over blijft voor de kin
derkrant. Niets erg hoor. het schoolwerk
gaat natuurlijk voor de kinderkrant. En als
al die schooldrukte voorbij is cn jelui na
tuurlijk allemaal bent overgegaan, dan
komt de heerlijke vacantia. Het is te hopen,
dat jelui dan mooi weer hebben, want dan
geniet je dubbel van je vrije dagen. Nu ik
het toch over vacantie heb. moet ik jelui
wat vertellen, dat je misschien, wel niet erg
prettig zult vinden. Als jelui dit lezen ben
ik al met vacantie uil Amersfoort weg. Mis
schien herinneren jelui je nog wel, dat ik
je twee jaar geleden in do kinderkrant het
een en ander heb \erteld van Valkenburg
in Zuid-Limburg. Nu, in datzelfde Valken
burg ga ik dit jaar weer mijn vacantie door
brengen. A.s. Zaterdag, dus vandaag, ga ik
er heen en blijf daar dan tot den 28sten van
dozen maand. Het gevolg daarvan is even
wel, dat jelui het twee kinderkranten, n 1.
die van 20 cn 27 Juli zult moeten doen zon
der raadsels cn zonder correspondentie.
Want je begrijpt wel, als ik zoover van
Amersfoort weg ben. kan ik geen ^brieven
beantwee'.'1 n cn ook niet voor de raadsels
zorgen. Die zullen jelui dus twee weken
moeten missen. Maar ik heb nog verschil
lende mooie verhalen, die daarvoor in de
plaats zullen komen. Misschien zal ik jelui
ook uit Valkenburg wel rot-? e<in brief
schrijver. Die vindt je dan wel in de kinder
krant afgedrukt. Maar raadsels en corres
pondentie neen, het spijt me heel erg, maar
dat gaat niet. Die komen dus weer in de
eerste Zaterdag In Augustus. Ik hoop nu
maar dat jelui daar niet boos om zullen
zijn maar dat zal wel niet.
Trouwens, ik twijfel er niet aan of je
lui zuilen ook zonder de raadsels cn de cor
réspondentierubriek die twee weken de
kinderkrant toc.li wel met plezier lezen
Hier volgen nu eerst do
RAADSELS.
De oplossingen van de vorige week.
De oplossingen van de vorige raadsels
zijn:
I. Ferwerd met de woorden: F. eem. Ka-
rel, Ferwerd, Trees, arm, d.
H. Zoo de waard is vertrouwt hij zijn
gasten met de woorden: azijn, goud, eieren,
haard, worst, vest, wijn dauw, zon.
Deze week is de prijs gewonnen door
„W i 1 d z a n g" die hem a.s. Maandag aan
ons bureau kan komen afhalen.
NIEUWE RAADSELS.
I.
Mijn geheel is iets waar wij allen naar
verlangen cn bestaat uit 13 letters.
8, 7, 8, 9, 2 is voedzaam.
(i, 9, 5, 13, 10 doet men op het water.
II, 12, 4. 10 is een getal.
1 cn 3 medeklinkers
(Ingez. door Zonneroosje).
II
Up de kruisjeslijn komt de naam vaneen
vruchtboom Uit Palestina.
^XXXXXXXX
X
De 1ste rij het gevraagde woord
2e rij een jongensnaam.
.Je rij een havenplaats in Noord-Holland.
ve rij maakt een photograaf.
5e rij dragen dames 's winters.
6e i ij een familielid.
7e rij een afgekorte jongensnaam.
Se rij een medeklinker.
(Ingez. door Winnetou.)
w&A
„Mag 'k achter op je liollander, Job?"
vroeg Berend, terwijl hij probeerde het
voertuig tegen te houden, dat in een vaar
tje over het trottoir reed.
Job hield zijn vaart in.
„Moet je achterop? Dan moet je eerst een
cent voor een toffee gaan halen," zei Job.
Berend had zelf geen liollnnder. En hij
vond 't toch zoo fijn om er op te rijden.
Dikwijls inocht bij bij den een of anderen
jongen achterop. Nu zag hij alleen Job bui
ten met zijn vierwieler. Maar 't was als ge
woonlijk: Job eischte wat' in ruil voor het
meerijden.
Dus liep Berend hard naar huis om aan
Moeder een cent te vragen. Maar Moeder
gaf geen cent.
„Ik houd niet van dat gesnoep," zei ze.
,,'t Is niet eens om te snoepen," zei Be
rend half huilend. „Job moet een cent heb
ben. anders mag ik niet op zijn hollander."
„Wel." hernam Moeder, „ik zou niet eens
willen, als ik jou was. Ga wat anders spe
len."
,,'k Heb juist zoo n zin om te rijden. Geef
me dan maar een koekje voor Job. Dan
mag ik er misschien ook wel op," zeurde
hij.
„Ga je mee naar Oom Kees?' vroeg Moe
der.
Dat vond Berend prettig. Ilij was graag
bij Oom Kees, want die had allerlei din
gen, waar hij aardig mee spelen kon. De
hollander van Job was heelemaal vergeten
cn weldra waren Moeder en Berend samen-
op weg.
Berend genoot bij Oom Kees. Oom was
aan het timmeren en Berend mocht ook
spijkers in een oude plank slaan. Ze speel
den. dat ze twee timmerlui waren. En ze
werkten beiden harcl door. Toen Tante hen
een kopje thee kwam brengen, liet Oom
het werk een poosje liggen om. zijn pijp te
stoppen.
„Hebt u voor rnij soms ook een pijp?"
vroeg Berend in allen ernst.
Oom begon smakelijk te lachen.
„Jij een pijp?"
„Ja. maar niet met tabak natuurlijk," zei
Berend. „Ik moet t.och ook rooken, net als
een echte timmerman."
„Dus je bedoelt een oude pijp?" zei Oom.
„Wacht, ik zal eens zoeken."
Oom ging naar binnen om in de kast
naar een andere pijp te kijken. En Berend
liep vol verwachting achter hem aan.
Maar Oom vond geen pijp.
„Wacht," zei hij, „'k weet wat anders."
Hij nam een doosie van de bovenste plank,
deed dat open en daar lag een sigaar in.
„O, een chocolade-sigaar," zei Berend,
toen Ooni hem de sigaar overreikte.
„Ja, nu kan je rooken." zei Oom met een
effen gezicht.
Berend stak de punf van de sigaar in zijn
mond. fnaar haalde die er direct weer uit
cn trok een allerviest gezicht.
.."t Is zeep." zei hij cn legde meteen de si
gaar op tafel.
Oorn had de grootste pret. maar Berend
zei, dat hij het flauw \ond.
Dit legplaatje kun je maken van ley- houtjes of lucifers, wauivan de koppen ver
wijderd zijn. en knoopen (voor de zon en de hoofden der vroolijke jongens). Je kunt
wel zien, dat het nu zomer is!
Toch nam hij de sigaar mee, toen hij
naar huis ging. En thuis legde hij die in
een leeg doosje, dat hij met zijn verjaardag
vol chocolade-sigaren gekregen had.
Een van de volgende dagen wilde hij
weer graag op Job's hollander.
„Ga eerst wat lekkers thuis halen," zei
Job als naar gewoonte.
„Heb ik soms nog lekkers van mijn ver
jaardag?" zei Berend bij zichzelf. Toen
dacht hij op eens aan de sigaar van Oom
Kees.
Berend ging naar binnen en haalde het
doosje.
,,'k Heb er net nog één," zei Berend, ter
wijl hij Job het geopende doosje voorhield
Begeerig greep Job de chocolade-sigaar
Hij had juist zoo n trek in chocola. En T
was nog wel zoo'n dikke!
Hij pakte de sigaar uit het doosje, brak
hem in Iweeen en duwde de ccne helft in
zijn mond om er meteen gulzig op te gaan
kauwen.
Maar, o, weef Wat een smaak! Hij pro
beerde alles uit te spuwen, maar het bleef
aan zijn kiezen zitten. Bali! Ilij wist niet,
wat bij doen moest. Zijn mond kwam vol
schuim.
Nu had Berend toch wel spijt van zijn
grapje. „Ga gauw mee naas Moeder," zei
hij angstig. „Die zal "t wel Leter maken."
Ilij nam Job Lij de hand mee naar zijn
huis en Moeder begreep den toestand dade
lijk
Ze veegde met een, schoonen zakdoek de
restjes zeep van zijn kiezen en liet hem
toen terdege zijn mond spoelen. Moeder
vertelde hem intusschcn, dat Oom Kees
Berend ook zoo gefopt had. Zoo was alle
narigheid gauw vergeten.
„Nu een pepermuntje toe voor den naren
smaak" zei Moeder.
„En dan maar weer aan het rijden!"
Als Job een volgende maal weer wat lek
kers eischte, zei Berend lachend:
„Zal 'k even een sigaar voor je halen?"
„Stap maar op!" zei Job dan lachend en
op 't laatst vropg hij niets meer, als Berend
mee wou rijden.
J. II. BRIXKGREVE-EXTROP.
„Zeg," vroeg Heiman, toen ze dien
Woensdag uit de school kwamen, „ga je
vanmiddag mee katjes plukken? Ik weet
er prachtige te vinden."
„Goed," zei Hgnk, „hoe laat zlie ik je
dan?"
„Half twee bij den molen?"
„Goed', antwoordde Henk weer
„Tabé dan."
's Middags ontmoetten ze elkaar op de
afgesproken plaats. Herman gaf den weg
aan. Op den Sintel weg, bew eerde hij, ston
den de boornen vol; de mooiste elzen- cn
wilgentakjes had je daar voor 't grijpen.
„Voor 't plukken," verbeterde Henk.
„Nou ja," kwam Herman. „Hoewel, als je
zoo op de puntjes let. is plukken ook niet
in orde en moet het snijden zijn Ileb jij
soms een zakmes?
„Natuurlijk," antwoordde Honk.
Ik zou wel eens een jongen willen zien,
die geen zakmes heeft
Op den Ziritelweg stonden inderdaad de
elzen en wilgenboomen, de hazelaars cn ol
men al in vollen bloei. De jongens zouden
er elk een mooien bos kunnen verzamelen.
„Ik moet wel drie bossen hebben," zei
Herman. „Een voor m'n moeder, één voor
m'n zusje en een voor mijn kamertje. En
misschien neem ik er ook nog een voor den
meester mee.'
„Zou je maar niet liever een heelen boom
op je schouder meeenemen?" spotte Henk.
„Dal spaart het plukken o neen, het
snijden uit."
Intusschcn waren ze al druk bezig de
mooist bloeiende takken af te snijden.
„Heb je wel gezien, dat de katjes die 't
meest uit zijn, beneden aan den slootkant
groeien?" riep Herman. ..Ik ga daar in die
sloot staan, dan kan ik er goed bij."
„Is die sloot droog?" vroeg Henk.
„Als kurk!" meende Herman cn sprong
er tegelijk met een vaartje in. Maar hij
kwam niet, zooals hij had gedacht, op de
dorre bladeren te staan. Z n voeten schoten
een heel eind in de modder, want de grep
pel bleek, zoo al geen water te bevatten,
dan toch wel zeer moerassig te zijn.
„Help!" gilde Herman.
„Kom er uit, jó!" screeuwde Henk.
Maar Henk had goed praten. Hij zat niet
in den modder, hij kon zijn voeten verzet
ten, maar bij lierman was daar geen spra
ke van. Zoodra hij probeerde zijn eene voet
op te lichten, zakte de andere steeds dieper
weg. Henk stond het op den weg uit te
gieren van 't lachen, wat lierman nijdig
maakte. „Help me liever!" riep hij. „Steek
me een stok toe!"
,t Duurde een tijdje vóór Henk een stok
had gevonden, die lang genoeg was om
hem Herman toe te steken.
Eindelijk ontdekte hij er een.
„Grijp nou!" riep hij. „Dan zal ik trek
ken."
Maar toen lierman den stok gegrepen
had, sprongen er juist van uit de dorre
bladeren een kikvorsch cn een salamander,
die door het zoele lenteweer uit hun win
terslaap waren ontwaakt. Herman schrok
er zóó van, dat hij gilde van angst cn in-
plaats van zich door Iicnk te laten trekken,
zelf trok, waardoor Iienk zijn evenwicht
verloor, én in zijn volle lengte voorover in
de sloot tuimelde.
Herman werd hoe langer hoe angstiger,
maar Iienk brulde het uit. Hij probeerde
zich op te richten, maar zonk dan aan één
kant zoo diep in de weeke klei, dat hij het
maar opgaf.
„Wat moet dat nou?" jammerde lierman
„We kunnen hier toch niet blijven!' Wat
moet dat nou?"
„Weet ik T?" lachte Henk. „O. kijk eens
zeg, wat een prachtige kikker. Ik vind die
bruine soms nog mooier dan de groene. Jij
niet?"
„Loop rond met je kikkers," riep Her
man, half huilend. „Wat kunnen mij die
mormels schelen!"
„Daar hoor ik voetstappen Schreeuwen,
jó!"
Er naderde een boer. Dadelijk ontdekte
hij de jongens en zag in welke akelige po
sitie zij zich bevonden.
„Griep m'n stok," riep hij. „Voruut, alle-
bie tegeliek!" Zoo werden de jnogens op
den weg getrokken, waar ze hun redder
hartelijk foor zijn hulp en moeite bedank
ten.
't Spreekt van zelf, dat ze er alles behal
ve friscli uitzagen, maar Henk zei luchtig
dat liet wel zou drogen. In eens stond hij
verschrikt op den weg stil.
„Neen maar, Her, daar heb je je bossen
met katjes in de sloot laten liggen! Hals
die je bent! En je zou nog wel voor je moe
der en je zusje cn weet ik voor wie nog
meer. katjes hebben meegebracht! Ga ze
halen!"
Maar Herman bedankte er feestelijk
voor.
„Laten ze die bezems maar zelf halen!
zei hij.
SPELLETJE.
Bi) den Dokter.
Eén der spelers vervult den rol van pa
tiënt en gaat op een stoel zitten. Een ander
is dokter. De laatste vraagt dan aan alle
medespelcndcn:
„Mijn patiënt is ziek. Wat zoudt gij hem
voorschrijven?"
De spelers fluisteren den dokter nu om
beurten een voorschrift in het oor, dat hij
onthouden moet.
B.v. A. zegt: „Ik zou hem een voetbad
met mosterd voorschrijven."
B: „Ik zou hem een lepel levertraan ge
ven."
C: „Ik zou hem zijn schoenen uittrekken."
D: „Ik zou hem een gedicht laten opzeg
gen."
E: Ik zou hem de kamer laten rondhin-
ken."
F: lk zou hem een haar uittrekken, enz.,
enz.
De dokter wendt zich nu tot den patient
en noemt hem alle voorschriften op, echter
in een andere volgorde dan hij ze aange
hoord heeft. De patiënt moet dan bij eik-
voorschrift raden, wie het voorgeschreven
heeft.
Slaagt hij er in, één goed aan te wijzen,
dan wordt deze op zijn beurt patiënt en de
vorige is nu patiënt af, zoodat hij gewoon
medespeler wordt en het spel doorgaat.
Slaagt hij er echter, na drie keer geraden
te hebben, niet in, dan wordt hij door den
dokter veroordeeld één der voorschriften
op te volgen. Hij mag echter zelf kiezen,
welk hem het meest aanstaat. Zoodra hij
het opgevolgd heeft, gaat het spel weer
door. Degene, wiens oorschrift opgevolgd
werd, is nu patiënt.
DE KOOLSTRONK TUSSCHEN DE S
KIPPEN
Beneden in m'n buurmans' tuin,
Daar tappe-toppe-tippen.
Ik weet niet hoeveel kuikentjes,
En ook wat nette kippen.
Daar tusschen hen, daar plofte 'n keer.
Van zwaaie-zwierende-bonk-bonk.
Uit driehoog naar beneden neer .-*v
Een kaalgekapte koolstronk
Dat was me plots een helsch geschreeuw,
Van kilckeldekokel-de kakel
Die stronk die plofte bijna op
Een kip z'n tabernakel.
Dat beest dat schrok zoo drommels erg
Van duizcldedoezeldedeigen
Ze struikelde plots wat schots cn scheef.
En viel toen van d'r eigen
Daar lag ze niet d'r kop opzij-
Van zimmelezaminelezeere.
Eén pootje stak slaj) in de lucht.
En d'andere in d'r vecren.
Toen d'eersle schrik wat over was.
Van tappelde-toppelde-tippen.
Daar kwamen al de kuikentjes.
En ook and're kippen.
Die vonden toen, hun schrik ten spijt
Van pikkerdc-pakkerde-pekker
Die bonke-rond gekapte stronk
Toen o, zoo o verlekker.
Ze maalden niet meer om de kij»
Die zimmele-zammele-zijme.
Nog tusschen droom en duizel
Lag te soezen cn te zwijmen.
Maar plots daar was ze wakker, cn.
Van dabbele-dobbele-dippen.
Daar stoof zo met een groot kabaal.
Tusschen de andere kippen.
Ze pikte cn hukte rond zich heen.
Van pikkele-pakkele-pover.
De kuikentjes stoven verschrikt uiteen
Maar ach, bijna niets was meer over.
Een stukje koolstronk, hard en kaal.
Van knabbele-knobbele-knipper,
Dat restte de flauwgevallen kip,
En die keek hoe langer hoe sipper.
De kuipentjes lachten zich een kriek.
Van kiekele-kolle-kalle.
Dan moet je maar niet om zoo'n
kleinigheid-
Maar zoo van je stokje vallen.
JAN H. DE GROOT,
in „Ons Eigen Tijdschrift".
CORRESPONDENTIE.
Boekenwurm. Zoo heb je al vacan
tie. fijn, hè. Dan zullen we eens zien.
M i e r. Dat is goed. Maar nu is het
prachtig weer.
Vergeet m ij niet. Ik ben zelf mee
geweest. Ze vonden het erg fijn.
Lekkerbek je. En nu weer heele
maal heler. Ja, nou ik heb erg genoten.
Woudlooper. Zoo moeilijk zijn ze
toch niet.
K a r r e k i e t. Wat heerlijk, je hebt ze
ker erg genoten, hè. Kom Maandag maar
even het pakje halen.
Speurder. Wat zullen jelui genoten
hebben. Jammer dat het niet zulk weer was
als nu.
Wildzang. Dat is zeker een laDge
brief. Het is nu zoo mooi dat het morgen
ook wel goed zal zijn. Ik denk wel dat het
misschien een opstellenwedstrijd wordt.
Cupido. Dat zal wel met zoo'n dag
valt er veel te genieten. Ik ook.
Rozeknop. Wat is dat leuk. en je
steekt er zeker veel bij op. Zijn er van jou
ook dingen bij?
Wodan. Vondt je het mooi en ben je
nu weer heelemaal beter, wat zal dat lastig
zijn geweest. Deed het niet erg veel pijn?
Vinkje. Ik denk wel dat het er van
zal komen. Veel plezier.
Zonneroosje. Dank je wel. hoor.
Is het nu mooi of niet?
Kampioen. En hoe vindt je je
nieuwe schuilnaam wel. Dus 2 maal uit
fijn, hè. Neen, dan schrijf ik jeUii niet.
K w i k. Best, met jou ook? Ik heb er
niet zoo gauw erg in gehad en ik geloof, dat
ze er allemaal zijn ingeloopen.
Meidoorn. Weet je wat je doet, die
kaart stuur je maar gewoon aan oom Ka-
rel p. a. Amersfoorlsch Dagblad Amers
foort en dan krijg ik hem wel.
Zonnestraaltje. Dus heb je zeker
ook erg genoten. Dat is leuk.
Piepkuiken. Dat zou dan ook echt
jammer zijn geweest.
Broek. Dat vindt jc zeker heerlijk-
hè zoo'n lief klein zusje. Dat kan ik me
best begrijpen
Goudfazant. Natuurlijk ben ik niet
boos op je en ik feliciteer je wel met je
kleine zusje.
POEZEN-HOEK.
Bij Mevrouw Nolst Trenité Groote Kop
pel 177 zoeken 5 poesjes een goed tehuis.
OOM KAREL.