KINDERRUBRIEK Waarooi het water van de zee zout is Rubriek van Oom Karei Deze week kreeg ik weer niet veel brief jes. We zitten ook midden in de vacantie, dus de meestcn van onze neefjes en nich tjes zijn uit. Daarom zullen we ook deze weken maar niets nieuws op louw zetten van wedstrijden of iets dergelijks, doch eerst maar de vacantie-tijd voorbij laten gaan. Over enkele weken zijn we allemaal weer thuis en kunnen we weer met fris- sclie moed beginnen. Dan zal ik jelui ook weer allerlei kunstjes en andere goochel toeren vertellen. Maar als de raeesten toch niet thuis zijn heeft dat weinig zin Hier volgen nu de raadseloplossingen. RAADSELS De oplossingen van de vorige raadsels waren- I. Hagedis, met de woorden h. bal, da gen. hagedis, leden, lis. s II. „Wie niet sterk is moet slim zijn"' met de woorden melk, niets, ijs, zien, wielren nen, Tom, tim. st. l De prijs is deze week gewonnen door Prins, die hem a.s. Maandag aan ons bu reau kan komen afhalen NIEUWE RAADSELS I. Het geheel is een spreekwoord van - woorden en 26 letters S, 13, 25, 11 is een dier. 1. 21, 15, 3, 17 is een gezonde drank. 12. 0, 18, 6 is een huisdier. 2. 5, 20, 11 is het tegenovergestelde van „niets 23, 10. 16. 13 is een meisjesnaam. 21, IS, 26. 19 is een jongensnaam 7 js een medeklinker. •i, 22, 26 is een naaldboom Ingez. door „Zonneroosje".) II. Kruisraadsel X X X X X x X X X X X X X X X - X x Op de 1ste rij een klinker Op de 2de rij een boom. Op de 3de rij een Sinterklaas cadeau voor d«> oudere meisjes. Op de ide rij een plaats in Gelderland. Op de 5de rij het gevraagde woord Op de 6de rij een meisje, dat gaal trou wen. op de ?de rij gebruikt de naaister. Op de 8ste rij een meisjesnaam Op de 9de lij een klinker. Op de kruisjeslijncn het grootste sport- feest in 1928 Inge/, door „Wipneus".) De domme Dikkie wou er van drinken Wat boffen die kinderen van de derde klas Ze waren met de juffrouw en met den meestei van de hoogste klas een dagje naar Zee. En mooi weer dat t was den 'heelen zomer was het zulk heerlijk weer nog niet geweest Allemaal hadden ze de kousen en schoe nen uitgedaan. En toen aan het werk Wat hadden ze het druk Ze maakten kastee- len en forten en bergen, ze waren aan het scheppen en graven, of het heele strand omgewerkt moest worden. Van dat harde werken krijg je natuurlijk dorst en een paar waren al met een kla gelijk stemmetje komen vertellen, dat ze zoo'n vreeselijke dorst hadden ..Nog even wachten", had de juffrouw dan gezegd, „zoometeen gaan we samen onze boterham men opeten en dan krijgen jullie een heer lijk glas limonade". Maar wat is daar nu aan de hand Daar komt een stelletje kinderen aanloopen met in het .midden, huilende en snikkende, de kleine Dikkie. De juffrouw loopt er gauw op af en met dikke tranen nog in de oogen snikt de kleine jongen: „O, Juf, het smaakte zoo \ies En ik had zoo n dorst De juffrouw begrijpt er niet veel van. Maar de andere kinderen helpen haar al. „Ja Juf, hij heeft zeewater gedronken" „Ajakkes, bah! Wat vies'' „Uit z'n emmertje „En ik heb hem nog wel gezegd, dal hij het niet mocht". Veel hoeft de juffrouw nu niet meer te vragen. „Maar jongen, hoe kom je zoo dorn Weet je dan niet, dat je zeewater niet drin ken kunt Dat is toch zout Ta, nu weet Dikkie het wel. Maar zooeven nog niet. Hij was nog nooit eerder aan zee geweest En hij had zoo'n vreeselijke dorst „En is de dorst nu over „O nee, het is nog veel erger geworden „Meester', vraagt de juffrouw nu, „wat denkt U er \an; zullen we onze boterham men maar eens gaan eten En dan een glas limonade drinken Meester vindt het best „Hoera! klinkt bet van alle kanten, *Hoe»ï' Boterham men eten, jongens En limonade drinken Iioera Een half uuitje later zit de heele klas op een lekker beschut plekje aan den voet van de duinen. De ooterhammen worden uitgepakt en daar komen twee kellners met een groot blad met glazen limonade. Fijn, hoor „N'u rustig zitten, kinderen, dat je el kaar de glazen niet omstoot. Want dan helpt het niet veel voor de dorst Op school stil te zitten is al niet zoo heel gemakkelijk, maar hier op het strand, als je wel zou willen springen en dansen \an plezier, dat is haast onmogelijk. Mees ter cn de juffrouw zien het wel cn ze be grijpen het ook heel goed. „Kom" zegt meester, als jullie nu rus tig blijft zitten en goed op ie glazen let, zal ik je maar eens wat vertellen. Weet jullie wel, hoe het komt dat het water van de zee zoo zout is Nu Dat dacht ik wel. Luister dan maar „Heel heel lang geleden in den lijd, dat de dieren nog spreken konden en dat er nog heksen en toovenaars waren, leefde er eens een arme houthakker. Van 's mor gens vroeg tot 's avonds laat moest hij hard werken cn nog hadden hij zelf cn zijn vrouw en kinderen het heel arm. Op zekeren dag, dat hij door het bosch stapte, op weg naar zijn werk, kwam hij een oud vrouwtje tegen, met een bundel hout, dal ze gesprokkeld had, op haar rug Toen ze den houthakker aan zag komen, schrok ze, want ze was al een paar maal uit het bosch verjaagd. Maar deze hout hakker, die zelf maar al te goed wist hoe erg het is om arm te zijn, dacht dacht er niet aan hel vrouwtje weg te- jagen. Hij stapte naar haar toe en toen hij zag hoe veel moeite het haar kostte de zware vracht te dragen, zei hij. „Zoo moedertje, waar moet je heen Geef mij je vrachtje maar eens hier, dan zal ik het een eindje voor je dragen'. Het vrouwtje vertelde hem, waar ze woon de cn gelukkig moest hij den zelfden kant uit. „Dat komt goed uit hoor zei hij. k Zal het je wel even thuis brengen, 't Is voor mij niets geen moeite". Toen het vrachtje thuis was, bedankte het oudje hem wel tien maal. „k Heb wel gemerkt", zei ze. ..dat je het ook niet breed hebt. En omdat je me zoo vriendelijk ge holpen hebt. wil ik je ook wat geven. Hier heb je een molen. Als je nu zegt: „Molen, maal me gauw en goed. Maal me een dan heb je maar in te vullen wat je maar hebben wilt en de molen maakt het voor je. Heb je genoeg dan zeg je: Molen, ik dank ie zeer Maar nu wil 'k niet meer. cn de molen scheidt er meteen mee uit Maar denk er aan, dat je precies deze woorden gebruikt, want anders gebeurt er niets. De houthakker bedankte het vrouwtje cn overgelukkig stapte hij weer terug naar huis. Hij wilde dien wondermolcn dadelijk eens probeeren. Zijn vrouw schrok, toen ze hem zag aan komen. „Maar man, wat is er nou Moet je niet naar je werk „Nee vrouw, vandaag neem ik eens va cantie". „Vacantie? Ben je nou niet goed? Wat scheelt je Moet je dan geen geld verdie nen „Nee hoor, 'k heb geen geld meer noo- dig Kijk maar eens hier". En hij zette den molen op tafel. De vrouw was niet weinig verwonderd, toen ze zag. waarvoor haar man thuisge komen was. 't Leek wel wat op een koffie molen, maar dan van een heel vreemd en oud model. Van boven zat alleen maar een slinger en niet zoo n kooper hakje, waar de koffieboonen in gaan. En onderin was ook geen laadje, maar alleen maar een vrij groote opening. „Wat moei je daar nu mee" vroeg de vrouw. „Moet je nu van je werk wegblij ven om dat ouwe ding thuis te brengen „Wacht maar', antwoordde de houthak ker, „zoometecn zul je wel anders praten. Haal maar eens gauw een ctcnsschaal. Do grootste, die je hebt. De vrouw deed. wat de man vroeg en deze zette nu den molen in de schaal. „Molen, maal me gauw en goed Maal me erwtensoep". En ja hoor, daar begon de slinger op eens vanzelf te draaien en onderuit kwam een heele stroom erwtensoep. Heerlijke erw tensoep met vleesch en worst en kluif: Al gauw was de schaal vol. Ziezoo: „Molen, ik dank je zeer. Maar nu wil ik niet meer." Dadelijk hield de molen stil De vrouw was niet minder opgelogen dan haar man en hij moest precies ver tellen hoe hij aan dien koslbarcn molen gekomen was. „„Laat mij nu ook eens probeeren Ze haalde een schotel cn: „Molen, maal me gauw en goed Maal me een schotel rijstebrij." Dadelijk ging de molen weer aan het draaien en weldra was de schotel gevuld Wat smulden die arme mcnschen van liet heerlijke maal. Erwtensoep met rijs tebrij toe' In geen jaren hadden ze zoon kostelijk maal gehad. Ze hoefden nu geen armoede meer ie lij den. En bovendien hoefden ze niet meer zoo hard te werken; ja, konden net doen, wat ze wilden. En als het tijd van eten was, dan werd de molen voor den dag gehaald en die maalde net, waar ze trek in hadden. En niet alleen eten maalde de molen, maar ook geld. Voor dat geld konden ze kleeren koopen en alles waar ze maar zin in hadden. Ze waren nu ineens schat rijk, zoo rijk, dat ze eigenlijk niet goed wis ten, wat ze met al hun geld doen moesten Ze lieten zich een groot huis aan de zee bouwen. Hel huis werd prachtig ingericht, knechts cn meiden waren er om hun te bedienen, cn ze hadden paarden en rijtui gen cn auto's om in rond te rijden. Maar het merkwaardigste was, dat het dak van het huis heelemaal gedekt was met pan nen van zuiver goud. En als de zon er op scheen, dan schitterde cn blonk het dak, dat het mijlen ver in het rond te zien was. Vanuit de zee leek het wel een vuurtoren cn heel vaak kwamen schcpep op dii licht af. En de zeelui werden dan altijd gul en gastvrij ontvangen. Eens was er weer een kapitein voor eenige dagen de gast van den vroegeren houthakker. I Was een vriendelijke en aardige man en de gastheer kon erg goed met hem opschieten. Hij liet hem z'n heele huis en al z'n kostbaarheden zien en wat hij anders nooit deed ook den too- vermolen haalde hij voor den dag. Zooicts wonderlijks had de zeeman nog nooit ge zien en hij begreep dadelijk, dat die voor hem nog wel meer waard zou zijn dan voor den tegenvvoordigen eigenaar. Als hij den molen had, hoefde hij nooit geen verre en gevaarlijke reizen meer te maken om de koopwaren te halen: want alles wat hij hebben moest kon de molen hem verschaf fen. 1-Iij vertelde dat aan den houthakker cn bood hem een heeleboel geld. Maar hoeveel geld hij ook bood, de houthakker wou den molen niet afstaan, want zooveel kon de zeeman niet bieden, of de molen kon nog meer malen. Maar de kapitein wou den wondermolcn zóó graag hebben, dat hij hem s nachts stilletjes wegpakte cn mee nam naar zijn schip. In alle stilte werden de zeilen gelieschen en toen de houthakker den volgenden morgen den diefstal bemerk te. was het schip al lang uit hel gezicht verdwenen. Maar de kapitein zou niet veel plezier van zijn daad hebben. Zoodra hij in volle zee in veiligheid was. zette hij den molen voor zich neer cn zooals hij ook van den houthakker gehoord had, zei hij „Molen maal me gauw cn goed Maal mé een lading zout." M ant hij" was op weg een lading zoui te halen. f De molen deed wat hem bevolen was cn maalde en maalde lot eindelijk het heele schip vol zout was. Nu was het wel ge noeg, vond de kapitein. „Ziezoo, molen, dank je wel hoor Zoo is 't genoeg Maar de molen ging maar door. „Kom, molen, ophouden Uitscheiden, asjebliet! 't Is al lang genoeg'" De kapitein probeerde het een na "t an der, maar de juiste woorden was hij ver geten. En de molen draaide ondertusschcn maar steeds door cn al maar meer zout stroomde er onderuit Het schip werd zwaarder en zwaarder, zoo zwaar, dat het eindelijk zonk cn z'n heele lading en be manning meenam naar de diepte. Maar ook de molen zonk. En toch bleef hij malen, en nog altijd, ergens ver weg op den bodem van de zee, staat die wondermolcn te ma len en te malen en een breede, witte stroom van zout vloeit er al maar onderuit. En eindigde de meester z'n verhaal nu weet je, Dikkie, hoe het komt dat het water van de zee zoo zout is. De kinderen hadden doodstil zitten luis teren en onderwijl rustig gegeten en ge dronken Geen glaasje was gebroken en dat was net de bedoeling geweest. „Ziezoo, jongens, nu opstaan en de gla zen voorzichtig neerzetten. Dan gaan we. nog wat spelen." „Hoera," riepen de kinderen en weg hol den ze weer naar het strand. W. v. OOSTEN DE KOOLSTRONK TüSSCHEN DE KIPPEN Beneden in mn buurmans' tuin, Daar tappe-loppe-tippen Ik weet niet hoeveel kuikentjes, En ook wat nette kippen. Daar tussehen hen, daar plofte 'n keer. Van zvvaaie-zvvicrende-honk-bonk. Uit driehoog naar beneden neer Een kaalgekapte koolstronk. Dat was me plots een helscli geschreeuw. Van kikeldokokkel-de kakel Die stronk die plofte bijna op Een kip z'n tabernakel Dat beest dat schrok zoo drommels er? Van duizcldedoezeldedeigen. Ze struikelde plots wat schots en scheef, En- yiel toen an d'r eigen. 't Is stil in 't groote bosch. t is nacht... Een Paddenstoel kijkt rond en lacht. Wat is dat toch? 't Lijkt wel een koor Van Elfjes klein, dat ik plots hoor! Denkt Paddenstoel. Daar komt zoowaar Op mij juist af een Elfenschaar. Zij dansen rond <!n vieren feest! Wie 's ooit op zoo n partij geweest? Daar ziet hij goed? slaan om hem heen De Elfjes, dansend op één been! Zij zingen nee. 't is ongehoord! A an Paddenstoelen enzoovoort! Hij is de Koning van het bosch, Zijn troon, dat is het groene mos. De Paddenstoel is zeer Vereerd. Wie dat de Elfjes tocli wel leert? De Maan gluui t even door het groen Denkt lachend: Ik zou ook zoo doen, Daar lag ze met d'r kop opzij. Van zirnmelezammelezecre. Eén pootje stak slap in de lucht. En d andere in d'r veeren. Toen d'eersle schrik wat over was Van tappelde-toppelde-tlpjjen. Daar kwamen al de kuikentjes, En ook de and're kippen. Die vonden toen, hun schrik ten spijt Van pikkerde-pakkerde-pekker Die bonke-rond gekapte stronk Toen o, zoo overlekker Ze maalden niet meer oju de kip Die zimmele-zammele-zijmc. Nog tussehen droom en duizel Lag te soezen en te zwijmen. Maar plots daar was ze wakker en Van dabbele-dobbele-dippen. Daar sloof ze met een groot kabaal Tussehen de andere kippen. Ze pikte en hakte rond zich heen Van pikkele-pakkele-pover. De kuikentjes stoven verschrikt uiteen Maar ach, bijna niets was meer over. Een stukje koolstronk, harcl en kaal Van knabbelo-knobbele-knipper, Dat restte dc flauwgevallen kip, En die keek hoe langer hoe sipper. Dc kuikentjes lachten zich een kriek Van kiekele-kolle-kalle. Dan moet .je maar niet om zoo n kleinigheid Maar zoo van je stokje vallen JAN H. DE GROOT, in „Ons Eigen Tijdschrift". UIT ONZE MOPPENTROMMEL. In de oorlogsjaren waren er mcnschen, die op gemakkelijke wijze buitensporig veel geld verdienden. Zij kregen den bijnaam van O. W.-ers. Een zoo'n O. W.-cr kwam eens op bezoek bij een niet rijke 'kennis In de huiskamer zag hij, dat twee kindertjes met z'n tweeën op een piano speelden (vierhandig). Daar hij zelf ook twee doch tertjes had, ging hij direct naar een piano handelaar, mompelende „dat zal mij niel gebeuren, met z'n tweeen voor één piano en kocht zonder te vragen twee piano's, welke op heden nog in zijn huiskamer pronken. Als ik maar niet zoo'n dikkerd was, Maar nu geeft dal voor mij geen pas! 'k Ga achter dichte wolken schuil. Je denkt toch zeker niet, dat 'k huil? Plots drupt er regen van omhoog... Neen, Elfjes, 't blijft niet altijd dioog! Daar gaat het volkje op de vlucht... Het Paddenstoeltje spijtig zucht: Wat is dat Elvenvolk loch bang! Mijn Moeder leerde mij al lang: Dat regen voor ons nuttig is En zoo ik mij dus niet vergis, Zijn Paddenstoelen pas gezond, Wanneer ze staan op natten grond. Gelukkig maar, want 't, zou niet slaan, Als Paddenstoelen wand'len gaan! Wat kan en mag voor Elfjes klein, Dat zou voor o n s te dwaas toch zijn! CORRESPONDENTIE. Zonncroosje. Ja, daar is heel wat moois te zien. Je kunt er wel een heele dag. zelfs wel meerdere dagen zoek brengen en dan nog raak je niet uitgekeken. Vooral nu er den laalsten tijd zooveel kleine dier tjes zijn bijgekomen. Aardig hè, al dat jon ge goed. Net om mee te spelen. Dank je wel voor je raadsel. Dat komt natuurlijk in de krant. Wanneer ga je naar het hoo go Noordon? Goed, als je er op zet „Aan Oom Karei, Amersf. Dagblad Amersfoort komt het vast cn zeker terecht. Cupido. Vond je dat niet fijn. Wan delen is een echte prettige sport. .Te ziet dan veel meer, dan wanneer je met den trein of per fiets gaat. En je hebt vrij goed weer gehad. Zoo nu en dan misschien een regen buitje, maar als je in de huurt kunt schui Ion is dat niet zoo heel erg. Ik geloof, dal ie daar niet vrij mag visschcn. Als ik me goed herinner is daar het vischrecht vee pacht. Ileb maar veel plezier hoor cn ge niet maar van al dat moois. Rozeknop. - Was ze hier nog nooit geweest? Dan zal ze het wel mooi gevon den hebben. Ja. heel aardig, maar dan moet ie middags gaan. Dan wordt er geloof ik wel het meeste gevlogen. Alleen 's Zaterdagsmiddags niet. 't. Is niet zoo heel ver loopen. En door liet bosch is het een mooie wandeling. Vinkje. Zoo dat is al heel erg vroeg. Vond je de raadsels zoo moeilijk. Mis schien zijn ze deze week gemakkelijker op te lossen. W o d a n. Hoe kom je daar nu aan. Dal is erg vervelend. En ook lastig met het schril ven. Ileb je er veel pijn aan? Fijn hè, zoo'n lange vacantie. Die puzzle was erg gemakkelijk ..Des nachts zijn alle katjes grauw!" K wi k. Zoo, dus je hebt nog al plezier gehad. Alleen vind ik het niet erg aardig van je, dat. ie met een pijl en boog op vo gels cn andere dieren schiet. Dat. is toch geen vacantie-prhl? Dat je vischjes vangt voor je aquarium is heel wat anders. Maar 'oei. schieten op dieren is geen spelletje! Niet meer doen hoor! Anders zouden we heiisch kwade vrienden worden. Prins. Neen, dat is al heel lang ge leden. Ik dacht al, dat het vele huiswerk daarvan de oorzaak was. Maar nu heb je toch vacantie cn kun je zooveel genieten als je maar wilt Nog wel gefeliciteerd hoor. Wat een prachtig cadeau is dat. OOM KAREL'f

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1929 | | pagina 10