Gedurende de maand Augustus geopend van 8 V12 en van1 V7 uur B. Schooleman Bel dan op No. 42 D00DEMANS ROTS. Zes in één nacht Nieuwe aanwinsten HET VLOTBRENGEN DER EUGENIA PROF. DR. R. C. BOER t H00RDERS=VERSP1EDERS .V. COMPAGNIE LYONNAISE Electriciteit op elk gebied Hebt U een Taxi of Auto nooJig? EEN VERVALLEN WET FEUILLETON. BRUTALE INBRAKEN TE ARNHEM Is er een bende aan het werk Uit Arnhem meldt men aan de Tel., d.d. 20 Augustus: Het aantal brutale inbraken en diefstal len in deze gemeente neemt met den dag toe. Er schijnt liier een bende aan het werk te zijn, want men kan moeilijk aannemen, dat één persoon al deze wandaden op zijn kerfstok heeft. Voortdurend wordt er dries ter opgetreden. De politie heelt met haar jacht tot dusver geen succes gehad. Het zal wenschelijk zijn, dat de surveillances, voor al s nachts, worden uitgebreid. De Vijverwijk te Arnhem blijkt een ge liefkoosd operatieterrein voor de heeren te zijn. Er is daar in één nacht op zes ver schillende plaatsen ingebroken. Vervolgens heeft een bewoonster van de Stroolaan 's avonds bezoek gekregen van een man, die door een schuurtje is binnengekomen en uit haar linnenkast vijf en dertig gulden heeft gestolen. Een andere inbraak in deze woonwijk leverde slechts een rijpe banaan op, die de dader rustig op de plaats van de vondst oppeuzelde. Een wandbordje met den tekst: „Hoe later op den avond hoe schooner volk', prijkend in een der gangen van het bezochte huis, werd van den muur genomen en als visitekaartje op de tafel gezet. Ook zijn de bewoners van Klarendal en omgeving door de inbrekers opgeschrikt. Midden in den nacht klonk een gegil van het achterbalcon van een der perceelen aan de Klarenbeekstraat. Een vrouw had een man in haar huis gezien en maakte nu alarm op dusdanige wijze, dat in korten tijd de heele buurt gealarmeerd was. De buurt bewoners stelden op uitgebreide schaal een onderzoek in en weldra was ook de politic- aanwezig om assistentie te verleenen. Van de inbrekers was echter geen spoor te ont dekken. De agenten van politie surveilleer den in den loop van den nacht in de om geving, doch zonder resultaat. Wel ontdek ren zij na eenige uren in de Klarenbeek straat een gedaante, die groote haast scheen te hebben. De dienaren der wet on dernamen een stormloop, doch groot was hun teleurstelling, toen het een bezorgd huisvader bleek te zijn, op weg naar de vroedvrouw. Maandagmiddag is opnieuw een brutale inbraak gepleegd, thans in do boerderij „De Huriekamp", op Schaesberg te Arnhem. De bewoonster, die na enkele uogenblikken af wezig te zijn geweest, iif* haar woning te rugkeerde, zag een man, die door een ven ster was binnengeklommen. De vrouw ont stelde hevig en snelde naar de in de nabij heid gelegen villa, van waar haar hulp werd verleend. De man bleek echter ver dwenen met medeneming van een porte- rnonnaie, inhoudende ruim veertig gulden. Zij werd later ledig op den weg terugj vonden. De politie was dadelijk ter plaatse om een onderzoek in te stellen. groeiende aantal vragen om voorlichting, hetzij betreffende de belangrijkheid van in voorbereiding zijnde tentoonstellingen, het zij omtrent het tentoonstellingswezen in het algemeen, dan wel op welk gebied ook tot het terrein der werkzaamheden behoorend, terwijl van regeeringszijde ook hoe langer hoe meer gebruik werd gemaakt van de diensten der vereeniging. Ook de belangstelling van buitenlandsche zijde ontwikkelde zich zeer sterk, zoowel van officieele als van particuliere zijde. Verder wordt in het jaarverslag o.a. ge wezen op bet feit, dat ook in deze verslag periode het wederom gebleken is, dat hoe langer hoe meer het nut van een instituut als de Nederlandsche Vereeniging voor Ten toonstcllingsbelangen is, wordt ingezien en te verwachten is dat de belangrijkheid van de vereeniging nog veel grooter zal worden wanneer de onderlinge internationale sa menwerking thans verdere ontwikkeling krijgt op het gebied van het tentoonstel lingswezen, als resultaat van het interna tionale overleg, dat in November 1928 te Parijs op initiatief van de Fransche regee ring heeft plaats gehad, waarbij het tot vol doening mag strekken voor ons land, dat tot nog toe Nederland een van de weinige lan- don is, waar de voorlichting op tentoonstel- lingsgebied georganiseerd is op een wijze, als internationaal zal moeten gelden, wan neer de besprekingen, in Parijs gehouden, in daden worden omgezet. NEDERLANDSCHE VEREENIGING VOOR TENTOONSTELLINGSBELANGEN. Algemecne vergadering. Onder leiding van den voorzitter, den heer ir. J. E. Stoop, had Maandag in een der zalen van het departement van Arbeid: Handel en Nijverheid de algemeene leden vergadering plaats van de Nederlandsche Vereeniging voor Tentoonstellingsbelangen Uit het uitgebrachte jaarverslag bleek «lat de daadwerkelijke belangstelling voor de vereeniging zich ook gedurende het laat ste verslagjaar voortdurend heeft uitgebreid blijkende uit de steeds toenemende werk zaamheden als gevolg van het voortdurend LEIDSCHE LAKENHAL Lantaarn maar zeker De machines werken weer Verschenen is het verslag van het ste delijk museum De Lakenhal te Leiden over liet jaar 1928. Het museum werd bezocht door 8272 be talende bezoekers en 0437 niet betalende personen, totaal 14709. De Verster-kamer kwam dit jaar gereed en werd den 30 Juni eopend in tegenwoordigheid van de fa milieleden van den meester en enkele j noodigden. Tevens werd er begonnen met bet restaureeven van de Gouverneurska mer, waar de penningen tentoongesteld zijn. Onder de aanwinsten van het museum vallen in de eerste plaats te vermelden de belangrijke geschenken, welke door de Jan StGün-coraissïc: zijn aangekocht uit de baten der tentoonstelling in 1926. Deze be staan uit: ten eerste een schilderij door F. van Mieris, op paneel. Dit stelt een her- berg-interieur voor. Het thans weder voor ons land teruggewonnen stuk, dat een goe de vei tegenwoordiging geeft van het beste werk van dezen meester, heeft vroeger be hoord tot de Alle Pinakothek te München. Vervolgens twee portretten van Mr. Nico- laas van Warmond, burgemeester van Lei den, en zijn echtgenoote Anna van Heus- sen, berde halffiguur op paneel, geda teerd 1583 en in de origineele lijs ten. De portretten zijn te Bazel aangekocht uit particulier bezit. Ten slotte een stil leven van Floris Verster, witte Chineesohe schaal met roode appelen. De heer Jan Leembruggen, overleden te Amsterdam, legateerde twee levensgroote portretten van Johannes Leembruggen 1930 en zijn echtgenoote Elisabeth Reijn- vaan met hun dochtertje Elisabeth Johan na, oud lA jaar, in 1835 door .T. W. Pie- neman geschilderd, benevens 12 geschil derde gezichten op- en interieurs in het huls De ver omstreeks 1845 door G. J. Leem bruggen, dus vóór de ontmanteling van den toren, op doek geplakt op bordpapier. Hier bij is nog gevoegd een portefeuille met schetsen en teekeningen door G. J. Leem bruggen. Dc verzamelingen werden uitgebreid met nog eenige geschenken en bruikleenen, waan-an het verslag een opsomming geeft. Door aankoop werden o.m. verkregen een schilderijtje van Abraham Snaphaan, geboren te Leiden in 1651 en te Dessau in 11691 als hofschilder overleden. Nog steeds zit de Grieksche stoomboot „Eugenia" geboeid op den Helderschen zee dijk, doch het einde van dit onvrijwillig verblijf is nu toch in zicht. Zooals reeds eerder werd geroeid, wer den den laatsten tijd pogingen aangewend om het schip met behulp van dommekrach ten en hydraulische vijzels van den voet van den zeedijk af te drukken. Hiermede heeft men goed resultaat bereikt, althans bij bet achterschip, dat een 12 A 15 Meter in zee werd gebracht. Het achterschip kwam daardoor in diep water, zoodat het schip op de vrij sterke deining begon te werken, hetgeen gunstig was voor het af brengen. Zaterdag werden twee sleepbooicn gere- quireerd; ook Zondag bleven deze trekken. Eenig resultaat had dit wel; behalve dat het achterschip meer zeewaarts ging, schoof de „Eugenia" ook telkens iets ach teruil. Zaterdagavond werden ook de vuren we der aangemaakt, zoodat Zondagmiddag de machine van de „Eugenia" na negen maanden stilstand weder in werking ge steld kon worden. Nu eens vooruit, dan weer achteruit slaande, hielp deze mede de „Eugenia" weder in haar element terug te voeren. En al gaat het niet hard, men vor dert toch. Het spreekt wel vanzelf, dat duizenden de pogingen tot vlotbrengen gadesloegen Een heele file van auto's stond langs den dijk. Het lange wachten werd evenwel nog niet beloond. Met eenige dagen evenwel, zal de „Euge nia" wel weder vlot zijn en Den Ilelder een bezienswaardigheid armer! Het ligt in het voornemen, om het schip direct naar Amsterdam te dirigeeren, al waar gedokt zal worden. Op GG-jarigcn leeftijd overleden Kencer van de Skandioavische talen en letteren Verleden jaar, tegen den tijd, dat het eeuwfeest van Ibsens geboortedag gevierd werd, verscheen een bundel studies van zijn hand over de drama's van Ibsen, een boek, dat getuigde van de onvervaarde geest kracht an den schrijver en zijn scherpen blik, alsook van zijn groote bewondering voor den Noorschen dramaturg. Zijn onderzoeking hebben, aldus het ITbld den oorsprong en de ontwikkeling van het Germaansche heldendicht in een nieuw licht geplaatst. Dit geldt met name de Nibe- lungen- en de Dietrich-poëzie. Men nam aan, dat deze in Zuid-Duitsch land zou zijn ontstaan en zich naar het Noorden zou hebben verbreid. Boer was van meening, op grond van de overlevering, dat de gang van zaken juist de tegenoverge stelde was geweest. Prof. Boer was sinds 1906 lid van de let terkundige afdeeling van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen. De hond, die uit bet water was gebaald ■n UTRECHTSCHEWEG 10 - TEL. 179 - AMERSFOORT Na een langdurig ziekbed is gisteren prof. Boer. hoogleeraar in de Oud-Germaansche taal- en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam, op 60-jarigen leeftijd over leden. Richard Constant Boer werd geboren te Warnsveld op 31 Januari 1863; hij bezocht de H. B. S. en het gymnasium te Zutphen, daarna het gymnasium in Den Haag en stu deerde te Leiden in de letteren. Hij promo veerde in 1888 te Groningen op een proef schrift „Qrvar-Oddssaga". Van 188S tot 1900 was hij leeraar aan het gymnasium te Leeuwarden, hij werd in laatstgenoemd jaar benoemd tot hoogleer aar in de Oud-Germaansche taal- en letter kunde en het Sanskrit aan de Universiteit van Amsterdam; in 1908 werd hij van het onderwijs in het Sanskrit ontheven. Tot zijn talrijke wetenschappelijke ge schriften behooren, behalve dat van Oud- Noorsche tekstuitgaven en opstellen over Oud-Germaansche (meest Oud-NoprSche) letterkunde en -faal in verschillende bin- nenlandsche en buitenlandsche tijdschrif ten: „Untersuchungen über den Ur.sprung und die Entwiekelung der Nibelungchsage" (3 dln. 1906—1909 Halle a. S: Die Sagen von Emanarich urid Dietrich von Bern" „Die altengliche Heldendichtung I, Beo wulf"; „Korte Deensche Spraakkunst'; „Oer-Germaansch Handboek"; „Oud-Noorsch Handboek"; Die Edda, mit historisch kri tischer Kornmrntar"; „Noorwegen's letter kunde in de 19de eeuw"; Studiën over de metriek van het alliteratie-vers. In het blad „Koers Houden" schrijft het Kamerlid Ds. C. A. Lingbeek het een en ander over Hoorders en Verspieders. Wat is het een evenement in het leven van een gemeente, vooral een dorpsge meente, maar ook van een predikant, als daar plotseling als een meteoor uit den hemel, op den stillen Zondagmorgen hoor ders (in een mijner gemeenten sprak men van verspieders) hun verschijning maken, schrijft Ds. Lingbeek. Na het een cn ander dan medegedeeld te hebben wat het werk van een IToor- cornmissie moet zijn en wat hét somwijlen is, schrijft dan ds Lingbeek ook over het feit, dat de dominee, welke gehoord is ge- woorden, in de meeste gevallen zelf nooit ter oore komt, welk verslag de broeders hebben uitgebracht. Of hij moest doen, zooals een aan Ds. Lingbeek bekend pre dikant deed, die hoorders kreeg, maar geen beroep, en die toen de dwaasheid be ging van aan het schrijven te gaan naar de buurt van de gemeente, waar de hoor ders vandaan waren, om te vragen, wat daar toch wel de reden van was, dat hij geen beroep had gekregen. Letterlijk kreeg hij nu te hooren wat de hoorders in de vergadering, die hen tot hooren had af gevaardigd, hadden gerapporteerd: hij liad daar op z"n stoel „krekt gestaan, as 'n hond die zóó uut het water gehaald was." Zoo'n dominee wouen ze niet hebben! Dat kwam nu van dominees te diep „indringen in verborgenheden", waartegen hijzelf anders placht te waarschuwen. In de meeste gevallen hoort een dominee dat rapport der hoorders over hem. hoe hn dan ook uitvalt, zelf niet. en dat is ook niet noodig. Wie 't dan wel hoort, dat is de consulent, de predikant wiens t.aak hst is de vergaderingen der vacante gjmoento te leiden. Als consulent heeft ds. Lingbeek meer malen het uitbrengen van verslag door de hoorcommissie bijgewoond. En 1»m is de ondervinding van Ds. Lingbeek, «lat de be- teekenis van zulk een verslag geheel af hangt van de mate van godsdienstige ken nis, die in een gemeente gevondm wordt. Het verstand en het oordeel, ook om en preek te beoordeelcn, schuilt gelukkig niet alleen hij de gestudeerden. Vraagt Demonstratie v. erseynstraat 19. elet ■loi het uitvoerend comité op zich genomen heeft. Een groot aantal gebouwen, torens, brug gen, enz. zal op feeërieke wijze worden ver licht, zoodat gedurende de Lichtweek, waar aan vele attracties zullen worden verbon den, Amsterdam een onvergetelijken aan blik zal bieden. Hef opteeren voor Limburgers in België wonende. Waarom het wel geleurde. DE EDISON LICHTWEEK TE AMSTERDAM. In October a.s. Up 21 October a.s. zal hel 50 jaar geleden zijn, dat Edison de practisch bruikbare gloeilamp uitvond. Naar aanleiding van dit gouden jubileum zal van 21 tot cn met 27 October a.s. te Amsterdam een grootsch opgezette „Licht week" worden gehouden. Tal van autoriteiten en vooraanstaande personen uit financieele- en handelskrin gen zijn aangezocht orn zitting te nemen in de verschillende comité's. Burgemeester de Vlugt heeft. liet. eere-presidium aan vaard, terwijl dr. W. Lulofs dc leiding van Zondagnacht om 12 uur, volgens de in België geldende tijdrekening, verviel in onzen nabuurstaat een wet, die nog im mer verband hield met de scheiding van 1830. Voor de Ncderlandsch-Limburgers, mits afstammende van in 1830 reeds in Lim burg wonende voorouders, was liet niet noo dig zich in Belgie te laten naturaliseeren wanneer ze eenmaal in dat land hun verblijf hadden gekozen. Door simpele opteering. voor den ambtenaar van den burgelijken stand, konden ze aldaar de Belgische natio naliteit verwerven. Er bestond dus nog een wet, met een element van „Limbourg-cédé Deze bestaat sinds vannacht niet meer. al gelden nog enkele overgangsbepalingen voor minderjarigen. Van dit voorrecht werd door in Belgic wo nende Limburgers druk gebruik gemaakt, het was immers praktisch en goedkoop. Een gewone naturalisatie vergt jaren van ver blijf en kost zeker nog duizend franken. Al leen in Luik moeten over de 40.000 afstam melingen van Limburgers wonen. Tweemaal had iets als een uittocht paats van voorna mere families, na 1839, om idealistische re denen, cn omstreeks 1920, doch toen waren het vooral de Liooge Nederlandsche belastin gen die lot verhuizen noopten. Sindsdien zijn die evenwel in België ook aardig ge stegen.... Bij wet von 4 Aug. 1926 werd de genoemde regeling, voortvloeiende uit de telkens ver lengde oudere wet, definitief opgeheven bin nen den tijdvan drie jaren. Sindsdien hebben nog velen ervan gebruik gemaakt, want er zijn nog heel wat Limburgei's in allerlei postjes en eerebaantjes, b.v. politieagenten in en om Luik, leden van kerkbesturen enz. waarvoor nationaliteitswisseling gewenscht was. Voor den verkiezingstijd ontvingen de Limburgers, over bet algemeen goed katho liek blijvende in het roode Waalsche indus triegebied, ook wel aansporingen om te op- loeren. Dat was evenwel kiezers kweeken Soms zijn ze er ook te vlug mee geweest. Wanneer ze later in Nederland terugkwa men, moesten ze zich op de normale, dure wijze laten nationaliseeren. Aan het een en ander is nu een einde gekomen. Het. heet. dat verzet van officieele zijde in Nederland daaraan niet vreemd is, want, hoe praktisch het voor de begunstigden ook was, er lag een geest van „révendication" over deze wet. (l-Ibld) Volharding moet een richtsnoer zijn, in dien wij vruchten van onzen arbeid willen plukken. Naar het Engelscb van A. T. QUILLER—COUCH. 55 „Ach! ik was zelfzuchtig ik dacht niet na. Zij wachten u in den schouwburg ga naar hen toe. Ge moet uw best doen om mijnentwil. Vergeet maar wat ik ge zegd heb als u het niet vergeven kunt". „Ach! waarom denkt u dat?" „Vergeeft u het mij? O, God zegene u! God zegene u daarvoor? Clarissa, als dat zoo is doe mij dan nog één onuitsprekelijk groot pleizier. Kus mij één keer één kus maar op mijn lippen Dan zal ik gelukkiger sterven. Wilt ge kunt ge dat doen?" Zijn oogen werd beneveld, die oogen, vroeger zoo vroolijk, maar toch was het een hartstochtelijke smeekbede. Tot ant woord boog mijn geliefd meisje zich over het bed en drukte haar lippen op de zijne en toen met zijn hand in de hare knielde zij naast het bed neder. „Goddank! Mijn geliefde o, laat mij u zoo noemen ge kunt er niets aan doen dat ik u liefheb. Ik ben gelukkig en ze wachten op u". Langzaam stond Claire op en wachtte op zijn laatste woord. „Zij wachten wachten. Vaarwel Jasper ouwe vriend en Clarissa mijn ge liefds zij wachten ik kan niet mee gaan. Clar Langzaam boog Claire zich over hem heen, raakte nog eens zijn lippen aan en toen zonder een woord meer te zeggen sliep hij voor goed in. Toen zij heenging, trad de Dood de kamer in en vond op het gelaat van zijn slachtoffer een glimlachje van verrukking. „Francesca" werd voor tweede maal gespeeld en zooals de couranten den vol genden morgen vermeldden met nog meer geestdrift dan den eersten avond door het publiek ontvangen. Maar terwijl liet stuk gespeeld werd ging het gerucht door de zaal dat de jeugdige schrijver gestorven was plotseling en op geheimzinnige wijze gestorven, terwijl zijn roem nog niet eens tot hem was doorgedrongen - gedood zoo als sommigen beweerden vlak buiten den schouwburg door een mededinger, terwijl anderen fluisterden dat hij vergif had inge nomen, maar niemand vvist er iets met ze kerheid van. Maar terwijl Claire het eene ontroerende tooneel na het andere speelde, vond dit gerucht al meer en meer bijval, zoodat toen het scherm viel het publiek stilzwijgend en eerbiedig de zaal verliet. En al dien tijd lag ik geknield naast het bed van mijn vermoorden vriend. Een week daarna stonden Claire en ik samen bij het graf van mijn vriend Toni. Wij hadden elkaar reeds ontmoet en ge sproken bij de begrafenis, maar het was of ons gesprek niet vlotten wilde. Ik voor mij was stil; ik had een gevoel of ik mijn broe der voor geld verkocht had en Claire vroeg mij niet naar de reden van mijn stilzwijgen. De lijkschouwer had de uitspraak ge daan: „Vermoord door een onbekend per soon" en nu was de politie bezig om den dader op te sporen met de weinige inlich tingen die ik geven kon. Alle dagbladen noemden diefstal als het motief van de mis daad en het verdwijnen van Tom's horloge ketting gaf eenige waarschijnlijkheid aan dat vermoeden» Maar ik wist maar al te goed waarom die ketting verdwenen was en zelfs te midden van mijn diepe smart was het een zekere troost te denken aan Colli- ver's rnachtelooze woede, wanneer bij zijn prooi bekeek. Ik had een beschrijving ge geven van het gezicht en het figuur van mijn vijand en had zelfs gezegd, dat hij de reeds lang te voren opgespoorde zeeman was, Georgio Rhodojani, zoodat zij meen den hem weldra in handen te zullen heb ben. Maar het publiek wist van dat alles niets af. Het eenige effect van de couran ten-berichten over den moordenaar was, dat het publiek steeds in grooter massa's toe stroomde om het stuk van den dooden man te zien. Sedert de eerste opvoering van „Frances ca" hadden Claire en ik elkaar alleen ont moet bij Tom's bed en bij de begrafenis. Maar toen ik het sombere kerkhof dien middag inging, zag ik een in het zwart ge kleede gedaante naast den grafheuvel zit ten Naderbij gekomen zag ik dat het Claire was. Zoo stonden wij daar zeker een minuut lang tegenover elkaar zonder een woord te kunnen spreken. Een krans immortelles lag op het graf. In mijn hart dankte ik haar voor dat geschenk, maar ik kon niet spre ken. Het scheen dat de grafheuvel, die nog niet was gereed gemaakt, ons scheidde en een onoverkomelijke hinderpaal was orn te spreken. Had ik de waarheid maar eenigs- zins vermoed, dan had ik geweten dat er onder dien grafheuvel een hinderpaal lag, dien wij nooit konden wegruimen: tusschen ons beider leven lag het doode lichaam van mijn vriend en niet hij alleen, maar menige doode zou met zijn verstomde lippen onze liefde vervloeken. Eindelijk hief Claire het hoofd op en be- goij te spreken. „Jasper, je hebt mij veel le vergeven cn ik durf je haast geen vergiffenis vragen. Het is te laat om vergeving te vragen aan een doode, maar als hij ons nu kon hooren dan zou ik hem smeeken om de dwaasheid te vergeven waardoor deze wreede vergis sing heeft plaats gehad." „Claire, jij kon het niet weten. Hoe kon je dat met mogelijkheid vermoeden?" „Dat is waar, maar het is er niet minder wreed door. En ik heb je misleid. Kan je dat mij ooit vergeven?" „Vergeven? wat vergeven? Dat ik een ge liefde heb gevonden, door geen enkele vrouw geevenaard? O Claire, Claire, verge ven?" „Ja, wat doet het er toe of ik op dit oogenblik zoogenaamd beroemd ben? Ik heb je misleid en toch, geloof ir/j, het was alleen omdat ik meende de verrassing des te prettiger te maken. Ik dacht, maar het is te laat. Maar geloof mij, ik had geen andere gedachte, geen anderen wensch. Mijn plannetje leek mij eerst zoo onschul dig; maar later begon ik er aan te twijfe len. Maar toen je mij vertelde, wij stonden aan den oever van de rivier, weet je niet toen je mij vertelde van hem, daar had ik nooit over gedacht, ik had er niet het minste idéé van!" „Ach, lieveling, beschuldig je zelf niet Het doet mij pijn je zoo te hooren spreken. Als er sprake was van schuld, dan was die aan mijn zijde; maai* het Noodlot had ons een blinddoek voor de oogen gebonden. Als je Tom gekend had, dan zou je weten, dat hij ons vergiffenis zou schenken als hij ons nu hoorde spreken. Maai' Claire, wat heb ik je te vergeven?" Claire antwoordde niet dadelijk. Het was alsof zij nog iets te zeggen had, dat zij den moed niet had uit te spreken. „Jasper, er is nog iets dat je mij vergeven moet als je kunt." „Lieveling!" „Herinner je je wat ik je dien avond ge vraagd heb toen je mij voor 't eerst van hem vertelde?" „Je deedt mij een dwaze vraag als ik nuj goed herinner. Je vroeg of ik ooit kon op houden je lief te hebben." „Neen, dat was niet dwaas; ik meende het ernstig en ik geloofde je toen je mij antwoord gaf. Zou je dat nog zeggen? Ge loof mij, het is geen lichtvaardige vraag." „Ik antwoord evenals ik toen antwoord de: „De liefde is even sterk als de dood. Mijn lieveling, zet die gedachten uit je hoofd en houd je verzekerd, dat ik je lief heb als mijn eigen ziel." „Toch» zou je misschien zoo boos op mij zijn, dat O, Jasper, hoe kan ik het je ver tellen?" „Vertel mij alles, Claire." „Ik heb je verteld, dat ik Claire genoemd werd of ja, zoo noemden ze mij ten minste Was je niet verbaasd toen -je zag, dat ik Clarissa Lambert was??" „Is dat alles? Ach neen!" riep ik uit, „actrices hebben immers gewoonlijk een tooneelnaam! Ik was er zelfs blij om, want de naam, dien ik ken, je eigen naam, is nu een geheim en daarom mij des te liever. De geheele wereld bewonder Clarissa Lam bert, maar ik alleen heb Claire Luttrell lief en ik weet dat Claire Luttrel mij lief heeft." (Wordt vervolgd}.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1929 | | pagina 6