WIJNHANDEL J. A. SCHOTERMAN Z n.
Gewas 1924 St. Emilion f 1.40 f 56-
HET ONBEREIKBARE
UTR.STRAAT 17 - Gevestigd 1878 - TELEFOON 145
AANWIJZINGEN, GEEN ZEKERHEID
HET PLEIDOOI VAN
Mr. KOKOSKY
„Schandelijk slecht
onderzoek"
FEUILLETON.
IB
BIJZONDER AANBEVOLEN per flesch per anker
Kon ook een ander belang hebben
bij den dood van den
heer Lans
(Derde dag).
Rotterdam, 26 Oct. Hedenmorgen,
de derde dag van de behandeling van de
moordzaak-Lans, bestond er zeer groote be
langstelling.
Om 10.15 kwam de rechtbank binnen en
daarna verdachte, die er bleaker uitziet dan:
de vorige dagen. Er zijn nog drie nieuwe
processen-verbaal binnen gekomen, deelt het
O. M. mede.
Getuige Bruinaars, expeditieknecht bii de
firma De Haas, deelt nog mede, dat hij den
morgen na don moord door Van O. ge
waarschuwd is niet in het bloed te trappen
Van O. maakt een zenuwachtige!) indruk.
Dc president deelt nog mede, dat proces
verbaal is ingekomen van een agent van
politie die Hagen, den man die Woensdag
het sensationeel verhaal deed achtervolgd
te zijn, gevolgd is tot het station. Hij werd
niet gexolgd. De politie te Vlaardingen,
waar Ilagcn langen lijd gewoond heeft, zegt
dat Hagen daar bekend staat als een op
schepper.
Ingekomen is een verbaal, waarin zekere
W. H. Ka plein zegt, op den avond van den
moord bij het Bostland twee mannen te
hebben gezien, die liepen op de Admirali-
t6itskado. Dezer dagen meende hij uit een
foto van Van O. in de kranten een dezer
twee mannen te herkennen.
Dc president acht dit zóo belangrijk, dat
hij beveelt Kaptein te gaan halen om hem
alsnog vandaag te kooren. Voorts wordt er
in een proces-verbaal melding gemaakt van
de verklaring van een meisje, dat op den
Oostdijk een groóten en eeD kleinen man
had gezien. Zij gingen de Infirmeriestraat
in. in de richting van het Oo9tplein.
Het woord is dan aan mr. J. A. de Visser
voor het houden van het requisitoir. liet
verder verhoor der psychiaters achtte de
rechtbank onnóo.iig.
De Officier zal zijn requisitoir als volgt
indeelen: Eerst de malversaties, dan de
moord en daarbij de volgende onderdeeien:
De toestand die de politie vond op 29 No
vember. een overzicht van alle aanwijzin
gen, die in de richting van v. O. wijzen,
het motief van de daad. het karakter van
verd. en dan de reconstructie der feiten.
Van O. verdiende het behoorlijke salaris
van 4800 per jaar en toch beeft hij zich
aan tal van verduisteringen, aan valsch-
beid in geschrifte schuldig gemaakt. De
Officier heeft slechts een greep gedaan in
de verduisteringen. Hij noemt een niet
verantwoord bedrag van 800 aan post
cheque en girogelden is pl. m ƒ.1300 ver
duisterd. De derde vorm van verduistering
is het innen van wissels bij de firma, Me§s
zoomede tot een bedrag van ƒ7400.
In vier jaren tijd is elfduizend zevenhon
derd gulden verduisterd.
Zijn vrouw gaf hij 250 per maand,
waar bleef het overige geld? Dit moet on
opgehelderd blijven, maar feit is, dat lr.*t
door den verd. is weggemaakt. De >ït-
cier neemt aan dat de verduistering:n
vaststaan, veel erger is de vraag, v rd
den moord subs, doodslag heeft begaan. De
Officfer ontveinst zich niet, dat hot aier
een moeilijke zaak geldt. Hij ^rengt hul te
aan den president voor diens leiding. De
Officier gaat dan na, wat de politie, die
snel ter plaatse was, op den avond van
den moord heeft gevonden.
De inbraak acht do Officier gefingeerd.
Van buiten zijn geen sporen. Zouden bo
vendien inbrekers er niet tegen pp zien
con moord te plegen geen Nederlandscb
geld meenemen en niet den heer Lans be-
rooven van zijn gouden horloge en andere
sieraden? De sleutels van den heer Lans
welke deze altijd in zijn tasch droeg werden
teruggevonden op het lijk.
Wanneer .de Officier deze woorden ge
zegd heeft, staat verdachte van O. plotse
ling op: Mag ik u in de rede vallen?
Dat kunt u straks doen, zegt de Officier,
maakt u maar aanteekeningen. Verder
gaande met zijn betoog, wijst de Officier
er op dat het bijna onmogelijk zou zijn ge
weest voor inbrekers om binnen te komen,
daar het nog vrij druk was in het gange
tje waar het kantnoor gelegen is. De ver
dediging, aldus de Officier wil het doen
voorkomen alsof er Ingebroken is in het
kantoor en dat de heer Lans dor dc in
brekers vermoord is.
Mr. Kokosky maakt een ontkennend
hoofdgebaar na deze woorden.
De Officier wijst op tegenstrijdigheden in
de verklaringen van verdachte in verband
met diens tijdstip van vertrek van het
kantoor, den avond van den moord. Vreem
den kunnen den moord niet gepleegd heb
ben, daarvoor zou hun de tijd ontbroken
hebben. De Officier gaat verdachtes hou
ding na, bij zijn aankomst in den Haag. Hij
gaf zijn vrouw een hand wat hij anders
nooit deed. Hij liet zijn eten onaangeroerd
staan en toen hij naar Rotterdam moest
komen, trok hij eerst een ander pak aan.
Dc Officier, vindt dit bezwarend. Den vol
genden dag trok hij het oude pak weer aan
om te voorkomen dat dc politie het in be
slag zou nemen.
Op den avond van den moord beeft men
een politiehond lucht gegeven aan een hand
doek door verdachte gebruikt. De hond liep
direct naar het hek aan de Admiraliteils-
kade. Voorts hebben de getuigen Enzlin en
Wijers dien avond een man gezien, die in
hoofdlijnen met Van O. overeenkwam, een
pak in bruin papier te water zien gooien.
Op het kantoor gebruikte men bruin papier.
Een belangrijke aanwijzing acht de Officier
dat verd. niet vol kan houden niet door
het achterhek te zijn vertrokken.
De Officier bespreekt vervolgens de ver
dwijning van bet tafelmesje, dat. Van O.
placht te gebruiken tijdens het koffiedrin
ken, dat eerst na de begrafenis van den
heer Lans weer te voorschijn kwam. Uit
proeven is komen vast te staan, dat het
mes vlijmscherp was. Vast staat ook dat
verd. Zaterdag in de wasscherij is geweest,
wat hij er deed weet niemand. Volgens den
officier heeft verd. daar de sporen van zijn
misdaad doen verdwijnen.
Mr. Kokosky: „Welke sporen?"
De Officier: Dat weet niemand, maar er
zijn er genoeg overgebleven, om den dader
zijn gerechte straf niet te doen ontgaan.
Dan komt de Officier aan het deskundig
onderzoek der kleeren van Van O. en aan
de verrassende ontdekking van Dr. Hesse-
link, die mcnsebenbloed vond, wat de an
dere deskundigen moesten toegeven. Aan
dr. Hesselink's verklaringen hecht hij de
meeste waarden.
Het bloed kan niet afkomstig zijn van
neusbloedingen van den vorigen eigenaar
van het pak. In tegenstelling met dr. Hulst
en dr. Gerhard is dr. Hesselink van oor
deel, dat de bloedsporen van gelijken ouder
dom zijn. Het onderzoek door dr. Gerhard
naar de sporen op de schoenen heeft niets
opgeleverd, maar deze deskundige heeft dan
ook schromelijk gefaald. Dr. Hesselink heeft
ook op de schoenen bloedsporen gevonden.
Spreker komt dan op de ontdeiue v'jl.
waaraan bloed kleefde, dat behoorde tot de
bloedgroep, waartoe ook dat van den heer
Lans behoorde. Dr. van Ry3sel heeft een on
derzoek. ingesteld en hij acht het zeer goed
mogelijk, dat de slagen daarmee zijn toe
gebracht. De omkruUifig van dc vijl wordt
in verschillende wonlea op het hoofd van
den heer Uans teruggevonden.
Toen de vijl gevonden is in liet
kistje van de gootsteenkast, zijn er op
het daarboven staande kistje bloedsporen
gevonden. Dat bewijst dat de dader na den
moord de vijl in het kistje heeft gelegd,
waarbij bloed van zijn hand op het bovenste
kistje gedruppeld heeft. De vijlen waren op
een zoodanige plaats gevonden, dat ze niet
voor de hand lagen. Iemand van het perso
neel moet haar dus gehanteerd hebben. En
dan voert ook deze aanwijzing weer naar
verdachte. Een vreemde, als hij de daad ge»
pleegd zou hebben, zou niet de voorzorg
genomen hebben, het wapen, dat immer»
tot den fabriek8jnboedel behoorde, zoo zorg
vuldig op tc bergen.
Met geen enkel woord heeft spreker over
de aanwijzingen gesproken, die te putten
zouden zijn uit het rapport van agent Brons.
Als spreker die verklaring zou uitspinnen,
zou de verdediging het fantastische der ver
klaringen van Bron9 daartegen aanvoeren.
Maar ook een fantast kan de waarheid spre
ken cn spreker vindt geen aanleiding ze
te gebruiken. Het pleit voor de politie, dat
zij de verklaringen niet gebruikte van
iemand, dien zij niet vertrouwde.
Deze aanwijzingen vormen het volledig
bewijs, dat verdachte het ernstige feit heeft
gepleegd.
Spreker komt dan tot het motief.
De bepaling in de statuten, dat verdachte
medc-directcur zou worden, is niet nage
leefd, omdat de heer Lans van oordeel was,
dat verdachte daarvoor niet geschikt was.
Spreker wijst op den achteruitgang in de
zaken, die den heer Lans or toe deed over
man een accountant in den arm te nemen.
Het verband tusschcn de verduisteringen
n den moord is aanstonds door de justitie
gelegd.
Is het niet eigenaardig, dat de accountant
Melis op 29 November des avonds om half
vijf was genaderd tot het onderzoek, dat
verdachte's malversatiën aan het licht zou
brengen? Een paar uur later was Lans een
lijk.
Het verdwijnen van Lans was niet alleen
noodig, om die malversaties te camouflee-
ren, maar verdachte moest directeur wor
den. wat hem uit de doorloopende finan-
cieele moeilijkheden zou helpen. Dat is een
zeer sterke aanwijzing. Het motief ligt er
dik op. Niemand dan hij had een groot be
lang bij het verdwijnen van Lans.
Verdachte is een man, die volgens de psy
chiaters zich zelf goed kan beheerschen,
iemand die geheimzinnig deed, die zelfs op
kantoor den bijnaam had van den Rubber-
hoek. De uitlating, dat men hom niet levend
gekregen zou hebben, als hij zijn kinderen
niet had, kan niet slaan op de verduiste
ringen. Hij was er van overtuigd, dat die
verduisteringen hem door de goedheid van
Lans niet in aanraking zouden brengen met
den strafrechter, en daarbij was hij immers
van oordeel, dat hij geen verduisteringen
pleegde in een zaak, waarbij hij voor ccn
'lerdo was geïnteresseerd.
De psychiaters hebben een onderzoek in
gesteld naar de physieke gesteldheid van
verdachte. Als men indertijd door doctoren
oen onderzoek er naar zou hebben la'.en in
stellen of David de physieke kracht zou
hebben gehad om Goliath te dooden, dan
zouden de doctoren deze vraag ontkennend
hebben moeten beantwoorden.
Volgen9 spr. heeft het misdrijf zich als
volgt toegedragen: Verdachte is achter Lans
de trap afgegaan en heeft, hooger dan Lans
staande, de slagen met de vijl toegebracht
Lans is toen weer, vermoedelijk ook omdat
dc buitendeur gesloten was. naar boven ge
gaan. Boven gekomen, heeft verdachte nog
meer slagen toegebracht. Lans. die het
bloed langs zijn gelaat voelde loop n, is
naar het fonteintje gegaan, orn dit af te
wasschen. Daar heeft verd. hem nog een
slag toegebracht, waarbij Lans is gevallen.
Verdachte, niet wetend of daardoor reeds
de dood was ingetreden, heeft daarna den
hals afgesneden en heeft daarbij niet de
groote slagader, maar de kleine geraakt.
En het is heel goed mogelijk, dat hij daar
bij niet met bloed bespat is geworden.
Het O. M. meent dat van moord niet ge
sproken kan worden; van kalm overleg is
niet gebleken. Het feit moet gekwalificeerd
worden als doodslag, maar dan als een
zeer ernstige. Het O. M. voelt de groote ver
antwoordelijkheid, die op hem rust, maar
de aanwijzingen zijn zoo talrijk en overtui
gend, dat het het wettig en overtuigend be
wijs geleverd acht. Verzachtende onhan
digheden kan spr. niet aannemen.
Het O. M. eiscftit mitsdien wegens dood
slag en verduistering een gevangêhisstraf
voor den tijd van 20 jaren.
Verdachte greep met de hand naar het
gelaat op het hooren van den eisch. Hij
wa6 zichtbaar bewogen.
De president: Verdachte, kom eens hier.
Blijft u er bij, dat u onschuldig is?
Verdachte: Ik (heb den moord niet ge
daan en ben er ook niet debet aan.
Daarna wordt de zitting geschorst; op
verzoek van den president bleef de ver
dachte op zijn plaats, totdat het publiek de
zaal verlaten heeft.
Na de schorsing wordt gehoord de steen
houwer W. H. Kapteyn, die zich reeds 14
dagen na den moord bij dc politie had aan
gemeld. Do ontmoeting, die getuige gehad
heeft was op den avond van den moord.
Op den hoek van Boschland en Oost Ad
miraliteitskade zag getuige een als heer ge
kleed persoon staan, die een actetasck bij
zich had. Juist toen getuige hem voorbij
gegaan was zag hU een tweeden persoon
loopen, ook als heer gekleed en een hoofd
grooter dan de oerste persoon. Deze tweede
persoon liep in dc richting Boschland
lang6 den huizenkant. Hij begaf zich naar
den eersten persoon en wreef zich in de
handen. Getuige heeft niet gezien, dat ze
tegen elkaar spraken, maar ze gingen sa
men weg. In het portret van Van O. heeft
getuige niet een der mannen herkend. In
een dor bladen heeft getuige een foto ge
zion van Van O. cn nu meende hij (hem wel
te herkennen.
Verdachte wordt voorgeroepen.
Gotuige: De overeenkomst is treffend.
De president tot verdachte: Trek u de
regenjas eens aan en zet u uw hoed een»
op.
Getuige meent dat de overeenkomst nu
nog zuiverder is. Het was half zeven, toen
getuige dc mannen heeft gezien.
De verdediging.
Mr. Kokosky deelt mede dat mr. v. d.
Meer de verduisteringen en de falsificaties
zal behandelen, terwijl mr. Kokosky de ver
dediging inzake de beschuldiging van dood
slag op zich zal nemen.
Mr. v. d. Meer zet uiteen hoe verdaobt©
tot zijn falsificaties is gekemen. Indien ver
dachte veroordeeld zal worden wegens
doodslag, dan is de zaak der verduisterin
gen van weinig beteokenis. Mocht op dit
punt vrijspraak volgen, dan verzoekt plei
ter rekening te houden mot de ernstige be
schuldiging, waaronder verdachte geleden
heeft, en in elk geval de voorloopige hech
tenis in aftrek te brengen.
Mr. Kokosky begint zijn pleidooi met een
woord van medegevoel met de nagelaten
betrekkingen van het slachtoffer. Pleiter
zet voorts uiteen, dat hij niet zal oantoo-
nen, dat verdachte onschuldig is. Zijn taak
is slechts het wekken van twijfel. Pleiter
stelt er prijs op te verklaren, dat ook hij
niet weet of verdachte schuldig of onschul
dig is.
Uit de talrijke gesprekken, die hij rnet
verdachte gehad heeft, en die toch wel een
ander karakter hadden dan de gesprekken
voor de rechtbank, heeft pleiter den indruk
gekregen, dat deze man de misdaad niet
gepleegd kan hebben. Pleiter geeft eenige
typische staaltjes van do wijze hoe de uit
latingen van verdachte tegen hem kunnen
worden uitgespeeld. Daar is de kwestio van
de vijl. Geeft verdacht© een ontkennend
antwoord op de vraag of hij wist op welke
plaats de vijlen werden bewaard, dan is dat
een aanwijzing. Zegt hij, dat hij het wel
wist, dan is het een zeer sterke aanwij
zing. Dan vergt men van den verdachte
oen buitengewoon herinneringsvermogen*
Elf maanden later moet hij zich alles kun«
nen herinneren. De vragen, die ter terecht*
zitting werden gesteld, haden dadelijk na
het misdrijf door dc politie moeten worden
gesteld. Dan bad verdachte daarop een po
sitief antwoord moeten kunnen geven.
Waarom wordt aan verdachte nu een an*
dere maatstaf aangelegd dan aan de getui
gen? Het is te gek om over te praten, maar
ook tegen anderen zijn tal van aanwijzin
gen te vinden. Zelfs tegen mej. Lans.
Pleiter wijst er op, dat men na het aan*
booren van het schitterende, logische re
quisitoir van het O. KL stellig onder den
indruk zal zijn gekomen, düt verdachte do
dader is. Die logica komt, omdat het O.
M. van de overtuiging uitgaat dat van O.
do dader is. Maar dc overtuiging kan
iemand parten spelen. Er zijn zeker aan
wijzingen tegen verdachte, maar er is geen
pièce de résistance. Aanwijzingen zijn goed
als aanvulling op een feik Maar hior zijn
uitsluitend aanwijzingen, die ook in een an
der licht passen.
Pleitor wijst er op, dat reeds in vroeger
tijd geen doodstraf uitgesproken mocht
worden op aanwijzingen. Twintig jaar is
weinig minder dan de doodstraf en pleiter
acht het misdadig zulk een straf te eischen
op aanwijzingen. Pleiter komt dan op het
schandelijk slechte onderzoek, waardcoF
zijn cliënt ten zeerst© benadeeld is gewor
den en het hem onmogelijk is gemaakt zijn
onschuld aan te toohen.
Pleiter komt dan tot het laatste punt Het
verleden van den heer Lans. Van de doo
den niets dan goeds, en pleiter stelt er prijs
op, om to verklaren dat hij niets weet om
trent het verleden en den levenswandel van
den heer Lans. Maar men heeft nagelaten
daarnaar een onderzoek in te stellen Men
wcot nu niet of niet een ander belang had
bij den dood van Lans.
Pleiter bepleit een wijziging in het onder
zoek in groote zaken, in den geest zooals
men dat in Duitschland en ook in Amster
dam heeft.
Pleiter brengt den president gaarne huid©
voor de wijze, waarop hij deze zaak geleid
heeft, een moeilijke' taak, hierom, omdat de
zaak door het vooronderzoek volkomen
verknoeid was. Alles wat in het requisitoir
wordt aangevoerd zijn veronderstellingen
Zekerheid daaromtrent is er niet en met
zekerheden alleen heeft de rechtbank te
maken.
Dat er weinig geld cn geen sieraden wer
den meegenomen, wordt als een aanwijzing
tegen verdachte gebruikt. Kunnen de die
ven niet gestoord zijn? Het chequeboekje is
weg en inbrekers nemen hooit chèqueboek-
jes mee, zegt het O. M. Kan dat chèque-
boekje bij het „mooie" onderzoek niet bij
den rommel terecht gekomen zijn? Pleiter
betwist, dat men heeft bewezen, dat van O.
dit allemaal heeft gedaan.
Pleiter komt dan op de bloedsporen. PL
zou kunnen insinueeren, dat uit het feit
dat twee deskundigen geen bloedsporen
hebben gevonden en dr. Hesselink wel, do
mogelijkheid blijkt, dat er in den tijd dio
tusschen beide onderzoeken is verloopen.
iets met de kleeren is gebeurd. Pleiter
wijst er op, dat het liier gaat om partikel
tjes bloed. De deskundigen zijn het niet
eens, maar het O. M. acht zich super-des
kundig en het gaat niet aan de vérklaring
van den een te gebruiken cn die van den
ander te ecarteeren.
Het O. M.: Past het u wel?
Mr. Kokosky: Neen, mij ook niet, maar
ik doe ook geen keuze. Maar als het O. M.
zich schaart aan de zijde van dr. Hesse
link, dan moet het dat ook blijven doen,
doch in de kwestie van de vijl schakelt
het O. M. diens verklaring, dat de eerst©
slagen, toen Lans zijn hoed op had. wel
met de vijl kunnen zijn toegebracht, maar
dat daarna een ander wapen gebruikt moet
zijn, uit en sluit het zich weer aan bij
dr. Hulst. Laten wij eerlijk zijn cn zeggen
dat wij het niet weten. De verklaringen
van de wijze, waarop hot bloed op de klee
ren van verdachte is gekomen, zijn niet van
verdachte afkomstig. Men heeft trouwens
kunnen constateeren, dat het geen praatje
is geweest van de neusbloedingen.
Pleiter komt daarna op de kwestie van
de vijl. Niemand heeft gezien, dat de vijl
op den dag van d ermioord op haar plaats
heeft gehangen. Niemand heeft haar ook
gemist. Eerst vijf maanden later is de vijl
gevonden. Ook weet men niet, of de vijl op
den moordavond in het kistje is gelegd.
Niets vormt den mensch meer, dan het
zien van der mensehon levensloop en le
venslot. Gnstaai Frenssen.
(BKYOvr;
door JOHN GALSWORTHY voor Nederland
bewerkt door
J. KUYLMAN.
„Als ze me mocht willen zien, dan ben ik
in mijn studeerkamer. Bespaar haar zoo
veel mogelijk pijn, zuster."
De zuster bleef achter met Qcn gevoel van
verbazing over 't bezigen van hel woord
„meneer"; dat had zij niet gedaan sedert
sedert En peinzend ging zij naar d°
kinderkamer terug, waar Gyp direct bij
haar binnentreden zcide:
„Was dat mijn vader? Ik wilde niet dat
hij 't merken zou."
Dp, zuster antwoordde werktuigelijk:
„Best, kindje."
„Hoe lang denkt u dat 't nog duren zal
vóór -— vóór 'i weer begint, zuster? Ik zou
hem graag even spreken."
De zuster streek haar over 't haar.
„Dat kunt u altijd nog wel doen als alles
voorbij is cn u op uw gemak ligt. Mannen
zijn altijd ongedurig cn zenuwachtig."
Gyp keek haar aan en zeide kalm:
„Ja, mijn moeder stierf bij mijn geboorte,
ziet u."
De zuster, die naar die lippen, welke nog
bleek van pijn waren, keek, voelde berouw
Zij schikte de dekens wat cn zeide:
„O, dat zegt niets dat gebeurt dikwijls
dat wil zeggen ik bedoel, dat er abso
luut geen verband bestaat."
En toen zij Gyp zag glimlachen, dacht zij.
„Ja, ik ben een zottin."
„Als ik er niet door mocht koiP°n, wil ik
verbrand worden; ik wil zoo gauw moge
lijk tot stof terugkeeren. Ik kan de gedachte
aan dat andere niet verdragen. Zult u t
niet vergeten, zuster? Ik kan dat nu niet
aan mijn vader zeggen; de gedachte alleen
al zou hem verdriet kunnen doen. Maar u
moet 't me heioven."
En de zuster dacht: „Dat is zoo maar
zonder testament niet mogelijk; maar ik
zal 't maar beloven, 't Is een ziekelijk idee,
en toch lijkt ze me anders geen ziekelijk
karakter. En zij zeide:
„Heel goed, kindje; maar je moet ander.?
niet denken, dat er zoo iets met je gebeu
ren zal. Dat is zoo zeker als wat"
Gyp glimlachte weder en er heerschte
stilte, totdat zij zeide:
„Ik schaam me vreeselljk, dat ik al die
verzorging noodig heb cn de menschen zich
ongelukkig doe voelen. Ik heb eens gelezen
dat de Japansche vrouwen stilletjes alleen
uitgaan en ergens op een hek gaan zitten.
De zuster, die nog met de dekens bezie
was, mompelde afgetrokken: „Ja, dat is 'q
heel goeie manier. Maar u moet niet den
ken, dat u half zooveel last geeft als d^
meeste anderen. U bertt erg rustig en u zult
eens zien dat alles uitstekend zal gaan." En
zij dacht: „Vreemd toch! Zij heeft haarman
nog met geen woord genoemd. Bij een der
gelijke vrouw bevalt me dat heelemaal niet
te volmaakt, te gevoelig; haar gezicht is
bepaald treffend!"
Gyp zeide weder zacht: „Ik zou mijn va
der tóch graag zien en liefst gauw."
N- een snellen blik op haar geworpen te
hebben, ging de zuster heen.
Gyp, die haar handen onder de dekens
krampachtig in elkaar geslagen hield, ves
tigde haar oogen op- het. venster. November!
Eikels, cn de bladeren de heerlijke, voch
tigs aardlucht! Eikels overal op het gras
Als kind deed zij den ouden hond een tuig
je aan en reed met hem over het gazon, dat
vol eikels en dorre bladeren lag, terwijl de
wind er steeds meer van de boomen schud
de dan had zij haar bruin fluweelen jurk
aan dat was wat een aardige jurk! Wh
was 't ook weer, die baar eens een wijs uil
tje in die jurk genoemd had? En plotseling
begaf haar de moed. De pijnen kwamen we
der op. Van bij de deur zeide Winston's
stem:
„Wel, schat?"
„Ik wou alleen maar eens zien, hoe "t
met u was. Met mij gaat 't goed. Wat voor
weer is 't? U gaat toch rijden, niet? Doe
mijn groeten aan de paarden. Dag, vader
tje; even een zoen; tot straks."
Haar voorhoofd voelde klam aan, toen hij
het met zijn lippen beroerde.
Buiten de kamer, in de gang, ging haar
glimlach, als iets tastbaars in de lucht,
hem voor de glimlach, dien zij nog juist
zoolang hij er was, had kunnen volhouden.
Doch toen hij in de studeerkamer terug
was, leed hij vrceselijk. Waarom kon hij dio
pijn niet voor haar dragen?
Het kraken van dc brougham op het kie
zel maakte een eind aan zijn eindeloos op
cn neer loopen over het vloerkleed. Hij
ging naar de vesllbulc en keek den dokter
in het gelaat hij vergat dat deze oude
baas niets afwist van zijn bijzondere reden
voor doodelijken angst. Toen keerde hij
naar zijn studeerkamer terug. De onstuimi
ge zuidenwind joeg gëhcele drommen dorre
bladeren tegen de uiten.
Hier had hij een jaar geleden in hel duis
ter staan staren toen Fiorsen haar kwam
vragen. Waarom had hij den kerel er niet
uitgegooid en was hij niet met haar op reis
gegaan, naar Indië, Japan, waar dan ook
heen! ZIJ had dien vedelaar nooit werke
lijk liefgehad. Monsterachtig, monsterach
tig! De volle bitterheid van het juiste ding
niet op den juisten tijd gedaan tc hebben,
overviel Winston, en hij kreunde 'luid. Hij
keerde zich van het venster at" cn ging naar
de boekenkast; daar stonden dc weinige
boeken die hij ooit las, op één rij, en hij
nam er een uit. „Het leven van Generaal
Lee." Hij zette het er weer in, en nam een
ander, een roman van White Melville: „De
Nietsnutter". Treurig boek-treurig eind! Het
boek ontgleed zijn hand en viel met een ge
ritsel van bladen op den grond. Al6 oen
soort van koud-makendc ontdekking, had
bij zijn eigen leven gezien, zooals het zijn
zou als hij voor de tweede maal zulk een
verlies zou moeten dragen. Zij mocht
zij kón niet sterven. Als zij het deed, dan
zou het met hem ook. In oude tijden be
groeven ze een man met zijn paard en zijn
hond, alsof hij aan het eind van een goede
jacht gekomen was. Dat bleef hem ook al
tijd nog over! Deze gedachte bracht hem
verlichting. Hij ging weder zitten en bleef
langen tijd in een soort van verdooving
in het vuur zitten staren. Toen begon zijn
koortsachtige angst weder. Waarom kwa
men zij hem voor den duivel toch niet wat
zeggen, wat dan ook alles liever dan deze
stilte, deze vreeselijke eenzaamheid en het
wachten. Wat was dat? Dc voordeur ging
dicht. Roderen7 Was die schooier van een"
ouden dokter stilletjes weggeslopen? Hfj
sprong op. Daar bij de deur stond Markoy.
met eenige kaartjes in dc hand. Winston
bekeek ze. „Lady Stimmorhay; Meneer
Bryan Summerhay. Ik heb maar gezegd
dat u niet thuis was, meneer."
Winston knikte.
„Wel?"
„Nog niets te melden, meneer. U bebfc
nog geen lunch gehad, meneer."
„Hoe laat is 't?"
„Vier uur."
„Breng mijn bontjas even, en den port,
en stook het vuur op. Direct als er iets ge
beurt, moet je het komen zeggen."
Markey knikte.
Zonderling, om met een bontjas voor het
vuur te zitten, tenvljl het toch heelemaal
niet koud was. Ze zeien dat je na je dood
voort bleef leven. Hij leefde in Gyp. En als
nu GvpDood voor je zelf kwam
het er niet op aan! Maar voor haar! Met
donker ging de wind liggen. Hij stond op,
en trok de overgordijnen dicht.
Het was zeven uur toen de dokter naar
beneden in de vestibule kwam, en in zijn
pas gewasschen handen wreef vóór hij de
deur der studeerkamer opende. Winston
zat iiog steeds ^eweginglooo voor het vuur
ineengedoken in zijn bontjas. Hij hief zich
een weinig op, en keek lusteloos om.
Het gelaat van den dokter trok in rim
pels, zijn oogleden zakten halverwege over
zijn uitpuilende oogen; dat was zoo zijn
manier van glimlachen. „Heel goed gegaan
heel goed een meisje. Geen complice
ties."
£Wordt vorvolgd-i