WIJNHANDEL J. A. SCHOTERMAN Z n. Gewas 1924 St. Emilion f 1.40 f 56- HET ONBEREIKBARE UTR.STRAAT 17 - Gevestigd 1878 - TELEFOON 145 AANWIJZINGEN, GEEN ZEKERHEID HET PLEIDOOI VAN Mr. KOKOSKY „Schandelijk slecht onderzoek" FEUILLETON. IB BIJZONDER AANBEVOLEN per flesch per anker Kon ook een ander belang hebben bij den dood van den heer Lans (Derde dag). Rotterdam, 26 Oct. Hedenmorgen, de derde dag van de behandeling van de moordzaak-Lans, bestond er zeer groote be langstelling. Om 10.15 kwam de rechtbank binnen en daarna verdachte, die er bleaker uitziet dan: de vorige dagen. Er zijn nog drie nieuwe processen-verbaal binnen gekomen, deelt het O. M. mede. Getuige Bruinaars, expeditieknecht bii de firma De Haas, deelt nog mede, dat hij den morgen na don moord door Van O. ge waarschuwd is niet in het bloed te trappen Van O. maakt een zenuwachtige!) indruk. Dc president deelt nog mede, dat proces verbaal is ingekomen van een agent van politie die Hagen, den man die Woensdag het sensationeel verhaal deed achtervolgd te zijn, gevolgd is tot het station. Hij werd niet gexolgd. De politie te Vlaardingen, waar Ilagcn langen lijd gewoond heeft, zegt dat Hagen daar bekend staat als een op schepper. Ingekomen is een verbaal, waarin zekere W. H. Ka plein zegt, op den avond van den moord bij het Bostland twee mannen te hebben gezien, die liepen op de Admirali- t6itskado. Dezer dagen meende hij uit een foto van Van O. in de kranten een dezer twee mannen te herkennen. Dc president acht dit zóo belangrijk, dat hij beveelt Kaptein te gaan halen om hem alsnog vandaag te kooren. Voorts wordt er in een proces-verbaal melding gemaakt van de verklaring van een meisje, dat op den Oostdijk een groóten en eeD kleinen man had gezien. Zij gingen de Infirmeriestraat in. in de richting van het Oo9tplein. Het woord is dan aan mr. J. A. de Visser voor het houden van het requisitoir. liet verder verhoor der psychiaters achtte de rechtbank onnóo.iig. De Officier zal zijn requisitoir als volgt indeelen: Eerst de malversaties, dan de moord en daarbij de volgende onderdeeien: De toestand die de politie vond op 29 No vember. een overzicht van alle aanwijzin gen, die in de richting van v. O. wijzen, het motief van de daad. het karakter van verd. en dan de reconstructie der feiten. Van O. verdiende het behoorlijke salaris van 4800 per jaar en toch beeft hij zich aan tal van verduisteringen, aan valsch- beid in geschrifte schuldig gemaakt. De Officier heeft slechts een greep gedaan in de verduisteringen. Hij noemt een niet verantwoord bedrag van 800 aan post cheque en girogelden is pl. m ƒ.1300 ver duisterd. De derde vorm van verduistering is het innen van wissels bij de firma, Me§s zoomede tot een bedrag van ƒ7400. In vier jaren tijd is elfduizend zevenhon derd gulden verduisterd. Zijn vrouw gaf hij 250 per maand, waar bleef het overige geld? Dit moet on opgehelderd blijven, maar feit is, dat lr.*t door den verd. is weggemaakt. De >ït- cier neemt aan dat de verduistering:n vaststaan, veel erger is de vraag, v rd den moord subs, doodslag heeft begaan. De Officfer ontveinst zich niet, dat hot aier een moeilijke zaak geldt. Hij ^rengt hul te aan den president voor diens leiding. De Officier gaat dan na, wat de politie, die snel ter plaatse was, op den avond van den moord heeft gevonden. De inbraak acht do Officier gefingeerd. Van buiten zijn geen sporen. Zouden bo vendien inbrekers er niet tegen pp zien con moord te plegen geen Nederlandscb geld meenemen en niet den heer Lans be- rooven van zijn gouden horloge en andere sieraden? De sleutels van den heer Lans welke deze altijd in zijn tasch droeg werden teruggevonden op het lijk. Wanneer .de Officier deze woorden ge zegd heeft, staat verdachte van O. plotse ling op: Mag ik u in de rede vallen? Dat kunt u straks doen, zegt de Officier, maakt u maar aanteekeningen. Verder gaande met zijn betoog, wijst de Officier er op dat het bijna onmogelijk zou zijn ge weest voor inbrekers om binnen te komen, daar het nog vrij druk was in het gange tje waar het kantnoor gelegen is. De ver dediging, aldus de Officier wil het doen voorkomen alsof er Ingebroken is in het kantoor en dat de heer Lans dor dc in brekers vermoord is. Mr. Kokosky maakt een ontkennend hoofdgebaar na deze woorden. De Officier wijst op tegenstrijdigheden in de verklaringen van verdachte in verband met diens tijdstip van vertrek van het kantoor, den avond van den moord. Vreem den kunnen den moord niet gepleegd heb ben, daarvoor zou hun de tijd ontbroken hebben. De Officier gaat verdachtes hou ding na, bij zijn aankomst in den Haag. Hij gaf zijn vrouw een hand wat hij anders nooit deed. Hij liet zijn eten onaangeroerd staan en toen hij naar Rotterdam moest komen, trok hij eerst een ander pak aan. Dc Officier, vindt dit bezwarend. Den vol genden dag trok hij het oude pak weer aan om te voorkomen dat dc politie het in be slag zou nemen. Op den avond van den moord beeft men een politiehond lucht gegeven aan een hand doek door verdachte gebruikt. De hond liep direct naar het hek aan de Admiraliteils- kade. Voorts hebben de getuigen Enzlin en Wijers dien avond een man gezien, die in hoofdlijnen met Van O. overeenkwam, een pak in bruin papier te water zien gooien. Op het kantoor gebruikte men bruin papier. Een belangrijke aanwijzing acht de Officier dat verd. niet vol kan houden niet door het achterhek te zijn vertrokken. De Officier bespreekt vervolgens de ver dwijning van bet tafelmesje, dat. Van O. placht te gebruiken tijdens het koffiedrin ken, dat eerst na de begrafenis van den heer Lans weer te voorschijn kwam. Uit proeven is komen vast te staan, dat het mes vlijmscherp was. Vast staat ook dat verd. Zaterdag in de wasscherij is geweest, wat hij er deed weet niemand. Volgens den officier heeft verd. daar de sporen van zijn misdaad doen verdwijnen. Mr. Kokosky: „Welke sporen?" De Officier: Dat weet niemand, maar er zijn er genoeg overgebleven, om den dader zijn gerechte straf niet te doen ontgaan. Dan komt de Officier aan het deskundig onderzoek der kleeren van Van O. en aan de verrassende ontdekking van Dr. Hesse- link, die mcnsebenbloed vond, wat de an dere deskundigen moesten toegeven. Aan dr. Hesselink's verklaringen hecht hij de meeste waarden. Het bloed kan niet afkomstig zijn van neusbloedingen van den vorigen eigenaar van het pak. In tegenstelling met dr. Hulst en dr. Gerhard is dr. Hesselink van oor deel, dat de bloedsporen van gelijken ouder dom zijn. Het onderzoek door dr. Gerhard naar de sporen op de schoenen heeft niets opgeleverd, maar deze deskundige heeft dan ook schromelijk gefaald. Dr. Hesselink heeft ook op de schoenen bloedsporen gevonden. Spreker komt dan op de ontdeiue v'jl. waaraan bloed kleefde, dat behoorde tot de bloedgroep, waartoe ook dat van den heer Lans behoorde. Dr. van Ry3sel heeft een on derzoek. ingesteld en hij acht het zeer goed mogelijk, dat de slagen daarmee zijn toe gebracht. De omkruUifig van dc vijl wordt in verschillende wonlea op het hoofd van den heer Uans teruggevonden. Toen de vijl gevonden is in liet kistje van de gootsteenkast, zijn er op het daarboven staande kistje bloedsporen gevonden. Dat bewijst dat de dader na den moord de vijl in het kistje heeft gelegd, waarbij bloed van zijn hand op het bovenste kistje gedruppeld heeft. De vijlen waren op een zoodanige plaats gevonden, dat ze niet voor de hand lagen. Iemand van het perso neel moet haar dus gehanteerd hebben. En dan voert ook deze aanwijzing weer naar verdachte. Een vreemde, als hij de daad ge» pleegd zou hebben, zou niet de voorzorg genomen hebben, het wapen, dat immer» tot den fabriek8jnboedel behoorde, zoo zorg vuldig op tc bergen. Met geen enkel woord heeft spreker over de aanwijzingen gesproken, die te putten zouden zijn uit het rapport van agent Brons. Als spreker die verklaring zou uitspinnen, zou de verdediging het fantastische der ver klaringen van Bron9 daartegen aanvoeren. Maar ook een fantast kan de waarheid spre ken cn spreker vindt geen aanleiding ze te gebruiken. Het pleit voor de politie, dat zij de verklaringen niet gebruikte van iemand, dien zij niet vertrouwde. Deze aanwijzingen vormen het volledig bewijs, dat verdachte het ernstige feit heeft gepleegd. Spreker komt dan tot het motief. De bepaling in de statuten, dat verdachte medc-directcur zou worden, is niet nage leefd, omdat de heer Lans van oordeel was, dat verdachte daarvoor niet geschikt was. Spreker wijst op den achteruitgang in de zaken, die den heer Lans or toe deed over man een accountant in den arm te nemen. Het verband tusschcn de verduisteringen n den moord is aanstonds door de justitie gelegd. Is het niet eigenaardig, dat de accountant Melis op 29 November des avonds om half vijf was genaderd tot het onderzoek, dat verdachte's malversatiën aan het licht zou brengen? Een paar uur later was Lans een lijk. Het verdwijnen van Lans was niet alleen noodig, om die malversaties te camouflee- ren, maar verdachte moest directeur wor den. wat hem uit de doorloopende finan- cieele moeilijkheden zou helpen. Dat is een zeer sterke aanwijzing. Het motief ligt er dik op. Niemand dan hij had een groot be lang bij het verdwijnen van Lans. Verdachte is een man, die volgens de psy chiaters zich zelf goed kan beheerschen, iemand die geheimzinnig deed, die zelfs op kantoor den bijnaam had van den Rubber- hoek. De uitlating, dat men hom niet levend gekregen zou hebben, als hij zijn kinderen niet had, kan niet slaan op de verduiste ringen. Hij was er van overtuigd, dat die verduisteringen hem door de goedheid van Lans niet in aanraking zouden brengen met den strafrechter, en daarbij was hij immers van oordeel, dat hij geen verduisteringen pleegde in een zaak, waarbij hij voor ccn 'lerdo was geïnteresseerd. De psychiaters hebben een onderzoek in gesteld naar de physieke gesteldheid van verdachte. Als men indertijd door doctoren oen onderzoek er naar zou hebben la'.en in stellen of David de physieke kracht zou hebben gehad om Goliath te dooden, dan zouden de doctoren deze vraag ontkennend hebben moeten beantwoorden. Volgen9 spr. heeft het misdrijf zich als volgt toegedragen: Verdachte is achter Lans de trap afgegaan en heeft, hooger dan Lans staande, de slagen met de vijl toegebracht Lans is toen weer, vermoedelijk ook omdat dc buitendeur gesloten was. naar boven ge gaan. Boven gekomen, heeft verdachte nog meer slagen toegebracht. Lans. die het bloed langs zijn gelaat voelde loop n, is naar het fonteintje gegaan, orn dit af te wasschen. Daar heeft verd. hem nog een slag toegebracht, waarbij Lans is gevallen. Verdachte, niet wetend of daardoor reeds de dood was ingetreden, heeft daarna den hals afgesneden en heeft daarbij niet de groote slagader, maar de kleine geraakt. En het is heel goed mogelijk, dat hij daar bij niet met bloed bespat is geworden. Het O. M. meent dat van moord niet ge sproken kan worden; van kalm overleg is niet gebleken. Het feit moet gekwalificeerd worden als doodslag, maar dan als een zeer ernstige. Het O. M. voelt de groote ver antwoordelijkheid, die op hem rust, maar de aanwijzingen zijn zoo talrijk en overtui gend, dat het het wettig en overtuigend be wijs geleverd acht. Verzachtende onhan digheden kan spr. niet aannemen. Het O. M. eiscftit mitsdien wegens dood slag en verduistering een gevangêhisstraf voor den tijd van 20 jaren. Verdachte greep met de hand naar het gelaat op het hooren van den eisch. Hij wa6 zichtbaar bewogen. De president: Verdachte, kom eens hier. Blijft u er bij, dat u onschuldig is? Verdachte: Ik (heb den moord niet ge daan en ben er ook niet debet aan. Daarna wordt de zitting geschorst; op verzoek van den president bleef de ver dachte op zijn plaats, totdat het publiek de zaal verlaten heeft. Na de schorsing wordt gehoord de steen houwer W. H. Kapteyn, die zich reeds 14 dagen na den moord bij dc politie had aan gemeld. Do ontmoeting, die getuige gehad heeft was op den avond van den moord. Op den hoek van Boschland en Oost Ad miraliteitskade zag getuige een als heer ge kleed persoon staan, die een actetasck bij zich had. Juist toen getuige hem voorbij gegaan was zag hU een tweeden persoon loopen, ook als heer gekleed en een hoofd grooter dan de oerste persoon. Deze tweede persoon liep in dc richting Boschland lang6 den huizenkant. Hij begaf zich naar den eersten persoon en wreef zich in de handen. Getuige heeft niet gezien, dat ze tegen elkaar spraken, maar ze gingen sa men weg. In het portret van Van O. heeft getuige niet een der mannen herkend. In een dor bladen heeft getuige een foto ge zion van Van O. cn nu meende hij (hem wel te herkennen. Verdachte wordt voorgeroepen. Gotuige: De overeenkomst is treffend. De president tot verdachte: Trek u de regenjas eens aan en zet u uw hoed een» op. Getuige meent dat de overeenkomst nu nog zuiverder is. Het was half zeven, toen getuige dc mannen heeft gezien. De verdediging. Mr. Kokosky deelt mede dat mr. v. d. Meer de verduisteringen en de falsificaties zal behandelen, terwijl mr. Kokosky de ver dediging inzake de beschuldiging van dood slag op zich zal nemen. Mr. v. d. Meer zet uiteen hoe verdaobt© tot zijn falsificaties is gekemen. Indien ver dachte veroordeeld zal worden wegens doodslag, dan is de zaak der verduisterin gen van weinig beteokenis. Mocht op dit punt vrijspraak volgen, dan verzoekt plei ter rekening te houden mot de ernstige be schuldiging, waaronder verdachte geleden heeft, en in elk geval de voorloopige hech tenis in aftrek te brengen. Mr. Kokosky begint zijn pleidooi met een woord van medegevoel met de nagelaten betrekkingen van het slachtoffer. Pleiter zet voorts uiteen, dat hij niet zal oantoo- nen, dat verdachte onschuldig is. Zijn taak is slechts het wekken van twijfel. Pleiter stelt er prijs op te verklaren, dat ook hij niet weet of verdachte schuldig of onschul dig is. Uit de talrijke gesprekken, die hij rnet verdachte gehad heeft, en die toch wel een ander karakter hadden dan de gesprekken voor de rechtbank, heeft pleiter den indruk gekregen, dat deze man de misdaad niet gepleegd kan hebben. Pleiter geeft eenige typische staaltjes van do wijze hoe de uit latingen van verdachte tegen hem kunnen worden uitgespeeld. Daar is de kwestio van de vijl. Geeft verdacht© een ontkennend antwoord op de vraag of hij wist op welke plaats de vijlen werden bewaard, dan is dat een aanwijzing. Zegt hij, dat hij het wel wist, dan is het een zeer sterke aanwij zing. Dan vergt men van den verdachte oen buitengewoon herinneringsvermogen* Elf maanden later moet hij zich alles kun« nen herinneren. De vragen, die ter terecht* zitting werden gesteld, haden dadelijk na het misdrijf door dc politie moeten worden gesteld. Dan bad verdachte daarop een po sitief antwoord moeten kunnen geven. Waarom wordt aan verdachte nu een an* dere maatstaf aangelegd dan aan de getui gen? Het is te gek om over te praten, maar ook tegen anderen zijn tal van aanwijzin gen te vinden. Zelfs tegen mej. Lans. Pleiter wijst er op, dat men na het aan* booren van het schitterende, logische re quisitoir van het O. KL stellig onder den indruk zal zijn gekomen, düt verdachte do dader is. Die logica komt, omdat het O. M. van de overtuiging uitgaat dat van O. do dader is. Maar dc overtuiging kan iemand parten spelen. Er zijn zeker aan wijzingen tegen verdachte, maar er is geen pièce de résistance. Aanwijzingen zijn goed als aanvulling op een feik Maar hior zijn uitsluitend aanwijzingen, die ook in een an der licht passen. Pleitor wijst er op, dat reeds in vroeger tijd geen doodstraf uitgesproken mocht worden op aanwijzingen. Twintig jaar is weinig minder dan de doodstraf en pleiter acht het misdadig zulk een straf te eischen op aanwijzingen. Pleiter komt dan op het schandelijk slechte onderzoek, waardcoF zijn cliënt ten zeerst© benadeeld is gewor den en het hem onmogelijk is gemaakt zijn onschuld aan te toohen. Pleiter komt dan tot het laatste punt Het verleden van den heer Lans. Van de doo den niets dan goeds, en pleiter stelt er prijs op, om to verklaren dat hij niets weet om trent het verleden en den levenswandel van den heer Lans. Maar men heeft nagelaten daarnaar een onderzoek in te stellen Men wcot nu niet of niet een ander belang had bij den dood van Lans. Pleiter bepleit een wijziging in het onder zoek in groote zaken, in den geest zooals men dat in Duitschland en ook in Amster dam heeft. Pleiter brengt den president gaarne huid© voor de wijze, waarop hij deze zaak geleid heeft, een moeilijke' taak, hierom, omdat de zaak door het vooronderzoek volkomen verknoeid was. Alles wat in het requisitoir wordt aangevoerd zijn veronderstellingen Zekerheid daaromtrent is er niet en met zekerheden alleen heeft de rechtbank te maken. Dat er weinig geld cn geen sieraden wer den meegenomen, wordt als een aanwijzing tegen verdachte gebruikt. Kunnen de die ven niet gestoord zijn? Het chequeboekje is weg en inbrekers nemen hooit chèqueboek- jes mee, zegt het O. M. Kan dat chèque- boekje bij het „mooie" onderzoek niet bij den rommel terecht gekomen zijn? Pleiter betwist, dat men heeft bewezen, dat van O. dit allemaal heeft gedaan. Pleiter komt dan op de bloedsporen. PL zou kunnen insinueeren, dat uit het feit dat twee deskundigen geen bloedsporen hebben gevonden en dr. Hesselink wel, do mogelijkheid blijkt, dat er in den tijd dio tusschen beide onderzoeken is verloopen. iets met de kleeren is gebeurd. Pleiter wijst er op, dat het liier gaat om partikel tjes bloed. De deskundigen zijn het niet eens, maar het O. M. acht zich super-des kundig en het gaat niet aan de vérklaring van den een te gebruiken cn die van den ander te ecarteeren. Het O. M.: Past het u wel? Mr. Kokosky: Neen, mij ook niet, maar ik doe ook geen keuze. Maar als het O. M. zich schaart aan de zijde van dr. Hesse link, dan moet het dat ook blijven doen, doch in de kwestie van de vijl schakelt het O. M. diens verklaring, dat de eerst© slagen, toen Lans zijn hoed op had. wel met de vijl kunnen zijn toegebracht, maar dat daarna een ander wapen gebruikt moet zijn, uit en sluit het zich weer aan bij dr. Hulst. Laten wij eerlijk zijn cn zeggen dat wij het niet weten. De verklaringen van de wijze, waarop hot bloed op de klee ren van verdachte is gekomen, zijn niet van verdachte afkomstig. Men heeft trouwens kunnen constateeren, dat het geen praatje is geweest van de neusbloedingen. Pleiter komt daarna op de kwestie van de vijl. Niemand heeft gezien, dat de vijl op den dag van d ermioord op haar plaats heeft gehangen. Niemand heeft haar ook gemist. Eerst vijf maanden later is de vijl gevonden. Ook weet men niet, of de vijl op den moordavond in het kistje is gelegd. Niets vormt den mensch meer, dan het zien van der mensehon levensloop en le venslot. Gnstaai Frenssen. (BKYOvr; door JOHN GALSWORTHY voor Nederland bewerkt door J. KUYLMAN. „Als ze me mocht willen zien, dan ben ik in mijn studeerkamer. Bespaar haar zoo veel mogelijk pijn, zuster." De zuster bleef achter met Qcn gevoel van verbazing over 't bezigen van hel woord „meneer"; dat had zij niet gedaan sedert sedert En peinzend ging zij naar d° kinderkamer terug, waar Gyp direct bij haar binnentreden zcide: „Was dat mijn vader? Ik wilde niet dat hij 't merken zou." Dp, zuster antwoordde werktuigelijk: „Best, kindje." „Hoe lang denkt u dat 't nog duren zal vóór -— vóór 'i weer begint, zuster? Ik zou hem graag even spreken." De zuster streek haar over 't haar. „Dat kunt u altijd nog wel doen als alles voorbij is cn u op uw gemak ligt. Mannen zijn altijd ongedurig cn zenuwachtig." Gyp keek haar aan en zeide kalm: „Ja, mijn moeder stierf bij mijn geboorte, ziet u." De zuster, die naar die lippen, welke nog bleek van pijn waren, keek, voelde berouw Zij schikte de dekens wat cn zeide: „O, dat zegt niets dat gebeurt dikwijls dat wil zeggen ik bedoel, dat er abso luut geen verband bestaat." En toen zij Gyp zag glimlachen, dacht zij. „Ja, ik ben een zottin." „Als ik er niet door mocht koiP°n, wil ik verbrand worden; ik wil zoo gauw moge lijk tot stof terugkeeren. Ik kan de gedachte aan dat andere niet verdragen. Zult u t niet vergeten, zuster? Ik kan dat nu niet aan mijn vader zeggen; de gedachte alleen al zou hem verdriet kunnen doen. Maar u moet 't me heioven." En de zuster dacht: „Dat is zoo maar zonder testament niet mogelijk; maar ik zal 't maar beloven, 't Is een ziekelijk idee, en toch lijkt ze me anders geen ziekelijk karakter. En zij zeide: „Heel goed, kindje; maar je moet ander.? niet denken, dat er zoo iets met je gebeu ren zal. Dat is zoo zeker als wat" Gyp glimlachte weder en er heerschte stilte, totdat zij zeide: „Ik schaam me vreeselljk, dat ik al die verzorging noodig heb cn de menschen zich ongelukkig doe voelen. Ik heb eens gelezen dat de Japansche vrouwen stilletjes alleen uitgaan en ergens op een hek gaan zitten. De zuster, die nog met de dekens bezie was, mompelde afgetrokken: „Ja, dat is 'q heel goeie manier. Maar u moet niet den ken, dat u half zooveel last geeft als d^ meeste anderen. U bertt erg rustig en u zult eens zien dat alles uitstekend zal gaan." En zij dacht: „Vreemd toch! Zij heeft haarman nog met geen woord genoemd. Bij een der gelijke vrouw bevalt me dat heelemaal niet te volmaakt, te gevoelig; haar gezicht is bepaald treffend!" Gyp zeide weder zacht: „Ik zou mijn va der tóch graag zien en liefst gauw." N- een snellen blik op haar geworpen te hebben, ging de zuster heen. Gyp, die haar handen onder de dekens krampachtig in elkaar geslagen hield, ves tigde haar oogen op- het. venster. November! Eikels, cn de bladeren de heerlijke, voch tigs aardlucht! Eikels overal op het gras Als kind deed zij den ouden hond een tuig je aan en reed met hem over het gazon, dat vol eikels en dorre bladeren lag, terwijl de wind er steeds meer van de boomen schud de dan had zij haar bruin fluweelen jurk aan dat was wat een aardige jurk! Wh was 't ook weer, die baar eens een wijs uil tje in die jurk genoemd had? En plotseling begaf haar de moed. De pijnen kwamen we der op. Van bij de deur zeide Winston's stem: „Wel, schat?" „Ik wou alleen maar eens zien, hoe "t met u was. Met mij gaat 't goed. Wat voor weer is 't? U gaat toch rijden, niet? Doe mijn groeten aan de paarden. Dag, vader tje; even een zoen; tot straks." Haar voorhoofd voelde klam aan, toen hij het met zijn lippen beroerde. Buiten de kamer, in de gang, ging haar glimlach, als iets tastbaars in de lucht, hem voor de glimlach, dien zij nog juist zoolang hij er was, had kunnen volhouden. Doch toen hij in de studeerkamer terug was, leed hij vrceselijk. Waarom kon hij dio pijn niet voor haar dragen? Het kraken van dc brougham op het kie zel maakte een eind aan zijn eindeloos op cn neer loopen over het vloerkleed. Hij ging naar de vesllbulc en keek den dokter in het gelaat hij vergat dat deze oude baas niets afwist van zijn bijzondere reden voor doodelijken angst. Toen keerde hij naar zijn studeerkamer terug. De onstuimi ge zuidenwind joeg gëhcele drommen dorre bladeren tegen de uiten. Hier had hij een jaar geleden in hel duis ter staan staren toen Fiorsen haar kwam vragen. Waarom had hij den kerel er niet uitgegooid en was hij niet met haar op reis gegaan, naar Indië, Japan, waar dan ook heen! ZIJ had dien vedelaar nooit werke lijk liefgehad. Monsterachtig, monsterach tig! De volle bitterheid van het juiste ding niet op den juisten tijd gedaan tc hebben, overviel Winston, en hij kreunde 'luid. Hij keerde zich van het venster at" cn ging naar de boekenkast; daar stonden dc weinige boeken die hij ooit las, op één rij, en hij nam er een uit. „Het leven van Generaal Lee." Hij zette het er weer in, en nam een ander, een roman van White Melville: „De Nietsnutter". Treurig boek-treurig eind! Het boek ontgleed zijn hand en viel met een ge ritsel van bladen op den grond. Al6 oen soort van koud-makendc ontdekking, had bij zijn eigen leven gezien, zooals het zijn zou als hij voor de tweede maal zulk een verlies zou moeten dragen. Zij mocht zij kón niet sterven. Als zij het deed, dan zou het met hem ook. In oude tijden be groeven ze een man met zijn paard en zijn hond, alsof hij aan het eind van een goede jacht gekomen was. Dat bleef hem ook al tijd nog over! Deze gedachte bracht hem verlichting. Hij ging weder zitten en bleef langen tijd in een soort van verdooving in het vuur zitten staren. Toen begon zijn koortsachtige angst weder. Waarom kwa men zij hem voor den duivel toch niet wat zeggen, wat dan ook alles liever dan deze stilte, deze vreeselijke eenzaamheid en het wachten. Wat was dat? Dc voordeur ging dicht. Roderen7 Was die schooier van een" ouden dokter stilletjes weggeslopen? Hfj sprong op. Daar bij de deur stond Markoy. met eenige kaartjes in dc hand. Winston bekeek ze. „Lady Stimmorhay; Meneer Bryan Summerhay. Ik heb maar gezegd dat u niet thuis was, meneer." Winston knikte. „Wel?" „Nog niets te melden, meneer. U bebfc nog geen lunch gehad, meneer." „Hoe laat is 't?" „Vier uur." „Breng mijn bontjas even, en den port, en stook het vuur op. Direct als er iets ge beurt, moet je het komen zeggen." Markey knikte. Zonderling, om met een bontjas voor het vuur te zitten, tenvljl het toch heelemaal niet koud was. Ze zeien dat je na je dood voort bleef leven. Hij leefde in Gyp. En als nu GvpDood voor je zelf kwam het er niet op aan! Maar voor haar! Met donker ging de wind liggen. Hij stond op, en trok de overgordijnen dicht. Het was zeven uur toen de dokter naar beneden in de vestibule kwam, en in zijn pas gewasschen handen wreef vóór hij de deur der studeerkamer opende. Winston zat iiog steeds ^eweginglooo voor het vuur ineengedoken in zijn bontjas. Hij hief zich een weinig op, en keek lusteloos om. Het gelaat van den dokter trok in rim pels, zijn oogleden zakten halverwege over zijn uitpuilende oogen; dat was zoo zijn manier van glimlachen. „Heel goed gegaan heel goed een meisje. Geen complice ties." £Wordt vorvolgd-i

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1929 | | pagina 6