DE EEMLANDEU
BRIEVEN VAN EEN
BRABANTSCHEN BOER
ABONNEMENTSPRIJS F" S "■•ndco voor Amersfoort 2.10. per mauid I 0.75, po
PRIJS OER AOVERTENTIEN «-« T JfFiTJ" t'cw'.'5D"mm"
Zaterdag 25 November 1929
28e Jaargang No. 126
GEORGES CLEMENCEAU
OVERLEDEN
WILLEM GROENHUIZEN
JUWELIER.
Modern handgedreven
ZILVERENWRKEN.
Fa. L. J. Luycx en Zn.
U MIST IETS
DOOR A. A. L. GRAUMANS
AMERSFOORTSCH DAGBLAD
1week (mi gratia verzekering legen ongelukken! I 0.I71/,
Binnenland Imnco per poat po 5 maanden IJ.-. Ahonderll|ke nnmmera 10.05.
POSTREKENING 47910 TELEFOON INTERG JIJ
UITGAVE: VALKHOFF C2
elke regel meer 10.25 Llefdadlghelds-odvertentllin voor ao
helft vu den prl]n - Kleine AdverttnUfn „KEITJES' bl) voorullbetallng 1—5 regelt
50 ent elke regel meer 10 eent, driemaal plaatsen I I.— Bewijsnummer eitra (0.05
Parijs, 24 Nov. (V.D.) De voormalige
Fransche minister-president Georges Cle-
mencean, ls in den nacht van Zaterdag op
Zondag te 1.55 uur ln den ouderdom van
88 jaar overleden. In de late avonduren
heelt men nog getracht het loven van Cle-
mencean door het toedienen van zuurstof
kunstmatig te verlengen. De werkzaamheid
van hot hart nam echter steeds af, terwijl
de nieren ophielden hun functie te vervul
len, zoodat tenslotte de dood intrad.
Tant que je puis parler, écrire, si
j'ai raison, je me sens invincible.
Deze woorden typeeren wel den grooten
Franschman, den vurigen patriot, die nu
eindelijk tot zijn vaderen is verzameld. Tot
het laatste toe heeft hij gesproken, althans
geschreven en wat hij schreef teekcndc wol
den man met zijn ruwe uitvallen, maar met
een goed hart. Zij hebben hem „den Tijger"
genoemd en daar was wel wat van de fou-
gue van dit soort der groote kattenfamilie
in hem, wanneer hij zijn tegenstanders
en die waren er vele besprong. Maar
hoven alles ging bij hem het vaderland, dat
hij in 187C vernederd heeft gezien, maar
welks glorieuse opheffing hij heeft meege
maakt, ja gedirigeerd: le Père de la Victoire
En vóór dien tijd heeft hij ook moedig het
hoofd geboden aan Duitsche pretenties.
Zijn afkomst en zijn eerste
daden.
Georges Cleraenceau werd 28 Sept. lSil te
Mouilleron-en-Pareds in de Vendéc geboren
en studeerde aan het Lyceum te Nantes, tot
dat hij in 1S60, onder het Tweede Keizerrijk,
te. Parijs kwam, om in de medicijnen te stu-
deeren. Zijn vader, die ook geneesheer was,
had hem den zin voor de positieve weten
schappen als het ware ingegeven, tegelijk
met een hang naar het republicanisme.
Toen op een morgen in 1858, na den moord
aanslag van Orsini op Keizer Napoleon III,
zijn vader in hechtenis werd genomen, als
verdacht van medeplichtigheid, was de
jonge lycéen zoo verontwaardigd, dat hij,
zijn vader omhelzende, hem influisterde
„ik zal u wreken De vader antwoordde
alleen: „werk"! Maar binnen acht of tien
dagen kwam zijn vader terug.
Dat woord „werk is Clemenceau zijn
geheele leven bijgebleven. In het Quartier
Latin trekt het Bohémien-leven hem niet
aan, maar des te meer begint hij aan de
politiek te doen. Hij is medewerker aan
verschillende vrij obscuro tijdschriften der
oppositie. In 1862 werd hij zelfs eenlge
weken in Mazas opgesloten om oen door'de
autoriteiten geoordeeld revolutionair arti
kel. In 1865 promoveert hij op een proef
schrift „de la gónération des éléments ana-
tomiques", waarin hij zijn gehechtheid be
tuigt aan de proefondervindelijke philo-
sophie.
Daarna vertoeft hij een tijd in Engeland
en brengt hij een langdurig bezoek aan
Amerika, waar hij les geeft in de Fransche
literatuur en het boek van Stuart Mill:
„Auguste Comte et le Positivisme" vertaalt.
Na zijn terugkomst in Frankrijk vestigt hij
zich op Montmartre onder de werklieden,
de ambtenaren, de winkeliers en de kleine
burgerij van „la Butte", die hij op alle moge
lijke manieren met zijn medische hulp en
zijn politieke raadgevingen bijstaat.
Toen in 1870 de oorlog met Pruisen uit
brak, benoemde het Bewind der Nationale
Verdediging hem tot maire van Montmar
tre, waar hij zeer populair is en dat hem in
Fcbr. 1871 naar do Nationale Vergadering
te Bordeaux zendt. Hier werkt hij samen
met Gambetta en is evenals dezen tegen het
teekenen van een onzaligcn vrede. Toen
die vrede toch tot stand kwam, ondertee-
kende hij het fameuse document van trouw
aan Elzas-Lotharingen.
Maar nog een ander droevig werk wacht
hem. De Commune is te Parijs geinstal
leerd. Clemenceau spoedt zich naar Mont
martre, waar de gisting het hevigst is. Hij
tracht tot matiging aan te sporen, maar
kan niet verhinderen, dat de generaals Le
comte cn Thomas door de communards ge
fusilleerd werden. Hij tracht, te bemiddelen
tusschen de regeering te Versailles en de
communards. Tevergeefs!
Nadat de Commune bedwongen was;
keerde het normale leven op Montmartre
terug, dat niet lang wrok gekoesterd had
tegen Clemenceau, omdat hij het volk tegen
zichzelf had willen beschermen, ln 1871
koos Montmartre hem tot lid van den ge
meenteraad. Van nu af wijdt hij zich aan
het verbeteren van de lvensomstandighe
den der arbeiders en aan hun bescherming
tegen de misbruiken der autoriteiten In
den gemeenteraad, waarvan hij spoedig
voorzitter werd, eischte hij het recht op
voor Parijs op eigen bestuur, evenals dat de-
andere gemeenten bezaten.
TEL. 852 GEVESTIGD 1885
Clemenceau als politiek per
soon en als Journalist.
Clemenceau had evenwel niet veel tijd
om dit vraagstuk tot een oplossing te bren
gen, want in 1876, na de ontbinding der Nat
Vergadering, die een republikeinsche con
stitutie aan Frankrijk had gegeven, zond
Montmartre hem als député naar do te Ver
sailles vooralsnog zetelende Kamer van Af
gevaardigden.
De eerste politieke daad van den nieuwen
afgevaardigde was, nog in 1876. zijn be
roemde rede over de algeheele amnestie
aan de veroordeelden van de Commune. Dat
uur was nog wel niet geslagen, maar de
Kamer erkende toch in hem een spreker,
met wicn men rekening moest houden. Het
duurde dan ook niet lang, of Clemenceau
was midden in de debatten welke van 1S80
af zoo nu en dan een rumoerigen loop na
men. Clemenceau nam geen blad voor den
mond, en menig duel volgde, waarbij Geor
ges Périn en Paul Ménard-Dorian steeds
zijn secondanten waren.
In r"'nzelfden tijd richtte hij het beroem
de blad ,.La Justice" op. dat hij inspireer
de, maar waarin hij zelf weinig schreef.
Daarentegen zooveel meer de staf van kra
nige medewerkers onder de hoofdredactie
van Camille Pelletan, als daar waren
Alexandre Millerand, Stephen Pichon, Geor
ges Laguerre, Gustave Geffroy, Edouard
Durrane etc.
Omstreeks 1881 begon hij in de Kamer
een campagne tegen de koloniale expansie,
van de meening uitgaande, dat men liever
zich cn garde moest houden tegen even
tueele hernieuwde aanvallen van Duitsch
land. Hij had in dezen veel aanhangers,
maar ook felle bestrijders.
In 1885 hield hij in verschillende Fran
sche plaatsen conférences over de bespoe
diging van de demokratische hervormingen
cn jover.de noodzakelijkheid zeer. nauwkeu
rig wacht te houden aan de grens. Die con
férences vonden overal weerklank. Gedu
rende verscheidene maanden sprak hij van
stad tot stad. Dan bonu ulj den strijd aan
tegen generaal Boulanger, dien hij eerst
beschouwd had als een pariottisch veldheer,
maar in wicn hij spoedig den avonturier
doorzag. Het was een verwoede strijd, die
echter ten nadeele van den generaal ein
digde.
Zoo kwamen nog temidden van dien
strijd de algemecne verkiezingen van 1893
en het departement du Var, dat Clemen
ceau sedert 1889 vertegenwoordigde, her
koos hem niet, ondanks een levendige ver
kiezingscampagne. Men meende, dat hij nu
voorgoed afgedaan had cn vroeg zich af,
waarvan hij leven zou, daar hij geen for
tuin had.
Clemenceau liet zich niet ternederslaan.
Thans greep hij naar de pen, die in zijn le
vensonderhoud zou voorzien. En nu kwam
er een glorieuse tijd voor hem. Zijn artike
len in „La Justice", waarin hij de politiek
van den dag met groote helderheid behan
delde en menigmaal scherpe kritiek deed
hooren, maakten opganj cn het duurde niet
lang of verschillende bladen verzochten om
zijn medewerking, zoo o.a. „La Dépêche de
Toulouse" en „le Journal". In „l'Illustra
tion" schreef hij een roman „Les plus forts"
Wel boden hem de kiezers van Var, die
spijt hadden over hun afval van Cleraen
ceau, hem een nieuw mandaat, aan, maar
hij weigerde hoffelijk.
In 1898 werd een nieuw dagblad L'Auro-
re" opgericht en Clemenceau, wiens .Justi
ce" begon te verouderen, scheepte zich aan
boord van het nieuwe schip in Het was in
den tijd, dat de Dreyfus-kwestie door Ber
nard Lazare werd opgeworpen. Clemenceau
wilde van die kwestie aanvankelijk niets
weten, maar toen hij later doordrongen
werd van het rechtvaardige van „l'affaire'
werd hij een van de vurigste voorvechters
De aanbiedingen uit zijn vroeger departe
ment werden evenwel telkens herhaald en
eindelijk nam hij een benoeming als sena
tor voor dat departement aan. Nu streed
hij in het Luxembourg even fel als vroeger
in het Palais Bourbon. Ook in den Senaat
wist hij spoedig een voorname plaats te
veroveren. Hier wierp hij zich op o.a. als
kampioen voor de vrijheid van onderwijs
Maar in „l'Aurore" bleef hij zijn artikelen
schrijven en die werden zeer gespierd tij
dens do Marokko-politiek van Duitschland.
Toen deze storm bezworen was, geduren
de welken hij zoo levendig voor Frankrijks
belangen was opgekomen, werd hij, de
„tombeur de ministères", op 65-jarigen leef
tijd voor het eerst als minister van Binnen
Iandsche Zaken in het kabinet-Sarrien op
genomen (1906). Reeds dadelijk heeft hij
het te stellen itret een staking in de mijnen
Hoewel men hem voorhoudt, troepen daar
WEERBERICHT.
Hoogste barometerstand:
769.6 te Wecnen.
Laagste barometerstand:
733.8 te Stornaway.
Verwachting tot den avond
van 26 November:
Krachtige tot matige Z. O
tot Z. W. wind, betrokken tot
zwaar bewolkt, tijdelijk regen
en opklarend, weinig veran
dering in temperatuur.
Langestraat 49-51. Tel. 190
als U onze wondermooie collectie
van de nieuwste Kragen en
Jabots niet heeft gezien.
heen af te zenden, wil hij toch eerst trach
ten te bemiddelen en hij begeeft zich zelf
naar de plaats der staking. Hij spreekt den
arbeiders toe en ondanks bedreigingen gaat
hij temidden van de woedende menigte en
zegt, dat het van hun gematigdheid bij de
uitoefening van hunne rechten afhangt, dat
er geen troepen gezonden worden. Men
schijnt naar hem te luisteren, maar, wan
neer hij vertrokken is, ontstaan er toch on-,
lusten en de soldaten moeten in het geweer
komen, maar nemon een afwachtende hou
ding aan. Wanneer zij evenwel met allerlei
projectielen bestookt worden, laat de com-
mandeerende officier aan den minister vra
gen, of zij niet van hunne wapens gebruik
moeten maken. Clemenceau laat weten, dat
Uivenhout, 17 Nov. 1929.
Menier,
't Is vandaag mee d'n Zondag gin oogen-
blikske dag gewiest. Zoo vaal hongen de
wolken laag over de landerijen en lieten
gin scheutje zonnelicht deurschünen. Klei
ne ötipkes sneeuwwater sleurden deur de
lochten en brochten 'n kouw mee die leur
m'nen dikken bonkert priemde, dat 'r ril
lingen over m'nen rug kropen as groote
klefferige palingen.
Snotverdemallemosterdpot wa was 't
guur.
„Trui", zee ik, toen 'k binnenkwam, ,,'k
zee Trui, lot ze daarbuiten maar betijen,
me gooien *nen gècven kwak op 't vuur
vandaag en blijven lekker binnen, prulle-
muts. Keb 'n bui as *nen ouwen rentenier;
'k gaai pepkes rooken, kraantjes-lezen,
koffie-lurken en bij 't vuur zitten. Ze kun
nen me daarbuiten vandaag m'n klompen
kussen, wa gij?"
„Mijn best," zee Trui, „ik dooi er even-
veul bij, want," cn toen zette ze 'n ge
zicht of ze 'nen kwak zuur inslikte, en
vreef over d'ren rug, „want keb 't "n
bietje te pakken," zee ze. „Dieën rug doe
me zoo zeer of ik vannacht op 'ncn zak
steenen geslapen eb, en a6 er da vandaag
bij de werme plattebuis nie vaneiges uit
trekt, dan motte gij 'm vanavond, veur n:e
naar bed gaan, tnaar 's vrijven mee slaaj-
oiie." Zoodra 'k, amico, strak as dit briefke
immekaar zit, aan 't rauschen mot, waant
't is er schijnbaar nie „vaneiges" ui'ge
gaan, daar ik ze nouw en dan heur zuch
ten a6 'nen ouwen stoomtram die teugen-
wind-op-mot. 'k Zal 'm dus olie motten
geven, strak.
Nouw, onder ons gezeed en gezwegen,
Trui klaag nie gaauw. As 'k oew vertel,
zoolaank as me getrouwd zijn, is er nog
nooit "nen Dokter aan d'r lijf gewiest of
hee 'n dubbeltje aan d'r kunnen verdienen
Ze hee-d-één geneesmiddel en daar doe ze
alles mee, alles! As ze vier dagen nip naar
'fc hüske gewiest is. of as ze twaalf keer
op één uur mot. in allebei de gevallen nim
ze 'n hekstra bakske troost, waar ze dus
mee „smeert" en mee „6topt".
As de verkens 't best maken da's heur
afdeel in g zooas ge wilt dan nim z'n
bakske leut op d'n goeien gaank van za
ken en as t' er eenen lee te kalegezichten.
dan nim ze 'r eentje omda-d-et zoo broerd
gaat.
Trui is net 'nen échten Doktoor. Die
genezen alles mee hasperientjes of ndcroo-
ken en teugeswoorig mee geeuwhonger. Da
ga min-of-meer op-en-neer mee de mode.
En Trui, die de mode zoo koud lot as 'nen
ijswafel, die mee 'n kaanten muts geboren
is en mee 'n kaanten muts-op eenmaal d'n
hemel zal binnenstappen. Trui heet 'r eigen
altij aan 't een en 't zelfste g'ouwen; Trui
werkt al d'r broerdigheid weg mee 'ncn bak
koffie.
'tHee me daarom kollesaal verwonderd,
da 'k strak niet vrijven mot mee koffie-
drap, maar ollee, keb zeivers nogal 's gèèf
in d'n olie gestaan, nouw is 't Trui d'r beurt,
k Zal ze vrijven mee slaaiolie da ze naar
gebakken eigenheimers ruukt, dan zal 't
mergen wel verholpen zijn is t'hopen.
Waant m'nen rneester-knecht, m'nen be-
drijfschef kan 'k nie missen, amico, da wil
'k gerust weten. Zoorlra 'k 't dus op da
punt al heel biezonder getroffen cb mee
m'nen koffiedokter.
Mar genogt; keb nouw 'n heel velleke vol
geschreven over „dieèn" rug van Trui, en
keb, veur m'n vier kaantjes vol zijn.
oew nog over wa-d-aandere dingskes 't
mime te zeggen.
En dan wouw ik 't 's emmen over de
duzeridcn ong( mkken die er teugeswoor
dig -aangst de wegen gebeuren mee da ver
vloekte autotuig! Nimme nie kwalijk, ami
co, da'k zoo uit m'nen slof schiet, maar 't
is te bar. 'tls te schandalig!
Hier in de omgevink is 't de leste maan
den 'n ongepermenteerd schandaal, zoo-
veul ongelukken as-t-er gebeuren. Ginnen
dag gaat erom of ze rijen iemand tot soep-
mee-ballekes Zóó ga-de van huis af, ge
zond van lijf en lejen, zoo stikte den weg
o\er, of zóó vegen z'oew op as Ti dub
beltje beentjes-mee-'n-mergpepke en 'n paar
pond poelet. Aan stukskes en brokskes.
amico! Aan flarrekes! Aan ooren cn poo-
ten. Zo rijen oeuw zoo sjekuur aan puin,
da-d-et al veurgekomen is dat 't slachtof
fer veur z'n begrafenis in mekare wier ge
zet as 'n blokkendoos. Da-ze 'nen puzzel van
'm hadden gemokt. Z'nen linkerèrm zat op
de plots van z'n rechterbeen. Z'n groote
teenen had-ie I06 in z'n handen, z'n oogon
zaten in z'n ooren. En d'n automobielist
was deurgerejen mee 'n gangeske van hon
derd kielemeters.
Toen de pliesie 'm nie vinden kon, em
men ze 'n advertensieke in de kraanten
gezet en gevraagd of ie z'n eigen aan wouw
melden bij d'n kommesarus veur 't geven
van inlichtingen.
Da was netuurlijk heel slim verzonnen.
As ze geschreven hadden, dat ie z'n eigen
aan moes komen melden om in d'n bak
gezet te won-en, dan was ie natuurlijk nie
gekomen net as nouw!
Maar ollee, daar ga-g-et nie om. Ik wouw
'ncn aanderen kaant op; d'n deuzen. Ge mot
dan weten da'k dikkels de krannten na
lees op zukke gevallen. Da'k dan ok de
verslagen lees van 't Trimmenaal as zo'nen
autobandiet veur ee motten komen. En
witte waar 'k dan zoo de smoor over in
kan krijgen, amico? Dat die slampaampers
d'r altij even goed afkomen.
As zo'nen benzineduvel 's één maand
hechtenis krijgt, gevangenis is nie def
tig genogt veur da leerenjassen-geboefte,
nouw dan magde 't wel aan d'n balk schrij
ven. Deur mekaar genomen kunnen ze mee
'n gerust haart er op rekenen, dat ze veur
'ncn gulden-of-vijf 'n hersenschudding kun
nen leveren; veur 'n tientje twee afgezette
beenen cn veur vijf-en-twintig pop 'nen
aartsvijand in d'n hemel kunnen kwakken
as legkaart.
En zoolaank, amico, de Rechtbaanken 'n
menschcnleven nie hooger takseeren as 'n
geel briefke, zoolaank zal 'nen voetganger
z'n leven altij aan 'n zijen draaike hangen.
Keb wel 's gedocht: de Justitie die altij
afgebeeld wordt mee 'nen afgezakten hoofd
pij ndoek veur d'r oogen en 'n 6chaal in d'r
haanden waar mee gewogen mot worren
hoe groot oew porsie mot zijn, die Godin
Justitia is in d'ren tijd vast cn zekere ver
loofd gewiest mee 'nen vrijer mee *n mo
torfiets waar ze achter op d'n bagaa'sje
drager zitten moóht. Zooda zc, nouw ze
deur dieén afgezakten doek nikske zien
kan, op de locht, de bcnzinelocht afgaat
veur zc wegen gaat in zo'n geval. En dan
weeg ze bepaald mee oppeteekers-gewiclit-
jes, omda ze nie zien kan of 't d'r vruu-
geren vrijer is wie z'n porsie afgewogen
mot worren. Ik kan m'n eigen vergissen,
maar daar mot toch 'n oorzaak zijn, wa
gij? Waant ik kan toch nie geleuven, da-d-
onzo Rechters, die zeivers ok in die gehakt-
mesjienes rijen, bij d'r eigen zouwen den
ken: „laatcn me wa water in d'n wijn gie
ten, want mergen mot ik misschien veur-
komen voor zo'nen dooien voetganger." Da
kan ik niet geleuven, al lijkt 't er nog zoo
erg op! Da zouw toch Benzinejusti-
tie zijn van de slechtste 60ort cn as ge
zoo d'n lesten tijd van al die ju6titieschan-
daaltjes leest, dan is 't al schoon genogt!
Dan zullen ze 'r toch wel veur oppassen,
da ze nog nie meer in d'n essctee komen
te zitten, zou 'k zoo denken! Maar dan mot
er veraandering komen, amico, en 'n kol-
lesale veraandering ok. Waant ze krijgen
aanders d'n schijn teugen d'r eigen cn lil
lek ok! En ginmenscti wit beter wat da
zeggen wil as zuillie. Zemmen al te dik
kels mee d'n s c li ij n-t e u g e n in d'r
schoon-geraannekuuvde vingers gesnejen.
As g'oewen zeun, of oew vader of oew
vrouw thuis krijgt, netjes bijmekaarge-
veegd in 'n maandje mee 'n doekske d'r
over, mee de boodschap erbij: „hier is 't
„overschot" vaa oew dochter, oew
moeder of oewen man, zuuk 't maar zo'n
bietje bij mekare," en as ge dan veur mot
komen as getuige cn zo'nen zjandoedel, die
'm da geleverd heet, krijgt 'n boete nie
veul hooger as ik lest veur 't schieten van
'nen haas, nouw arnico, ik mot oew vertel
len dat. ge dan 'nen eigenaardigen smaak
in oewen mond krijgt van 't Recht. En as
't mijn overkwam, da'k dan 't tekort veur
zo'nen benzinebliksem.straal zelvers zouw
aan vullen mee de punten van m'nen riek.
Da'k, mee aandere woorden, 't zaakje van
da geblinddoekte wecgschaalfrummes ef-
kens overnemen zouw! En nie zoo zuinig.
Mee gin appeteekersweegschaaltje, maar
mee d'n baaskuul zou *k aan 't wegen gaan.
En nouw kunde me veur mijn part aant-
woorden: „Dré, ge mot niet zoo haatdra
gend zijn, ge wit toch dat er geschreven
staat: as z'oew op oew linkerwang kwat-
sen, keert ze dan oew rechter toe," maar
gc zul toch niet van me aannemen, amico,
da as ze Trui bevoorbcld tot 'nen bal
gehakt rejen ik gaauw die auto achter
na zouw loopen en er as d'n bliksem on
der kruipen, om ok tot baksel te worden
gedraaid om da m'nen amico da-d-aange-
rajen had?
Daar za 'k oew 'n staaltje van vertellen,
da mijn overkomen is. 't Was in de vleejcn
week, daarom ok da 'k oew ditte-n-alle-
maal schrijf Ik loop dan zoo gemoedereerd
mee m'nen gruuntenwagel tc douwen, die
knapkes zwaar was, waant 'k had 'm ge-
lajen mee 'n paar mud erpels hekstra die
'k afleveren moes, toen 'k bij ons op d'n
weg, bij 'nen flaauwen bocht, teugen 't
Ginneken aan, ineens zo'n benzinegehakt-
machicn op mc aan zag stuiven.
Dalek ha'k in de gaten dat er 'n wefke
aan 't stuur zat. En zoo gère as ik do
wefkes leiëen mag zoo-gaauw as ik ze
achter 'n autostuur zie zitten, dan krijg
'k de kouwe koors. 't Ding kwam recht op
mijn af, dus wa doei ik? Ik geef m'nen
zwaargelajen wagel 'nen gier en spring
zelvers achter 'ncn boom. En wa'k ver
nachtte da gebeurde, mijnon wagel en
heuren wagel kropen in mekaar da gc nic-
meer zien kon wa van mijn cn wa van
heur was. Deur d'n bons was een van m'n
zakken piepers as 'nen akkrebaat uit dc
wagel gewipt, dwars deur de veurruit en
lag as *n schoothondje op heuren schoot
Op d'r pollekakopkc lag 'ncn grooten boe
renkool en m'nen wagel sting op z'n haan
den veur de auto, mee z'n burrie's om
hoog. Da-d-had ik allemaal al gezien toen
ik mee m'nen kop achter d'n boom uit
kwam en zij en ik mekare-n-'s aankeken
mee oogen zoo groot cn dof as zaandèr-
pels. 't Ding daarveur, waar 't eigenlijke
mesjien in zit, d'n karberator geleuf ik da-
d-et hiet, zag er uit as 'nen ouwen gebut-
sten stalemmer cn de laampen die er aan-
hongen, keken mee 'n groote snee over d'r
gezicht, beteuterd naar d'n grond.
„Da schot is raak, juffer," zee ik, toen k
achter d'n boom vandaan kwam, „daar bed-
de eer van „Zag je me niet aankomen,
kaffer," vroeg ze. „Hoor es ier," raaide ik
'h aan, „nouw motte nie gaan schellen. Ge
ben maar 'n wefke en da kan 't nie op d'r
oogen slaan, maar wel kan ik mijnen wagel
v/oo uit de wèèr halen dat er van d'n jouwen
niks meer overblijft, troeleke En zeker zag
ik oew aankomen. As 'k do. nie gezien had
ha'k zelvers onder oew gelegen en, nimme
nie kwalek, da's zo'n gek gezicht veur de
buren ee?" „Zou je mc onderhand niet 's
helpen in plaats van daar te staan redenee
ren, want ik zit als "n muur zo vast hier
achter m'n stuur," foeterde ze. „Da treft!"
riep ik. „dan kunde 'm tenminste nie sme
ren. Blijf nouw nog efkens zoo zitten, tot
da 'k Janus ben wiesten roepen, onzer,
hoofdkornmesarus."
Maar a6 g'over d'n duvel sprikt, dan trap
te op z'nen stèèrt en 6juust kwam Janus
daor aangefietst.
„Ongeluk. Dré?" vroeg ie, terwijl ie z'n
fiets wegzette en achter in z'nen zak naar 't
boekske zocht.,, „Welneeë, Janus", nam ik
'm „da-d-emmen zoo in mekare gezet veur
de film." Toen dee ie z'n boekske weer weg
en merkte op: „da kan ier zoo nie blijven
staan!"
„Veldwachter?" kreet toen 't frummeske,
„veldwachter, zou je even verbaal willen
maken tegen dien onbeschoften boer, die z'n
croen ten wagen voor m'n wagen heeft ge
worpen!"
Toen ben 'k uit m'nen slof geschoten, ami
co. da 6napte! Keb ze d'r vet gegeven da ze
'r wit van wier en toen teugen Janusse ge
zeed dat ie nouw zekers en vast persès op
moest maken en toen hè 'k m'nen wagel ef
kens uit die auto gepeuterd mee m'n klom
pen, dat de stukken auto over d'n weg vlo
gen. Janus ee z'nen boek vol gekalkt over 't
zaakje, dus binnenkort komt deus botsincr
veur! Waarover ik oew nog wel schrijven
zal. Janus ee me gezeed da'k 'n zeviele ak-
6ie in mot stellen veur schaaivergoeding
omda'k er zekers 'n mud erpel en veur vijf
en twintig gulden küstelijke gruunten mee
verepuld cm, plus nog wa ripperasie aan
m'nen wagel „Da mokkel is gedekt deur de
verzekering,' zee Janus „dus zurgt da gij
zelvers ok uit d'n strop springt", zee-t-ie.
't Zal mijn benieuwen hoe da zaakie af-
lopt, amico, veur *t gerecht! Maar ik geef
oew op 'n briefke: ik trek er van leer! 'k
Laat er m'n eigen nie in 'n hoek6ke douwen
al is ze bloedeigen fermilie van de Recht
bank. Ze kennen me daar nog wel van dieën
haas, denk Ik; nouw dan weten ze wel da'k
m'n eigen nie van de sokken lot kaaiëren
deu ral die witte befkes.
Amico, ik schei d'r af. 't Is nog gin tijd
om naar bed te gaan; 'k gaai nog 'n bietje
aan m'n plijdooi werken: 'k zet alles op
pampier. Trui heet de schaai opgemokt, me
zijn al over de zestig guldens.
Veul groeten van Koffiedrap en as altij
gin horke ramdqr van oewen
toet a voe
DRé