KINDERRUBRIEK Jn den Di Huoriex van Oom Karei SAAIE SAM Zooals lk wel verwacht had, kreeg lk deze week allemaal opgetogen verhalen in de Jirieljes van het Sint Nicolaasfeest. En daaruit heb ik kunnen vernemen, dat de goede Sinterklaas Jelui allemaal uitstekend heeft bedacht met eaoeautjes, lekkers en andere beerlükbeden. Ja, dat Sint Nicolaas feest is toch tnaar iets, dat we niet graag jouden missen. En vooral die verrassingen geven aan dezen avond zoo'u prettige be koring. Deze week kreeg ik van Zonne straaltje een aardig verhaal, dat ik hier zal laten volgen. Het heet: StfacV. 3' DE HOEST VAN JAAP. Tingeling! Ting, ting. Daar ging de bel voor 't speelkwartier. De juffrouw telde één, twee, drie en al de kinderen stonden in de rij. Behalve twee Jongetjes die een briefje van hun moeder mee gekregen hadden dat ze binnen moesten blijven want ze hadden 's nachts erg gehoest en dus moesten ze zooveel mogelijk binnen blijven. Zij kregen elk een krijtje van de Juffrouw en mochten op het bord teekenon. Dat was nog eens echt! Nu leek het wel of ze al heele on derwijzers waren. Wat haddon ze een pret! Maar toen de bel weer ging was het uit met al het pleizler en moesten zij weer leer n. r> n volgenden morgen kwamen zij weer allen op school. Ze moesten eerst een lesje iu hun schrift schrijven. Uche, uche, klonk het door de klas. „Wat is dat, Jaap moet jij zoo hoesten?" vroeg de juffrouw. „Ja Juffrouw" zei Jaap, „ik ben zoo vree selijk verkouden ik heb van nacht zoo ge hoest". ,,Nu hoe komt dat nu jongen?" zeide juf frouw weer. „Gisteren was je nog heele maal gezond." Uche, uche, ucb, „ja juffrouw ik weet het Seusch niet." Tingelinglingling, daar ging de bel weer, alle kinderen gingen weer in de rij naar buiten. Maar Jaap was blijven zitten en zei „Juffrouw ik moet nu zeker wel binnen blijven hé? Ik, uche, hoest, uche zoo vree- selijk uche, uche". „Ja jongen ik zal eerst even je moeder opbellen eD vragen of ze het goed vind." „Ja juffrouw, ik heb vannacht niet ge hoest, maar aJleen onderweg". „Zoo", hum, hum. 's Middags kwam Jaaps moeder op school en zei: „Jaap zei vanmiddag onder 't koffiedrinken dat hij zoo hoestte onder schooltijd en dat was zoo hinderlijk voor de juffrouw". Wat wes nu hot geval? Onze Jaap wou zoo vreeselijk graag binnen blij ven om ook eens met een krijtje op het berd te schrijven. En tenslotte heb ik nog een mededeeling voor enkele neefjes en nichtjes. De vorjge week schreef Ik al, dat er voor enkelen van jelui, die me daarom hadden gevraagd, pakjes met bonnen, plaatjes enz. klaar lig gen. Die liggen nu al büna vier weken te wachten, maar ze worden niet afgehaald. Willen jelui er nu aan denken, die pakjes Maandag of uiterlijk Dinsdag te komen ha len, Langer kan ik ze nu niet meer bewa ren- Anders zal ik ze maar in de pruile- raand laten verdwijnen. Het zijn pakjes bc- -tamd voor Cesar, Kikvorsch, Adelaar, Maandroosje, Aster en Kiviet, (2 stuks) Va ren en Dikkie Bigmans. RAADSELS. De oplossingen ven de vorige week. De oplossingen van de vorige raadsels rijn: I. Cosmea Ommen ster S' mol el v a ÏL Zoo als de wind waait, waait zijn jasje met de woorden: Aaltje, zaad, azijn, joost, winst, wadden, wit. L Dez8 week is de prijs gewonnen door „Caotus" die hem a-s. Maandag aan ons bureau kan komen afhalen. Ji NIEUWE RAADSELS. c i 't Is helder wit van kleur Én heeft geen smaak nog geur Hoop in de lucht geboren Gaat "t op aard verloren Eerst dwarrelt het in 't rond Dan rast het op den grond Koud is het van natuur En meestal kort van duur. Ba, ra wat is dat? II. Mijn geheel is een spreekwoord van 8 woorden of 32 letters. 7, 8, 9, 10 valt den roover ten deel 4, II, 15, 18 een hoofddeksel 1, 8. 17, 22 een voertuig. 2, 5, 31, 8. 13 een roofdier. 2, 21, 2, IS, 27 een bloem. 1, 29, 1, 2. 24, 1 een bloem. 3, 6, 30, 11, 32 bakken ze in Drenthe. 12, 31. 8, 19 een deel van 't gezicht 20, 2., 28 ander woord voor kip. 23, SS, 28 3 medeklinkers. (Ingez. door Kwik). niei. Gok die poppenkast zal wel heel aar dig zij.i geweest. Heb jc veel mooi's gekre gen? Zeker wel hè? Cupido. Zoo, ilus je bent volop te vreden. 't. Zijn ook schitterende cadeaus hoor. Wie zou daarmee niet geweldig blij zijn! Zonnestraaltje. Wat een aardig verhaaltje heb je gemaakt. En is het wer kelijk gebeurd? Je zult het wel in de krant zien. Of dat deze week al bet geval zal zijn weet ik nog niet. Misschien! H a n n i b a I. Wil jc in het vervolg je schuilnaam ook op je briefje zetten en niet aileen op de enveloppe? Anders komen er mogelijk vergissingen. O e v e r z w a 1 u w. De brieven niet raadseloplossingen moeten uiterlijk des Woensdagsochtends 9 uur in rayn bezit zijn. Ander3 kunnen ze niet meer in dezelfde week beantwoord worden. Ja, die uren vliegen voorby. Maar het zijn we! heerlijke uren vindt je niet? Dat heb ik we! begre pen. Niets erg hoor! Bobbie. Dat komt nog wel. Er is in den laatsten tijd zooveel copie dat die mop pen er wel eens moeten uitblijven. Prach tig! Nu kan je mooie en lange brieven schrijven. En oi hoor! Best tevreden, jy ook? „A d e 1 a a r." Dat hoop ik ook voor je. Maar je hebt toch altyd flink je best ge daan? Dus als je dat die laatste weken ook nog doet, zal het best in orde komen. Als je bonnen te ruilen hebt, wil ik dat wel io het rtiilhandel-hoekje zetten, maai- dan moet je me eerst even je adres opgeven. Dan weten de anderen, waar ze terecht kunnen. Kampioen. Wat een verzameling. En is dat nu allemaal voor jou? Je kon zeker je oogen niet gelooven, toen je al dat moois zag. Jasmyn. Dat was dus van alles wat Het éene gemakkelyk, het andere moeiiyk. Koekoek. Ja, daar zijn er vermoe- deiyk wel heel veel geweest. Dank je we] voor je bijdrage. Ja, die was weggevallen. Maar heel erg is het niet Kwik. Ja, dat wist ik. Jammer dat al die huizen zoo vernield zyn. Dank je wel voor je raadsel. Het is heel toepasselijk voor deze dagen. Piepkuiken. Een beste, hoor? JU ook? Nu maar afwachten tot het zoover is. We zullen tenminste hopen, dat het zoo ver komt. Zonneroosje. Dat zou ik graag doen, maar het is veel te veel om allemaal op te noemen. Wat een rUkdom. Je mag dus wel tevreden zijn. Dat klokje was dus nog eens een extra-verrassing. Wipneusje. Ja, dat is ook werke- lyk gebeurd. Dat was wel erg aardig be dacht. En Datuurlijk hebben jelui geweidig veel plezier gehad. Dat kan ik me best in denken. C1 y v i a. Prachtig papier hoor! Net iets voor jou. Wat zal je nu veel brieven kunnen schrijven. Meidoorn. Dat is juist het aardig ste, al die verrassingen waarvan je te vo ren niets weet. 't Is geweldig hooi'. Cactus. Jawel. Die tyd nadert nu ook weer. Vindt jij het prettig? Men voor spelt weer een strengen winter. Zonnestraaltje. Nu vind ik nog een briefje van je. Had je er twee ge stuurd? Ook al zoon massa cadeaus. Wat zijn jelui verwend! OOM KAREL. CORRESPONDENTIE Cliry santje. Ik geloof niet. dat het wel heelemaal goed was. Je was ook niet ?ebonden aan den eersten naam. Roze knop. Wat een gezellig feest is dat geweest Was het in Atnicitio. Mees tal ga ik daar eens even kilken by de vele neetjes en nichtjes maar dit jaar kon ik snmogeiyk. 't Speet me wel. maar het ging Naai het Engclsch van M. WYNNE. Vrij bewerkt door G. E. de Lille Hogerwaard. ,,*t Is een koopje, vreeselijk vervelend!" mopperde Jaap Vonk, terwijl hij den brief, dien bij gelezen had, opvouwde en in een ovc-rvollen zak propte. „Verbeeld je, da; ik „Saaie Sam" in de vacantie mee naar huis moet brengen! Hij zal natuurlijk onze heele vacantie bederven." „„Saaie Sam"?" herhaalde Hans van Meerten ongeloovig. „Hoe ter wereld komen je ouders er bij „Saaie Sam" uit te noodi- gen?" Terwijl Jaap een stuk toffee uit zijn an deren zak te voorschijn haalde, legde hij zijn vriend de zaak uit. „Dat zit zoo," zei hij.Sam's ouders wonen in Amerika en zijn moeder kent de mijne heel goed van vroeger. Mevrouw Parker heeft over haar dierbaar zoontje, dat zijn vacantie op school zou moeten doorbrengen, na-ar huis geschreven en nu vindt mijn moe dat 't niet meer dan een staaltje van haar plicht, dat zij Sana mee vraagt Ik ben er niets op gesteld en zou het veel prettiger vinden, als Moeder alleen jou en Tom ge vraagd had. We schieten samen best op en hebben „Saaie Sam" niet noodig in de va cantie. We zien bem op school al meer dan genoeg!" Hans was bet hiermede geheel eens, maar wilde toch iets aanvoeren om zijn vriend te troosten. „Hij is eigenlijk nog zoo kwaad niet," be- gou hij, „maar 't is zoo'n saaie vent Hij speelt geen cricket en geen voetbal en schijnt cr zelfs heelemaal niet van te hou den. Misschien bedankt hij wel voor de in vitatie." „Wie weet!" zei Jaap iets hoopvoller. „Ik zal hem niet animceren en 't zou een uit komst zijn, als hij bedankte." Maar Sam bedankte niet. De jongens kwamen hem tegen, terwijl hij van één zijner eenzame zwerftochten naar school terugkeerde. Gretig nam hij Taap's uitnoodiging aan cn zei: „Moeder schreef al over je moeder. Zij waren jeugdvriendinnen en ik zal het pret tig vinden haar te leeren kennen." Jaap vond het niet noodig, hierop iets te zeggen. „We zullen hem maar zooveel mogelijk aan zijn lot overlaten," zei hij later tegen Hans „I k ben (en minste niet van plan mij met zoo'n saaien vent bezig te horden. Wie weet, of hij niet 't liefst met de meisjes en hun poppen speelt!" En Jaap schopte nijdig tegen een steentje, dat hem eigenlijk heelemaal niet in den weg lag. Ma-ar er was niets aan te doen. Sam had de uitnoodiging aangenomen en de dag, waarop de jongens naar Boschoord zoo heette het buiten der familie Vonk zou den gaan, naderde met rassche schreden. Zoo brak de morgen aan, waarop de vier jongens op reis zouden gaan. In den trein spraken Jaap, Hans en Tom (de beide laatsten waxen broertjes) druk over cricket, voetbaJ en tennis. Hoewel Sam er bij zat, mengde hij zich toch niet in het gesprek. Hij scheen in het minst niet afge schrikt door hun gepraat, keek het raampje uit naar het landschap, dat zij voorbij kwa men en was tevreden. Vanaf bet eerste oogenblik, dat de jon gens op Boschoord aankwamen, stond het Jaap allesbehalve aan, dat zijn moeder meer notitie nam van Sam dan van Hans en Tom, die toch zijn vrienden waren. HU be greep niet, wat zij in „Saaie Sam" zag. Ed de meisjes waren al precies hetzelfde en wilden hem niet saai vinden. Integendeel: ze schoten best met hem op. Het was prachtig weer en Jaap, Iians en Tom speelden naar hartelust cricket en ten nis. Er waren heel wat jongens in de buurt, die ook aan sport deden en Jaap cn de beide anderen waren zóó verdiept in het maken van allerlei plannen voor matches, dat het leek, alsof zij Sam's bestaan heele maal vergaten. Sam scheen zich echter hierover in het minst niet te bekommeren. Hij doolde op zUn eentje door het boseh en over de hei en genoot van de heerlqke natuur. Op een middag kwamen de drie sport- lievende jongens op bun fietsen thuis van een match, die in de buurt gehouden was. Plotseling roken zij duidelijk boschbrand. „Boschbrand" riep Jaap verschrikt uit „Waar zou 't zijn? 't LUkt. wel, of 't van onzen kant komt! Vier jaar geleden werd ons huis ook bedreigd. Moeder zal bang zUn- 'k Wou, dat Vader en wij niet allemaal uit waren gegaan!" De jongens stoven nu op hun fietsen naar huis en kwamen weldra tot de ontdekking, dat er werkelijk een stuk bosch in brand stond en de brand zich in de richting van Boschoord uitbreidde. Zij moesten zelfs een eind omrijden om het huis te bereiken, wil- den zij geen gevaar loopen met de vlammen in aanraking te komen. Op de stoep troffen zij mevrouw Vonk met de beide meisjes, Ankie en Beppie, aan Zy hadden duizend angsten uitgestaan, dat den jongens iets overkomen was of het J vuur hun den weg naar huis afgesneden had. „Kunnen we niet helpen met het vuur te blusschen?" vroeg Hans en het ontging hem niet, dat de zusjes van zijn vriend hem bewonderend aankeken. Hij was echter blij, toen mevrouw Vonk zei: „We moeten allemaal naar binnen gaan Ik heb de brandweer opgebeld eD die kan elk oogenblik hier zijn." Mevrouw Vonk sprak rustig, maar Jaap kende zijn moeder genoeg om te weten, hoe angstig zij was. En daartoe was alle reden' De wind wakkerde de vlammen aan, die steeds meer het huis naderden. A 1 s ze het huis bereikten, zou dit onmiddellijk in lich terlaaie staan. „Ik wou, dat de brandweer kwam," zucht te Ankie. „De dienstboden Zijn zoo vrecse- lijk bang. Mina. is bezig haar goed te pak ken eu Coba heeft het op haar zenuwen ge kregen." „Gelukkig, dat de jongens thuis zijn," zei Beppie. „Moeder maakte zich over hen het meest ongerust." „Waar is Sam?" vroeg Jaap plotseling. „Ik heb heelemaal niet meer aan hem ge dacht!" Dat had niemand. Eigenlijk had mevrouw Vonk in de veronderstelling verkeerd, dat hij bij Jaap en de anderen was. Zij was opnieuw ongerust, toen zij hoorde, dat niemand hem gezien had sinds Jan, de jongen, die schoenen poetste en allerlei kleine handreikingen deed, met de onge lukstijding gekomen was, dat het bosch in brand stond. „Maakt u zich maar niet ongerust, me vrouw!" zei Tom lachend. „Hij zal wel naar zijn kamer gevlucht zijn, misschien zelfs in den kelder. Zoodra de brand gebluscht is, zal hij wel weer komen opdagen." „NatuurlUk!" stemde Jaap in. „Net iets voor hem om in moeilUke oogenblikken door afwezigheid te schitteren." „Misschien zit hij verdiept in een van zijn geliefde boeken," voegde Iians er aan toe, „eu heeft hij zelfs niets geroken!" Allen laebten, want zelfs in huis drong de benauwde brandlucht door, zoodat men be- gon te hoesten en met de oogen te knippen, j Mevrouw Vonk bleef zich echter ongerust maken over Sam en zei. dat zU vond. dat geen der jongens heel aardig tegen hem j was en zij de overtuiging had, dat hij vol strekt niet saai of laf was. Jaap en de anderen gingen den vermis ten jongen nu zoeken, niet anders denkend, of zU zouden hem ongedeerd in het een of andere verborgen hoekje vinden. Het zou echter weldra blijken, dat Sam nergens te vinden was cn de drie jongens waren juist op het punt in den kelder af te dalen om deze aan een grondig onderzoek te onderwerpen, toen er plotseling hard aan de voordeurbel gerukt werd. Allen ronden naar de deur zonder op Mi na te wachten, die bezig was haar goed te pakken. ZU deden do deur open en zagen Piet Rand, den tuinman, vóór zich staan. J f^ojeriAJaard Moeder is met al haar kind'ren 't Is precies een half dozijn! *?-• Naar den Dierentuin getrokken. Wat een pret voor groot en klein! Betsy, d' olifant, maalt koffie. Zwaait daarbU haar lange slurf. Zal ik er oen cent in leggen? Denk je soms, dat ik niet durf Vraagt een kleuter. Moeder, kijk eens, Wat een mooie papegaai! Hoor hem roepen: Kopje krauwen! Hè, wat maakt hij een lawaai! O, wat zijn dat mooie vogels, Moeder, kUk! een pelikaan! Zou 't rhinocerosje. Moeder, Nu misschien ook zwemmen gaan?— Kijk eens even, Moes, marmotjes! Juicht weer één der kleuters bllj- Moeder, als ik heel erg zoet ben, Koopt 11 cr dan één voor mU? Maar het allermeeste lachen Allen in de apenkooi Al vindt geen van 't half dozyntje Het gegrijns der aapjes mooi! Moeder, Moeder! roepen allen Door elkander. Zag u dat? Eén aap wil den ander foppen, Klimt naar boven als een kat! Lachend antwoordt Moeder eind'IUk: Aapjes zie ik eiken dag! Dacht je soms, dat 'k jullie streken Niet meer hoorde of niet zag? Kom. imjn aapjes, nu naar huis foe! Hier zUn aapjes heusch genoeg, Of... zou Jullie soms graag willen, Dat 'k een plaatsje voor je vroeg In de kooi? Zou je dat lUken? - 't Half dozUntje schudt van neen. In den dierentuin te blUven, Dat bevalt er stellig geen! Liever gaan ze dus met Moeder Sa&m naar huis en dan naar bed, Waar ze stellig nog eens droomen Van de dieren en de pret! „Komt de brandweer er aan?" riep Jaap uit. „We gaan allemaal mee! Leve de brand weer!" In de verte hoorde hij een geluid, dat op gejuich leek. De tuinman was geheel builen adem. „De brandweer komt er aan!" hijgde hij- „Maar ze zou'Jen het huis niet hebben kunnen sparen, als als we den jongeheer niet gehad hadden. De dokter zal hem in zijn auto thuPs brengen. Hij heeft één arm leelijk gebrand, al zei hij er dari ook geen woord van, vóór de brandweer kwam. Hij hij is een held! Dat zeggen ze allemaal en we hebben bem toegejuicht, toen de dok ter hem „Over wien spreek je toch?" vroeg Jaap ongeduldig. „Wien bedoel je?" Op dit oogenblik gleed de doktersauto vóór de deur en daar zat heelemaal zwart van den rook! Sam Parker naast den geneesheer, die zelf chauffeerde. De tuinman nam zijn pet af en wuifde er vroolijk mee. „Daar is hij!" iiep hij uit. „Daar is dc jongeheer, die Boschoord gered heeft. Hoe ra!" „Onzin!" zei „Saaie Sam" en hij viel van zijn stokje. Het was de dokter, die alles, wat er ge beurd was, haarfijn vertelde. Op het eerste alarm was Sam, zooals oog getuigen gezegd hadden, toegesneld en had den van alle kanten toestroomenden en mot schoppen en hooivorken gewapenden lieden gezegd en ondiepe loopgraaf te maken in de richting, von welken kant de vlammen naderden. En tot nog grooler verbazing der toeschouwers had hij zonder zich ook maar één oogenblik te bedenken een te- genbrand aangestoken. Wanneer de vlam men van deu eersten brand het gebied van den tweeden konden bereiken, zou de laat ste gedoofd zUn en de vlammen geen voed sel meer vinden op het afgebrande terrein. De brand zou bierdoor dus gestuit worden. Sam had zich zoowel de tuinman als de dokter verklaarde dit als een held ge dragen. Hij had den menschen bevelen ge geven, hen aangemoedigd en voorgelicht als een rnan en niet als een jongen van der tien jaar. Hij had verscheiden prairie-bran den*) in Amerika bijgewoond, vertelde hij. en wist, dat de eenigc manier om Bosch oord te behouden, z ij n manier was. Wel dra zou het dan ook blijken, dat hü het bU het rechte eind gehad had. „Als die jongen niet onmiddellijk zoo flink was opgetreden," zei de dokter vol bewon dering, „zou het huis vast en zeker afge brand zijn, vóór de brandweer de plaats des onheils bereikt kon hebben. We hebben hem allemaal toegejuicht, hoewel ik hem later een standje gaf, omdat hij was blijven door werken met een arm, die ernstig gebrand was* Kunnen jullie je de gevoelens der metge zellen van „Saaie Sam" voorstellen? De jongens hadden zich leelijk vergist! Saaie Sam? Hij was een held! En ik geloof, dat Ankie dit begreep. Zij was bU Sarn geweest, nog vóór de dokter wegging. „NatuurlUk wisten Beppie cn ik wel, dat hij niet saai was," zei zij, „al kan hU dan ook niet cricketten en niet voetballen, om dat hU in Amerika daarvoor niet in de ge legenheid was en er veel te afgelegen vooï woonde. Maai* hij kan paardrijden en jagen en met vee omgaan en... boschbraoden blusschen en... en... Beppie en ik vinden hem een echten held." Jaap keek Hans en Tom eens aan en zij keken hem aan. Het was Jaap, die het eerst sprak. „Laten we naar hem toe gaan en hem zeggen, dat het ons spyt," zei hU- „Laten we er roud voor uitkomen, dat we heel dom zijn geweest cn we aan iedereen, die het maar hooren wil, zullen vertellen, wat liü gedaan heeft" Dit was geen gemakkelijke taak, maar Sara maakte de zaak spoedig io orde. Hij ontving zyn kameraden in bed mot zUn arm in een draagband, maar zqn rood- gevlekt gezicht straalde, toen hij hen aan gehoord had. ,,'t Spüt me werkelqk, ouwe jongens," zei hij, „dat ik alleen van het schouwspel go- noten heb. Het zou aan jullie evengoed be steed zijn goweest cn het was heusch niets bijzonders, wat ik deed." En daarna? Wel, er was geen jongen op de heele kostschool, die meer populair was dan Sam, de held, en geen gast meer wel kom op Boschoord dan diezelfde Sam. Hij werd de intiemste vriend van Jaap Vonk en deze koesterde dc grootste bewondering voor hem. Prairiecn zijn groote grasvlakten ïn Amerika. AARDIG KUNSTJE. -7ÜT Je neemt een touwtje 01' koord, dat onge veer de lengte heeft van 1Y: el. Je gaat heel gewichtig aan tafel zitten en vraagt of er iemand is die een knoop in het touw kan leggen, zonder de uitein den ervan los te laten. Alle huisgenooten gaan nu duchtig aan het probeeren, maar tien tegen één, dat het ze lukt. Je wacht rustig af, tot je ziet, dat ze 't geen van allon kunnen en dan laat jij je kunsten niet op, maar met het slappe koord zien. Je legt het touw voor jo op tafel en kruist je armen over elkaar, zoo, dat je rechterhaxid boven je linkerarm komt en je linkerhand onder je rechter arm. Nu pak jc met je rechter hand het linkeruiteinde van het koord en met do lin kerhand het rechteruiteinde. Nu stevig het touw tusschen duim en wijsvinger houdon, trekken, en je hebt een keurigen knoop in je koord. Dc omstanders zeggen dan heel verbaasd: „O, zoo kan ik het ook!" Maar schoon ze je het aardige kunstje afkeken, is het nog zeer de vraag, of ze 't direct op do goede manier nadoen- We zeggen zoo gauw: ik kan het ook! Maar als het op doen aankomt., dan blUkt het, dat we de kunst we! afkeken, maar dat tusschen kijken cn uitvoeren nog een groot verschil is.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1929 | | pagina 11