KINDERRUBRIEK
Jn den Di
Huoriex van Oom Karei
SAAIE SAM
Zooals lk wel verwacht had, kreeg lk deze
week allemaal opgetogen verhalen in de
Jirieljes van het Sint Nicolaasfeest. En
daaruit heb ik kunnen vernemen, dat de
goede Sinterklaas Jelui allemaal uitstekend
heeft bedacht met eaoeautjes, lekkers en
andere beerlükbeden. Ja, dat Sint Nicolaas
feest is toch tnaar iets, dat we niet graag
jouden missen. En vooral die verrassingen
geven aan dezen avond zoo'u prettige be
koring. Deze week kreeg ik van Zonne
straaltje een aardig verhaal, dat ik hier zal
laten volgen. Het heet:
StfacV.
3'
DE HOEST VAN JAAP.
Tingeling! Ting, ting. Daar ging de bel
voor 't speelkwartier. De juffrouw telde één,
twee, drie en al de kinderen stonden in de
rij. Behalve twee Jongetjes die een briefje
van hun moeder mee gekregen hadden dat
ze binnen moesten blijven want ze hadden
's nachts erg gehoest en dus moesten ze
zooveel mogelijk binnen blijven. Zij kregen
elk een krijtje van de Juffrouw en mochten
op het bord teekenon. Dat was nog eens
echt! Nu leek het wel of ze al heele on
derwijzers waren. Wat haddon ze een pret!
Maar toen de bel weer ging was het uit
met al het pleizler en moesten zij weer
leer n.
r> n volgenden morgen kwamen zij weer
allen op school. Ze moesten eerst een lesje
iu hun schrift schrijven. Uche, uche, klonk
het door de klas. „Wat is dat, Jaap moet
jij zoo hoesten?" vroeg de juffrouw.
„Ja Juffrouw" zei Jaap, „ik ben zoo vree
selijk verkouden ik heb van nacht zoo ge
hoest".
,,Nu hoe komt dat nu jongen?" zeide juf
frouw weer. „Gisteren was je nog heele
maal gezond."
Uche, uche, ucb, „ja juffrouw ik weet het
Seusch niet."
Tingelinglingling, daar ging de bel weer,
alle kinderen gingen weer in de rij naar
buiten. Maar Jaap was blijven zitten en zei
„Juffrouw ik moet nu zeker wel binnen
blijven hé? Ik, uche, hoest, uche zoo vree-
selijk uche, uche".
„Ja jongen ik zal eerst even je moeder
opbellen eD vragen of ze het goed vind."
„Ja juffrouw, ik heb vannacht niet ge
hoest, maar aJleen onderweg".
„Zoo", hum, hum.
's Middags kwam Jaaps moeder op
school en zei: „Jaap zei vanmiddag onder
't koffiedrinken dat hij zoo hoestte onder
schooltijd en dat was zoo hinderlijk voor
de juffrouw". Wat wes nu hot geval? Onze
Jaap wou zoo vreeselijk graag binnen blij
ven om ook eens met een krijtje op het
berd te schrijven.
En tenslotte heb ik nog een mededeeling
voor enkele neefjes en nichtjes. De vorjge
week schreef Ik al, dat er voor enkelen
van jelui, die me daarom hadden gevraagd,
pakjes met bonnen, plaatjes enz. klaar lig
gen. Die liggen nu al büna vier weken te
wachten, maar ze worden niet afgehaald.
Willen jelui er nu aan denken, die pakjes
Maandag of uiterlijk Dinsdag te komen ha
len, Langer kan ik ze nu niet meer bewa
ren- Anders zal ik ze maar in de pruile-
raand laten verdwijnen. Het zijn pakjes bc-
-tamd voor Cesar, Kikvorsch, Adelaar,
Maandroosje, Aster en Kiviet, (2 stuks) Va
ren en Dikkie Bigmans.
RAADSELS.
De oplossingen ven de vorige week.
De oplossingen van de vorige raadsels
rijn:
I. Cosmea
Ommen
ster
S' mol
el
v a
ÏL Zoo als de wind waait, waait zijn jasje
met de woorden:
Aaltje, zaad, azijn, joost, winst, wadden,
wit. L
Dez8 week is de prijs gewonnen door
„Caotus" die hem a-s. Maandag aan ons
bureau kan komen afhalen.
Ji
NIEUWE RAADSELS.
c i
't Is helder wit van kleur
Én heeft geen smaak nog geur
Hoop in de lucht geboren
Gaat "t op aard verloren
Eerst dwarrelt het in 't rond
Dan rast het op den grond
Koud is het van natuur
En meestal kort van duur.
Ba, ra wat is dat?
II.
Mijn geheel is een spreekwoord van 8
woorden of 32 letters.
7, 8, 9, 10 valt den roover ten deel
4, II, 15, 18 een hoofddeksel
1, 8. 17, 22 een voertuig.
2, 5, 31, 8. 13 een roofdier.
2, 21, 2, IS, 27 een bloem.
1, 29, 1, 2. 24, 1 een bloem.
3, 6, 30, 11, 32 bakken ze in Drenthe.
12, 31. 8, 19 een deel van 't gezicht
20, 2., 28 ander woord voor kip.
23, SS, 28 3 medeklinkers.
(Ingez. door Kwik).
niei. Gok die poppenkast zal wel heel aar
dig zij.i geweest. Heb jc veel mooi's gekre
gen? Zeker wel hè?
Cupido. Zoo, ilus je bent volop te
vreden. 't. Zijn ook schitterende cadeaus
hoor. Wie zou daarmee niet geweldig blij
zijn!
Zonnestraaltje. Wat een aardig
verhaaltje heb je gemaakt. En is het wer
kelijk gebeurd? Je zult het wel in de krant
zien. Of dat deze week al bet geval zal zijn
weet ik nog niet. Misschien!
H a n n i b a I. Wil jc in het vervolg
je schuilnaam ook op je briefje zetten en
niet aileen op de enveloppe? Anders komen
er mogelijk vergissingen.
O e v e r z w a 1 u w. De brieven niet
raadseloplossingen moeten uiterlijk des
Woensdagsochtends 9 uur in rayn bezit zijn.
Ander3 kunnen ze niet meer in dezelfde
week beantwoord worden. Ja, die uren
vliegen voorby. Maar het zijn we! heerlijke
uren vindt je niet? Dat heb ik we! begre
pen. Niets erg hoor!
Bobbie. Dat komt nog wel. Er is in
den laatsten tijd zooveel copie dat die mop
pen er wel eens moeten uitblijven. Prach
tig! Nu kan je mooie en lange brieven
schrijven. En oi hoor! Best tevreden, jy
ook?
„A d e 1 a a r." Dat hoop ik ook voor je.
Maar je hebt toch altyd flink je best ge
daan? Dus als je dat die laatste weken ook
nog doet, zal het best in orde komen. Als
je bonnen te ruilen hebt, wil ik dat wel
io het rtiilhandel-hoekje zetten, maai- dan
moet je me eerst even je adres opgeven.
Dan weten de anderen, waar ze terecht
kunnen.
Kampioen. Wat een verzameling.
En is dat nu allemaal voor jou? Je kon
zeker je oogen niet gelooven, toen je al
dat moois zag.
Jasmyn. Dat was dus van alles wat
Het éene gemakkelyk, het andere moeiiyk.
Koekoek. Ja, daar zijn er vermoe-
deiyk wel heel veel geweest. Dank je we]
voor je bijdrage. Ja, die was weggevallen.
Maar heel erg is het niet
Kwik. Ja, dat wist ik. Jammer dat al
die huizen zoo vernield zyn. Dank je wel
voor je raadsel. Het is heel toepasselijk
voor deze dagen.
Piepkuiken. Een beste, hoor? JU
ook? Nu maar afwachten tot het zoover is.
We zullen tenminste hopen, dat het zoo
ver komt.
Zonneroosje. Dat zou ik graag
doen, maar het is veel te veel om allemaal
op te noemen. Wat een rUkdom. Je mag
dus wel tevreden zijn. Dat klokje was dus
nog eens een extra-verrassing.
Wipneusje. Ja, dat is ook werke-
lyk gebeurd. Dat was wel erg aardig be
dacht. En Datuurlijk hebben jelui geweidig
veel plezier gehad. Dat kan ik me best in
denken.
C1 y v i a. Prachtig papier hoor! Net
iets voor jou. Wat zal je nu veel brieven
kunnen schrijven.
Meidoorn. Dat is juist het aardig
ste, al die verrassingen waarvan je te vo
ren niets weet. 't Is geweldig hooi'.
Cactus. Jawel. Die tyd nadert nu
ook weer. Vindt jij het prettig? Men voor
spelt weer een strengen winter.
Zonnestraaltje. Nu vind ik nog
een briefje van je. Had je er twee ge
stuurd? Ook al zoon massa cadeaus. Wat
zijn jelui verwend!
OOM KAREL.
CORRESPONDENTIE
Cliry santje. Ik geloof niet. dat het
wel heelemaal goed was. Je was ook niet
?ebonden aan den eersten naam.
Roze knop. Wat een gezellig feest
is dat geweest Was het in Atnicitio. Mees
tal ga ik daar eens even kilken by de vele
neetjes en nichtjes maar dit jaar kon ik
snmogeiyk. 't Speet me wel. maar het ging
Naai het Engclsch van M. WYNNE.
Vrij bewerkt door
G. E. de Lille Hogerwaard.
,,*t Is een koopje, vreeselijk vervelend!"
mopperde Jaap Vonk, terwijl hij den brief,
dien bij gelezen had, opvouwde en in een
ovc-rvollen zak propte. „Verbeeld je, da; ik
„Saaie Sam" in de vacantie mee naar huis
moet brengen! Hij zal natuurlijk onze heele
vacantie bederven."
„„Saaie Sam"?" herhaalde Hans van
Meerten ongeloovig. „Hoe ter wereld komen
je ouders er bij „Saaie Sam" uit te noodi-
gen?"
Terwijl Jaap een stuk toffee uit zijn an
deren zak te voorschijn haalde, legde hij
zijn vriend de zaak uit.
„Dat zit zoo," zei hij.Sam's ouders wonen
in Amerika en zijn moeder kent de mijne
heel goed van vroeger. Mevrouw Parker
heeft over haar dierbaar zoontje, dat zijn
vacantie op school zou moeten doorbrengen,
na-ar huis geschreven en nu vindt mijn moe
dat 't niet meer dan een staaltje van haar
plicht, dat zij Sana mee vraagt Ik ben er
niets op gesteld en zou het veel prettiger
vinden, als Moeder alleen jou en Tom ge
vraagd had. We schieten samen best op en
hebben „Saaie Sam" niet noodig in de va
cantie. We zien bem op school al meer dan
genoeg!"
Hans was bet hiermede geheel eens, maar
wilde toch iets aanvoeren om zijn vriend te
troosten.
„Hij is eigenlijk nog zoo kwaad niet," be-
gou hij, „maar 't is zoo'n saaie vent Hij
speelt geen cricket en geen voetbal en
schijnt cr zelfs heelemaal niet van te hou
den. Misschien bedankt hij wel voor de in
vitatie."
„Wie weet!" zei Jaap iets hoopvoller. „Ik
zal hem niet animceren en 't zou een uit
komst zijn, als hij bedankte."
Maar Sam bedankte niet.
De jongens kwamen hem tegen, terwijl
hij van één zijner eenzame zwerftochten
naar school terugkeerde. Gretig nam hij
Taap's uitnoodiging aan cn zei:
„Moeder schreef al over je moeder. Zij
waren jeugdvriendinnen en ik zal het pret
tig vinden haar te leeren kennen."
Jaap vond het niet noodig, hierop iets te
zeggen.
„We zullen hem maar zooveel mogelijk
aan zijn lot overlaten," zei hij later tegen
Hans „I k ben (en minste niet van plan mij
met zoo'n saaien vent bezig te horden. Wie
weet, of hij niet 't liefst met de meisjes en
hun poppen speelt!"
En Jaap schopte nijdig tegen een steentje,
dat hem eigenlijk heelemaal niet in den weg
lag.
Ma-ar er was niets aan te doen. Sam had
de uitnoodiging aangenomen en de dag,
waarop de jongens naar Boschoord zoo
heette het buiten der familie Vonk zou
den gaan, naderde met rassche schreden.
Zoo brak de morgen aan, waarop de vier
jongens op reis zouden gaan.
In den trein spraken Jaap, Hans en Tom
(de beide laatsten waxen broertjes) druk
over cricket, voetbaJ en tennis. Hoewel Sam
er bij zat, mengde hij zich toch niet in het
gesprek. Hij scheen in het minst niet afge
schrikt door hun gepraat, keek het raampje
uit naar het landschap, dat zij voorbij kwa
men en was tevreden.
Vanaf bet eerste oogenblik, dat de jon
gens op Boschoord aankwamen, stond het
Jaap allesbehalve aan, dat zijn moeder meer
notitie nam van Sam dan van Hans en
Tom, die toch zijn vrienden waren. HU be
greep niet, wat zij in „Saaie Sam" zag. Ed
de meisjes waren al precies hetzelfde en
wilden hem niet saai vinden. Integendeel:
ze schoten best met hem op.
Het was prachtig weer en Jaap, Iians en
Tom speelden naar hartelust cricket en ten
nis. Er waren heel wat jongens in de buurt,
die ook aan sport deden en Jaap cn de
beide anderen waren zóó verdiept in het
maken van allerlei plannen voor matches,
dat het leek, alsof zij Sam's bestaan heele
maal vergaten.
Sam scheen zich echter hierover in het
minst niet te bekommeren. Hij doolde op
zUn eentje door het boseh en over de hei
en genoot van de heerlqke natuur.
Op een middag kwamen de drie sport-
lievende jongens op bun fietsen thuis van
een match, die in de buurt gehouden was.
Plotseling roken zij duidelijk boschbrand.
„Boschbrand" riep Jaap verschrikt uit
„Waar zou 't zijn? 't LUkt. wel, of 't van
onzen kant komt! Vier jaar geleden werd
ons huis ook bedreigd. Moeder zal bang zUn-
'k Wou, dat Vader en wij niet allemaal uit
waren gegaan!"
De jongens stoven nu op hun fietsen naar
huis en kwamen weldra tot de ontdekking,
dat er werkelijk een stuk bosch in brand
stond en de brand zich in de richting van
Boschoord uitbreidde. Zij moesten zelfs een
eind omrijden om het huis te bereiken, wil-
den zij geen gevaar loopen met de vlammen
in aanraking te komen.
Op de stoep troffen zij mevrouw Vonk
met de beide meisjes, Ankie en Beppie, aan
Zy hadden duizend angsten uitgestaan, dat
den jongens iets overkomen was of het J
vuur hun den weg naar huis afgesneden
had.
„Kunnen we niet helpen met het vuur te
blusschen?" vroeg Hans en het ontging
hem niet, dat de zusjes van zijn vriend hem
bewonderend aankeken. Hij was echter blij,
toen mevrouw Vonk zei:
„We moeten allemaal naar binnen gaan
Ik heb de brandweer opgebeld eD die kan
elk oogenblik hier zijn."
Mevrouw Vonk sprak rustig, maar Jaap
kende zijn moeder genoeg om te weten, hoe
angstig zij was. En daartoe was alle reden'
De wind wakkerde de vlammen aan, die
steeds meer het huis naderden. A 1 s ze het
huis bereikten, zou dit onmiddellijk in lich
terlaaie staan.
„Ik wou, dat de brandweer kwam," zucht
te Ankie. „De dienstboden Zijn zoo vrecse-
lijk bang. Mina. is bezig haar goed te pak
ken eu Coba heeft het op haar zenuwen ge
kregen."
„Gelukkig, dat de jongens thuis zijn," zei
Beppie. „Moeder maakte zich over hen het
meest ongerust."
„Waar is Sam?" vroeg Jaap plotseling.
„Ik heb heelemaal niet meer aan hem ge
dacht!"
Dat had niemand. Eigenlijk had mevrouw
Vonk in de veronderstelling verkeerd, dat
hij bij Jaap en de anderen was.
Zij was opnieuw ongerust, toen zij hoorde,
dat niemand hem gezien had sinds Jan, de
jongen, die schoenen poetste en allerlei
kleine handreikingen deed, met de onge
lukstijding gekomen was, dat het bosch in
brand stond.
„Maakt u zich maar niet ongerust, me
vrouw!" zei Tom lachend. „Hij zal wel naar
zijn kamer gevlucht zijn, misschien zelfs in
den kelder. Zoodra de brand gebluscht is,
zal hij wel weer komen opdagen."
„NatuurlUk!" stemde Jaap in. „Net iets
voor hem om in moeilUke oogenblikken
door afwezigheid te schitteren."
„Misschien zit hij verdiept in een van
zijn geliefde boeken," voegde Iians er aan
toe, „eu heeft hij zelfs niets geroken!"
Allen laebten, want zelfs in huis drong de
benauwde brandlucht door, zoodat men be-
gon te hoesten en met de oogen te knippen, j
Mevrouw Vonk bleef zich echter ongerust
maken over Sam en zei. dat zU vond. dat
geen der jongens heel aardig tegen hem j
was en zij de overtuiging had, dat hij vol
strekt niet saai of laf was.
Jaap en de anderen gingen den vermis
ten jongen nu zoeken, niet anders denkend,
of zU zouden hem ongedeerd in het een of
andere verborgen hoekje vinden.
Het zou echter weldra blijken, dat Sam
nergens te vinden was cn de drie jongens
waren juist op het punt in den kelder af te
dalen om deze aan een grondig onderzoek
te onderwerpen, toen er plotseling hard
aan de voordeurbel gerukt werd.
Allen ronden naar de deur zonder op Mi
na te wachten, die bezig was haar goed te
pakken. ZU deden do deur open en zagen
Piet Rand, den tuinman, vóór zich staan. J
f^ojeriAJaard
Moeder is met al haar kind'ren
't Is precies een half dozijn! *?-•
Naar den Dierentuin getrokken.
Wat een pret voor groot en klein!
Betsy, d' olifant, maalt koffie.
Zwaait daarbU haar lange slurf.
Zal ik er oen cent in leggen?
Denk je soms, dat ik niet durf
Vraagt een kleuter. Moeder, kijk eens,
Wat een mooie papegaai!
Hoor hem roepen: Kopje krauwen!
Hè, wat maakt hij een lawaai!
O, wat zijn dat mooie vogels,
Moeder, kUk! een pelikaan!
Zou 't rhinocerosje. Moeder,
Nu misschien ook zwemmen gaan?—
Kijk eens even, Moes, marmotjes!
Juicht weer één der kleuters bllj-
Moeder, als ik heel erg zoet ben,
Koopt 11 cr dan één voor mU?
Maar het allermeeste lachen
Allen in de apenkooi
Al vindt geen van 't half dozyntje
Het gegrijns der aapjes mooi!
Moeder, Moeder! roepen allen
Door elkander. Zag u dat?
Eén aap wil den ander foppen,
Klimt naar boven als een kat!
Lachend antwoordt Moeder eind'IUk:
Aapjes zie ik eiken dag!
Dacht je soms, dat 'k jullie streken
Niet meer hoorde of niet zag?
Kom. imjn aapjes, nu naar huis foe!
Hier zUn aapjes heusch genoeg,
Of... zou Jullie soms graag willen,
Dat 'k een plaatsje voor je vroeg
In de kooi? Zou je dat lUken? -
't Half dozUntje schudt van neen.
In den dierentuin te blUven,
Dat bevalt er stellig geen!
Liever gaan ze dus met Moeder
Sa&m naar huis en dan naar bed,
Waar ze stellig nog eens droomen
Van de dieren en de pret!
„Komt de brandweer er aan?" riep Jaap
uit. „We gaan allemaal mee! Leve de brand
weer!"
In de verte hoorde hij een geluid, dat op
gejuich leek.
De tuinman was geheel builen adem.
„De brandweer komt er aan!" hijgde hij-
„Maar ze zou'Jen het huis niet hebben
kunnen sparen, als als we den jongeheer
niet gehad hadden. De dokter zal hem in
zijn auto thuPs brengen. Hij heeft één arm
leelijk gebrand, al zei hij er dari ook geen
woord van, vóór de brandweer kwam. Hij
hij is een held! Dat zeggen ze allemaal
en we hebben bem toegejuicht, toen de dok
ter hem
„Over wien spreek je toch?" vroeg Jaap
ongeduldig. „Wien bedoel je?"
Op dit oogenblik gleed de doktersauto
vóór de deur en daar zat heelemaal
zwart van den rook! Sam Parker
naast den geneesheer, die zelf chauffeerde.
De tuinman nam zijn pet af en wuifde er
vroolijk mee.
„Daar is hij!" iiep hij uit. „Daar is dc
jongeheer, die Boschoord gered heeft. Hoe
ra!"
„Onzin!" zei „Saaie Sam" en hij viel van
zijn stokje.
Het was de dokter, die alles, wat er ge
beurd was, haarfijn vertelde.
Op het eerste alarm was Sam, zooals oog
getuigen gezegd hadden, toegesneld en had
den van alle kanten toestroomenden en mot
schoppen en hooivorken gewapenden lieden
gezegd en ondiepe loopgraaf te maken in
de richting, von welken kant de vlammen
naderden. En tot nog grooler verbazing der
toeschouwers had hij zonder zich ook
maar één oogenblik te bedenken een te-
genbrand aangestoken. Wanneer de vlam
men van deu eersten brand het gebied van
den tweeden konden bereiken, zou de laat
ste gedoofd zUn en de vlammen geen voed
sel meer vinden op het afgebrande terrein.
De brand zou bierdoor dus gestuit worden.
Sam had zich zoowel de tuinman als
de dokter verklaarde dit als een held ge
dragen. Hij had den menschen bevelen ge
geven, hen aangemoedigd en voorgelicht
als een rnan en niet als een jongen van der
tien jaar. Hij had verscheiden prairie-bran
den*) in Amerika bijgewoond, vertelde hij.
en wist, dat de eenigc manier om Bosch
oord te behouden, z ij n manier was. Wel
dra zou het dan ook blijken, dat hü het bU
het rechte eind gehad had.
„Als die jongen niet onmiddellijk zoo flink
was opgetreden," zei de dokter vol bewon
dering, „zou het huis vast en zeker afge
brand zijn, vóór de brandweer de plaats des
onheils bereikt kon hebben. We hebben hem
allemaal toegejuicht, hoewel ik hem later
een standje gaf, omdat hij was blijven door
werken met een arm, die ernstig gebrand
was*
Kunnen jullie je de gevoelens der metge
zellen van „Saaie Sam" voorstellen?
De jongens hadden zich leelijk vergist!
Saaie Sam? Hij was een held!
En ik geloof, dat Ankie dit begreep. Zij
was bU Sarn geweest, nog vóór de dokter
wegging.
„NatuurlUk wisten Beppie cn ik wel, dat
hij niet saai was," zei zij, „al kan hU dan
ook niet cricketten en niet voetballen, om
dat hU in Amerika daarvoor niet in de ge
legenheid was en er veel te afgelegen vooï
woonde. Maai* hij kan paardrijden en jagen
en met vee omgaan en... boschbraoden
blusschen en... en... Beppie en ik vinden
hem een echten held."
Jaap keek Hans en Tom eens aan en zij
keken hem aan.
Het was Jaap, die het eerst sprak.
„Laten we naar hem toe gaan en hem
zeggen, dat het ons spyt," zei hU- „Laten
we er roud voor uitkomen, dat we heel dom
zijn geweest cn we aan iedereen, die het
maar hooren wil, zullen vertellen, wat liü
gedaan heeft"
Dit was geen gemakkelijke taak, maar
Sara maakte de zaak spoedig io orde.
Hij ontving zyn kameraden in bed mot
zUn arm in een draagband, maar zqn rood-
gevlekt gezicht straalde, toen hij hen aan
gehoord had.
,,'t Spüt me werkelqk, ouwe jongens," zei
hij, „dat ik alleen van het schouwspel go-
noten heb. Het zou aan jullie evengoed be
steed zijn goweest cn het was heusch niets
bijzonders, wat ik deed."
En daarna? Wel, er was geen jongen op
de heele kostschool, die meer populair was
dan Sam, de held, en geen gast meer wel
kom op Boschoord dan diezelfde Sam. Hij
werd de intiemste vriend van Jaap Vonk en
deze koesterde dc grootste bewondering
voor hem.
Prairiecn zijn groote grasvlakten ïn
Amerika.
AARDIG KUNSTJE.
-7ÜT
Je neemt een touwtje 01' koord, dat onge
veer de lengte heeft van 1Y: el.
Je gaat heel gewichtig aan tafel zitten
en vraagt of er iemand is die een knoop
in het touw kan leggen, zonder de uitein
den ervan los te laten.
Alle huisgenooten gaan nu duchtig aan
het probeeren, maar tien tegen één, dat het
ze lukt.
Je wacht rustig af, tot je ziet, dat ze
't geen van allon kunnen en dan laat jij
je kunsten niet op, maar met het slappe
koord zien. Je legt het touw voor jo op
tafel en kruist je armen over elkaar,
zoo, dat je rechterhaxid boven je linkerarm
komt en je linkerhand onder je rechter
arm. Nu pak jc met je rechter hand het
linkeruiteinde van het koord en met do lin
kerhand het rechteruiteinde.
Nu stevig het touw tusschen duim en
wijsvinger houdon, trekken, en je hebt een
keurigen knoop in je koord.
Dc omstanders zeggen dan heel verbaasd:
„O, zoo kan ik het ook!"
Maar schoon ze je het aardige kunstje
afkeken, is het nog zeer de vraag, of ze
't direct op do goede manier nadoen-
We zeggen zoo gauw: ik kan het ook!
Maar als het op doen aankomt., dan blUkt
het, dat we de kunst we! afkeken, maar
dat tusschen kijken cn uitvoeren nog een
groot verschil is.