Rubriek van Oom Karei Rudi's Kerstgeschenk DE KERSTKLOKKEN Wat kreeg ik deze week weer veel brie ven. Fjjn hoor.. Je weet,, dat ik het altijd-erg prettig vind als ik van jelui allemaal wat "te hooren krijg. De correspondentie is deze week dan ook weer erg uitgebreid. Daar- pm zal ik zélf'ditmaal niet te veel op deze ■plaats schrijven, want er moet nog heel veel meer in de krant. In de eerste plaats een echt gebeurd verhaaltje, dat Zonnestraaltje me zond. liet heet: LUIE KEES ..Heb je geen huiswei k Kees?" vroeg me vrouw van Kaarden. „Neen moe haast niets". En Keesje zat al weer in een hoèkje niet zijn mecanodoos te spelen, die hij pas van Sint Niklaas gekrc gen had. 11ij maakie. ecn hijschkraan. Hij had alle schroefjes netjes klaargelegd. Jam. mer dat zijn hijschkraan wat topzwaar was Hij moest eigenlijk nog een thema leeren Maar dat zou hij dan straks wel doen. liet was al bijna kerstvakantie. Dan zou hij pret hebben. Tante Mies had hem en Willy een week te logccron gevraagd! Wat was dat lijn! Zoo dacht ons Keesje maar als hij, ge- welen-had wat er gebeuren zou., zou hij-wel •anders gedacht hebben, 't Was één dag voor de vacantie. De rapporten werden uitge deeld. Maar toen Kees het zijne zag 'schrok "hij" ei-"zelf van; Z o o had hij het niet ver- vyacht. Bijna gèon één voldoende. Mij zou het-eerst maar aan moeder laten zien. Ion ge had hij nu maar gewerkt! T Was ook eigenlijk zijn eigen schuld. Nooit had hij een thema. O. ba, wnt naar. Wat zou vader, wel zeggen! Moeder keek ook al bedenke lijk. En vader zei ja jongen „Berouw komt na de zonde". Nu mocht hij voor,zijn straf, niet naar tante Mies.-Wat saai!. Maar hij zou wel zorgen dat zjjn volgend rapport bc ter was Dat nam hij zich vast en zeker voor» En dan nog een versje, dat Cosmea voor £115 dichtte prïdei Het motto: -VACANTIE. C, Hoera! hoera, oh wat een vreugd 1" En juichend, jubelend stormt de jeugd, De schooldeur uit en roepen blij: „Hoera! hoera! We hebben vrij!" Veertien dagen niet naar school, Jongens, meisjes, wat een jool I.n ook geen huiswerk meer te maken, Wie zou zich daarover niet vermaken? RAADSELS De oplossingen van de vorige week. üe oplossingen van de vorige raadsels jfijli: - I De Sneeuw. II. Als. hei buiten woedt, is het binnen z.oet ïïiet "de woordè'nV buit. hoed. auto. Jeeuw.^lgliu, ne.us, hen n. ..Deze week i> de prijs gewonnen dooi ..Koekoek" dje hem a.s Maandag aan «ni's bui eau kan kómen afhalen. NIÉUWE RAADSELS. I Mijn geheel is een schuilnaam van één onzerneefjes en bestaat uit 7 letteis. 1. 3 is.een viervoetig dier. 7, 2, G. i is lekker op de boterham. .1. 5 is een afgekorte jongensnaam. 7, 2, i behooi t in de keuken. II. Mijn geheel is een spreekwoord van. i woorden of 21' letters. ■t, S, 17, 11, G, 3 is een vogel. 20, 17 komt misschien weer gauw. 1, 2, 10 heelt iedereen. 17, 10 gébruikt men bij liet teekenen. 12, 9, 7 staat altijd aan den hemel, s, 9, IS, S is een stad op Ierland. 19. 13. 1">. 11 is een andere Haam voor Wester-Scheldc. 2, 1», 21, 2 is een meisjesnaam. 16 is de \ijfde letter van het alphabet. '..Krijg ik een Kerstboom. Vader?" vroeg Rudi. Vader scheen liet niet tc lioorcn. In ge- «lachten \erzonken staarde hij liet raam uit. Daarom vroeg Rudi nu wat uitdrukke lijker: „Krijg ik een Kerstboom, Vader?" „Een Kerstboom?" vroeg Vader blijkbaar verwonderd, alsof hij lieelemaal niet wist, «lat het al 23 December was. „Ik heb wel aan wat anders te denken dan aan een Kerstboom. Ga maar wat naar Letje in de keuken." Rudi trok af. Wat was,liet toch akelig'in huis, nu Moeder weg was! Moeder, lag al drie weken in Het Ziekenhuis. Eerst was Rudi nog wel eons met \"ader of Orna mee gegaan, om zijn Moeder, op te zoeken. Wat lag ze:daar stil.en.bleek, zonder iets te zeg gen. Maar in de laatste dagen was Ruöi heel niet mee geweest. Ir. de keuken deed hij aan Letje dezelf de vraag: „Zou 'k een Kerstboom krijgen, Lel?" „Zeur niet, jongen, wie dznkt.er nu aan een Kerstboom, als z'n Moeder zoo ziek is." s Avonds, toen Oma kwam, vroe^ hij ook haar naar den Kerstboom en toen be gon Oma: te huilen. "t-Was dan zeker wel erg met Mammie."Och, kon hij er toch maar eens heen en haar- -wat -opvroolijken! Dat denkbeeld liet hem niet los: Hij wilde z n Moeder gaan opzoeken. Als niemand hem meenam, zou hij alleen gaan. Ilij wist' best den weg naar het Ziekenhuis en de kamer van Mam kon hij ook wel vyndem Rudi was in dezen tijd van narighoid vt-el aap. o.v.qrgglalfinejqhcjgebeurde, heel vaak, dat hij eens wat winkels ging kijken. Hier en daar stonden al brandende Kcrstboomcn in de étalages en het liefst keek hij voor de'ramen, waai allerlei Kerst- boonibenoodigdhcdcn lagen uitgestald: bal len .en slingers, klokjes en engeltjes. Op eens kreeg hij een goeden inval: als hij naar Mammie ging, zou hij wat voor haar meenemen. Ilij kon best wat voor haar koopjen. want hij had geld in zijn spaarpot, dat was wel bestemd voor een echten voet bal, maar daar zou hij natuurlijk wat af nemen voor het cadeautje. Doch wat zou het moeten wezen? Toevallig zag hij in een winkel allemaal kleine Kerstboompjes, keu rig iri een bloempot gezet: de kleinste had den maar vijf kaarsjes, rnaar er waren ook grootere /net-tien en vijftien kaarsjes. Aan ieder boompje hingen een paar kleine bal letjes cn ze waren versierd met wat tijne zilveren slingers. Zóó'n boompje wilde Ru di zijn Moeder cadeau doen Dat \vas nu eens "een echt Kerstgeschenk. Maar van avond kon het niet meer; hij had trouwens ook zijn geld niet bij zich. De volgende dag was het de vier cn twintigste December; vlak na de koffieta fel. waaraan Vader maar even verschenen was, haalde Rudi zijn spaarpot voor den dag en schudde er zooveel uit, tot hij 1.50 had. Toen ging hij er op uit pm ,zijn boompje te köö'pen Hij zou er een nemen met tien kaarsjes. Lang stond hij voor den winkel te kijken en van alles uit te zoeken, w ant het boompje kostte 1.10 en nu wilde hij er voor de overige iO centen nog wat aardige dingetjes aanhangen; Eindelijk had hij zijn keus gemaakt en ging hij het magazijn binnen. Hij kocht een boompje met tien kaarsjes cn liet er nog twee kleine Kerstklokjes in- hangen cn aan den fop kwam een <_noezic Kerstengeltje. Rudi was erg tevreden De juffrouw pakte alles 111 een groot zuigpa- pier en raadde hem aan, het pak voorzich tig te dragen. Toen legde hij liet geld op de toonbank en vertrók met zijn Kerstgeschenk. 't Was een heele wandeling naar het Zie kenhuis en Rudi's armen werden telkens zóó moe, dat hij het pak even op een stoep moest zetten, om uit te rusten, 't Begon dan ook al donker te worden, vóór hij op de plaats, van zijn bestemming was. De portier liet hem door en juist in de eang bij Mammie's kamer kwam hij een pleeg zuster tegen. „O, -zuster," zei Rudi, „wilt u mij eens even helpen Ik heb een Kerstboompje voor Mams gekocht. Wilt u dc kaarsjes a inste ken?" Intusschen had Rudi het papier losge maakt. „O, wat snoezig," zei de zuster, zoodra zc het boompje zag. „Ik zal gauw lucifers ha lep." In een wip was dc zuster terug. Ze zette het boompje op een tafeltje, dat in dc gang stond cn stak de kaarsjes aan. „Waar moet je wezen?" vroeg zo onder hand. „Op kamer 30. daar ligt Mammie. Ze moet toch ook Kerstfeest vieren, liè?' Het was een zuster van een andere af- deeling. die de patiënten hier niet kende Anders zou ze misschien Rudi niet zoo da delijk binnen gelaten hebben. Maar nu deed ze dc ,deur voor hem opén en met hèt brandende boompje vóór zich uit stapte Rudi.dc ziekenkamer binnen. En omdat hij het Kerstfeest heel volledig wilde maken, zong hij met zijn heldere jongensstem: „Stille Nacht, Heilige Nacht." Met een ernstig gezichtje zong hij het heele versje uit. Bij het schijnsel van de kaarsjes zag hij Vader aan den overkant bij hét ned zitten, k.11 nu kwam in dit beu op eens ne weging cn een zachte stem vroeg: „Ben jij daar, Rudi?" „Ja, Mammie, en 'k heb een Korst boom pje voor u meegebracht. Mooi, hè?" ,„Ja, beeldig. En wat heb je mooi gezon gen... En waar is Vader?" „Daar, bij uw bed." En Rudi wees in dc richting, waar Vader zat, Moeder draaide haar lioofd ora en zag j».u bok IVader zitten. Ze stak hem haar hand toe cn Ruud zag. dat vaders tranen op dc bleeke hand viele^L Juist kwam de zuster binnen cn vroeg zachtjes: „Wat is er hier?" „Mevrouw heeft gesproken,' zei Vader. „Dan feliciteer ik 11,: meneer,hernam de zuster, „nu zal mevrouw wel beter wor den." De zuster zette het boompje op het ta feltje aan het voeteneind en Rudi rnocht even stil naast Moeders bed blijven zitten, met zijn handje in Mammie's liand Toen kwam de do^er cn die zag dade lijk de verandering* die bij de zieke had plaats gegrepen. Vader vertelde in korte woorden, wat er gebeurd was. „Nu wordt ze beter," zei ook de dokter dadelijk, „cn dat hebben wc te danken .111 Rudi s Kerstgeschenk." Ruud mocht nu elkmi dag e\en terugko men cn op de beide Kerstdagen werd tel kens zijn boompje nog eens aangestoken, want do zuster had er nieuwe kaarsjes in gedaan. lederen volgenden dag had Mammie wit meer te vragen en ook wat meer te ver tellen cn het zou nu wel niet lang meer duren, of ze zouden weer gezellig bij elkaar thuis zijn. Met plat-gedrukte neusjes stonden de drie kinderen naar do Kerst-uitstalling in den banketbakkerswinkel te kijken Met kleine, groezeligg vingertjes wezen zij naar dc heerlijkheden, die daar allemaal achter het groote raam lagen uitgestald. Gerrit, de jongcm dio 't weten kon, ri^p op eens uit: „En dat, kijk! daar In het midden, zijn Kerstklokken!" „Net zulkeals jij* verleden jaar één uit het Ziekenhuis hebt meegebracht," zei Mientje en Jantje, dien-niets van deze won derlijke dingen ontging, voegde er nog aan toe: „En ook met een rood lintje!" „Dat is om zo aan den boom te hangen, den Kerstboom," legde Gerrit uit. „k Wou, dat ik woer in het Ziekenhuis lag!" klonk het plotseling met een zucht. „En wou je dan ook weer ziek zijn!" vroeg Mientje angstig. „Voor één dagje, ja!" gaf Gerrit lachen de toe. „Och, eigentijk voor veel langer, 't Was er zoo fijn in 't Ziekenhuis! Een boom, als ze op onze zaal hadden! Een echte Kerstboom, met sneeuw op de takken en allemaal lekkere dingen cr aan. En onder den boom lagen dc cadeautjes. Heb ik ef fen een lekkere, warme das gekregen'" Licfkoozcnd streken zijn vingers langs dc groene das, waarop hij nog steeds zoo trotsch was cn om welke het kleinere zus je en broertje cn zooveel andere kleuters uit de buurt en op school! hem benijd den. Jantje cn Mientje kenden al die verha len al lang. Zij bleven echter hun bekoring houden voor de arme kinderen, 't Was net een sprookje, dat Gerrit vertelde, maar een echt sprookje, dat heusch gebeurd was. Hoe goed herinnerden zij zich nog de mooie chocolade Kerstklok, die Gerrit bij zijn thuiskomst had meegebracht en waar ze als Gerrit een o.ogenhlik niet keek, nadat hij. cr het zilverpapier afgedaan had haastig cn heel even maar met hun ton getje langs likten. Fijn was die geweest! Die Gerrit had toch maar geboft om naar het Ziekenhuis tc rrio'etcn gaan juist togen Kerstmis! Jantje, en Mientje hadden heime lijk wel eens gehoopt, dat, ook hun dit lot eenmaal beschoren zou zijn, al had Mien tje gerild bij de gedachte er ziek voor to moeten zijn of pijn te hebben Maar als je er zoo n mooie zilveren Kerstklok door krijgen kon. zoo eentje die van binnen van echte chocola was!' Nou, dan zou ook zij wei ziek willen worden. Als ze maar net zoo'n aardigen dokter kreeg als Gerrit, zoon Tooverdokter, zooals haar oudsto broertje hem altijd noemde. „Zou de Tooverdokter nog in T Zieken huis zijn?'- vroeg:-Z<a.evan., later aan Ger rit. „Dat Keet ik niet. misschien wel," ant woordde Gerrit, in wiens gedachten de her innering aan dat heerlijke Kerstfeest nog levendig gebleven was. En 't was niet het meest om alles, wat hij gekregen had, dat hij er met stralende oogen aan terugdacht. Neen, 't allermooiste hïA hij de verluien gevonden, die de Hoofdzuster daarbij ver teld had, de verhalen van het kleine Kind- Ie in de Kribbe, Dat eenmaal veel liclit en liefde om Zich heen verspreiden zou cn Wiens geboorte wc met Kerstmis vieren. „Heette dc Tooverdokter echt Tooverdok ter? vroeg Jantje nu. „Welnee jó," antwoordde Gerrit lachend „Wc noemden hem maar zoo. omdat hij dikwijls wat uit zijn zak tooverde, sis hij op de zaal kwam. IIij zal wel liccl rijk go ueest zijn, want zijn zakken waren nooit leeg. Soms tooverde hij cr op eens een mooi sprookjesboek uit, waaruit Zuster ons eiken avond weer een nieuw sprookje voorlas. Soms ook was "t een mooie jilaat Je zag er niet.s van, als hij binnenkwam en op eens; hocus, pocus daar was de plaat!' .,'k Wou, dat wc 'm eens tegenkwamen! zei Mientje. „Zou je 'm nog herkennen, Gen it?" „Nou hoor' O f ik don Tooverdokter her kennen zou!' luidde het besliste ant.voord van baar broertje. „Hoe zag hij cr dan uit?" vroeg Jantje. „Ja, dat kan ik niet zeggen. Gewoon of eigenlijk niet gewoon, rnaar ik kan dat niet .vertellen. Als 'k hem zag, zou ik da delijk 'zeggen: „dag dokter!" maar om nou te zeggen: zoo zag-ie er uit, nee, dat kan ik niet." „Als je maar wist, waar hij woonde," zei Mientje. „Wat dan nog?" vroeg do oudste van het drietal. „Nou, dan nedan konden we er eens lang9 loopen antwoordde Mientje aarzelend. „Misschien 's effe heel cffe maar anbellen," hielp Jantje haar „F, 11 wat vragen?!" riep Gerrit veront waardigd uit. „Nee, dat nooit! Wij zijn geen bedelkinderen!" Beschaamd keken Jantje en Mientje el kaar aan bij het hooren van dat wooid. Nee, natuurlijk waren ze geen bedelkinde ren! „Maar als wc nou eens toevallig, heel toe vallig, hoor! juist bij zijn huis den To«>ver- «ioktcr tegenkwamen en we zeiden hein dan eens heel beleefd goeiendag en en nou ja, hij gaf ons dan wat, tooverde mis schien wel zoon mooie zilveren klok uit zijn zak, danpeinsde Mientje. „Had de Tooverdokter ook zilveren klok ken? v roe.g Jantje op eens. „Nou, zijn zakken vol!" snoefde Gerrit en zijn oogen straalden weer bij de herinne ring aan den Sprookjes-Kersttijd, dien hij in het Ziekenhuis had meegemaakt. De kinderen, dio nog altijd vóór het raam van den banketbakkerswinkel ston den, hadden niet gemerkt, hoe er reeds ge- ruimen tijd een heer vlak achter hen stond, een heer, die het gehcele gesprek verstaan cn den oudste van ttet drietal opmerkzaam aangekeken had. Ilij was een echte kin dervriend en bracht steeds allerlei verras singen mee voor de kinderen op de zaal in het groote Ziekenhuis, waar hij dokter was. Ja, nu herkende hij dien blonden jon gen. t Was Gerrit de Vries, dat aardige ke reltje met de open oogen, liet. ventje, dat zich zoo dapper hield, al had hij soms erge pijn. „Zoo Gerrit!" zei hij eensklaps. „Jij hier9" „Meneer Tooverdokter!" riep Gerrit uil en hij kreeg een kleur van plezier, to'-n hij zijn vriend van dc kindei zaal daar op eens vóór zich of liever: achter zich zag staan. Jantje en Mientje stootten elkaar eens aan. maar durfden niets zeggen. Dat was dus de Tooverdokter! „Ja, Gerrit! Weetje 't nog? vroeg de aardige meneer nu. „llocus-pocus! Ha! daar heb ik drie kwartjes, voor ieder van jullie één. Koop er maar zoo'n mooie zil veren Kerstklok voor." „Oh oh oh!" klonk het uit drie ver baasde kindermonden. Ze waren zóó ver rast, dat ze bijna vergaten te bedanken, al deden hun oogen dit heel duidelijk. Ieder met zijn kwartje stijf in de hand geklemd, gingen zei nu den winkel binnen, Gerrit voorop. „Dag juffrouwzei hij beleefd tegen de winkeljuffrouw. „Mogen we alle drie zoo'n zilveren Kerstklok van 11 hebben?" „Van vijf-en-tvvintig of van vijftien cent?" vroeg vriendelijk de juffrouw, die schik had in de drie stralende gezichtjes. „Kijk, deze grooto zijn van con kwartje en die kleinere van vijftien cent. Hoeveel geld hebben jullie bij je? „Ieder eèn kwartje," antwoordde Gerrit. „Dan mag je dus ieder een groote Kerst klok hebben," luidde dc uitspraak van de juffrouw. De drie kinderhoofdjes kwamen nu heel dicht bij elkaar. Zc fluisterden en roken den. Er kwamen zelfs vingers bij te pas. Eindelijk zei Gerrit. de woordvoerder van het troepje: „Geeft u ons cr liever vijf van vijftien cent, juffrouw." „Goed," zei de juffrouw. „Ik zal ze in een zakje doen. Kijk! hier zijn er vijf!" Dc drie kwartjes werden op de toonbank gelegd cn de kinderen gingen rnct blijde snoetjes den.winkel uit. Waarom zo liever vijf kleine Kerstklokken hadden dan drie groote? Dat is met een enkel woord gezegd. Gerrit had zich op eens de woorden der Hoofdzuster op het Kerstfeesthermm;rd: dat ieder met Kerstmis anderen blij moest maken; ieder dat kon. En hij had moeien denken aan de twee kleine 'meisjes, die op dezelfde trap woonden als zij en die niet uit konden gaan cn den Tooverdokter dus niet tegenkwamen. Wat zouden ze blij zijn, als zc ieder ook een KersTklokje kregen! Nauwelijks waren de drie kinderen weer op straat, of Gerrit deelde uit. Stijl melden Jantje cn Mientje ieder.hun klokje in ae hand, Gerrit stak het zijne in zijn broek zak en droeg de beide anderen in het zak je, dat de juffrouw hem gegeven had. Up vlugge voetjes liepen ze 1111 naar huis om Moeder alles te vertollen. Moeder pak te hen eens even cn vond liet- een prachtig plan: do beide andere Kerstklokken' aan hun buurtjes te brengen. Samen gingen zij cr heen. Wat waren de kleine meisjes blij met hun Kerstklokken! „Dc Tooverdokter is een bovenste beste!" zei Gerrit-on Moeder dacht; „Ik ben blij, dat mijn kinderen dc Kerst boodschap verstaan hebben. UIT ONZE MOPPENTROMMEL. BEN'S ANTWOORD. „En." vroeg grootvader belangstellend, „hoe sta je op school. Ben?" t Meest in de hoek of in de gang, grootvader," ant woordde Ben verlegen. (lngez. door Koekoek). CORRESPONDENTIE. Zonnestraaltje. De volgende week ahvoer vacantie! Fijn hè*. Misschien kun je dan al schaatsenrijden. Dat is dus dubbel feest. Ileb maar geduld, dat komt wel. Vi 11 k. Dat was erg jammer. Ja. toen was het te laat. Goed, doe dat. Misschien zelfs wel drie. Doe je best maar. Mecanp. r Is wel een aardig raad sel, maar voor de kleinere onder ons is hef wel wat moeilijk. Trouwens heelemaal goed is liat ook niet. Misschien weet Je nog wel een ander. Kerstroos. Natuurlijk. Hartelijk welkom hoor! Wat een prachtna'am heb jij uitgekozen. Schrijf je me nu geregeld een ITrief? Zeker wel hè? Meidoorn. Het is al hard aan den gang. Ik weet het niet, hoor Maandroosje. Ja, dat gaat voor, maar misschien kun je nu weer een beetje meer mee doen. Er doen zoovepl neefjes en nichtjes in<>e, dat je nog wel eens zal moe ten wachten. Hei is een tref. W i 1 d z a 11 g. Ben je daar weer eens. Wat een fijne dingen allemaal. Veel ple zier. hooi*. Cactus. Is het een leuk boek? Radio. Ook een nieuweling. Natuur lijk ben je van harte welkom bij ons. Doe maar goed je best op de raadsels, -dan komt het wel in orde. Hu.inibal Je vraag staat in het ruilhandelhoekje. "Je 'zult er duS wel meer van hooien. Koekoek Nog wel gefeliciteerd hoor. Dank je wel vo°r Je bijdragen. l)ie komen wel''eens te pas. Kik vors cb. Waarom. Ileb je het dan zoo druk? Zie maar wat io doét! Chrysanlje. Dan volgende week maar wat meer. C 1 y v i a. Ja, dat gebeurt wel eens. Maar je hebt ze toch gevonden en dat is de hoofdzaak. Bobbie. 't Jaar is al weer bijna om. Razend vlug gaat die tijd toch, hè? Ja, ik hoop het .ook voor je. Aster en Kievit. Kom voor zeker heid Maandag nog maar eens hooren. Maar dan moet je niet boos zijn, als er niets meer is. Speurder. Gelukkig dat je nu weer beter bent. Neen, op 't oogenblik gelukkig niet en hoop het ook niet te worden. W o u d 1 o 0 p e r. Welk raadsel bedoel je? V i 01 i c r t j e. Goed cn woord houden hoor! Cosmea. Wat een aardig versje lieb je gemaakt. Dank je wel hoor! Kwik. Wat voor bonnen bedoel je. Van welke album? Ik weet niet of ik je kan helpen. üruinoog. Ja, dat heb ik bemerkt. En dat gaat natuurlijk voor. Dat begrijp ik. Een beste, jij ook? Zeker wel hè? Dat ge beurt ook vast wel, als je maar geduld hebt. Broek. Wat een plezier zal je gehad hebben! Dat kan best. Maar erg was het niet. G 0 u d f a z a n t. Neen, je hebt het goed lioor! Nog wel geluicgewenscht! Rozenknop. I)at kan ik me best indenken. Wie zou dat niet prettig vinden. Ja, dat is ook werkelijk wel aardiger! Je hebt er -veel meer voldoening van. Cupido. Neen. maar zoo amuseer je je ook best. Wat gezellig, zoo te spelen hè. Echt iets voor de lange winteravonden-. Z o n n e r.p o s j e. l ijn hoor. Maak maar veel plezier en geniet er rnaar van. Ja. doe dat maar! Kraai. Ik ook hoor Ja, dat komt al lemaal achter elkaar. Kwikzilver Dank je wel voor je nieuwe raadsel, t Komt in de krant zoodia het aan de beurt is. Adelaar. Dat was inderdaad zoo. Een "ergissing. Maar dat kar een ieder vel eens gebeuren. Er zijn er nog enkele eer der aan de beurt. W i p n e u s. Neen. er is geen foefje voor. Alleen een, handigheidje en geluk! P i e p k u Tic en. Wat akelig was dat, die storm hè. Gelukkig dat het na vveervootbij is, la.en we hopi—1 voor goeA. Lelietje van. Dalen. Waar is je brief gebleven bij de raadsels? ONS RUILHANDELHOEKJE. Hannibal, Paulus Potterstraat 49, heeft 100 punten Sickcsz wapentjes-cn daar wil hij graag evenveel Amstel pennin gen hebben. Wie wil ruilen? Bij-Nieuvvevvec I zijn 200 .bloemen in onze. tuin verkrijgbaar voor neefjes <>f nicht jes van de kindercourant. OOM KAREL.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1929 | | pagina 14