Rubriek van Oom Karei
Rudi's Kerstgeschenk
DE KERSTKLOKKEN
Wat kreeg ik deze week weer veel brie
ven. Fjjn hoor.. Je weet,, dat ik het altijd-erg
prettig vind als ik van jelui allemaal wat
"te hooren krijg. De correspondentie is deze
week dan ook weer erg uitgebreid. Daar-
pm zal ik zélf'ditmaal niet te veel op deze
■plaats schrijven, want er moet nog heel veel
meer in de krant. In de eerste plaats een
echt gebeurd verhaaltje, dat Zonnestraaltje
me zond. liet heet:
LUIE KEES
..Heb je geen huiswei k Kees?" vroeg me
vrouw van Kaarden.
„Neen moe haast niets". En Keesje zat al
weer in een hoèkje niet zijn mecanodoos te
spelen, die hij pas van Sint Niklaas gekrc
gen had. 11ij maakie. ecn hijschkraan. Hij
had alle schroefjes netjes klaargelegd. Jam.
mer dat zijn hijschkraan wat topzwaar was
Hij moest eigenlijk nog een thema leeren
Maar dat zou hij dan straks wel doen. liet
was al bijna kerstvakantie. Dan zou hij pret
hebben. Tante Mies had hem en Willy een
week te logccron gevraagd! Wat was dat
lijn! Zoo dacht ons Keesje maar als hij, ge-
welen-had wat er gebeuren zou., zou hij-wel
•anders gedacht hebben, 't Was één dag voor
de vacantie. De rapporten werden uitge
deeld. Maar toen Kees het zijne zag 'schrok
"hij" ei-"zelf van; Z o o had hij het niet ver-
vyacht. Bijna gèon één voldoende. Mij zou
het-eerst maar aan moeder laten zien. Ion
ge had hij nu maar gewerkt! T Was ook
eigenlijk zijn eigen schuld. Nooit had hij
een thema. O. ba, wnt naar. Wat zou vader,
wel zeggen! Moeder keek ook al bedenke
lijk. En vader zei ja jongen „Berouw komt
na de zonde". Nu mocht hij voor,zijn straf,
niet naar tante Mies.-Wat saai!. Maar hij
zou wel zorgen dat zjjn volgend rapport bc
ter was Dat nam hij zich vast en zeker
voor»
En dan nog een versje, dat Cosmea voor
£115 dichtte prïdei Het motto:
-VACANTIE.
C, Hoera! hoera, oh wat een vreugd 1"
En juichend, jubelend stormt de jeugd,
De schooldeur uit en roepen blij:
„Hoera! hoera! We hebben vrij!"
Veertien dagen niet naar school,
Jongens, meisjes, wat een jool
I.n ook geen huiswerk meer te maken,
Wie zou zich daarover niet vermaken?
RAADSELS
De oplossingen van de vorige week.
üe oplossingen van de vorige raadsels
jfijli: -
I De Sneeuw.
II. Als. hei buiten woedt, is het binnen
z.oet ïïiet "de woordè'nV buit. hoed. auto.
Jeeuw.^lgliu, ne.us, hen n.
..Deze week i> de prijs gewonnen dooi
..Koekoek" dje hem a.s Maandag aan
«ni's bui eau kan kómen afhalen.
NIÉUWE RAADSELS.
I
Mijn geheel is een schuilnaam van één
onzerneefjes en bestaat uit 7 letteis.
1. 3 is.een viervoetig dier.
7, 2, G. i is lekker op de boterham.
.1. 5 is een afgekorte jongensnaam.
7, 2, i behooi t in de keuken.
II.
Mijn geheel is een spreekwoord van. i
woorden of 21' letters.
■t, S, 17, 11, G, 3 is een vogel.
20, 17 komt misschien weer gauw.
1, 2, 10 heelt iedereen.
17, 10 gébruikt men bij liet teekenen.
12, 9, 7 staat altijd aan den hemel,
s, 9, IS, S is een stad op Ierland.
19. 13. 1">. 11 is een andere Haam voor
Wester-Scheldc.
2, 1», 21, 2 is een meisjesnaam.
16 is de \ijfde letter van het alphabet.
'..Krijg ik een Kerstboom. Vader?" vroeg
Rudi.
Vader scheen liet niet tc lioorcn. In ge-
«lachten \erzonken staarde hij liet raam
uit. Daarom vroeg Rudi nu wat uitdrukke
lijker: „Krijg ik een Kerstboom, Vader?"
„Een Kerstboom?" vroeg Vader blijkbaar
verwonderd, alsof hij lieelemaal niet wist,
«lat het al 23 December was. „Ik heb wel
aan wat anders te denken dan aan een
Kerstboom. Ga maar wat naar Letje in de
keuken."
Rudi trok af. Wat was,liet toch akelig'in
huis, nu Moeder weg was! Moeder, lag al
drie weken in Het Ziekenhuis. Eerst was
Rudi nog wel eons met \"ader of Orna mee
gegaan, om zijn Moeder, op te zoeken. Wat
lag ze:daar stil.en.bleek, zonder iets te zeg
gen. Maar in de laatste dagen was Ruöi
heel niet mee geweest.
Ir. de keuken deed hij aan Letje dezelf
de vraag: „Zou 'k een Kerstboom krijgen,
Lel?"
„Zeur niet, jongen, wie dznkt.er nu aan
een Kerstboom, als z'n Moeder zoo ziek is."
s Avonds, toen Oma kwam, vroe^ hij
ook haar naar den Kerstboom en toen be
gon Oma: te huilen. "t-Was dan zeker wel
erg met Mammie."Och, kon hij er toch maar
eens heen en haar- -wat -opvroolijken! Dat
denkbeeld liet hem niet los: Hij wilde z n
Moeder gaan opzoeken. Als niemand hem
meenam, zou hij alleen gaan. Ilij wist' best
den weg naar het Ziekenhuis en de kamer
van Mam kon hij ook wel vyndem
Rudi was in dezen tijd van narighoid vt-el
aap. o.v.qrgglalfinejqhcjgebeurde,
heel vaak, dat hij eens wat winkels ging
kijken. Hier en daar stonden al brandende
Kcrstboomcn in de étalages en het liefst
keek hij voor de'ramen, waai allerlei Kerst-
boonibenoodigdhcdcn lagen uitgestald: bal
len .en slingers, klokjes en engeltjes. Op
eens kreeg hij een goeden inval: als hij
naar Mammie ging, zou hij wat voor haar
meenemen. Ilij kon best wat voor haar
koopjen. want hij had geld in zijn spaarpot,
dat was wel bestemd voor een echten voet
bal, maar daar zou hij natuurlijk wat af
nemen voor het cadeautje. Doch wat zou
het moeten wezen? Toevallig zag hij in een
winkel allemaal kleine Kerstboompjes, keu
rig iri een bloempot gezet: de kleinste had
den maar vijf kaarsjes, rnaar er waren ook
grootere /net-tien en vijftien kaarsjes. Aan
ieder boompje hingen een paar kleine bal
letjes cn ze waren versierd met wat tijne
zilveren slingers. Zóó'n boompje wilde Ru
di zijn Moeder cadeau doen Dat \vas nu
eens "een echt Kerstgeschenk. Maar van
avond kon het niet meer; hij had trouwens
ook zijn geld niet bij zich.
De volgende dag was het de vier cn
twintigste December; vlak na de koffieta
fel. waaraan Vader maar even verschenen
was, haalde Rudi zijn spaarpot voor den
dag en schudde er zooveel uit, tot hij 1.50
had. Toen ging hij er op uit pm ,zijn
boompje te köö'pen Hij zou er een nemen
met tien kaarsjes. Lang stond hij voor den
winkel te kijken en van alles uit te zoeken,
w ant het boompje kostte 1.10 en nu wilde
hij er voor de overige iO centen nog wat
aardige dingetjes aanhangen;
Eindelijk had hij zijn keus gemaakt en
ging hij het magazijn binnen.
Hij kocht een boompje met tien kaarsjes
cn liet er nog twee kleine Kerstklokjes in-
hangen cn aan den fop kwam een <_noezic
Kerstengeltje. Rudi was erg tevreden De
juffrouw pakte alles 111 een groot zuigpa-
pier en raadde hem aan, het pak voorzich
tig te dragen.
Toen legde hij liet geld op de toonbank en
vertrók met zijn Kerstgeschenk.
't Was een heele wandeling naar het Zie
kenhuis en Rudi's armen werden telkens
zóó moe, dat hij het pak even op een stoep
moest zetten, om uit te rusten, 't Begon
dan ook al donker te worden, vóór hij op
de plaats, van zijn bestemming was. De
portier liet hem door en juist in de eang
bij Mammie's kamer kwam hij een pleeg
zuster tegen.
„O, -zuster," zei Rudi, „wilt u mij eens
even helpen Ik heb een Kerstboompje voor
Mams gekocht. Wilt u dc kaarsjes a inste
ken?"
Intusschen had Rudi het papier losge
maakt.
„O, wat snoezig," zei de zuster, zoodra
zc het boompje zag. „Ik zal gauw lucifers
ha lep."
In een wip was dc zuster terug. Ze zette
het boompje op een tafeltje, dat in dc gang
stond cn stak de kaarsjes aan.
„Waar moet je wezen?" vroeg zo onder
hand.
„Op kamer 30. daar ligt Mammie. Ze
moet toch ook Kerstfeest vieren, liè?'
Het was een zuster van een andere af-
deeling. die de patiënten hier niet kende
Anders zou ze misschien Rudi niet zoo da
delijk binnen gelaten hebben. Maar nu
deed ze dc ,deur voor hem opén en met hèt
brandende boompje vóór zich uit stapte
Rudi.dc ziekenkamer binnen. En omdat hij
het Kerstfeest heel volledig wilde maken,
zong hij met zijn heldere jongensstem:
„Stille Nacht, Heilige Nacht."
Met een ernstig gezichtje zong hij het
heele versje uit. Bij het schijnsel van de
kaarsjes zag hij Vader aan den overkant
bij hét ned zitten, k.11 nu kwam in dit beu
op eens ne weging cn een zachte stem vroeg:
„Ben jij daar, Rudi?"
„Ja, Mammie, en 'k heb een Korst boom
pje voor u meegebracht. Mooi, hè?"
,„Ja, beeldig. En wat heb je mooi gezon
gen... En waar is Vader?"
„Daar, bij uw bed." En Rudi wees in dc
richting, waar Vader zat,
Moeder draaide haar lioofd ora en zag
j».u bok IVader zitten. Ze stak hem haar
hand toe cn Ruud zag. dat vaders tranen
op dc bleeke hand viele^L
Juist kwam de zuster binnen cn vroeg
zachtjes: „Wat is er hier?"
„Mevrouw heeft gesproken,' zei Vader.
„Dan feliciteer ik 11,: meneer,hernam de
zuster, „nu zal mevrouw wel beter wor
den."
De zuster zette het boompje op het ta
feltje aan het voeteneind en Rudi rnocht
even stil naast Moeders bed blijven zitten,
met zijn handje in Mammie's liand
Toen kwam de do^er cn die zag dade
lijk de verandering* die bij de zieke had
plaats gegrepen.
Vader vertelde in korte woorden, wat er
gebeurd was.
„Nu wordt ze beter," zei ook de dokter
dadelijk, „cn dat hebben wc te danken .111
Rudi s Kerstgeschenk."
Ruud mocht nu elkmi dag e\en terugko
men cn op de beide Kerstdagen werd tel
kens zijn boompje nog eens aangestoken,
want do zuster had er nieuwe kaarsjes in
gedaan.
lederen volgenden dag had Mammie wit
meer te vragen en ook wat meer te ver
tellen cn het zou nu wel niet lang meer
duren, of ze zouden weer gezellig bij elkaar
thuis zijn.
Met plat-gedrukte neusjes stonden de
drie kinderen naar do Kerst-uitstalling in
den banketbakkerswinkel te kijken Met
kleine, groezeligg vingertjes wezen zij naar
dc heerlijkheden, die daar allemaal achter
het groote raam lagen uitgestald.
Gerrit, de jongcm dio 't weten kon, ri^p
op eens uit:
„En dat, kijk! daar In het midden, zijn
Kerstklokken!"
„Net zulkeals jij* verleden jaar één uit
het Ziekenhuis hebt meegebracht," zei
Mientje en Jantje, dien-niets van deze won
derlijke dingen ontging, voegde er nog aan
toe:
„En ook met een rood lintje!"
„Dat is om zo aan den boom te hangen,
den Kerstboom," legde Gerrit uit.
„k Wou, dat ik woer in het Ziekenhuis
lag!" klonk het plotseling met een zucht.
„En wou je dan ook weer ziek zijn!"
vroeg Mientje angstig.
„Voor één dagje, ja!" gaf Gerrit lachen
de toe. „Och, eigentijk voor veel langer, 't
Was er zoo fijn in 't Ziekenhuis! Een boom,
als ze op onze zaal hadden! Een echte
Kerstboom, met sneeuw op de takken en
allemaal lekkere dingen cr aan. En onder
den boom lagen dc cadeautjes. Heb ik ef
fen een lekkere, warme das gekregen'"
Licfkoozcnd streken zijn vingers langs
dc groene das, waarop hij nog steeds zoo
trotsch was cn om welke het kleinere zus
je en broertje cn zooveel andere kleuters
uit de buurt en op school! hem benijd
den.
Jantje cn Mientje kenden al die verha
len al lang. Zij bleven echter hun bekoring
houden voor de arme kinderen, 't Was net
een sprookje, dat Gerrit vertelde, maar een
echt sprookje, dat heusch gebeurd was.
Hoe goed herinnerden zij zich nog de mooie
chocolade Kerstklok, die Gerrit bij zijn
thuiskomst had meegebracht en waar ze
als Gerrit een o.ogenhlik niet keek, nadat
hij. cr het zilverpapier afgedaan had
haastig cn heel even maar met hun ton
getje langs likten. Fijn was die geweest!
Die Gerrit had toch maar geboft om naar
het Ziekenhuis tc rrio'etcn gaan juist togen
Kerstmis! Jantje, en Mientje hadden heime
lijk wel eens gehoopt, dat, ook hun dit lot
eenmaal beschoren zou zijn, al had Mien
tje gerild bij de gedachte er ziek voor to
moeten zijn of pijn te hebben Maar als
je er zoo n mooie zilveren Kerstklok door
krijgen kon. zoo eentje die van binnen van
echte chocola was!' Nou, dan zou ook zij
wei ziek willen worden. Als ze maar net
zoo'n aardigen dokter kreeg als Gerrit,
zoon Tooverdokter, zooals haar oudsto
broertje hem altijd noemde.
„Zou de Tooverdokter nog in T Zieken
huis zijn?'- vroeg:-Z<a.evan., later aan Ger
rit.
„Dat Keet ik niet. misschien wel," ant
woordde Gerrit, in wiens gedachten de her
innering aan dat heerlijke Kerstfeest nog
levendig gebleven was. En 't was niet het
meest om alles, wat hij gekregen had, dat
hij er met stralende oogen aan terugdacht.
Neen, 't allermooiste hïA hij de verluien
gevonden, die de Hoofdzuster daarbij ver
teld had, de verhalen van het kleine Kind-
Ie in de Kribbe, Dat eenmaal veel liclit en
liefde om Zich heen verspreiden zou cn
Wiens geboorte wc met Kerstmis vieren.
„Heette dc Tooverdokter echt Tooverdok
ter? vroeg Jantje nu.
„Welnee jó," antwoordde Gerrit lachend
„Wc noemden hem maar zoo. omdat hij
dikwijls wat uit zijn zak tooverde, sis hij
op de zaal kwam. IIij zal wel liccl rijk go
ueest zijn, want zijn zakken waren nooit
leeg. Soms tooverde hij cr op eens een
mooi sprookjesboek uit, waaruit Zuster
ons eiken avond weer een nieuw sprookje
voorlas. Soms ook was "t een mooie jilaat
Je zag er niet.s van, als hij binnenkwam en
op eens; hocus, pocus daar was de plaat!'
.,'k Wou, dat wc 'm eens tegenkwamen!
zei Mientje. „Zou je 'm nog herkennen,
Gen it?"
„Nou hoor' O f ik don Tooverdokter her
kennen zou!' luidde het besliste ant.voord
van baar broertje.
„Hoe zag hij cr dan uit?" vroeg Jantje.
„Ja, dat kan ik niet zeggen. Gewoon
of eigenlijk niet gewoon, rnaar ik kan dat
niet .vertellen. Als 'k hem zag, zou ik da
delijk 'zeggen: „dag dokter!" maar om nou
te zeggen: zoo zag-ie er uit, nee, dat kan
ik niet."
„Als je maar wist, waar hij woonde," zei
Mientje.
„Wat dan nog?" vroeg do oudste van het
drietal.
„Nou, dan nedan konden we
er eens lang9 loopen antwoordde
Mientje aarzelend.
„Misschien 's effe heel cffe maar
anbellen," hielp Jantje haar
„F, 11 wat vragen?!" riep Gerrit veront
waardigd uit. „Nee, dat nooit! Wij zijn geen
bedelkinderen!"
Beschaamd keken Jantje en Mientje el
kaar aan bij het hooren van dat wooid.
Nee, natuurlijk waren ze geen bedelkinde
ren!
„Maar als wc nou eens toevallig, heel toe
vallig, hoor! juist bij zijn huis den To«>ver-
«ioktcr tegenkwamen en we zeiden hein dan
eens heel beleefd goeiendag en en
nou ja, hij gaf ons dan wat, tooverde mis
schien wel zoon mooie zilveren klok uit
zijn zak, danpeinsde Mientje.
„Had de Tooverdokter ook zilveren klok
ken? v roe.g Jantje op eens.
„Nou, zijn zakken vol!" snoefde Gerrit en
zijn oogen straalden weer bij de herinne
ring aan den Sprookjes-Kersttijd, dien hij
in het Ziekenhuis had meegemaakt.
De kinderen, dio nog altijd vóór het
raam van den banketbakkerswinkel ston
den, hadden niet gemerkt, hoe er reeds ge-
ruimen tijd een heer vlak achter hen stond,
een heer, die het gehcele gesprek verstaan
cn den oudste van ttet drietal opmerkzaam
aangekeken had. Ilij was een echte kin
dervriend en bracht steeds allerlei verras
singen mee voor de kinderen op de zaal in
het groote Ziekenhuis, waar hij dokter
was.
Ja, nu herkende hij dien blonden jon
gen. t Was Gerrit de Vries, dat aardige ke
reltje met de open oogen, liet. ventje, dat
zich zoo dapper hield, al had hij soms erge
pijn.
„Zoo Gerrit!" zei hij eensklaps. „Jij hier9"
„Meneer Tooverdokter!" riep Gerrit uil
en hij kreeg een kleur van plezier, to'-n hij
zijn vriend van dc kindei zaal daar op eens
vóór zich of liever: achter zich zag staan.
Jantje en Mientje stootten elkaar eens
aan. maar durfden niets zeggen. Dat was
dus de Tooverdokter!
„Ja, Gerrit! Weetje 't nog? vroeg de
aardige meneer nu. „llocus-pocus! Ha!
daar heb ik drie kwartjes, voor ieder van
jullie één. Koop er maar zoo'n mooie zil
veren Kerstklok voor."
„Oh oh oh!" klonk het uit drie ver
baasde kindermonden. Ze waren zóó ver
rast, dat ze bijna vergaten te bedanken, al
deden hun oogen dit heel duidelijk.
Ieder met zijn kwartje stijf in de hand
geklemd, gingen zei nu den winkel binnen,
Gerrit voorop.
„Dag juffrouwzei hij beleefd tegen de
winkeljuffrouw. „Mogen we alle drie zoo'n
zilveren Kerstklok van 11 hebben?"
„Van vijf-en-tvvintig of van vijftien cent?"
vroeg vriendelijk de juffrouw, die schik
had in de drie stralende gezichtjes. „Kijk,
deze grooto zijn van con kwartje en die
kleinere van vijftien cent. Hoeveel geld
hebben jullie bij je?
„Ieder eèn kwartje," antwoordde Gerrit.
„Dan mag je dus ieder een groote Kerst
klok hebben," luidde dc uitspraak van de
juffrouw.
De drie kinderhoofdjes kwamen nu heel
dicht bij elkaar. Zc fluisterden en roken
den. Er kwamen zelfs vingers bij te pas.
Eindelijk zei Gerrit. de woordvoerder van
het troepje:
„Geeft u ons cr liever vijf van vijftien
cent, juffrouw."
„Goed," zei de juffrouw. „Ik zal ze in een
zakje doen. Kijk! hier zijn er vijf!"
Dc drie kwartjes werden op de toonbank
gelegd cn de kinderen gingen rnct blijde
snoetjes den.winkel uit. Waarom zo liever
vijf kleine Kerstklokken hadden dan drie
groote?
Dat is met een enkel woord gezegd.
Gerrit had zich op eens de woorden der
Hoofdzuster op het Kerstfeesthermm;rd:
dat ieder met Kerstmis anderen blij moest
maken; ieder dat kon. En hij had moeien
denken aan de twee kleine 'meisjes, die op
dezelfde trap woonden als zij en die niet
uit konden gaan cn den Tooverdokter dus
niet tegenkwamen. Wat zouden ze blij zijn,
als zc ieder ook een KersTklokje kregen!
Nauwelijks waren de drie kinderen weer
op straat, of Gerrit deelde uit. Stijl melden
Jantje cn Mientje ieder.hun klokje in ae
hand, Gerrit stak het zijne in zijn broek
zak en droeg de beide anderen in het zak
je, dat de juffrouw hem gegeven had.
Up vlugge voetjes liepen ze 1111 naar huis
om Moeder alles te vertollen. Moeder pak
te hen eens even cn vond liet- een prachtig
plan: do beide andere Kerstklokken' aan
hun buurtjes te brengen.
Samen gingen zij cr heen. Wat waren de
kleine meisjes blij met hun Kerstklokken!
„Dc Tooverdokter is een bovenste beste!"
zei Gerrit-on Moeder dacht;
„Ik ben blij, dat mijn kinderen dc Kerst
boodschap verstaan hebben.
UIT ONZE MOPPENTROMMEL.
BEN'S ANTWOORD.
„En." vroeg grootvader belangstellend,
„hoe sta je op school. Ben?" t Meest in de
hoek of in de gang, grootvader," ant
woordde Ben verlegen.
(lngez. door Koekoek).
CORRESPONDENTIE.
Zonnestraaltje. De volgende
week ahvoer vacantie! Fijn hè*. Misschien
kun je dan al schaatsenrijden. Dat is dus
dubbel feest. Ileb maar geduld, dat komt
wel.
Vi 11 k. Dat was erg jammer. Ja. toen
was het te laat. Goed, doe dat. Misschien
zelfs wel drie. Doe je best maar.
Mecanp. r Is wel een aardig raad
sel, maar voor de kleinere onder ons is hef
wel wat moeilijk. Trouwens heelemaal goed
is liat ook niet. Misschien weet Je nog wel
een ander.
Kerstroos. Natuurlijk. Hartelijk
welkom hoor! Wat een prachtna'am heb jij
uitgekozen. Schrijf je me nu geregeld een
ITrief? Zeker wel hè?
Meidoorn. Het is al hard aan den
gang. Ik weet het niet, hoor
Maandroosje. Ja, dat gaat voor,
maar misschien kun je nu weer een beetje
meer mee doen. Er doen zoovepl neefjes en
nichtjes in<>e, dat je nog wel eens zal moe
ten wachten. Hei is een tref.
W i 1 d z a 11 g. Ben je daar weer eens.
Wat een fijne dingen allemaal. Veel ple
zier. hooi*.
Cactus. Is het een leuk boek?
Radio. Ook een nieuweling. Natuur
lijk ben je van harte welkom bij ons. Doe
maar goed je best op de raadsels, -dan komt
het wel in orde.
Hu.inibal Je vraag staat in het
ruilhandelhoekje. "Je 'zult er duS wel meer
van hooien.
Koekoek Nog wel gefeliciteerd
hoor. Dank je wel vo°r Je bijdragen. l)ie
komen wel''eens te pas.
Kik vors cb. Waarom. Ileb je het
dan zoo druk? Zie maar wat io doét!
Chrysanlje. Dan volgende week
maar wat meer.
C 1 y v i a. Ja, dat gebeurt wel eens.
Maar je hebt ze toch gevonden en dat is
de hoofdzaak.
Bobbie. 't Jaar is al weer bijna om.
Razend vlug gaat die tijd toch, hè? Ja, ik
hoop het .ook voor je.
Aster en Kievit. Kom voor zeker
heid Maandag nog maar eens hooren. Maar
dan moet je niet boos zijn, als er niets
meer is.
Speurder. Gelukkig dat je nu weer
beter bent. Neen, op 't oogenblik gelukkig
niet en hoop het ook niet te worden.
W o u d 1 o 0 p e r. Welk raadsel bedoel
je?
V i 01 i c r t j e. Goed cn woord houden
hoor!
Cosmea. Wat een aardig versje lieb
je gemaakt. Dank je wel hoor!
Kwik. Wat voor bonnen bedoel je.
Van welke album? Ik weet niet of ik je kan
helpen.
üruinoog. Ja, dat heb ik bemerkt.
En dat gaat natuurlijk voor. Dat begrijp ik.
Een beste, jij ook? Zeker wel hè? Dat ge
beurt ook vast wel, als je maar geduld
hebt.
Broek. Wat een plezier zal je gehad
hebben! Dat kan best. Maar erg was het
niet.
G 0 u d f a z a n t. Neen, je hebt het
goed lioor! Nog wel geluicgewenscht!
Rozenknop. I)at kan ik me best
indenken. Wie zou dat niet prettig vinden.
Ja, dat is ook werkelijk wel aardiger! Je
hebt er -veel meer voldoening van.
Cupido. Neen. maar zoo amuseer je
je ook best. Wat gezellig, zoo te spelen hè.
Echt iets voor de lange winteravonden-.
Z o n n e r.p o s j e. l ijn hoor. Maak
maar veel plezier en geniet er rnaar van.
Ja. doe dat maar!
Kraai. Ik ook hoor Ja, dat komt al
lemaal achter elkaar.
Kwikzilver Dank je wel voor je
nieuwe raadsel, t Komt in de krant zoodia
het aan de beurt is.
Adelaar. Dat was inderdaad zoo.
Een "ergissing. Maar dat kar een ieder vel
eens gebeuren. Er zijn er nog enkele eer
der aan de beurt.
W i p n e u s. Neen. er is geen foefje
voor. Alleen een, handigheidje en geluk!
P i e p k u Tic en. Wat akelig was dat, die
storm hè. Gelukkig dat het na vveervootbij
is, la.en we hopi—1 voor goeA.
Lelietje van. Dalen. Waar is je
brief gebleven bij de raadsels?
ONS RUILHANDELHOEKJE.
Hannibal, Paulus Potterstraat 49, heeft
100 punten Sickcsz wapentjes-cn daar
wil hij graag evenveel Amstel pennin
gen hebben. Wie wil ruilen?
Bij-Nieuvvevvec I zijn 200 .bloemen in
onze. tuin verkrijgbaar voor neefjes <>f nicht
jes van de kindercourant.
OOM KAREL.