KINDERRUBRIEK Rubriek van Oom Karei Deze week kreeg ik van ons nichtje „Zon nestraaltje" en aardig versje, dat ik, voor dat de raadsels komen, eerst hier zal laten voorafgaan. Het heet. „DE OVERHAASTE VLECHT". Miesje poes zat heel alleen, Op een grooten ronden steen Zich te koes'trep in het zonlicht. Met haar oogjes half dicht. Maar toen ze daar zoo heerlijk lag Het was haar plaaU van ied're dag Toch kwam een einde aan 't gemaf Want eensklaps klonk er hondgeblaf. Ons Miesje scarok! Keek naar de stok. Die Castor mei zich voerde En Miesje poes, zij loerde. Maar Castor kreeg haar in het oog. Terwijl hij blaffend voor haar boog En Miesje poes blies wat ze kon Ze dacht niet meer aan steen en zon. En Castor kwam met groot geblaf Ons Miesje poes werd o, zoo laf! Zij vluchtte plots, heel vlug ter been En Castor vleit zich op de steen RAADSELS. Oplossingen van de vorige week. De oplossingen van de vorige raadsels varen: I. Mantel niet de woorden: mantel, ad der. (arend), neen, tin, er. 1. II „Het oog van den meester maakt het paard yet"' met neven, heester, maag, raat, mosterd, dokter, hap, rat. De prijswinnaar van deze week „V i 11 k' kan Maandag aan ons bureau de prijs ko- ^cn afhalen. NIEUWE RAADSELS. I xxxxxxxx X X t x X X X X Op de kruisjesiijnen komt de naam van iemand, dien je allemaal kent. Ueze naam komt dus ook op de 1ste rij. Op de 2de l ij een maand. Op de 3de rij je beste vriendin. Op de ide rij een jongensnaam. Op de 5de rij vindt je in de dierentuin. Op de 6de rij een knaagdier. Op de 7de rij een oude maat. Op de Ssto rij een medeklinker. (Ingez. door Radio.) II Het geheel bestaat uit 12 letters en is iemand, die jelui eens per jaar allen blij maakt. 10, 3, 5, 11 is een meisjesnaam. 3, 6, 7, 8 is een jongensnaam. 1. 4, 11, 9 is de verblijfplaats van som mige dieren. 0, 2. 12. 1 is een slimme streek. 0. 10, 5. 1 is een oud wapen. (Ingez. door Maandroosje). RUILHANDELHOEKJE. Van een onbekende vriendelijke geefster ontving ik eenige Verkadesplaatjes voor het album „Kamerplanten', o.a. de nummers 1—64. Wie daarvan wil hebben schrijft hel me maar, doch vooral, de verlangde num mers er bij opgeven. CORRESPONDENTIE. C1 y v i a. Wel gefeliciteerd hoor. Dat zal wel een fijne dag voor je zijn geweest Heb je veel mooie cadeaux gekregen'? Ja. zou je het \%el tweemaal per jaar willen zijn. Wildzang Je mag anders gerust mee blijven doen, maar zie zelf maar wat je doet. Als jo lust hebt. zoo nu cn dan eens te schrijven, dan heel graag. Camera. Dank ie wel voor jo raad sel. liet is'heei aardig, al is het wel flink lang. Maar dat is niet zoo erg. Lol iet jc van Dalen. -Ta, dat Is lang geleden. Doe je nu weer geregeld mee? Chrysant je. Leuk dat ie nu weer meedoet Waar ben Je al dien tijd gebleven. Maandroosje. Dank je wel voor je raadsels. Ben je nu weer heelemaal beter? E d e 1 w e i s z. En hoe vinden ze op school dan dio versjes? Goed, doe dot maar. Maar niet zoo moeilijk hoor. II. v d SU?? Hartelijk dank \oor de ontvangen Vorkade's plaatjes? Ik hoop er velen gelukkig mee te maken. Luidspreker. Hartelijk welkom I'k hoop je iedere week aan te treffen Na 'uurljjk. plaats is er altijd. Reep el steel tj e. Ik zal je verzoek ln gedachte houden Met belangstelling zie 'k het tegemoet. Wordt het aardig? Rozenknop. Vindt je dat geen aardig werkje liet lijkt me bijzonder leuk •'00 zelf te ontwerpen. Je schrijft zeker wel een* of jlel g0ed is uitgevallen. Cupido. Daar ga jo zeker wel graag naar toe i Is gewoonlijk ook erg aardig Ja. levende .olden geven altijd een veel "fteren indruk don gewone lantaarnplaat jes ink. Heb je dat heelemaal alleen gemaakt. K»«ap hooi! Nu luister je zeker jederen avond naar de muziek van de A C R. O Zonneroosje. Ja. hij is werkelijk heel aardig. Wat is Siri? Ik ken het niet hoor. Kwik. Dat is heel goed van je. En gaat het al goed. Studeercn jelui maar flink. Kampioen. Hoe vond je die uitvoe ring. Daar hebben heel wat neefjes en nichtjes in meegespeeld, geloof ik. Ja, dat ken ik wel; 't is heel aardig Je zult er best genieten. Zonnestra.' 1 t j e. Nu, eigenlijk wel een beetje, maar het is niets erg hoor. Wat scheelt er aan? Beterschap hoor! B r u i n o o g. Ja, volgende maand denk ik. Maar daar kan ik niets van zeggen voor uit. Waarom, dat zal je volgende keer wel hooren: Ja, dat waren allemaal pretjes kort na elkaar. Meidoorn. Gelukkig dat je nu weer heelemaal beter bent. Ja. dat is ver weg. Ga je hem een eindje weg brengen? Piepkuiken. Ook al ziek geweest. Maar dat is pu gelukkig weer voorbij, 't Lijkt er niet erg naar. Maar '1 kan nog komen! Jasmijn. Ja, dat was wel erg jam mer, maar niets aan te doen. In het ver volg maar op tijd ziju, dat is het eenige wat ik je kan aanraden. Iris. Dat. gaan zoo. nu eens moeilijk, dan weer gemakkelijk. Er moet toch afwis seling zijn! Waterlelie. lleb je ze geprobeerd en zijn ze gelukt? Hoor ik het eens? Cactus. Leuk dat je weer mee doet. Maar denk er om, dat ik de briefjes s Woensdagsochtends 9 uur moet. hebben. Nu was je wat erg laat. OOM KAREL. Een Ernstig Ongeluk Voorkomen! door C. E. DE LILLE HOGERWAARD Er waren weinig dingen in de groote vacantie, welke Bert Nieuwenhof zóó pret tig vond als een bezoek aan Dora, die jaren lang keukenmeisje geweest was bij zijn moeder, doch sinds eenige jaren getrouwd was met Goosscns, een overwegwachter bij do Spoorwegmaatschappij. Van de enkele overwegen in ons land, welke nog bewaakt worden, was de zijne er één en hij zorgde altijd, dat de boomen stipt op tijd gesloten werden Van de nauwkeurige vervulling van zijn plicht hingen immers verscheiden menschenlcvens af! Het was een alleraardigst klein huisje, dat hij met zijn vrouw zij hadden geen kinderen bewoonde. Natuurlijk lag het vlak aan de spoorlijn, bovendien aan een straatweg, die de spoorlijn kruiste. Vanaf de eersto groote vacantie, die Dora er woonde, ging Bert er geregeld 111 den zomer logeeren. Hij sliep dan in het minia tuur-kamertje, dat anders niet gebruikt werd en vond niets heerlijker dan naar de treinen te kijken, die met daverend geweld langs, liet huisje stoven, 's Avonds als hij al in bed lag kwam ei ook altijd een zware goederentrein voorbij en Bert moest al heel slaperig zijn, als hij niet oven door het gordijntje gluurde om er naar te kijken. Het waren echter niet alleen de treinen, die hem in het kleine huisje aantrokken. Het waren ook de dieren in de schuur: de geit, de konijnen, die soms wel acht jongen hadden, de poesjes eneen tamme kraai, die enkele woorden spreken kon. Boven dien hadden ze nog een pony en ten slotte vormden ook de heerlijke pannekoeken, welke Dora altijd ter eere van hem bakte, een groote aantrekkelijkheid Alles bij elkaar genomen, zal hot dus wel niemand verwonderen, dat Bert graag bij den overwegwachter en zijn vrouw lo geerde. Ja, het gebeurde zelfs meermalen, dat hij er zijn vrijen Wocüs- of Zaterdag middag doorbracht. Hij was maar blij, dat zijn vrienden niet al te ver weg woonden, want met, zijn fiets kon hij zc gemakkelijk bereiken. Door allerlei omstandigheden als op reis gaan der familie Nieuwenliof en ziekte van Goossens was er echter in do afge- loopen groote vacantie niets van de ge bruikelijke logeerpartij bij den spoorweg wachter en zijn vrouw gekomen Bert was er zelfs niet eens een dagje geweest. Nu woonde hij met zijn ouders in een dorp, waar het éénmaal in de weck markt was en Dora al was het dan ook een aardig eind op marktdag heen reed om inkoopen te doen. Daarbij was het haar gewoonte altijd even bij haar „oude me vrouw", zooals zc Bert's Moeder noemde, aan tc rijden, waar zij dan door een heerlijk geurend kopje koffie of thee verkwikt werd. De pony, die Dora's karretje bij die ge legenheden trok. was ccn heel mak beestje en zou als Dora eens van'vermoeidheid in slaap zou vallen den weg alleen best kunnen vinden. Het dier heette Lizc, werd aan het hek vastgebonden en kreeg altijd een paar suikerklontjes van Bert. Bij één dezer bezoeken in het begin van October vroeg Dora, of Bert dit jaar dan in de hcrfstvacanlic kwam. Het weer was nog zoo bijzonder mooi, dat Moeder gaarne haar toestemming gaf, wel wetend, hoe heerlijk Bert die bezoeken altijd vond. Zoo kwam hei dat Dora op een Vrijdag middag ln de iweede helft van October van de markt naar huis zou koeren in gezel schap von Bert dio dien dag juist herfst- vacantie gekregen had. Zij verscheen op den afgesproken tijd om Bert te halen. Zo kwam echter niet zooals gewoonlijk met haar wagentje, maar was te voet en erg warm van hel harde loopen. dat zij gedaan had. „Stel 11 toch eens even voor," zoi zij hij gende legen mevrouw Nieuwenbof, „juist toen ik bij den slager was, ging er een rad van mijn wagentje af. De slager heeft on middellijk getelefoneerd voor mij naar den wagenmaker, maar hoorde van zijn vrouw, dat hij voor familie-omstandigheden uit was en niet vóór vanavond laat terug kon komen. Ik weet werkelijk niet, hoe ik thuis moet komen, want aan de nieuwe bus, die dc volgende maand zal rijden, heb ik op het oogenbiik niet veel en ik zie werkelijk geen kans meer dat hecle eind te loopen. De sla ger was zoo vriendelijk Lize naar den stal houder te brengen voor mij. „Je kunt wel bij ons blijven slapen, Dora," zei mevrouw Nieuwenhof vriende lijk. „Heel graag, mevrouw! Maar het aller ergste vind ik het voor mijn man. Hij zal er niets van begrijpen, waarom ik niet thuis kom. Telegrafeeren helpt ook al niet, want het hulpkantoor is toch niet meer open." „Ik weet wat!" riep Bert plotseling uit „Ik zal op de fiets naar je man gaan en hem vertellen, wat er gebeurd is en dat hij je niet vóór morgenmiddag thuis kan ver wachten. Dat is nog veel beter dan telegra feeren, want ik kan hem nu alles haarfijn vertellen." „Ja, als je dat zou willen doen!" zei Dora. „Natuurlijk!" antwoordde Bert „Ik heb met mijn verjaardag een electrische fiets-; lantaarn gekregen en die kan mij nu goede diensten bewijzen. Ik zal je man alles uit leggen en zoo vlug mogelijk terugkomen. Morgen rijden we dan samen in het wagentje naar hem toe. Maak je dus geen zorgen, Door! Dat zal ik wel eens even opknappen." Binnen vijf minuten zat Bert op zijn fiets, nog even wuivend tegen Moeder en Dora Hij had den wind in den rug en genpot van zijn fietstochtje. Het was prachtig weer en hij had het gevoel, alsof hij de heele wereld wel uit had kunnen fietsen, zoo heerlijk ging het! Plotseling zei ccn onheilspellend geluid hem echter, dat zijn achterband leeg liep. Dan 'm maar vlug gemaakt! Zooals ge woonlijk was het vrij stil op den weg, maar Bert had geen hulp noodig en haalde vlug gereedschap uit zijn taschje om het euvel te herstellen. Gelukkig dat hij alles bij zich had en Vader hem, zoodra bij een eigen licts bezat, geleerd had de meest voor komende reparaties te verrichten. Toch gaf dit een leelijk oponthoud, maar Bert had reeds de ondervinding opgedaan, dat een lekke band zich altijd op de on mogelijkste oogenblikken aanmeldt en je wel naar zijn slem luisteren moet, wil je ten minste den weg niet verder te voet af leggen. Met een flinke vertraging bereikte hij eindelijk het spoorwachtershuisje. Het was nog niet heelemaal donker, al scheelde dit niet veel meer. Tevergeefs keek Bert, of hij Goossens ook zag in de schuur, die openstond. „Dan ze ker in de keuken!" dacht hij, doch ook daar was geen spoor van den overwegwachter te ontdekken. En wat was bet vreemd stil in huis! Heel anders dan wanneer hij gewoon lijk kwam! Maar Dora bracht toch heusch dc drukte niet aan! Eindelijk besloot Bert maar eens in het voorkamertje te kijkon, of zijn vriend daar ook was. Nauwelijks had hij echter de deur open gedaan, of de schrik sloeg hem ora het hart. Wat hij in het halldouker zag, was vrcesc- lijk! Goossens lag lang-uit op den grondl Het eerste wat Bert deed was met zijn electrische zaklantaarn, die hij gelukkig bij zich had, den spoorwegwachter te belich ten. Zijn hart klopte van ontzetting, toen hij zag, dat Goossens buiten kennis was, maai hij liet zich toch niet uit het veld slaan en handelde als een man. Voorzichtig voelde hij den pols van den gevallene. Dio klopte, al was het zwak. Goossens leefde dus npg! Met behulp van zijn lantaarn zocht hij nu lucifers en nadat hij die gevonden had, kon bij de ouderwetsche petroleumlamp aanste ken. Daarna maakte hij Goossens' klecren wat los. Akelig stil was het in het kamertje, toen Bert plotseling gedreun van 'n naderenden trein hoorde. Onmiddellijk schoot dc gedachte door zijn hoofd: „De boomen! De boomen moeten dicht!' In het volgend oogenbiik stond hij al bui ten. Meermalen had hij Goossens geholpen bij het sluiten der boomen en hij wist pre cies, hoe dit ging. Zonder zich ook maar één seconde te be denken, sloot hij dus de boomen. Nauwe lijks was hij hiermede klaar, of er kwam in volle vaart! een auto aan langs den weg, die de spoorbaan kruiste. Bij het zien van de gesloten boomen stopte de bestuur der echter onmiddellijk- Op hetzelfde oogenbiik daverde de snel trein voorbijl Plotseling schoot het door Bert heen: „Als dc boomen open gebleven waren, zou er een vreeselijk ongeluk gebeurd zijn!" Ook de automobilist scheen hetzelfde te denken. Hij stapte uit zijn wagen, trad op den jongen toe cn zei: „Dat was op het uiterste nippertje, baas. Waarom sluit je de boomen niet wat eer der?" Toen liij echter zag, dat hij tegen een jongen in plaats van een man sprak, voeg de hij er nog aan toe: „Maar laten ze dat tegenwoordig aan Jon gens over? Is de overwegwachter er niet?" „Jawel meneer," antwoordde Bert beleefd. „Goossens is binnen, maar hU is ziek. Hi] ligt ten minste op den grond en is bewuste loos!" „Zoo, zoo! Dat verandert de zaak! Laat O, kleine, kleine slordervos, Wat doe je m' een verdriet! Je pop ligt zoo maar op den grond. Zeg kind, dat hoort toch niet! En kijk, je mooie prentenboek 't Is werk'lijk al te mal! Dat ligt te sling'ren in een hoek. 't Zit ook vol vlekken al! ik maar eerst eens naar hem kijken," zei nu de automobilist, die een dokter uit den omtrek bleek te zijn. Bert bracht hem naar het voorkamertje en de dokter onderzocht den man, die nog altijd bewusteloos was. ,,'k Geloof, dat het nogal meevalt," zei de geneesheer na een poosje. Juist sloeg Goossens de oogen op, keek verbaasd om zich heen en vroeg: „Wat is er gebeurd?" „Op die vraag kan ik je antwoorden," zei de dokter. „Je hebt een flauwte gehad, baas, en deze kordate jongen had do tegen woordigheid van geest om de boomen te sluiten. Als hij dat niet gedaan had, zou ik jo waarschijnlijk niet hebben kunnen hel pen en was er vermoedelijk een ernstig on geluk gebeurd. Maar nu is alles best afgc- loopen. En ik geloof, dat je zelf ook weer op je verhaal komt. Dit jongmensch en ik zullen je in bed leggen en dan ga je maar eens lekker slapen." „En en dc hoornen dan?" vroeg Goos sens, die nu weer heelemaal bij kennis was. „De avondsneltrein en de goederentrein zijD nog niet voorbij en is de vrouw nog niet thuis?" „Nee Goossens, Dora kan vanavond niet meer thuis komen," antwoordde Bert nu. „Er is een wiel van haar wagentje afge- loopen en dat kan niet vóór morgenochtend gemaakt worden. Ik kwam juist hier ora Je dat te vertellen." „Dat is leelijker," zei de dokter hierop tegen Bert. „Je hebt je heel kranig gedra gen, maar je zult nu toch zeker wel naar huis moeten?" ,,'t Hoeft niet!" antwoordde Bert, die onmiddellijk begreep, wat hem te doen stond. „Als u het even bij mij thuis zou willen zeggen, kan ik best een paar dagen blijven, 't Was toevallig juist afgesproken, dat ik hier de herfstvacantie zou doorbren gen. Alleen weet Moeder niet anders, of ik kom vanavond op mijn fiets terug om mor gen met vrouw Goossens weer hierheen te gaan. Eigenlijk had ik nu al thuis kunnen zijn." „Maar dau komt de zaak in orde," zei dd dokter. „Zeg me maar, waar je woont en ik rjjd er onmiddellijk heen, om je Moeder eon en ander uit te leggen. Ik moet den spoorwegdokter toch ook kennis van dit ge val geven." Bert gaf nu zijn adres op en de dokter ver trok. Hij reed regelrecht naar mevrouw Nieuwenhof en legde haar en Dora alles duidelijk uit. Hij voegde er nog aan toe, dat hij den toestand van Goossens volstrekt niet ernstig inzag en Dora zich dus niet ongerust behoefde te maken. Dien nacht sliep Dora echter nagenoeg niot. Den volgenden morgen keerde zij zoo vroeg mogelijk het karretje was geluk kig bijtijds gemaakt! naar haar huisje terug. Zij had tranen in do oogen, toen zij Bert voor al hetgeen hij gedaan had be dankte. Als b lj er niet geweest was... „Kom malligheid, Door! 'k Deed heusch niets bijzondersl" zei Bert en dat meende hij werkelijk. Hij was dan ook hoogst verbaasd, toen de dokter hem in den loop van den mid dag een mooi horloge kwam brengen, waar in de datum die zoo noodlottig had kunnen zijn! gegraveerd was. Bert was echt verrast en in dc wolken over het geschenk. Dienzelfden dag nog kwam de spoorweg dokter naar Goossens kijken cn ook hij vond diens toestand niet verontrustend, doch schreef eenige rust voor. Bert bleef nog eenige dagen bij zijn vrien den cn toon hij wegging, was Goossens weer heelemaal beter. Dora liet hom echter nooit meer alleen uit angst, dat hij opnieuw een flauwte zou krijgen. Zij ging dus niet meer naar de markt, maar liet haar boodschap pen door den vrachtrijder halen. Bij me vrouw Nieuwenhof kwam zij ook niet meer, docb Bert zocht, haar en haar man nog dik wijls in het kleine hui6jo aan de spoorlijn cp en was er altijd een welkome gast. Je speelgoed? Ach, niets is meer heel, 't Is stuk, al wat je ziet! O kleine, kleine slordervos. Wat doe je m' een verdriet! 'k Denk, dat ik voortaan zóó maar doe, 'k Meen 't echt hoor, wat ik zeg! Als 'k weer wat van je sling'ren zie, Dan berg ik 't netjes weg! OP SCHAATSEN NAAR OMA door C E. DE LILLE HOGERWAARD. Van klipper-de-klip gaan de schaatsen We rijden naar Omaatje toe. Op 't ijs lijkt de weg ons veel korter: 1 We worden van 't rijden niet moe. Met ferm-regelmatigo streken, Zoo zwieren we over de gracht. Ik denk heusch, dat Oma voor 't vensteï Al staat op den uitkijk en wacht. Ziezoo! nog een hoek om! We zijn er] We hebben ons doel nu bereikt En Omaatje staat al te wuiven. Op wie lieve Oma wel lijkt? De Sneeuwkoningin uit het sprookje, Met 't spierwitte, sneeuw'ge haar" Van wie onze naaister vertelde? Je weet wel, die goedige Saar. Nee, nee! onze Oma is liever: Haar hart is heel warm, niet van I'ji En Oma lijkt enkel op Oma, Verwelkomend ons van de reis! I 1 GEDULD MAAR! Een heel klein beetje wachten Op warmt' on zonneschijn! Eens komt 'r 'n eind aan koude En zal het Lente zijn! We willen niet graag wachten, We hebben zoo graag zon. O, dat het toch maar altijd Echt zomer wezen kon! We zien de donk're uren Zoo langzaam, langzaam gaan? En vragen telkens weder: Komt daar geen einde aan? - Ja, zeker komt het voorjaar Met wond'ren nooit gedacht. Maar zorg dat je des winters Blij en tevreden wacht, TRUUS VERDONER SALOMONS. UIT ONZEN MOPPENTROMMEL. Er komt een heer. in het bezit van 2.50, een schoenwinkel binnen. Hij koopt schoe nen van 14.50 en zegt tegen de bediende, dat hij later wel terug zal komen ora te be talen. Toen hij weg is, zegt de patroon: „Ken jij die man"? „Neen" is het antwoord „maar hij komt terug. want. ik heb hem twee rechterschoenen meegegeven. En slordervosje, luister goed, Je krijgt het dan niet weer! Ik heb jo dus gewaarschuwd, kind, Heusch voor den laatsten keer.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1930 | | pagina 9