Kindercourant De rubriek van Oom Pim ZOEKPLAATJE arvs ARTICKSEUWS VAN EEN GEHOORZAAM HAANTJE SiGalo Nichten cn Neven. Met genoegen heb ik gezien, dat oom Torn Teileclen week zooveel brief ies heeft ont vangen endat. hij zoo'n aardig verhaal en zoo'n leuk gedicht heeft geschreven. Ik moei jullie eerlijk bekennen, dat ik niet Zvio dichiorlijk ben aangelegd. maar oom Tem schijnt r.u eenmaal een noart knob bel tjo in zijn hersenen te hebben, waaruit hij le gevons put voor een aardig gedicht. Ui.» vond het zelf ook leuk om lullic oens v/at te mogen schrijven; of hii er nu in eens mee ophoudt? Neen hoor. ik zal hem nog wel eens een keer bij z'n jasje pakken en zeggen: „hó, ïonmiie, schrijf je van de week nog pens wat voor onze nichten en neven?" Ja, ik kan nu zegden onze nichten cn neven, want wij ziin beide ooms van jullie. Bovondien ga ik in September nog een week mei vacantie. zoodat jullie dan vanzelf weer een verhaal of iets dergelijks van oom Tom krijgt Maar ik begin af te dwalen, jullie verwacht natuurlijk ook van mij wear een verhaal, temeer waar ik met vacantie ben geweest. Ja. met. vacantie! En met een eigenaardige vacantie. want, hoe wel ik officieel in Katwijk a. Ze9 gelogeerd was, heb ik meer dagen buiten die plaats dan erin doorgebracht. Enfin ik zal be ginnen bij het begin en vertellen hoe ik die vacantie begonnen ben. Met angst en beven heb ik m'n vacantie tegemoet gezien omdat het weer nu niet bepaald aanlokkelijk was. Ik vreesde zelfs dat ik eerder m'n winterjas dan m'n Zwempak moest meenemen. Gelukkig is die vrees wel wat overdreven geweest want toen ik Vrijdag 1 Augustus 'savond6 m'n motor aantrapte om naar Katwijk te tuffen was het heel goed weer en. hot blééf goed tot Katwijk toe! Dienzelfden avond heb ik nog een kleine strandwandeling ge maakt om een6 heerlijk te genieten van de frissche ieelucht enom de boschlucbt van Amersfoort cn omgeving eens een poosje te vergeten. Het was nu wel geen voortreffelijk zomerweer, doch de hoofd zaak was er: het regende niet! Maar rle lucht boven zee was lang niet vlekke loos; dat beloofde dus niet veel goeds voor den volgenden dag. Wij verloren echter den goeden moed niet en maakten reeds met eenige kennissen een afspraak om Zater dagmorgen vroeg te gaan zwemmen. Maar o wee, nauwelijks lagen we rustig op bed of een geloei van den wind en een gekled- der van den regen verstoorde dn nachte lijke rust. Ik zag in gedachten al een ver laten strand en een boulevard met regen jassen cn parapluiesIk dacht maar niet eens meer aan het zwemmen, want dat behoorde voor mij plotseling tot de onmo gelijkheden. Do nacht verliep en '5 morgens werden weer dichte grijze wolken uit zee naar land gejaagd Wij waagden het erop en pakten het badgoed in om naar het. bad tp trekken. Wonder boven wonder bleef het. 's morgens droog zoodat wij aan het strand kondon blijven. Of het had ons goed beviel. Nou. ik zal het net zoo zeggen als het was: het was doodeenvoudig een verschrikking om het water in te gaan! De een voor de ander kreeg een kleine(?) rilling, doch toen wij eenmaal kopje onder waren geweest klonk het heel heldhaftig: ..het is lekker water'" Wij maakten dat elkaar wijs en. wat het mooie van de zaak was: wij be gonnen het nog te geloovon óók! Eén ding bereikten wij tenminste met dit. frissche bad: wij hadden een razende tr»k in een kop gloeiende koffie. Anders loopt het storm om de heerlijke sorbets, maar nu had men druk werk om warme koffie rond te dienen. Zomer 1930! o Middags zouden er zwemwedstrijden in de haven plaats hebben voor de kinderen der badgasten. Dat is een feestje dat ieder jaar een groot aantal kijklustigen naar het zuidelijk deel van het strand trekt. Ook dit jaar was ds belangstelling vrii groot, doch aanvankelijk dreigden grauwe wolken massa's het feest weer ie verstoren. En het bleef niet bij dreigen, want vlak voor den aanvang barstte een flinke bui los. die als een fijn verdeelde wolk over het 6trand joeg. Wij dachten er zelfs over om terug te keeren, doch eer wij goed en wel beslo ten hadden om naar huis fe gaan was het weer droog geworden cnde zon pro beerde zelfs nog da wolkenlaag .te door boren. Nauwelijks waren de eerste jonge zwemmers in het water of daar kwam wa rempel de zon het feest opluisteren. Ik be hoef jullie zekor niet te zeggen, dat die eoretc zonnestralen met een hoera-tje wer den ontvangen. Er werden meer hoera-tjes vernomen dien. middag. Telkens wanneer een jeugdige zwemmer of zwemster de eindstreep passeerde hoorde men zoo'n uit roep. Er was ook nog een aardige verras sing n.l. het gecostumeerd zwemmen. Aar dige cosluumpjes zagen wij in het water glijden maar eilacie. de aardigheid was er gauw af. Wat was nu het geval? De deel nemers aan dat nummer had donpa pieren costumes, zoodat een doodgewone zwemmer in zwart of gekleurd badcostuum de eindstreep haalde en over de baan vor- spreid lagen gekleurde jurken. »asje6 en mutsen. Het deed me weer even denken aan een gemaskerd bal. Het geheele zwemfeestje verliep gedu rende mooi weer, zoodat allen weer in eon vroolijke stemming huiswaarts keerden en niet alleen vroolijk, maar ook hongerig! Want als je aan zee bent kun je letterlijk den beelen dag eten' Ik heb dan ook in Katwijk wel tweemaal zooveel gegeten als gewoonlijk. Niet omdat het eten er zooveel lekkerder was als in Amersfoort, maar al leen omdat het wandelen cn zwemmen de maag hongeriger maakten. Wij gaan du6 nu eten. Volgende woek een tweede verhaal over rn'n vacantie aan zee. DE CORRESPONDENTIE. H e r t a. Je wordt wel bedankt voor je inlichtingen botroffende jo hond. Wan neer krijg ik weer eens een langen brief van je? Molenaar. Ik heb ook nog wel eens een bezoek aan den raadskelder gebracht; evenals jij heb ik het er ook erg gezellig gevonden. Dat lijkt me wel aardig zeg, om lid te zijn van zoo'n pijpercorps. Hob je veel plezier gehad? C 1 y v i a. Je zuster beeft je aardig ver wend zeg met al dat postpapier. Nu krijg ik zeker iedere week mooie lange brieven van je hè? Matroosje. Hoe heb je het gehad in Utrecht, zeker erg slecht weer hè? Ik geloof, dat je wel veel van die oom zult houden als hij jullie altijd zoo onthaalt op allerlei lekkers. Moeskops. Je hebt een klinkende naam gekozen; bon jij soms een wielren ner in de dop, of heb je dien naam maar zoo toevallig uitgezocht. Natuurlijk ben je welkom; ik hoop dat je een trouwe raad selneef van me zult worden. Zonneroosje. Nou, ik heb me best vermaakt in mijn vacantie; 't weer was nu wel niet schitterend, maar Véél regen heb ik nu ook weer niet direct gehad. Ik wou dat ik je mooi weer kon bezorgen, dan zou ik het beslist doon. dat begrijp je zeker wel! Bedankt voor de gift voor den ruil handel. Rozenknop. Ik wensch je veel succes met al die namen. Wat is de prijs voor de winnaars? Ik ben zeer benieuwd of je nog wat gewonnen hebt. Cupido. Wat ben jij een knutselaar, om zoo maar van' cèn oude fiels een be hoorlijk karretje te fabriceeron! Ik kan me best voorstellen, dat jullie daar veel ple zier mee hebt. Kun ja geen blokken op de pedalen maken, dan kan je wèl bij de trap pers kernen! De oplossingen. e 1 II. Als er één schaap over den dam is vol gen er meer met: Apeldoorn. Maas, Aals meer, schip, veer Ermclo, Deen, vlag cn Nel. Ik heb deze week slechts 6 briefjes ge kregen, waarvan er maar 2 de goede op lossingen bevatten. De prijs is deze week voor C I y v i a, die hem Maandag aan ons bureau kan komen halen. Nieuwe Raadsels. X X X X I 7 H H e 11 m V g y a 0 s T X X X X X X X X X X X Op de kruisjcslijncn komt dc naam van een plaats in liet Gooi. Op de le rij: een medeklinker. Op de 2e rij: een gevleugeld dier. Op de 3e rij: een pleats in Zeeuwsch Vlaanderen, Op de le rij: een ander woord voor plano. Op dc 5e lij: het gevraagde woord. Op de 6e rij: een oud stadje in hot Gooi. Op de 7e rij: een plaats in Drenthe, Op de 8e rij: een lastig dier. Op dc 9e rij: een medeklinker. II. C (fl Je Li lie "fjoaerwaard. Verborgen bloemen: Hij beeft in zijn buitenmuren een pantser ingemetseld, om zich daarachter veilig te kunnen verbergen. Hij is een hofnar, Ciska, zijn vrouw heoft zijn geestigheden overgenomen, zoodat zij hem wel zou kunnen vervangen. Je bent bij den kapper geweest Jan; je ruikt heerlijk naar eau de cologne. „Ik zie New Castle liever dan Hull'\ zei de zeerob. Wij" hebben onze nieuwe villa „Do Stulp" genoemd zei de landeigenaar tot zijn pachter. ONZE RUILHANDEL. Zonacrooflje heeft me een paar kwattasoldaatjes on een paar bonnen van het .Tubileum-album van Tieleman cn Dros gegevep. Wie kan ze gobruiken? Blondkopje gaf mo een Douwe Eg berts bon van 25 punten; zij kan hiervoor in ruil een paar paddcnstoelonbonnen ko- men halen. Roodborstje stuurdo mc eenige plaatjes van het album „Kamerplanten", i Ook zij kan wat paddenstoelenbonnen ko- men balen. H e r t a beeft me eenige paddenstoslon- bonnen cn een paar pelikanen gestuurd. Wie van de nichten en neven kan ik cr een plezier mee doen? Matroosje stuurde mc nog een paar paddenstoelenbonnen. Achilles heeft me gezonden: bonnen van Quaker Oats voor Leesgraag en paddenstoelcnbonncn voor Indiaan. Leesgraag en Indiaan kunnen deze Maandagmiddag komen halen. OOM PIM. -fjJ* ,.r% Neen maar, wat een pocher Was me toch die Hans! Niet zoo lang geleden Kwam hij bij Oom Frans. Oom zei: Boste jongen, Foei, wat poch je weer! Kun je dat niet laten Voor een cnk'len keer? Hans keek wat verlegen, Zei: Ik kan het best, Als ik het maar wil! Oom, Ziet u daar dat nest Boven in dion boomtop? 'k Klim er vlug heen, Oom! Sprak u van „gevaarlijk"? Wel, dat is geen boom! Als je maar kunt klimmen, Is er heusch niets aan! Ik zal wel eens even Naar dat nest toe gaan! Hans, je moet het laten! En Jo weet heel best, Dat je niet moogt raken Aan een vogelnest! Hans wou weer niet hoore» En klom in den boom, Zeer tot schrik van Tante, Maar ook van zijn Oom! 'k Ben er bijna! riep hij 'k Doo de vogels niets! En ik kan cr bij, hoor! Nee, het scheelt nog lets! —a Hansje klom nog hooger Plots'llng klonk het: Krak! 't Was de tak van Hansje, Die doormidden brak! Hans viel naar benedeD, Deed zich leelijk pijn! Kermde: Oom, och, zou er Iets gebroken zijn? Oom stuurd' om den doktor, Hansje moest naar bed! Had veel pijn. Het liggen, Dat was lang geen pret! D'arme pocher gaf zich Zelf eon zware straf, Maar hij leerde 't pochen Nu toch eind'lijk af! dooi G. J. VISSCHER. De Jonge Leeuwtjes. De 19e Maart 1930 zal wel een van de merkwaardigste datums blijven voor Arlis. Op dien dag toch zijn er niet minder dan vijf jonge leeuwen geboren, wat een groote bijzonderheid is, want twee of drie jongen in één nest is bij óns regél. Zooals ge zeker Wel wèct, worden er in Den Haag, wanneer cr een prinsje geboren wordt, honderd en cón kanonschoten ge lost. Daar de leeuw de koning der dieren is, zijn wij dus in zekeren zin alle vijf prin sen en prinsesjes. Er was dus voldoende reden, om voor ons ook honderd en één kanonschoten te lossen. Dat zou ook zeker wel gebeurd zijn. wanneer helaas niet op denzelfden dag onze lieve moeder gestor ven was! Arme moeder' Ze moet zulke prachtige klauwen gehad hebben! De komst van ons vijven veroorzaakte onder het heele personeel in Artis een ge weldige opschudding. Allereerst stond men voor de vraag: welk dier zal de jonge leeuwtjes zoogen, nu de moeder ontbreekt? Eerst dacht men over een geit Dio wordt wel eens voor die functie gebruikt en dat gaat wel goed, maar een groot bezwaar is, dat we dan geregeld vastgehouden zouden moeten worden, als we ons buikje vulden, want oen geit blijft, als de jongen zuigen, altijd staan en wij waren nog zoo klein en zoo slapjes! „Noen," zei de directeur, „we moeten een wijfjeshond zien te krijgen. Die gaat tijdens het zoogen liggen en verdient daarom de voorkeur." Goed, clan maar dadelijk een aanvraag in do krant, wie een geschiktcn hond voor dat. doel zou willen afstaan. Den volgenden morgen verschenen er niet minder dan tien eigenaars met hun Betsy, Dina, Mona en hoe ze verder hoeten moch ten voor hot hek van Artis; dus men had maar uit te zoeken. De keus viel op Nora, een geelachtigen Belgischen herdershond. Ik denk, dat de kleur ook wel een beetje den doorslag gegeven heeft, want het haar van Nora geleek wel iets op leeuwenhaar. 't Is mogelijk, dat de andere honden even goed voor ons geweest zouden zijn als onze lieve stiefmoeder, maar heter dat is on mogelijk. Onze eigen moeder had niet meer van ons kunnen houden! Het was zeker om Nora op haar gemak te stellen, dat we geplaatst werden in een groote hondenmand, gevoerd met molton en houtwol. Hoe vindt ge dat laatste? Voor Nora's eigen kinderen zou men dat niet eens gedaan hebben, maar wij waren dan ook koningskinderen! Ja, en een hok was voor ons niet eens mooi genoeg. We werden met mand en al gezet in een aparte kamer, in het huls van den directeur, en we hadden een dag- oppasser en een nachtoppasser. Nora had het ook zoo goed, als een hond het maar hebben kan. Ze at rijst en visch en vleesch en ze dronk melk. „Maak haar vooral nooit boos!" zei de directeur tot de oppassers, „want dat heeft invloed op de jonge leeuwtjes. Dl* zouden dan later ook boosaardig kunnen worden." Ik meende aan zijn toon to hooien, dat hij het laatste voor dc grap zei, alsof hij dacht: „Die boosaardigheid zal vermoedelijk toch wel komen." Ge zult misschion denken: „Zei hij het zonder lachen?" Dat weet ik niet, want ik was nog maar een paar dagen oud en wij leeuwen, ztjn de eerste tien dagen blind, evenals jonge hon den en katten. Toen onze oogen open gingen, wogen we elk ongeveer een Kilo. We kregen nu ook namen; de broertjes werden Brutus cn Max genoemd en de zusjes Sofie, Nora en Flavia. Ik was wel in mijn schik met mijn naam Sofie, want ik was zoo genoemd naar onze overleden moeder. Nora heette naar cmzo stiefmoeder. Ze vond dat ook best; ze daclit, dat ze daar door misschien een schreefje vóór zou heb ben, maar bij mijn weten heeft onze goede stiefmoeder dit nooit laten blijken. Het kwam ons, wegens onze afkomst, zoo als go weet, ook wel toe, maar we hadden dan ook een leventje als een prins. Wo zorgden er wel voor, dat we den be woners in ons deftig huis geen last veroor zaakten, maar weet je, wie niet zoo voor zichtig waren? Dat waren de menschen, die van ons be staan gehoord hadden. Er kon geen bezoe ker in Artis komen, of het was dadelijk: „Zijn de jonge leeuwtjes al te zien? Waar zijn de jonge leeuwtjes? Wat is de kortste weg naar de jonge leeuwtjes?" En dan viel het hun tegen, dat wo nog niet voor het publiek ter bezichtiging waren gestald. Anderen, die een telefoon aan huis had den, belden Artis op en vroegen: „Hoe gaat bet met de jonge leeuwtjes?" En ontelbaar was het aantal brieven, dat dagelijks arriveerde, allemaal met vragen over de jonge leeuwtjes. Dit begon de direc tie natuurlijk gauw te vervelen en daarom vermeldde ze af en toe in de dagbladen, hoe het met ons gesteld was. Nu. wij maakten het voor het meerendeel goed. Alleen ons zusje Flavia, die van het begin af aan reeds de zwakste geweest was, ging achteruit in plaats van vooruit cn toen zo een paar weken oud was, stierf ze. Maar wij vieren groeiden goed. Ik kon al een beetje miauwen, net als een jong poesje en Max kon soms knorren als een jong varkentje. Onze verpleging vereischte de grootsto zorg. Nora kon ons, toen wo veertien dagen oud waren, niet meer voeden. Toch werd ze bij ons gelaten voor de gezelligheid en ze zou ook niet graag van ons hebben willen schei den. We kregen nu heel zuivere, rauwe koe melk. Die werd ons toegediend In een zuig- flesch, precies zooals aan een klein men- schenkind. Zeven maal per dag werden we gevoed. Den 13en April kregen we voor de eerste maal volle melk; tot aas dien datun; had den we half melk, half water gehad. Nu werd ons ook af en toe uitgeperst vleesch- nat gegeven. Dat laatste was niet, om ons bloeddorstig to maken, maar men kan van een leeuw natuurlijk geen geit maken. Toen we twee maanden oud waren, kre gen we zelfs samen por dag een pond goed fijngesneden rauwe biefstuk. Op dion leeftijd waren we natuurlijk al lang te zien voor het publiek. Te kunt je wel voorstellen, wat daarvoor een liefheb berij was! Wc werden op zonnige dagen te midden van een grasveld in een groote box ge plaatst: moeder Nora, wij met ons vieren en dan kwam er ook nog bij Teun, oen jon ge oppasser van een Jaar of vijftien. Teun speelde met ons, Nora stoeide met ons en do menschen keken naar ons. We zijn zeker wel honderd maal gefotogra^ feerd. Het was rondom ons vaak zoo druk van kijkers, dat zij uit zichzelf in do rij gingen staan, om bedaard langs ons heen te loopen. Hoeveel menschen er geweest zijn, weet ik niet Ik denk wel vijftien... of mil- lioen... of zeventienrekenen kan ik nog niet zoo heel goed. Dat waren mooie dagen Die tijd is geëindigd, toen we over den rand van de box begonnen te springen en toen we zulke sterke tandjes kregen, dat wo Teun dc kleeren van het lijf begonnen to scheuron. We zijn thans opgesloten in een echte loeuwenkooi, bestaando uit drie declen: achteraan een nachthok, in 't midden een overdekto vloer en daarvóór een open strook zand. Vooral op dit laatste liggen we lekker in 't zonnetje. Als ik zeg „we", dan bedool ik alleen Sofie cn mijzelf, want Bru tus en Max zijn helaas ook gestorven, den kelijk aan de een of andere jeugdziektc, zooals men die ook wel bij Jonge honden aantreft. We zijn nu bijna vijf maanden oud en zoo groot als een flinke kat. Op driejarigen leeftijd zijn wc volwassen, dus dat duurt nog een heelen tijd! We oten nu hoofdzake lijk vleesch, en wel den eenen dag paarde- vleesch, den anderen dag kalfsvleesch. Toch krijgen we nog tweemaal per dag een flesch melk, maar dat zal ook wel niet lang meer duren, want af en toe geven ze ons al een groot been, om op te knabbelen; als we dat goed kunnen, deugt het gummi- speentje natuurlijk niet meer voor ons. Wat zullen we blij zijn, als we kunnen brullen! De Noderlandsche leeuw kan er niets van, maar do Amsterdamsche leeuwen zullen je oens wat laton hooren! Vanmorgen om een uur of vijf, 'k Was nog niet eens goed wakker Toen kraaide daar op eens een haan. Dat was een stoute rakker! „Kukeleku! Kukelekul De dag, de dag breekt aan! Komt, kind'ren, vlug je bedje vi En kleedt je spoedig aan!" „Kukelekukukeleku!" Zoo kraaide Vader Haan. „Wil Jij Je snavel houden, zeg, En naar Je hok toe gaan? Vijf uur is 't, dus nog veel te vroeg Om ai te kraaien, vrind. Tot zeven uur, onthoud dit goed. Slaapt ieder menschenkind." Of haantjes wel gehoorzaam zijn? Ja hoor, dat weet ik nu, Want 't werd heel stil tot zeven uui Toen klonk weer „kukleku 1" R. ASSCHER—VAN DER MOLEN.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1930 | | pagina 7