AMEPSFOOKTSCH DAGKIM) BINNENLAND De Verdwenen Delera Dinsdag 11 November 1930 -DE EEMLANDER' 29e Jaargang No. 114 TWEEDE BLAD Volkenbond en vrede Jhr. van Karnebeek voorzitter DE FINSCHE UITVOER VAN BOTER Toepassing der handelsverdragen De arbeidsdag voor transportarbeiders Op korter arbeidstijd aangedrongen De nieuwe Bojerhaave Uiteenzettingen van Mr. Roeper Bosch FEUILLETON Algemeene vergadering te Hoorn In de Zaterdag te Hoorn gehouden verga dering van de Vereeniging voor Volken bond en Vrede heeft dr. Van Raai te aan het jaarverslag een woord van hulde toe gevoegd aan de vertegenwoordigers der Nederlandsclie dagbladpers te Genève voor hun objectieve berichtgeving, waarmee een groot belang wordt gediend. De propaganda-commissie gaf het hoofd bestuur in overweging, de wenschelijkheid van invoering van esperanto in ernstige studie te nemen. Ook werd de wenschelijkheid betoogd, naast de vele anti-oorlogsfilms meer opbou wend en aanvullend werk te verrichten. In verband hiermede is een commissie gein- stalleerd om een nieuwe film op stapel te zetten. Er volgde de verkiezing van een voorzit ter. Prof. mr. Anema was aan de beurt van aftreden en volgens de statuaire bepalingen niet herkiesbaar. Het hoofdbestuur bood voor de vervulling van deze vacature een voordracht aan, die alleen den naam van den minister van staat jhr. dr. II. A. van Karnebeek, oud-minister van buitenland- sclie zaken, commissaris der Koningin in Zuid-Holland, die zich bereid heeft ver klaard een eventueele benoeming te aan vaarden. Deze benoeming geschiedde bij accla matie. Een dankwoord, door den secretaris aan den scheidenden voorzitter gebracht, werd door dc vergadering met warm applaus on derstreept. Van de leden van het hoofdbestuur -wa ren aan de beurt van aftreden de heeren dr. J. van Gelein Vitringa, prof. dr. G. J. Heering, mej. rnr. C. F. Katz, de heeren G. Kielder, mr. J. M. de Moor en Henri Polak. In den loop van het vorige jaar had reeds prof. mr. M. W. F. Treub om gezondheids redenen zijn voornemen te kennen gegeven om af te treden. Het hoofdbestuur stelde voor, het aantal leden met drie uit te breiden. Candidaten in de te vervullen tien plaatsen waren mej. mr. C. F. Katz en dr. J. M. de Moor, de af tredende leden, die zich, wat met de ove rige aftredenden niet het geval was, her kiesbaar hadden gesteld, en de heeren J. Bastiaans, voorzitter van de jcugdonder- wijscommissie, dr. M. D. Hage, penning meester van de afdeeling den Ilaag. Mr. II. J .van Maanen, oud-2de secreta ris van het hoofdbestuur, secretaris der af deeling Zwolle, mr. R. W. J. de Menthon Bake, raadsheer in den Iloogen Raad der Nederlanden, oud-voorzitter van de afdee ling Arnhem, dr. E. van Raalte, ondervoor zitter van de afdeeling Den Haag, mr. J. Schokking, oud-minister van justitie, lid van de Tweede Kamer, II. van Tongeren, gep. kolonel Indisch leger, grootmeester van het Groot-Oosten der Nederlanden, en W. H. Vliegen, lid van de Tweede Kamer. Ook deze benoemingen geschiedden bij ac clamatie. De vergadering werd hierop voor eenigen tijd geschorst in verband met de officieele ontvangst ten stadhuize, waar het gezel schap werd toegesproken door mr. G. J. Bisschop, burgemeester van Hoorn. In de namiddagvergadering deed mr. J. Limburg, lid van het hoofdbestuur, gedele geerde ter Assemblee te Genève, eenige me- dedeelingen, betrekking hebbend op de ter voorafgaande Europeesche conferentie en op de laatste Assemblee van den Volken bond verhandelde betreffende het plan- Briand voor de Verecnigde Staten van Europa. Spr. kwam tot de conclusie dat het plan- Brland, waarvan de problemen ter bestu deering zijn opgedragen aan een commissie van 27 personen in samenwerking met het secretariaat van den Volkenbond, allicht de kiem heeft gelegd voor groote dingen, doen dat het gevaar voor versplintering van den Volkenbond op het oogenblik volkomen is bezworen. Spr. deed hierop nog eenige mededeelin- gen over de werkzaamheden van de Union Internationale des Associations pour la Société des Nations. Een voorstel van de afdeeling den Haag tot het ontwerpen en bij de Union aanhan gig maken van een voorstel betreffende de internationale ontwapening werd aangeno men. Op voorstel van de afdeeling den Haag werd besloten tot het instellen van een jaar- lijkscli werkprogram. Aan het einde der vergadering ging de heer Wibaut nog nader in op het be toog van mr. Limburg. Spr. wees er op, dat het overleg tusschen Scandinavië en Neder land zonder meer met vreugde was aan vaard, doch wanneer men den economischen vrede wenscht te bevorderen, moet men al zeer voorzichtig zijn met het aanvaarden van elke groepsvorming op economisch ge bied. Besloten werd, dit vraagstuk onder de aandacht te brengen van de economische commissie. Vertoogen, door onze regeering aan de Duitsche gericht Volgens de memorie van antwoord op het V. V. der Tweede Kamer over de begroo ting van buitenlandsche zaken wordt aan Finland geen jaarlijksche invoer van boter gegarandeerd, maar alleen wordt toege zegd, dat het c. q. een contingent van 5000 ton tegen het nu in werking te stellen (autonome) recht van 50 mark per 100 K.G. zal mogen blijven invoeren, ook dan als dit recht (verder) verhoogd wordt. In- tusschen heeft de regeering niet stilgeze ten, maar aanstonds en bij herhaling ver toogen tot de Duitsclie regeering gericht, welke in het bijzonder betrekking haddon op do verhooging van het recht als zooda nig, op een eventueele verdere verhooging en op de kwestie van de meestbegunsti- ging in verband met liet aan Finland toe gezegde douanecontingent in geval van een verdere verhooging. Zou Duitschland aan Nederland een proportioneel douanecontin gent willen toekennen, dan zou, aangezien de aan Finland in uitzicht gestelde 5000 ton den normalen invoer van dat land on geveer dekt, Nederland van een verdere verhooging nauwelijks nadeel ondervinden. Inderdaad is het echter geenszins zeker, zoo niet onwaarschijnlijk, dat men in Duitschland aan een proportioneel contin gent denkt. Veeleer denkt men daar aan een absoluut gelijk contingent. De vertoogen, door dc Nederlandsche regeering te dezer zake tot dc Duitsche gericht, zullen zeker' door deze in overweging worden genomen, alvorens tot een verdere verhooging, waar tegen toch reeds groote bezwaren schijnen te bestaan, wordt besloten Een demonstratief congres van den Centr. Bond van T ransport arbeiders Rotterdam, 9 November. Zaterdag is hier in Odeon in de Gouvernestraat een demonstratief congres gehouden van den Centralen Bond van Transportarbeiders, dat ten doel had den achturendag te cischen voor allo arbeiders die in het transportbe drijf werkzaam zijn. Dit congres is bijge woond door een 123 afgevaardigden, terwijl eveneens aanwezig was do heer G. J. Mör- zer Bruyns, hoofdinspecteur van den ha venarbeid, als vertegenwoordiger van den Minister van Arbeid. De voorzitter, de heer Brauligam, heeft het congres geopend met een korte rede, waarin hij er aan herinnerd heeft dat 12 jaar geleden aan de Nederlandsche arbei ders den achturendag is beloofd, waarvan echter tot nu toe niets anders is ingekomen dan het ontwerp-wet, dat invoering van den achturendag voor het stuwadoorsbedrijf be oogt. Dit congres moet dan ook worden be schouwd als een inzet van een nieuwe actie om ook voor de arbeiders in het transport bedrijf den achturendag te verkrijgen. Woorden van adhaesie zijn vervolgens ge sproken door de heeren C. van der Lende, secretaris van het N.V.V., den heer G. van der Houwen, namens de S.D.A.P.-Kamer fractie, cn door den heer Dijk. namens den Rotterdamschen Bestuurdersbond. Daarna was het woord aan den heer Kievit, lid van het hoofdbestuur van den Centralen Bond voor het houden van een groote rede over den achturendag in het transportbe drijf, aan het eind waarvan hij zeide dal voorloopig getracht zal worden langs vreedzamen weg te komen tot de invoering van den eisch van dit congres, maar dat, wanneer die invoernig niet het gevolg zal zijn van deze actie, strijd onvermijdelijk liet gevolgd zal zijn, door welken strijd na tuurlijk vele belangen zullen worden go- schaad. Verschillende andere sprekers heb ben illustratieve voorbeelden aan zijn woor den toegevoegd, waarna tenslotte het con gres zijn meening heeft vastgelegd in een resolutie, waarin gezegd werd Het congres enz., gehoord de inleiding en mededeelingen over de bestaande werk tijden in het transportbedrijf, waaruit blijkt dat in dat bedrijf voor vele tienduizenden arbeiders nog schandelijk lange arbeidstij den voorkomen dringt cr bij de regeering met klem op aan, binnen den kortst mogelijken tijd de Arbeidswet 1919 voor de transportarbeid toepasselijk te verklaren; vraagt met grooten nadruk voor den ar beid aan boord van zeeschepen zoowel voor de koopvaardij als voor de visscherij te ko men tot een beperking van den arbeidsduur doet. een dringend beroep op de Statcn- Generaal om het bij haar ingediend ont werp van wet tot wijziging van de Stuwa doorswet zoo snel mogelijk in behandeling te nemen en te aanvaarden; draagt het bestuur van den Centralen Bond van Transportarbeiders op deze uit spraak ter kennis te brengen van de regce- ring en don Stagen-Generaal roept alle transportarbeiders op zich als één man te scharen achter de eischen van den bond, om tot invoering van den wette- lijken achturen dag voor alle transport arbeiders te komen. HET MAAL. EN MENGGEBOD. De Centrab Bond van Nederlandsche Ver- bruiks-Coöperaties beeft op zijn algemeene vergadering met algemeene stemmen (be houdens vier blanco) een resolutie aange nomen, waarin de meening wordt uitge sproken, dat door aannemen van het aan hangige wetsontwerp maal- cn menggebod de belangen der verbruikers in hooge mate zullen worden geschaad; dat do steun aan de noodlijdende tarweboeren, wslke vooral den groot-grondbezitters ten goede zal ko men, opgebracht moet worden door het broodetende publiek; dat vooral de toe stand van de niet kapitaal-krachtige tarwe boeren van dien aard is, dat tijdelijke steun van regeeringswege zeker gewettigd is; dat dit mogelijk is door maatregelen, die niet de belangen van het brood-etende publiek schaden; dat daarom het maal- en menggebod niet moet worden ingevoerd, en dat de Bond alles moet doen, wat in zijn vermogen ligt o mdegroote nadeelen, die hieruit voor de verbruikers voortvloeien, te voorkomen. (Hbld.) Verzekerden zijn „lid" der maat: schappij, derhalve aansprakelijk. Het Ned. Corr.-Bur. deelt ons mede; In verband met het voorstel van het be stuur van dè Verzekering-Maatschappij „De Nieuwe Boerhaave" tot liquidatie der on derneming en met de aanhangige aanvraag om surséance van betaling tegenover de van andere zijde gevraagde faillietverkla ring, gaf mr. dr. Roeper Bosch, die, naar men weet door dat bestuur is aangezocht, om als liquidateur op te treden, in een on derhoud ons als zijn meening te kennen, dat in het belang van de verzekerden en schuldeischers een liquidatie met surséan- co van betaling voorkeur verdient boven faillissement, al blijft intusschen de moge lijkheid bestaan dat, wanneer op 12 dezer het liquidaticvoorstel door de buitengewo ne algemeene vergadering van „De Nieuwe Boerhaave" wordt aanvaard, de rechtbank daarna toch het faillissement uitspreekt. Doch zoowel bij liquidatie met surséance als bij faillissement zal een omslag over dc leden moeten worden geheven, hetgeen in tusschen in het laatstbedoelde geval, vol gens mr. Roeper Bosch, belangrijk meer moeite en kosten zal veroorzaken. Veel verzekerden bij „De Nieuwe Boer haave" toch verkceren in dc mecning, dat zij geen „lid" van deze onderlinge maat schappij cn derhalve niet aansprakelijk voor haar schulden zijn. Zij meenen, wan neer zij een verzekering met vaste premie gesloten hebben daarmee van verdere aan sprakelijkheid af te zijn. Doch zij verge ten, dat zij hun handteekening hebben ge plaatst op hot aanvraagformulier „als ver- zékerde èn als lid." Wel bestaat de vrees, dat velen zullen trachten aan hun bijdragen in den omslag over dc leden te ontkomen, maar dan zal zoowel de curator als de liquidateur moe ten procedeeren om die gelden binnen te krijgen, In liet reglement van „De Nieuwe Boer haave" is o.m. bepaald, dat geschillen moe ten worden beslist door arbitrage. Dit zou in casu tot een groot aantal arbitragezaken kunnen leiden. Wanneer intusschen tot liquidatie wordt besloten, met het voorne men om in een volgende vergadering, waar in het tekort zal zijn vastgesteld, over den te heffen omslag te beslissen, dan kan reeds in de vergadering van 12 dezer té vens een besluit worden genomen om bet artikel betreffende arbitrage te laten ver vallen door reglementswijziging. In dit ge val kunnen de onwillige leden gezamenlijk voor de Ilaagsche Rechtbank worden ge dagvaard en wordt het proces aanmerkelijk vereenvoudigd. Daarbij komt nog, dat in geval van fail* lissement de curator de heerschappij vrij wel alleen voert, terwijl in geval van liqui datie de leden zelf nog wat te vertellen hebben en ertoe kunnen medewerken, dat do afwikkeling zoo goedkoop cn zoo snel mogelijk verloopt. Toch achtte de heer Roeper Bosch het nog geenszins zeker, dat voor de surséance- aanvraag een voldoende aantal stemmen zal worden verkregen, aangezien de moge lijkheid bestaat, dat een groep schuld eischers in de vergadering het surséance- voorstel zal afstemmen. Dat er eenige ergernis is bij de leden die door den gang van zaken zijn gedupeerd, achtte mr. Roeper Bosch zeer verklaarbaar, doch boosheid is altijd een slechte raad geefster. Theoretisch kunnen, waar het hier een onderlinge maatschappij geldt, do schuld eischers zoowel bij surséance als bij faillis sement hun vorderingen voor 100 pet in baar maken, doch practisch zal dat niet worden bereikt, terwijl bij surséance do weg veel korter is dan bij faillissement, aangezien surséance voor ten hoogste P/2 jaar (met één keer mogelijke verlenging van eveneens P/2 jaar) kan worden ver leend en een faillissement vele jaren kan duren. Van dc stemming in de vergadering van 12 dezer zal afhangen of de heer Roeper Bosch die verklaarde, geenszins de door het bestuur van de nieuwe Boerhaave ge maakte fouten in bescherming te nemen het liquidateurschap zal aanvaarden. DE ST. GEERTRUYDTSBRONNE TE BERGEN OP ZOOM. Plechtig in werking gesteld. Zaterdagmiddag te drie uur had de offi cieele ingebruikname plaats van de eeuwen oude Sint Geertruydts-bronne te Bergen op Zoom. Daartoe waren óók uitgenoodigd en tegenwoordig het voltallig collego van B. en W., dc garnizoenscommandant luitenant kolonel Wilkens, do voorzitter van de Ka mer van Koophandel en Fabrieken voor Westelijk Noord-Brabant, het voltallig be stuur van de V. V. V. en vele anderen. De heer Touw Jr. sprak het welkomst woord uit, waarbij hij een uitvoerige uit eenzetting gaf 'van de opgenomen plannen, om de Sint Geertruydts Bronne te doen her stellen, waardoor het wolbekende tafelwater van de Prinsen van Oranje thans weer in den handel zal kunnen worden gebracht. Aan den burgemeester van Bergen op Zoom verzocht de heer Touw, om de offi cieele opening te verrichten. Aan deze uitnoodiging gaf dc burgemees ter gaarne gevolg cn stelde het vul-tapappa- raat in werking. Nadat de eerewijn was aangeboden, ver lieten de aanwezigen de Scheldeoevers, waarna zij zich begaven naar het Feestge bouw „Thalia", alwaar den genoodigden een feestdiner werd aangeboden. DE ONTWAPENING. De samenwerking tusschen de kleine mogendheden. In de Memorie van Antwoord op het V.V. der Tweede Kamer over de begrooting van Buitenlandsche Zaken verklaart de minister van een georganiseerde samenwerking tus schen de kleine mogendho^nn mi aanzien der ontwapening, opgevat in dien zin, dat de kleine mogendheden onafhankelijk van de door de groote mogendheden gevolgde gedragslijn, haar standpunt in het ontwa- penings-vraagstuk zouden moeten bepalen, geen resultaat te kunnen verwachten. De aanpassing van het Volkenbondsver drag aan het Kellogg-verdrag is door de Nederlandsche delegatie warm bepleit, en de regeering stelt zich voor in deze lijn te blijven doorgaan. Wie gezag wil uitoefenen moet beschei den zijn. Door E. PHILLIPS OPPENHEIM. Geautoriseerde vertaling van Mr. G. KELLER. 24 Beiden zwegen cn ik had de overtuiging, dat zij reeds gedaan hadden wat ik hun ried. Op dat oogenblik rinkelde mijn tele foon. De bezoekers wisselden een blik met elkaar. Ik nam den hoorn ter hand. „Spreek ik met kapitein Rotherby?'' Ik herkende de stem onmiddellijk juf frouw Delora had mij opgeroepen. „Ja", antwoordde ik. „Ik meende u genoegen le doen met de medeCteeling, dat ik mij niet langer onge rust maak over mijn oom. Hij doet altijd on gewone dingen en ik ben overtuigd, dat hij misschien nog van nacht, maar in ieder geval morgenochtend ons hotel zal opzoe ken. Ik zou het onaangenaam vinden, als er een onderzoek naar hem werd ingesteld en ik ben overtuigd, dat hij zeer boos zou zijn zoo hij hoorde, dat het geschied was." „Ik ben werkelijk blij dat van u te hoo- rnn, juffrouw Delora," antwoordde ik. „Om u de waarheid te zeggen, ik heb op het oogenblik een paar heeren bij mij, die mij eenige vragen willen doen. Ik heb hun even wel vervwrrt dat tt de eenige persoon is, waartoe zij zich zullen hebben te wenden." Er sprak eenige onrust uit haar stem toen zij mij antwoordde: „Ik heb de hulp van de politie niet inge roepen en heb die ook niet noodig. Mochten zij zich tot mij wenden, dan ben ik niet van p*an te antwoorden." „Ik ben het volkomen met u eens, juf frouw Delora", antwoordde ik. „Wel te rus ten." „Goeden nacht, kapitein", antwoordde zij vriendelijk. Ik legde den hoorn weer neer en zeide tot den inspecteur: ,.U heeft vermoedelijk wel gehoord wat ik met de juffrouw heb besproken. Ik kan dus volstaan met u goeden nacht te wen- schen." Met een verstoord en ontevreden gelaat sing hij naar de deur, maar de detective bleef nog even talmen. „Kapitein Rotherby", zeide hij ten slotte, ,.ik kan me begrijpen, dat u dit antwoordt, maar ik meen goed te doen u te waarschu wen, dat u op den duur beter af zult zijn als u zich niet verder in deze zaak mengt." „Zoo!" „Het is een ingewikkelde geschiedenis. Ik !fg den heer Delora niets ten laste, zoo min als iemand anders, maar wat u betreft zou ik u willen raden niet uit het oog tc ver hezen, dat het niet meer dan reiskenpissen zijn en dat zelfs de schranderste man ter v ereld zich vaak in derge'ijke menschen bedrogen vindt. En verder wensch ik u goeden nacht, mijnneer." Zij vertrokken zonder een woord te zeg gen. Ik hoorde hoe zij door de gang gingen, boe zij op het 'iftsclielletje drukten en naar beneden gingen. Daarna kleedde ik mij uit en stapte in bed. Ik werd den volgenden morgen tamelijk laat wakker, kleedde en schoor mij op niijn kamer en ging naar het café om te ontbijten. De kellner, die mij gewoonlijk be diende, snelde met een vriendelijk lachje toe om zich te mijner beschikking to stellen. Mijnheer, Louis is van morgen vroeg te ruggekeerd", haastte hij zich mij mede te deelen. „Is hij hier al?" vroeg ik, mijn oogen door de zaal latende gaan. De kellner antwoordde met iets minach tends in zijn toon: „Wel neen, dat doet hij nooit voor het eer ste ontbijt. Men kan hem om één uur mis schien, misschien ook pas tegen etenstijd verwachten. Maar in ieder geval komt hij vandaag." Ik vouwcfe mijn courant open en liet mijn oogen gaan over het stadsnieuws, maar er was geen enkel nieuwtje, dat op Delora sloeg. Ik wachtte tot elf uur en liet aan juffrouw Delora vragen, of zij mij kon ont vangen. Ik ontving evenwel de teleurstel lende medcdeeling, dat juffrouw Delora on geveer een uur geleden was uitgegaan en niet had gezegd wanneer zij zou terugko men. Ik begreep er weder niets van. Waar- era kon zij zijn uitgegaan, tenzij zij iets nieuws had gehoord? Zij had mij medege deeld, dat zij geen kennissen te Londen had. Het viel moeilijk aan te nemen, dat zij in haar tcgenwoordigen toestand van onzeker heid maar eens luk raak zou zijn uitgegaan Jk begaf mij naar het kantoor van den di recteur van het hotel. Ik kende hem van ouds en wij hadden reeds vaak met elkaar een praatje gemaakt. Hij ontving mij op zijn gewone hupsche wijze en legde een handvol sigaretten voor mij op tafel. Ik stak er een op en zette mij in den mij aan geboden gcmakkelijken stoel, terwijl ik het gesprek opende: „Mijnheer Helmsley, u weet, dat ik niet nieuwsgierig van aard ben en ik zou u niet gaarne iets vragen dat u onbescheiden zou toeschijnen. U heeft echter op het oogenblik een paar gasten, waarin ik belang stel." Mijnheer Heimsley knikte en noodigde mij zwijgend met een handgebaar voort te gaan, waarop ik vervolgde: „Ik bedoel den heer Delora en zijn nicht je." De glimlach verdween van het gelaat van den directeur en hij zeide: „Den heer dus, die vannacht niet is komen opdagen „Precies. Ik heb van Folkestone af samen met hen gereisd en ik moet erkennen, dat Delora zich wel wat eigenaardig gedroeg, toen wij Londen naderden. Hij scheen zenuwachtig te zijn en haastte zich ijlings den tVein te verlaten. Ik geleidde zijn nichtje, zooals u weet, hierheen, bevond dat hij hier niet was aangekomen en heb ge hoord, dat men tot op dit oogenblik niets naders omtrent hem heeft vernomen." „Inderdaad, zoo staat het met de zaak erkende Helsmley peinzend. „Het gebeurde werd gisteravond te mijner kennis gebracht cn zeer kort daarop vervoegde zich een in specteur van Scotland Yard bij mij. Ik lichtte hem zoo goed mogelijk in natuurlijk, maar toen hij zich tot de jonge dame wend de, weigerde zij de zaak ernstig op te ne men. Zij beweerde, dat haar oom waar schijnlijk een paar vrienden was tegenge komen of onderweg een bezoek was gaan afleggen. Onder die omstandigheden bleef cr niets anders over dan het onderzoek niet, verder voort te zetten." Ik knikte toestemmend en vroeg „Maar nu die Delora zelf Weet u iets van hem „Ik heb altijd gehoord, dat het een heer uit Zuid-Amerika was, die groote koffie plantages bezat en die elk jaar overkwam om zijn oogst te verkoopen. Sinds de laatste vier jaren is hij geregeld om dezen tijd in het hotel afgestapt. Hij heeft altijd een be hoorlijk stel kamers genomen en zijn reke-y ning altijd prompt betaald, maar inderdaad weet ik niets van hem." „Heeft zijn nichtje hem altijd vergezeld?" „Zij was vroeger nooit met hem, ten min ste niet voor zoover mijn herinnering gaat." „En weet u misschien uit welk deel van Zuid-Amerika hij herkomstig is „Ik heb er geen idee van", verklaarde Helmsley. „Zijn brieven ontvangt hij altijd door bemiddeling van een agent." „Feitelijk weet u dus niets van hem zeide ik, opstaande. „Volstrekt niets, vrees ik", antwoordde de hoteldirecteur. „Ik ben van plan over een uur of zoo bij de jonge dame even op te loopen, om haar te vragen of zij al iets weet omtrent haar oom" „Do jonge dame is uitgegaan, ik had juist laten vragen of zij mij ontvangen kon." Helmsley trok de wenkbrauwen op, daar hem dit verrastte, evenals het mij had ge daan, en hij merkte op: „Dan moet zij bepaald wat gehoord hebben!" "Wellicht. Maar apropos, ik heb gehoord, dat Louis terug is." (Wordt vervolgd). -

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1930 | | pagina 5