AMEPSFOOKTSCH DAGKIM)
BINNENLAND
De Verdwenen Delera
Dinsdag 11 November 1930
-DE EEMLANDER'
29e Jaargang No. 114
TWEEDE BLAD
Volkenbond en vrede
Jhr. van Karnebeek
voorzitter
DE FINSCHE UITVOER
VAN BOTER
Toepassing der
handelsverdragen
De arbeidsdag voor
transportarbeiders
Op korter arbeidstijd
aangedrongen
De nieuwe Bojerhaave
Uiteenzettingen van Mr.
Roeper Bosch
FEUILLETON
Algemeene vergadering
te Hoorn
In de Zaterdag te Hoorn gehouden verga
dering van de Vereeniging voor Volken
bond en Vrede heeft dr. Van Raai te aan
het jaarverslag een woord van hulde toe
gevoegd aan de vertegenwoordigers der
Nederlandsclie dagbladpers te Genève voor
hun objectieve berichtgeving, waarmee een
groot belang wordt gediend.
De propaganda-commissie gaf het hoofd
bestuur in overweging, de wenschelijkheid
van invoering van esperanto in ernstige
studie te nemen.
Ook werd de wenschelijkheid betoogd,
naast de vele anti-oorlogsfilms meer opbou
wend en aanvullend werk te verrichten. In
verband hiermede is een commissie gein-
stalleerd om een nieuwe film op stapel te
zetten.
Er volgde de verkiezing van een voorzit
ter. Prof. mr. Anema was aan de beurt van
aftreden en volgens de statuaire bepalingen
niet herkiesbaar. Het hoofdbestuur bood
voor de vervulling van deze vacature een
voordracht aan, die alleen den naam van
den minister van staat jhr. dr. II. A. van
Karnebeek, oud-minister van buitenland-
sclie zaken, commissaris der Koningin in
Zuid-Holland, die zich bereid heeft ver
klaard een eventueele benoeming te aan
vaarden.
Deze benoeming geschiedde bij accla
matie.
Een dankwoord, door den secretaris aan
den scheidenden voorzitter gebracht, werd
door dc vergadering met warm applaus on
derstreept.
Van de leden van het hoofdbestuur -wa
ren aan de beurt van aftreden de heeren
dr. J. van Gelein Vitringa, prof. dr. G. J.
Heering, mej. rnr. C. F. Katz, de heeren G.
Kielder, mr. J. M. de Moor en Henri Polak.
In den loop van het vorige jaar had reeds
prof. mr. M. W. F. Treub om gezondheids
redenen zijn voornemen te kennen gegeven
om af te treden.
Het hoofdbestuur stelde voor, het aantal
leden met drie uit te breiden. Candidaten
in de te vervullen tien plaatsen waren mej.
mr. C. F. Katz en dr. J. M. de Moor, de af
tredende leden, die zich, wat met de ove
rige aftredenden niet het geval was, her
kiesbaar hadden gesteld, en de heeren J.
Bastiaans, voorzitter van de jcugdonder-
wijscommissie, dr. M. D. Hage, penning
meester van de afdeeling den Ilaag.
Mr. II. J .van Maanen, oud-2de secreta
ris van het hoofdbestuur, secretaris der af
deeling Zwolle, mr. R. W. J. de Menthon
Bake, raadsheer in den Iloogen Raad der
Nederlanden, oud-voorzitter van de afdee
ling Arnhem, dr. E. van Raalte, ondervoor
zitter van de afdeeling Den Haag, mr. J.
Schokking, oud-minister van justitie, lid
van de Tweede Kamer, II. van Tongeren,
gep. kolonel Indisch leger, grootmeester
van het Groot-Oosten der Nederlanden, en
W. H. Vliegen, lid van de Tweede Kamer.
Ook deze benoemingen geschiedden bij ac
clamatie.
De vergadering werd hierop voor eenigen
tijd geschorst in verband met de officieele
ontvangst ten stadhuize, waar het gezel
schap werd toegesproken door mr. G. J.
Bisschop, burgemeester van Hoorn.
In de namiddagvergadering deed mr. J.
Limburg, lid van het hoofdbestuur, gedele
geerde ter Assemblee te Genève, eenige me-
dedeelingen, betrekking hebbend op de ter
voorafgaande Europeesche conferentie en
op de laatste Assemblee van den Volken
bond verhandelde betreffende het plan-
Briand voor de Verecnigde Staten van
Europa.
Spr. kwam tot de conclusie dat het plan-
Brland, waarvan de problemen ter bestu
deering zijn opgedragen aan een commissie
van 27 personen in samenwerking met het
secretariaat van den Volkenbond, allicht de
kiem heeft gelegd voor groote dingen, doen
dat het gevaar voor versplintering van den
Volkenbond op het oogenblik volkomen is
bezworen.
Spr. deed hierop nog eenige mededeelin-
gen over de werkzaamheden van de Union
Internationale des Associations pour la
Société des Nations.
Een voorstel van de afdeeling den Haag
tot het ontwerpen en bij de Union aanhan
gig maken van een voorstel betreffende de
internationale ontwapening werd aangeno
men.
Op voorstel van de afdeeling den Haag
werd besloten tot het instellen van een jaar-
lijkscli werkprogram.
Aan het einde der vergadering ging de
heer Wibaut nog nader in op het be
toog van mr. Limburg. Spr. wees er op, dat
het overleg tusschen Scandinavië en Neder
land zonder meer met vreugde was aan
vaard, doch wanneer men den economischen
vrede wenscht te bevorderen, moet men al
zeer voorzichtig zijn met het aanvaarden
van elke groepsvorming op economisch ge
bied.
Besloten werd, dit vraagstuk onder de
aandacht te brengen van de economische
commissie.
Vertoogen, door onze regeering
aan de Duitsche gericht
Volgens de memorie van antwoord op het
V. V. der Tweede Kamer over de begroo
ting van buitenlandsche zaken wordt aan
Finland geen jaarlijksche invoer van boter
gegarandeerd, maar alleen wordt toege
zegd, dat het c. q. een contingent van 5000
ton tegen het nu in werking te stellen
(autonome) recht van 50 mark per 100
K.G. zal mogen blijven invoeren, ook dan
als dit recht (verder) verhoogd wordt. In-
tusschen heeft de regeering niet stilgeze
ten, maar aanstonds en bij herhaling ver
toogen tot de Duitsclie regeering gericht,
welke in het bijzonder betrekking haddon
op do verhooging van het recht als zooda
nig, op een eventueele verdere verhooging
en op de kwestie van de meestbegunsti-
ging in verband met liet aan Finland toe
gezegde douanecontingent in geval van een
verdere verhooging. Zou Duitschland aan
Nederland een proportioneel douanecontin
gent willen toekennen, dan zou, aangezien
de aan Finland in uitzicht gestelde 5000
ton den normalen invoer van dat land on
geveer dekt, Nederland van een verdere
verhooging nauwelijks nadeel ondervinden.
Inderdaad is het echter geenszins zeker,
zoo niet onwaarschijnlijk, dat men in
Duitschland aan een proportioneel contin
gent denkt. Veeleer denkt men daar aan een
absoluut gelijk contingent. De vertoogen,
door dc Nederlandsche regeering te dezer
zake tot dc Duitsche gericht, zullen zeker'
door deze in overweging worden genomen,
alvorens tot een verdere verhooging, waar
tegen toch reeds groote bezwaren schijnen
te bestaan, wordt besloten
Een demonstratief congres van
den Centr. Bond van
T ransport arbeiders
Rotterdam, 9 November. Zaterdag
is hier in Odeon in de Gouvernestraat een
demonstratief congres gehouden van den
Centralen Bond van Transportarbeiders, dat
ten doel had den achturendag te cischen
voor allo arbeiders die in het transportbe
drijf werkzaam zijn. Dit congres is bijge
woond door een 123 afgevaardigden, terwijl
eveneens aanwezig was do heer G. J. Mör-
zer Bruyns, hoofdinspecteur van den ha
venarbeid, als vertegenwoordiger van den
Minister van Arbeid.
De voorzitter, de heer Brauligam, heeft
het congres geopend met een korte rede,
waarin hij er aan herinnerd heeft dat 12
jaar geleden aan de Nederlandsche arbei
ders den achturendag is beloofd, waarvan
echter tot nu toe niets anders is ingekomen
dan het ontwerp-wet, dat invoering van den
achturendag voor het stuwadoorsbedrijf be
oogt. Dit congres moet dan ook worden be
schouwd als een inzet van een nieuwe actie
om ook voor de arbeiders in het transport
bedrijf den achturendag te verkrijgen.
Woorden van adhaesie zijn vervolgens ge
sproken door de heeren C. van der Lende,
secretaris van het N.V.V., den heer G. van
der Houwen, namens de S.D.A.P.-Kamer
fractie, cn door den heer Dijk. namens den
Rotterdamschen Bestuurdersbond. Daarna
was het woord aan den heer Kievit, lid
van het hoofdbestuur van den Centralen
Bond voor het houden van een groote rede
over den achturendag in het transportbe
drijf, aan het eind waarvan hij zeide dal
voorloopig getracht zal worden langs
vreedzamen weg te komen tot de invoering
van den eisch van dit congres, maar dat,
wanneer die invoernig niet het gevolg zal
zijn van deze actie, strijd onvermijdelijk
liet gevolgd zal zijn, door welken strijd na
tuurlijk vele belangen zullen worden go-
schaad. Verschillende andere sprekers heb
ben illustratieve voorbeelden aan zijn woor
den toegevoegd, waarna tenslotte het con
gres zijn meening heeft vastgelegd in een
resolutie, waarin gezegd werd
Het congres enz., gehoord de inleiding
en mededeelingen over de bestaande werk
tijden in het transportbedrijf, waaruit blijkt
dat in dat bedrijf voor vele tienduizenden
arbeiders nog schandelijk lange arbeidstij
den voorkomen
dringt cr bij de regeering met klem op
aan, binnen den kortst mogelijken tijd de
Arbeidswet 1919 voor de transportarbeid
toepasselijk te verklaren;
vraagt met grooten nadruk voor den ar
beid aan boord van zeeschepen zoowel voor
de koopvaardij als voor de visscherij te ko
men tot een beperking van den arbeidsduur
doet. een dringend beroep op de Statcn-
Generaal om het bij haar ingediend ont
werp van wet tot wijziging van de Stuwa
doorswet zoo snel mogelijk in behandeling
te nemen en te aanvaarden;
draagt het bestuur van den Centralen
Bond van Transportarbeiders op deze uit
spraak ter kennis te brengen van de regce-
ring en don Stagen-Generaal
roept alle transportarbeiders op zich als
één man te scharen achter de eischen van
den bond, om tot invoering van den wette-
lijken achturen dag voor alle transport
arbeiders te komen.
HET MAAL. EN MENGGEBOD.
De Centrab Bond van Nederlandsche Ver-
bruiks-Coöperaties beeft op zijn algemeene
vergadering met algemeene stemmen (be
houdens vier blanco) een resolutie aange
nomen, waarin de meening wordt uitge
sproken, dat door aannemen van het aan
hangige wetsontwerp maal- cn menggebod
de belangen der verbruikers in hooge mate
zullen worden geschaad; dat do steun aan
de noodlijdende tarweboeren, wslke vooral
den groot-grondbezitters ten goede zal ko
men, opgebracht moet worden door het
broodetende publiek; dat vooral de toe
stand van de niet kapitaal-krachtige tarwe
boeren van dien aard is, dat tijdelijke
steun van regeeringswege zeker gewettigd
is; dat dit mogelijk is door maatregelen,
die niet de belangen van het brood-etende
publiek schaden; dat daarom het maal- en
menggebod niet moet worden ingevoerd, en
dat de Bond alles moet doen, wat in zijn
vermogen ligt o mdegroote nadeelen, die
hieruit voor de verbruikers voortvloeien, te
voorkomen. (Hbld.)
Verzekerden zijn „lid" der maat:
schappij, derhalve aansprakelijk.
Het Ned. Corr.-Bur. deelt ons mede;
In verband met het voorstel van het be
stuur van dè Verzekering-Maatschappij „De
Nieuwe Boerhaave" tot liquidatie der on
derneming en met de aanhangige aanvraag
om surséance van betaling tegenover de
van andere zijde gevraagde faillietverkla
ring, gaf mr. dr. Roeper Bosch, die, naar
men weet door dat bestuur is aangezocht,
om als liquidateur op te treden, in een on
derhoud ons als zijn meening te kennen,
dat in het belang van de verzekerden en
schuldeischers een liquidatie met surséan-
co van betaling voorkeur verdient boven
faillissement, al blijft intusschen de moge
lijkheid bestaan dat, wanneer op 12 dezer
het liquidaticvoorstel door de buitengewo
ne algemeene vergadering van „De Nieuwe
Boerhaave" wordt aanvaard, de rechtbank
daarna toch het faillissement uitspreekt.
Doch zoowel bij liquidatie met surséance
als bij faillissement zal een omslag over dc
leden moeten worden geheven, hetgeen in
tusschen in het laatstbedoelde geval, vol
gens mr. Roeper Bosch, belangrijk meer
moeite en kosten zal veroorzaken.
Veel verzekerden bij „De Nieuwe Boer
haave" toch verkceren in dc mecning, dat
zij geen „lid" van deze onderlinge maat
schappij cn derhalve niet aansprakelijk
voor haar schulden zijn. Zij meenen, wan
neer zij een verzekering met vaste premie
gesloten hebben daarmee van verdere aan
sprakelijkheid af te zijn. Doch zij verge
ten, dat zij hun handteekening hebben ge
plaatst op hot aanvraagformulier „als ver-
zékerde èn als lid."
Wel bestaat de vrees, dat velen zullen
trachten aan hun bijdragen in den omslag
over dc leden te ontkomen, maar dan zal
zoowel de curator als de liquidateur moe
ten procedeeren om die gelden binnen te
krijgen,
In liet reglement van „De Nieuwe Boer
haave" is o.m. bepaald, dat geschillen moe
ten worden beslist door arbitrage. Dit zou
in casu tot een groot aantal arbitragezaken
kunnen leiden. Wanneer intusschen tot
liquidatie wordt besloten, met het voorne
men om in een volgende vergadering, waar
in het tekort zal zijn vastgesteld, over den
te heffen omslag te beslissen, dan kan
reeds in de vergadering van 12 dezer té
vens een besluit worden genomen om bet
artikel betreffende arbitrage te laten ver
vallen door reglementswijziging. In dit ge
val kunnen de onwillige leden gezamenlijk
voor de Ilaagsche Rechtbank worden ge
dagvaard en wordt het proces aanmerkelijk
vereenvoudigd.
Daarbij komt nog, dat in geval van fail*
lissement de curator de heerschappij vrij
wel alleen voert, terwijl in geval van liqui
datie de leden zelf nog wat te vertellen
hebben en ertoe kunnen medewerken, dat
do afwikkeling zoo goedkoop cn zoo snel
mogelijk verloopt.
Toch achtte de heer Roeper Bosch het
nog geenszins zeker, dat voor de surséance-
aanvraag een voldoende aantal stemmen
zal worden verkregen, aangezien de moge
lijkheid bestaat, dat een groep schuld
eischers in de vergadering het surséance-
voorstel zal afstemmen.
Dat er eenige ergernis is bij de leden die
door den gang van zaken zijn gedupeerd,
achtte mr. Roeper Bosch zeer verklaarbaar,
doch boosheid is altijd een slechte raad
geefster.
Theoretisch kunnen, waar het hier een
onderlinge maatschappij geldt, do schuld
eischers zoowel bij surséance als bij faillis
sement hun vorderingen voor 100 pet in
baar maken, doch practisch zal dat niet
worden bereikt, terwijl bij surséance do
weg veel korter is dan bij faillissement,
aangezien surséance voor ten hoogste P/2
jaar (met één keer mogelijke verlenging
van eveneens P/2 jaar) kan worden ver
leend en een faillissement vele jaren kan
duren.
Van dc stemming in de vergadering van
12 dezer zal afhangen of de heer Roeper
Bosch die verklaarde, geenszins de door
het bestuur van de nieuwe Boerhaave ge
maakte fouten in bescherming te nemen
het liquidateurschap zal aanvaarden.
DE ST. GEERTRUYDTSBRONNE
TE BERGEN OP ZOOM.
Plechtig in werking gesteld.
Zaterdagmiddag te drie uur had de offi
cieele ingebruikname plaats van de eeuwen
oude Sint Geertruydts-bronne te Bergen op
Zoom. Daartoe waren óók uitgenoodigd en
tegenwoordig het voltallig collego van B. en
W., dc garnizoenscommandant luitenant
kolonel Wilkens, do voorzitter van de Ka
mer van Koophandel en Fabrieken voor
Westelijk Noord-Brabant, het voltallig be
stuur van de V. V. V. en vele anderen.
De heer Touw Jr. sprak het welkomst
woord uit, waarbij hij een uitvoerige uit
eenzetting gaf 'van de opgenomen plannen,
om de Sint Geertruydts Bronne te doen her
stellen, waardoor het wolbekende tafelwater
van de Prinsen van Oranje thans weer in
den handel zal kunnen worden gebracht.
Aan den burgemeester van Bergen op
Zoom verzocht de heer Touw, om de offi
cieele opening te verrichten.
Aan deze uitnoodiging gaf dc burgemees
ter gaarne gevolg cn stelde het vul-tapappa-
raat in werking.
Nadat de eerewijn was aangeboden, ver
lieten de aanwezigen de Scheldeoevers,
waarna zij zich begaven naar het Feestge
bouw „Thalia", alwaar den genoodigden een
feestdiner werd aangeboden.
DE ONTWAPENING.
De samenwerking tusschen
de kleine mogendheden.
In de Memorie van Antwoord op het V.V.
der Tweede Kamer over de begrooting van
Buitenlandsche Zaken verklaart de minister
van een georganiseerde samenwerking tus
schen de kleine mogendho^nn mi aanzien
der ontwapening, opgevat in dien zin, dat
de kleine mogendheden onafhankelijk van
de door de groote mogendheden gevolgde
gedragslijn, haar standpunt in het ontwa-
penings-vraagstuk zouden moeten bepalen,
geen resultaat te kunnen verwachten.
De aanpassing van het Volkenbondsver
drag aan het Kellogg-verdrag is door de
Nederlandsche delegatie warm bepleit, en
de regeering stelt zich voor in deze lijn te
blijven doorgaan.
Wie gezag wil uitoefenen moet beschei
den zijn.
Door E. PHILLIPS OPPENHEIM.
Geautoriseerde vertaling van
Mr. G. KELLER.
24
Beiden zwegen cn ik had de overtuiging,
dat zij reeds gedaan hadden wat ik hun
ried. Op dat oogenblik rinkelde mijn tele
foon. De bezoekers wisselden een blik met
elkaar. Ik nam den hoorn ter hand.
„Spreek ik met kapitein Rotherby?''
Ik herkende de stem onmiddellijk juf
frouw Delora had mij opgeroepen.
„Ja", antwoordde ik.
„Ik meende u genoegen le doen met de
medeCteeling, dat ik mij niet langer onge
rust maak over mijn oom. Hij doet altijd on
gewone dingen en ik ben overtuigd, dat hij
misschien nog van nacht, maar in ieder
geval morgenochtend ons hotel zal opzoe
ken. Ik zou het onaangenaam vinden, als
er een onderzoek naar hem werd ingesteld
en ik ben overtuigd, dat hij zeer boos zou
zijn zoo hij hoorde, dat het geschied was."
„Ik ben werkelijk blij dat van u te hoo-
rnn, juffrouw Delora," antwoordde ik. „Om
u de waarheid te zeggen, ik heb op het
oogenblik een paar heeren bij mij, die mij
eenige vragen willen doen. Ik heb hun even
wel vervwrrt dat tt de eenige persoon is,
waartoe zij zich zullen hebben te wenden."
Er sprak eenige onrust uit haar stem toen
zij mij antwoordde:
„Ik heb de hulp van de politie niet inge
roepen en heb die ook niet noodig. Mochten
zij zich tot mij wenden, dan ben ik niet van
p*an te antwoorden."
„Ik ben het volkomen met u eens, juf
frouw Delora", antwoordde ik. „Wel te rus
ten."
„Goeden nacht, kapitein", antwoordde zij
vriendelijk.
Ik legde den hoorn weer neer en zeide
tot den inspecteur:
,.U heeft vermoedelijk wel gehoord wat
ik met de juffrouw heb besproken. Ik kan
dus volstaan met u goeden nacht te wen-
schen."
Met een verstoord en ontevreden gelaat
sing hij naar de deur, maar de detective
bleef nog even talmen.
„Kapitein Rotherby", zeide hij ten slotte,
,.ik kan me begrijpen, dat u dit antwoordt,
maar ik meen goed te doen u te waarschu
wen, dat u op den duur beter af zult zijn als
u zich niet verder in deze zaak mengt."
„Zoo!"
„Het is een ingewikkelde geschiedenis. Ik
!fg den heer Delora niets ten laste, zoo min
als iemand anders, maar wat u betreft zou
ik u willen raden niet uit het oog tc ver
hezen, dat het niet meer dan reiskenpissen
zijn en dat zelfs de schranderste man ter
v ereld zich vaak in derge'ijke menschen
bedrogen vindt. En verder wensch ik u
goeden nacht, mijnneer."
Zij vertrokken zonder een woord te zeg
gen. Ik hoorde hoe zij door de gang gingen,
boe zij op het 'iftsclielletje drukten en naar
beneden gingen. Daarna kleedde ik mij uit
en stapte in bed.
Ik werd den volgenden morgen tamelijk
laat wakker, kleedde en schoor mij op
niijn kamer en ging naar het café om te
ontbijten. De kellner, die mij gewoonlijk be
diende, snelde met een vriendelijk lachje toe
om zich te mijner beschikking to stellen.
Mijnheer, Louis is van morgen vroeg te
ruggekeerd", haastte hij zich mij mede te
deelen.
„Is hij hier al?" vroeg ik, mijn oogen
door de zaal latende gaan.
De kellner antwoordde met iets minach
tends in zijn toon:
„Wel neen, dat doet hij nooit voor het eer
ste ontbijt. Men kan hem om één uur mis
schien, misschien ook pas tegen etenstijd
verwachten. Maar in ieder geval komt hij
vandaag."
Ik vouwcfe mijn courant open en liet mijn
oogen gaan over het stadsnieuws, maar er
was geen enkel nieuwtje, dat op Delora
sloeg. Ik wachtte tot elf uur en liet aan
juffrouw Delora vragen, of zij mij kon ont
vangen. Ik ontving evenwel de teleurstel
lende medcdeeling, dat juffrouw Delora on
geveer een uur geleden was uitgegaan en
niet had gezegd wanneer zij zou terugko
men. Ik begreep er weder niets van. Waar-
era kon zij zijn uitgegaan, tenzij zij iets
nieuws had gehoord? Zij had mij medege
deeld, dat zij geen kennissen te Londen had.
Het viel moeilijk aan te nemen, dat zij in
haar tcgenwoordigen toestand van onzeker
heid maar eens luk raak zou zijn uitgegaan
Jk begaf mij naar het kantoor van den di
recteur van het hotel. Ik kende hem van
ouds en wij hadden reeds vaak met elkaar
een praatje gemaakt. Hij ontving mij op
zijn gewone hupsche wijze en legde een
handvol sigaretten voor mij op tafel. Ik
stak er een op en zette mij in den mij aan
geboden gcmakkelijken stoel, terwijl ik het
gesprek opende:
„Mijnheer Helmsley, u weet, dat ik niet
nieuwsgierig van aard ben en ik zou u niet
gaarne iets vragen dat u onbescheiden zou
toeschijnen. U heeft echter op het oogenblik
een paar gasten, waarin ik belang stel."
Mijnheer Heimsley knikte en noodigde mij
zwijgend met een handgebaar voort te gaan,
waarop ik vervolgde:
„Ik bedoel den heer Delora en zijn nicht
je."
De glimlach verdween van het gelaat van
den directeur en hij zeide:
„Den heer dus, die vannacht niet is komen
opdagen
„Precies. Ik heb van Folkestone af samen
met hen gereisd en ik moet erkennen, dat
Delora zich wel wat eigenaardig gedroeg,
toen wij Londen naderden. Hij scheen
zenuwachtig te zijn en haastte zich ijlings
den tVein te verlaten. Ik geleidde zijn
nichtje, zooals u weet, hierheen, bevond dat
hij hier niet was aangekomen en heb ge
hoord, dat men tot op dit oogenblik niets
naders omtrent hem heeft vernomen."
„Inderdaad, zoo staat het met de zaak
erkende Helsmley peinzend. „Het gebeurde
werd gisteravond te mijner kennis gebracht
cn zeer kort daarop vervoegde zich een in
specteur van Scotland Yard bij mij. Ik
lichtte hem zoo goed mogelijk in natuurlijk,
maar toen hij zich tot de jonge dame wend
de, weigerde zij de zaak ernstig op te ne
men. Zij beweerde, dat haar oom waar
schijnlijk een paar vrienden was tegenge
komen of onderweg een bezoek was gaan
afleggen. Onder die omstandigheden bleef
cr niets anders over dan het onderzoek niet,
verder voort te zetten."
Ik knikte toestemmend en vroeg
„Maar nu die Delora zelf Weet u iets
van hem
„Ik heb altijd gehoord, dat het een heer
uit Zuid-Amerika was, die groote koffie
plantages bezat en die elk jaar overkwam
om zijn oogst te verkoopen. Sinds de laatste
vier jaren is hij geregeld om dezen tijd in
het hotel afgestapt. Hij heeft altijd een be
hoorlijk stel kamers genomen en zijn reke-y
ning altijd prompt betaald, maar inderdaad
weet ik niets van hem."
„Heeft zijn nichtje hem altijd vergezeld?"
„Zij was vroeger nooit met hem, ten min
ste niet voor zoover mijn herinnering gaat."
„En weet u misschien uit welk deel van
Zuid-Amerika hij herkomstig is
„Ik heb er geen idee van", verklaarde
Helmsley. „Zijn brieven ontvangt hij altijd
door bemiddeling van een agent."
„Feitelijk weet u dus niets van hem
zeide ik, opstaande.
„Volstrekt niets, vrees ik", antwoordde
de hoteldirecteur. „Ik ben van plan over
een uur of zoo bij de jonge dame even op
te loopen, om haar te vragen of zij al iets
weet omtrent haar oom"
„Do jonge dame is uitgegaan, ik had
juist laten vragen of zij mij ontvangen
kon."
Helmsley trok de wenkbrauwen op, daar
hem dit verrastte, evenals het mij had ge
daan, en hij merkte op:
„Dan moet zij bepaald wat gehoord
hebben!"
"Wellicht. Maar apropos, ik heb gehoord,
dat Louis terug is."
(Wordt vervolgd). -