MET 4 MIJNVEGERS NAAR DE OOST
AMÊPSFOQKTSC1H DAGBLAD
KRANIG SLEEPWERK
De Verdwenen Delora
Donderdag 11 December 1930
29e Jaargang No. 140
Een reis van ruim
2 maanden
EERSTE PLAATS IN TE NEMEN,
IJMUIDER VISCHHANDEL H. GLASTRA Co. N.V.
Utrechtschestraat 40 Telef. 92
VOORTGEZET DEBAT OVER
DE JÜSTITIEBEGR00TING
Velerlei wenschen
DE V.A.R.A. KWAAD OP
OUDEGEEST
Een scherp antwoord
FEUILLETON
OF F.FM' anded
Wat kapitein van Dijk over
zijn tocht naar Soerabaya
vertelde
Rotterdam, 10 Dec. Toen de „Fries
land" van Bureau Wcismuller gistermiddag
om half vijf haar ligplaats in het rustige
haventje van Vlaardingen innam, had deze
sleepboot weer een knnig stuk sleepwerk
volbracht, dat voor de zooveelste maal den
naam die Holland's zeemanschap op 't ge
bied van sleeptochten heeft verworven,
hoog houdt. Wij zijn allengs gewend ge
raakt aan de prestaties welke de wakkere
zeelieden, die de zeesleepbooten bevolken,
leveren en wanneer men bij de thuiskomst
van de zeepaarden tegenwoordig is, krijgt
men den indruk, dat ook de bemanning
dergelijke groole opdrachten, die dikwijls
de grootste moeilijkheden met zich bren
gen, feitelijk ook als iets doodgewoons be
schouwt. Er was dan ook nauwelijks ver
schil te bespeuren tusschen het meeren van
de Friesland, die een moeilijke reis,- het
sleepen van twee groote mijnvegers van
den Helder naar Soerabaia achter zich had
en het aanleggen van een havensleepbootje,
dat een tjalkje van da Maashaven naar de
Lcuvehaven versleept heeft. Dezelfde op
rustigen toon gegeven commando's klon
ken in de duisternis tegen de matrozen:
„Een tikkic vooruit", „een tikkie doorha
len", „een beetje vieren". Maar, uit de har
telijke wijze waarop familieleden en man
schappon elkaar begroetten viel toch wel
op te maken, dat er geen „gewone" reis
was volbracht, maar inderdaad cén, die ge
varen met zich bracht.
De heenreis.
Of hij een oogenbiikje de gelegenheid had
om iets over zijn sleeptocht te vertellen?
vroegen wij den kapitein, W. P. van Dijk,
een zeeman in hard en nieren, die het van
zelfsprekend bij aankomst in de haven nog
al druk had.
Als het niet te lang duurt; vooruit
dan maar! Een paar minuten dan. Waar
moet ik beginnen?
Bij het begin als het kan, kapitein.
Daar gaat-ie dan. Den 3en Augustus
vertrokken wij, de „Vlaanderen", waarop
kapitein de Koe gezagvoerder is en de
„Friesland", naar Den Helder om „de
dingen" zeeklaar te maken. Den Gen Aug
verlieten wij ieder met twee mijnvegers den
Helder en liepen juist het slechte weer mis,
dat kort daarop op de Noordzee hecrschte.
Waren wij later vertrokken, dan hadden
wij stellig geruimen tijd in Den Heldor
moeten blijven. Ik kan niet anders zeggen
dan dat de geheele reis zeer voorspoedig
is verloopen. In 25 dag'm voeren wij regel
recht naar Porl-Said, waar wij de kolen
hebben aangevuid. Deze tocht had tot dus
ver geen moeilijkheden opgeleverd; alleen
in het Kanaal hadden we een beetje met
tegenwind te kampen. Ditzelfde hadden wij
in de golf van Biscaje. Uitkijken was daar
de boodschap, vooral met het oog op den
dichten mist die daar het uitzicht danig
belemmerde. De mijnvegers slingerden he
vig en vooral de GO tons vaartuigen kregen
liet te kwaad. Daarna g;ng het beter. In de
Straat van Gibraltar echter was het weer
bar; er stond veel zee en zoowel de slecp-
boolen als de mijnvegers werden hevig
heen en weer geslingerd
Maar daar hebben wij het gelukkig ook
weer kunnen bolwerken en op het overige
gedeelte van de reis hebben wij geen last
meer van slingeren gehad. Tot Port-Said
hadden wij prachtig weer. Na kolen geladen
te hebben vertrokken wij den len Septcrn
bcr van die plaats. We hadden geen schijn
werpers aan boord, dus moesten wij bij dag
licht door het Suez-kanaal. Wc namen daar
de mijnvegers opzij: één aan bakboord en
één aan stuurboord en zoo voeren wij tot
Ismaila, waar we overnachtten om den vol
genden morgen onze reis naar Suez te ver
volgen. Om twee uur kwamen we daar aan.
Hadden we eenige malen last van den
storm gehad, op onze reis door de Roode
Zee naar Aden hadden we het van de fello
hitte, die vaak de voorbodo is van slecht
weer. Het liep echter nogal los en den 12en
September bereikten we Aden.
Een moesson op til.
Daar hebben wij een paar dagen moeten
wachten, want er was een moesson op til.
Waren wij alleen geweest dan hadden wij
het stellig gewaagd, maar met het oog op
onze kostbare sleep was oppassen de bood
schap en moesten wij beter weer afwach
ten. Door middel van de draadlooze stonden
wij voortdurend in verbmding met zeesche
pen op den Indische» Oceaan; de berichten
die wij hiervan kregen luidden voortdurend
slecht. Na drie dagen wachten waren de
weerberichten van dier» aard. dat wij be
sloten te vertrekken. Regelrecht voeren wij
nu naar Soerabaja. Dit is een flinke trek,
vaarovcr wij 27 dagen hebben gedaan,
s Zondagsmiddags kwamen wij in het
Westgat aan. De loodsen zorgden voor de
rest en 's avonds om S uur lagen wij voor
den wal. Over de geheele reis, totaal 9070
mijlen, hebben we dus G7 dagen gedaan.
Kapitein Van Dijk was vol lof over de
ontvangst die men de bemanning van de
sleepbooten bereid had Wc zijn daar. zoo
vervolgde hij, bizonder hartelijk ontvan
gen door den marine-commandant Bosma,
die ons geluk wenschte met de zoo voor
spoedig verloopen reis.
Terug.
Hoe was het weer gedurende de te
rugreis?
Uitstekend. Op de Roode Zee alleen
was het gloeiend heet en in de golf van
Biskaje spookte het weer een beetje.
Hoe komt het dat de Vlaanderen eerst
morgen hier aankomt? De sleepbooten zijn
toch gelijk uit Indie vertrokken?
De Friesland, zcid^ de kapitein, is 392
ton met een 750 P.K. machine en de Vlaan
deren 289 ton met 550 P.K. Wij loopen dan
ook harder. We hebben gedurende den te
rugtocht eigenaardige gesprekken met el
kaar gewisseld, zcide hij lachend.
Wat waren dat voor gesprekken?
De „Vlaanderen" seinde ons op de Roo
de Zee: „Wat ga jij toch hard voort", waar-i
op wij antwoordden: „Wat ga jij toch zacht*
jes voort". Net als schooljongens die brief*-
jés met elkaar wisselen in de klas. Maar
na zulk een moeilijke reis mag er wel eerus
een grapje gemaakt worden ook. 0
Behoort deze reis tot de moeilijkste
opdrachten die u te vervullen heeft gehafl,
waagden wij nog te vragen.
Neen, ik heb eens een bok van 38 li
hoogte naar Lissabon gebracht, gedurende
welke reis ik met zeer slecht weer te kam
pen heb gehad. En dan twee lichters van
Sparendam naar Buenns Aires, waarbij ik
heel wat moeilijkheden te overwinnen had.
En clan heb ik eens ecu bizonder moeilijke
reis gemaakt met een baggermolen via
Kaap de Goede Hoop naar
De stoere zeeman keek plotseling op z'n
horloge.
Potstausend ik heb drie minuten ge
zegd en sta minstens al tien minuten te
hoornen.
En weg was hij.
OOM EN NEEF
De doodslag te Lierop.
He lmond, 10 Dec. De in verband met
den doodslag op zijn oom C. v. d. H. te Lie
rop in het huis van bewaring te Roermond
gedeponeerde M. 1'. is thans op vrije voeten
Dr. A. VAN DLR LAAN, Amsterdam, schrijft in „Voeding en
Hygiëne", October 1930:
Onder de voedingsmiddelen dient visch, waarmee wij clan
in hoofdzaak bedoelen de gebruikelijke soorten zeevisch, een
zoowel om hare lichtverteerbaarheid als om hare voedings
Waarde
Deze soorten zeevisch koopt men in Amersfoort in» den
EET MEER VISCH
DAN BLIJFT GE SLANK
GEZOND EN FRISCHI
Door eigen inkoopkantoor te IJmuiden steeds de FIJNSTE
kwaliteiten en 10—20 procent BILLIJKER dan ieder ander.
gesteld. Zooals men zich herinnert had T.
op 1 Nov. j.l. zijn oom na een twist op het
veld met een schop een zoodaanigen slag ge
geven, dat v. d. H. kort nadien overleed. T.
zal binnenkort wegens mishandeling, den
door tengevolge hebbende, voor de recht
bank te Roermond terecht staan.
TWEEDE KAMER
De relasseering en het psychiatrische
onderzoek van sexueele
misdrijven
Bij de voortgezette behandeling der jus
titiebegrooting bepleit de heer Drop een
wettelijke regeling van de rechtspositie der
handelsagenten en reizigers.
De heer v. d. Heide dringt aan op een
spoedige verbetering van de regeling in
zake de reclasseering en het psychiatrisch
onderzoek van sexueele misdadigers.
De heer T e u 1 i n gs wenscht bepalingen
tegen ongewenschte perspublicaties en ver
scherping van het optreden tegen oprui
ing en Godslastering.
Mej. Katz betoogt, dat cle uitvoering van
de zegenrijke kinderwetten verbetering be
hoeft, evenals de opleiduig van gevangenis
personeel en de schifting van veroordeel
den. Ook dient de 'opleiding va» rechters
en commissarissen van politic te worden ge
special iseerd.
De heer G o s e 1 i n g dringt aan op ver
hooging der vergoeding aan advocaten voor
toegevoegde zaken.
De heer van Rap par d bepleit afschaf
fing althans sterke beperking van het Gij
zelingsinstituut.
De heer Boon wenscht wettelijke rege
ling der lijkverbranding en van het bezoek-
reeht na echtscheiding.
Het gijzelingsinstituut kan nog niet wor
den gemist, doch wel verzacht worden bij
voorbeeld door instelling van beroepsrecht.
De heer Duymaer van Twist dringt
aan op herziening van het binnenvaartrecht
De heer Wijnkoop dringt aan op de
wegneming van de wettelijke belemmering
van echtscheidingen op maatregelen tegen
opruiing tot oorlog.
De heer Duys acht een betere regeling
van de kostelooze rechtsbijstand voor de
advocatuur noodig.
Voorts bepleit de heer Duys een wet
telijke regeling inzake contróle op het
bankbedrijf en ziektcvcrzekeringsmaat-
schappijen en tenslotte de instelling van
een centraal politie-laboratorium.
De heer Marchaut wenscht waarbor
.gen tegen misbruik van het gijzelingsinsti
tuut.
De heer Zandt verlangt maatregelen te
gen zedenverwildering, godslastering en on
geoorloofde echtscheiding, alsmede wederin
voering van de doodstraf.
Do heer Slotemaker de Bruine
acht den norm voor wettelijke maatregelen
tegen politieke bestrijding van den gods
dienst nauwelijks hanteerbaar. De vrije
mceningsuiting zou daardoor in het ge
drang komen.
De heer Schok king acht deze niet
aangetast door strafbaarstelling van gods
lastering.
Minister Donner zal de kwesties in
zake het arbeidscontract onder oogen zien.
Inzake de gijzeling zal een veiligheids
klep tegen misbruiken wel kunnen worden
gevonden. Wettelijke contróle op het bank
bedrijf zou zeer belemmerend op dat be
drijf werken. Spreker zal aandacht wijden
aan de opmerkingen omtrent de herziening
van het binnenvaartrecht en kosteloozen
rechtsbijstand en enkele andere detailpun
ten.
De heer Lingbeek klaagt over te veel
katholieke rcclitcrsbenoemingcn.
De heer Duys bestrijdt den lieer Ling
beek, doch klaagt zijnerzijds over gevallen
van partijdig optreden.
Minister Donner zegt, dat ongerustheid
voor partijdige benoemingen bij de rechter
lijke macht niet behoeft te bestaan. Ge
gronde klachten zal nij onderzoeken.
De heer Duys wenscht verbetering van
de salarissen van het administratieperso-
neel bij de rechterlijke macht.
Dc Minister verwijst naar de gehou
den algemeene beschouwingen.
Mej. M e y e r wenscht bijeenbrenging van
gevangenen naar hun godsdienst, althans
voor katholieken en Israëlieten.
Mej. Katz bepleit verbetering van de
geestelijke verzorging der gedetineerden.
De heer Van der Heide dringt aan
op verruiming van geestelijke vrijheid voor
gevangenen.
De heer Duys dringt aan op verbete
ring van de arbeidsvoorwaarden van het
gevangenispersoneel en van de voeding,
hygiëne en ontspanning in dc gevangenis
sen.
De minister zegt overweging toe.
Do vergadering word* verdaagd.
msrcCRr
KERSTKRANSEN
KERSTSTAVEN
KERSTARTIKELEN VOOR
DE KERSTBOOM.
Over de evenlueele samenwerking
met de A. VR. O. j
Do heeren de Vries, Zwertbroek on Lehon
resp. voorzitter, secretaris en penningmees
ter van de V.A.R.A., schrijven het volgende
ingezonden ötuk in het Volk:
Met verwondering lazen we onder boven
staand opschrift de opmerkingen van Oude
geest op het artikel van den heer Vogfc
in dicri6 blad van 6 December. Wij achten
dit artikel, zonder overleg met het V.A.R.A.-
bestuur geplaatst, voorbarig. We achten
het echter eveneens totaal onjuist. Wij ko
men t.o.v. het artikel van den heer Vogt
tot een conclusie, volkomen tegenoverge
steld aan die van Oudegcest. Wat we reeds
lang wisten het is van de zijde der
A.V.R.O. meerdero malen medegedeeld
wordt ook hier weer bevestigd: de A.V.R.O.
wil slechts samenwerking met die groe
pen, die het zendtijdbesluit van 15 Mei,
waarin het principe der gelijkberech-
t i g i n g van de vier groote Omroeporga
nisaties is vastgelegd, „ten voordeele van
do A.V.R.O. willen wijzigen". De V.A.R.A.
daarentegen is tot wijziging van den toe
stand op omroepgebied, zoouls deze door
hel zendtijdbesluit is geschapen „ten voor
deele van do A.V.R.O." niet bereid. Sa
menwerking is dus uitgesloten, als
niet do A.V.R.O. zich stelt op den bodem
der realiteit.
De V.A.R.A. heeft zich meerdere malen
d u i d c 1 ij k vóór overleg en samenwerking
uitgesproken. Even d u i d e 1 ij k heeft do
A.V.R.O. deze meermalen afgewezen.
Om tot de door de V.A.R.A. gewensebte sa-<
menwerking te komen, heeft het geen zin,
den wensch den vader der gedachte te
doen zijn cn met alle geweld is een totaal
afwijzend artikel van de overzijde een
grondslag ervóór te willen vinden. Dit kan
slechts verwarring wekken, daar het den
indruk zou kunnen vestigen, alsof er bij
dc arbeidersbeweging geneigdheid zou be
staan aan den onredelijken eisch van dc
A.V.R.O. toe te geven, een geneigdheid, die
tot nog toe uit niets gebleken is, en die
b ij de V.A.R.A. in het geheel niet
bestaat.
Met Oudegeest's opvatting en handelwijze
zijn wij het dus in geenen dcele eens. We
achten het hier echter niet de plaats, om
daaromtrent uitvoerig van gedachten tc
wisselen, maar zullen een en ander aanhan
gig maken in de bcstuursinstantics, waar
deze kwestie o.i. alléén behoort tc worden
behandeld.
De heer Oudegeest schrijft bij dit 6tuk
de volgende kantteekening:
Indien dc V.A.R.A. zich meerdere malen
voor samenwerking heeft uitgesproken, dan
gebeurt dit in bovenstaand stukje toch
blijkbaar niet.
Wanneer men een dergelijke samenwer
king werkelijk wil, grijpt men iedere tege
moetkoming van de andere zijde aan om
een stap verder te komen. Blijkbaar zijn de
drie onderteekenaars (zij schrijven niet n a-
mens het bestuur van cle V.A.R.A.) t-
getcn, dat ingevolge een besluit van de „be-
stuursinstanties, waar deze kwestie o.i. al
léén behoort te worden behandeld" tege
moetkoming van de zijde van de A.V.R.O.
in gelijken zin zou worden beantwoord. Ik
hen gewend besluiten van dergelijke instan
ties uit te voeren.
HANDELSHOOGESCHOOLRAAD.
De Handelshoogeschoolraad heeft in zijn
jaarlijksche vergadering tot nieuwe leden
benoemd dc heeren dr. R. A- Jcllema, dr.
F. A. de Graaff, H. M. H. A. van der Valk,
allen te Rotterdam en Jos Meijer te 's-Gra-
venhage. Herbenoemd werden als lid do
heeren jhr. F. W. L. de Beaufort, J. Brands,
H. Koechline J. Kuijpers, C. do Monchy en
W. N. H. van der Vorm. allen te Rotterdam
en dr. G. F. ten Doesschate en R. Pappen-
hcim tc Amsterdam.
Lage naturen betalen met hetgeen zij
doen; edele met hetgeen zij zijn.
SCHILLER.
Door E. PHILLIPS OPPENHELM.
Geautoriseerde vertaling van
Mr. G. KELLER.
50
„Dat gebeurt altijd. In een hotel als dit,
waar het al leven en vroolijkheid is wat
er heerscht, worden de gasten liefst niet er
aan herinnerd, dat er zoo iets onaange
naams als de dood bestaat. De helft van de
bezoekers van die verdieping zau hun ka
mers hebben opgezegd, als zij geweten had
den, dat er in hun nabijheid een lijk had
gelegen. Wij moeten altijd zoo iets zeer ge
heim houden. De kist wordt nu naar het
gebouw van de begrafenisonderneming ge
bracht en vandaar uit naar het kerkhof
vervoerd."
„Wie is het?" vroeg ik. „Is hij lang ziek
geweest?"
De klerk schudde het hoofd, zeggende:
„Het was een Franschman, Bartot heette
hij. De vorige week heeft hij in het café
een aanval van beroerte gehad en later zijn
daar complicaties bijgekomen."
Een lichte rilling ging over mijn lichaam.
terwijl ik mij omkeerde om naar mijn ka
mer te gaan. De gedachte aan de wijze
waarop die man aan zijn einde was geko-
mm sm niet bjjster sraoljjU
HOOFDSTUK XXIX.
Nog voor ik den volgenden morgen wa9
opgestaan, werd mij medegedeeld, dat Frlt?
voor mijn deur stond te wachten. Ik liet
hem onmiddellijk binnen komen en eer
biedig bleef hij aan mijn bed staan.
„Mijnheer", zeide hij, „ik heb den heer
Delora weer ontdekt!"
„Mooi zoo, Fritz, je bent een genie! Zeg
me gauw waar hij nu weer is."
„In een hotel garni in Bloomsbury. Tiet
is eigenlijk niets meer dan een klein pen
sion, dat vooral door lui uit Australië en
de koloniën wordt bezocht. Plet is nummer
17 in Montaguestreet,"
„Een zeer belangrijke inlichting", ver
klaarde ik, mij in mijn bed rechtop zittend.
Fritz liet een veelbeteekenend kuchje
hooren, terwijl hij verklaarde:
„Ik had wel gedacht, dat u dat zou vin
den."
Na eenige oogenblikken te hebben nage
dacht sprong ik uit mijn bed, zeggende*
„Fritz, ik heb je verder niet noodig, maar
ik zal je twee maand salaris uitbetalen
Ik ging naar mijn secretarie en telde
hem eenige bankbiljetten voor, die hij met
een lachje van voldoening opstreek.
„Ik heb mij verbonden mijn belangstel
ling in deze zaak te laten varen", zeide ik.
„heb dus geen werk meer voor je. Maar
dit geld zal je in staat stellen een paar da
gen vacantie te nemen en ik twijfel er niet
aan, of je zult er wel spoedig in slagen een
ander baantje te vinden."
Onder een allerhoffelijkste buiging ver
klaarde Fritz:
„Ik ben u oneindig dankbaar, mijnheer,
maar ik ga dadelijk werk maken van een
ander baantje. Vacantie komt wel later in
mijn leven. Zoolang ik jong ben en yoor een
gezin heb te zorgen, moet ik werken. Maar
uw edelmoedigheid, mijnheer", besloot hij
met een tweede buiging, „zal ik nooit ver
geten."
Ik kleedde mij haastig aan en begaf mij
naar het door Fritz opgegeven adres. Ter
wijl ik op de stoep stond met de bel in de
hand, werd de deur onverwachts geopend.
En daar stond Delora in eigen persoon voor
me Hij deinsde terug, alsof ik een vergif
tig dier was, doch ik legde een hand op zijn
schouder, vastbesloten dat hij mij ditmaal
niet zou ontsnappen.
„Mijnheer Delora", zeide ik, „mag ik u
even spreken Liefst nu.'
„Ik heb het druk", antwoordde hij. „Kom
op een anderen keer terug."
„Ik kan niet tot een anderen keer wach
ten", hield ik aan. „,Ik heb u maar een
paar woorden te zeggen, maar die woorden
moeten worden gesproken."
Met zichtbaren tegenzin ging hij mij voor
naar een zitkamer. Daar stonden eenige
met. rood pluche bekleede stoelen op regel-
matigen afstand tegen den wand en in het
midden een tafel, overdekt met couranten,
voor het mecrendeel van ouden datum.
Delora sloot de deur en wendde zich met
een norsch gelaat tot mij.
„Kapitein Rotherby", zeide hij, „ik weet
opperbest, dat er te Londen een aantal per
sonen zijn, die buitengewoon belang stellen
in mij en mijn doen en laten. Hun belan
gen en de mijne zijn in strijd met elkaar
en ik kan me best voorstellen, dat zij tegen
mij samenspannen Maar waarom u voor
den duivel daaraan mededoet, begrijp ik
nietliet hij er met klimmenden toorn
op volgen. Ik zou wel eens willen weten,
wat uw bedoeling is met mij te bespionnee-
ren. Wat heeft u er mede te maken?"
JJ tahxjnt den toestand niet te begrijpen.
mijnheer", antwoordde ik. „Ruim tien dagen
geleden heeft u mij de zorg opgedragen voor
uw nicht, terwijl we op het Charing Cross
Station stonden. U zou, naar u zelf ver
klaarde, naar het Milan Hotel rijden. Maar
u is nooit verschenen. U is dat blijkbaar
ook nooit van plan geweest. U is daarna
zelfs niet in de buurt daarvan geweest. U
heeft uw nicht alleen achtergelaten in een
broeinest van intriges en ik meen het recht
te hebben bij u op een verklaring van dat
alles aan te dringen. Ik heb daartoe van
morgen in het bijzonder aanleiding, omdat
ik beloofd heb nog heden naar buiten te
gaan en mij verder niet te bekommeren
omtrent uw gedragingen."
„Laten wij dan maar aannemen dat het
al morgenochtend is", gaf Delora droogjes
in overweging.
„Neen, ik moet u in ieder geval nog iets
zeggen. Maak u evenwel niet bezorgd. Met
de enkele woorden, die ik nog moet zeggen,
zal ik u geen vragen doen. Ik gevoel vol
strekt geen behoefte achter uw geheimen
te komen, door te dringen in het mysterie,
dat u omgeeft. Ik zal u geen enkele vraag
stellen. Ik zal u zelfs niet vragen, waar
om u uw nicht zulk een doodsangst deed
uitstaan en het zelfs niet eens gewaagd
hebt uw gelaat in het Milan Hotel te laten
zien."
„Maar dat zou een kind kunnen begrij
pen riep Delora uit. „Het Milan Hotel is
een volslagen openbaar gebouw in Londen.
Het staat open voor ieder, die zich .de
moeite geeft den drempel er van te over
schrijden. Het Is waarachtig in de aller
laatste plaats een geschikt verblijf voor
Iemand als ik, die in zaken van het hoog
ste gewicht is gemengd."
„Maar waarom had dan beslot-en daar
heen te gaanV
„Het was volstrekt mijn keus niet", ant
woordde Delora, „Bovendien heb ik eerst
toen ik te Londen was aangekomen, begre
pen welke lagen men mij legde."
„In ieder geval had u nimmer uw nicht
mede moeten nemen. Ronduit verklaard,
gevoel ik geen steek belangstelling voor uw
doen en laten. Ik denk alleen aan uw nicht
en verklaar u nogmaals, dat u geen recht
heeft haar in doodangst alleen te laten."
„Ik zie niet in, mijnheer, dat u ook maar
eenigerlei recht heeft mij mijn handelingen
te verwijten. Maar ik wil, teneinde ons ge
sprek te doen eindigen, wel erkennen, dat,
zoo ik had kunnen vermoeden hoeveel last
voor mij was weggelegd, ik haar niet zou
hebben medegenomen. Dat ik het gedaan
heb, was, omdat ik haar niet wilde teleur
stellen. Het reisje was haar al zoo lang
beloofd
„Laten wij daar niet verder over praten.
Ik heb u al medegedeeld, dat ik mijn na
sporingen opgeef. Ik heb dus niets meer
te maken met u of uw plannen, wat die
ook mogen zijn. Maar ik ben u hier komen
opzoeken om u het volgende te zeggen i
Felicia heeft mij verzekerd, dat u haar oom
■is en met ergernis heeft zij geprotesteerd
tegen de bewering, dat u een bedrieger zou
zijn. Zij spreekt even lief en hartelijk over
u als men kan verwachten van een meisje,
dat haar oom vereert. Dat is dus in orde.
Maar hoe de zaken ook in elkaar zitten,
dit ééne wilde ik u wel zeer op het hart
drukken. Ik heb uw nicht lief, mijnheer
Delora, ik hoop haar over korter of langer
tijd tot mijn vrouw te maken en daarom
wil lk niet dat zij wordt gemengd in ieta,
dat het daglicht niet kan verdragen of zelf»
in strijd met de wet is."
'UrfüS d83B3jr&afe.;- (Wordt soo&fecfi