AHEOSFÖÖRT5C1H BAGBIAB
DE KANGHE-VAAS.
Donderdag 23 April 1931
«DE EEMLANDER"
29e Jaargang No. 249
TWEEDE BLAD
HET ONTSLAG VAN MEJ.
BADER
WIJ ALLEEN
IJmuider Vischhandel H. GLASTRA Co. N.V.
AANVARING IN HET
NOORDZEEKANAAL
LIEFDESDRAMA
mmm:
Het besluit der Kroonmede
gedeeld in den Raad van
State
's Gravenhage, 22 April. In de he
den gehouden zitting van den Raad van
State, afd. Geschillen van bestuur, is voorle
zing gedaan o.a. van een drietal koninklijke
besluiten inzake de schorsing en het ontslag
van Mój. G. N\ Bader, als directrice van de
's Gravenhaagsche Vakschool voor meisjes.
De Kroon heeft n.l. ongegrond verklaard
het beroep van mej. Bader tegen het besluit
van het bestuur der school van 27 Augustus
1930, waarbij haar met ingang van 1 Decem
ber d.a.v. ongevraagd eervol ontslag werd
verleend en evenzoo ongegrond het beroep
van mej. Baden tegen het besluit van het
zelfde bestuur, eveneens d.d. 27 Augustus
1930, waarbij zij voor den tijd van 3 maan
den (1 Sept. tm. 30 Nov.) als directrice werd
geschorst
Evenwel vernietigde de Kroon het besluit
van het bestuur der school van 28 Novem
ber 1930 waarbij de schorsing na 1 December
werd verlengd.
Mej. Baden werd ontslagen uit overweging
dat zij sedert geruimen tijd op zoodanige
wijze onbeheerscht tegenover bestuur, per
soneel en leerlingen optrad en op zoodanige
wijze is tekort geschoten in het geven van
leiding en deed blijken van gemis aan pae-
dagogisch inzicht, dat het belang van de
school, van het onderwijs en van haar leer
lingen dringend eischte, dat mej. B. haar
functie als directrice neerlegde.
Uit een vanwege het schoolbestuur door
Dr. G. C Balten te 's Gravenhage ingesteld
onderzoek was gebleken, dat mej. B. geeste
lijk ongeschikt was voor het blijven vervul
len van haar betrekking.
In haar beroep op de Kroon had mej*. Ba
den aangevoerd, dat zij zich door het besluit
van het schoolbestuur in ernstige mate be
zwaard achtte en dat zij meende, dat het be
stuur tot het verleenen van een ontslag op
grond van geestelijke ongesteldheid niet had
mogen overgaan op grond van het medisch
onderzoek van den heer Bollen alleen.
Voorts betoogde mej. Baden, dat het col
lege van B. en W. op de meest nadrukkelijke
wijze partij heeft gekozen aan do zijfle van
het schoolbestuur en dat dit college om den
schijn van partijdigheid te vermijden, zich
van de aanwijzing van een medicus had die
nen te onthouden, terwijl zij ernstig bezwaar
had tegen de wijze, waarop dr. B. het on
derzoek heeft ingesteld. Reclamante was van
oordeel, dat het logisch en billijk ware ge
weest, dat haar in geen geval een ontslag
wegens ongeschiktheid werd verleend .zoo
lang die ongeschiktheid niet is vastgesteld
bij een beslissing van het daarvoor aange
wezen orgaan overeenkomstig de pensioen
wetgeving. Zij betwist met den meesten na
druk, dat haar optreden ook maar eenigszins
zou rechtvaardigen, dat men haar, die in
verantwoordelijke betrekkingen veel en
moeilijk werk deed, thans zou mogen ont
slaan en haar, zonder pensioen zelfs uit
haar werkkring zou mogen verwijderen.
Aan de overwegingen van het Koninklijk
besluit wordt ontleend, dat weliswaar dr.
Bolten, daartoe door het gemeentebestuur
ten verzoeke van het schoolbestuur aange
wezen, de appellante voor de verdere uit
oefening van haar functie ongeschikt heeft
verklaard uit hoofde van ernstige progres
sieve psychische stoornissen, doch dat te
genover diens oordeel is te stellen het van
wege den Pensioenraad een en andermaal
ingesteld geneeskundig onderzoek, op grond
waarvan deze Raad appellante voor de ver
dere waarneming van haar betrekking niet
ongeschikt acht;
dat nu de opvattingen der deskundigen
ten deze zoozeer van elkaar afwijken, be
zwaar bestaat om het eerstgemelde onder
zoek als grondslag voor het verleenen van
ontslag te aanvaarden en dat mitsdien het
ontslag niet op grond van art 15 kan wor
den gehandhaafd;
dat het schoolbestuur suhsidiar het ontslag
baseert op andere gewichtige redenen, in
hoofdzaa.k hierop neer komende dat appel
larite dermate onbeheerscht zou optreden
tegenover bestuur, personeel cn leerlingen,
op zoodanige wijze zou tekortschieten in het
geven van leiding en zou hebben doen blij
ken van gemis aan paedagogisch inzicht,
dat het belang van de school en het onder
wijs niet zou gedoogen, haar als directrice
handhaven en dat een onherstelbaar gebrek
aan samenwerking was ontstaan, dat ten
slotte moet leiden tot schade voor het onder
wijs:
dat tenslotte appellante niet erin is ge
slaagd, aannemelijk te maken, dat dit ge
brek aan samenwerking zou zijn te wijten
niet aan do directrice maar aan het bestuur
der school.
Wat het tweede beroep betreft (n.l. de
schorsing voor den tijd van 3 maanden),
overweegt de Kroon dat het schoolbestuur
terecht heeft geoordeeld, dat hangende het
beroep tegen het aan de appellante met in
gang van 1 December 1930 verleende ont
slag, haar aanwezigheid in de school niet
wenschelijk ware te achten.
Ten aanzien van het derde beroep (voort
zetting van den schorsingstermijn na 1 De
cember 193U) overweegt de Kroon, dat
krachtens art. 24, le lid der nijverheidson-
denvijswet schorsing o.m. van directeuren
der van Rijkswege gesubsidieerde bijzonde
re scholen geschiedt voor ten hoogste drie
maanden en dat verlenging van de bij be
sluit van 27 Augustus 1930 gedane schor
sing derhalve geen steun vindt in de wet
UIT DE STAATSCOURANT.
Met ingang van 1 Mei 1931 is benoemd tot
burgemeester van Eist W. Th. de Leeuw
met gelijktijdig eervol ontslag als burge
meester van Druten;
op verzoek met ingang van 15 Juni 1931
onder dankbetuiging eervol ontslagen jhr
A. Bas Backer, als burgemeester van Bloe
mcndaal;
toegevoegd als adviseerend lid aan de
bij Kon. besluit van 28 Maart 1931 ingestcl
do commissie van advies, bedoeld in arti
kel 4 van de Tarwewet W. H. Wellensiek,
voorzitter der Nederlandsche Verecniging
van Meelagenten te Amsterdam;
benoemd tot notaris te Barendrecht C.
van Drimmelen, thans notaris te Kampen;
benoemd tot rechter in de rechtbank te
Groningen mr. J. Feitsma, oud-Neder-
landsch-Indisch rechterlijk ambtenaar en
kantonrechter-plaatsvervanger te Gronin
gen.
Bij K. B. is aan Ir. W. G. v. d. Meer op
zijn verzoek met ingang van 1 September
eervol ontslag verleend, als directeur van
en leeraar aan de R. TI. B. S. te den Helder.
Benoemd tot plaatsvervangend lid van
den Hoogen Raad van Arbeid M. I. Rood-
veldt te Amsterdam onder bepaling, dat hij
zal optreden ter vervanging van het raads
lid van dien Raad H. J. F. M. Sneevliet.
VAN EEN STEIGER GEVALLEN EN
GEDOOD.
Groningen, 22 April Doordat de katrol
van de steiger losschoot, is hedenmorgen de
schildersknecht J. de Boer, die werkzaam
heden aan een perceel verrichtte aan der
Ubbo Eraraiussingel, naar beneden gevallen.
Hij was onmiddellijk dood.
BLOEMENTENTOONSTELLING
„PRIMAVERA".
Bezoek van Prins Hendrik.
Rotterdam, 21 April. Op Vrijdag 24
April zal Prins Hendrik een bezoek brengen
aan de bloemententoonstelling „Primavera".
De Prins wordt omstreeks half twaalf ver
wacht.
m Amersfoort koopen persoonlijk alle vischsoorten in de
Rijksvischhallen te IJmuiden. U is dus steeds verzekerd
van de billijkste prijzen en de nood/akeliike kwaliteits
:ontröle! Thuisbezorgen zon ier \erhooging
Alléén: Utr.straat 40 Tel. 92 - Amersfoort
Hoofdkantoor IJmuiden Opgericht 1 Cael 190
Steeds voorhanden: Tarbot. Tong. Kabeljauw, Schelvisch
Schol, Bot enz. Vischconserven. Wanne Crouuetten en
Vischkoekjes. Heerlijke gebakken Visch gcmanneerdi
Haring, Rolmops.
Herziening van het reglement
voor dit vaarwater
Een lastige seinkwestie
Amsterdam, 21 April. De Raad voor
de Scheepvaart heeft hedenmiddag een
onderzoek ingesteld naar de oorzaak van
de aanvaring, welke op 11 December j.l. tij
dens mist is geschied op het Noordzee
kanaal tusschen het Deensche stoomschip
„Lilian" en het Zweedsche stoomschip
„Atlantic."
Opgeroepen waren de loodsen, tijdens de
aanvaring dienst doende op de beide
schepen.
De loods van de „Atlantic", een schip van
ruim 3300 ton, deelde op vragen van den
voorzitter, prof. mr. Taverne, mode, dat op
genoemden datum te 1.15 uur 's nachts de
„Atlantic" de sluis was binnengevaren. Na
geschut to zijn, steomdc de „Atlantic" bij
vrij zwaren mist net Noordzeekanaal op,
welke tegen 4 uur zóó dik werd, dat beslo
ten werd tegen der. Zuidwal te gaan meren.
Het schip werd gemeerd met een achter- en
voortros, tegenover de Nieuwe Zaandara-
merhaven, zoo dicht mogelijk langs den
wal; het achterschip iets verder van den
wal dan het voorschip.
Juist deze positie, waarin zich dc „Atlan
tic" bevond, was, blijkens een mededeeling
van den voorzitter, de voornaamste reden
geweest om deze zaak te onderzoeken, ten
einde aan het licht te brengen, dat met
schepen, verkeerende m een positie als hei
onderhavige, ten aanzien van seinen nog
geen rekening is gehouden, hoewel in 1926
een Nieuw Binnenaanvaringsreglement in
werking is getreden
Get. verklaarde voorts, dat de assistee.
rende sleepboot van de gebroeders Goed
koop tegen de bakboordzijde van het schip
gemeerd lag. Er was tijdens het stillicreen
van de „Atlantic" cenige passage, o.a is er
een stroomboot gepasseerd. Getuige en de
stuurman bleven op do brug, achterop stond
een matroos. Wat betreft het waarschuwen
van andere schepen omtrent de positie van
de „Atlantic" was afgesproken om bij nade
ring van zulke schepen te roepen.
Get, deed dit en ook van de sleepboot
werd het gedaan, waarbij echter geen
scheepsroeper werd gebruikt Zoo werd ook
geroepen, men men de fluitseinen hoorde
van het schip, dat later do „Lilian" bleek
te zijn. In de midscheeps was men bezig
aan kolcnschotten Li timmeren; alle lichten
nan dek brandden goed. Omstreeks 6 uur
20 v.m. werd plotseling het licht van dc
„Lilian" gezien, dat, komende uit de rich
ting IJmuiden, op het achterschip van de
„Atlantic" aanhield Dadelijk daarop had
de aanvaring plaats.
De loods van de „Lilian", welke ruim 1200
bruto register ton meet, verklaarde, dat tij
dens het opvaren van het Noordzeekanaal
voortdurend mistseinen met de stoomfluit
werden gegeven. T« 6 uur 20 werd plotse-
linz aan stuurboord vooruit, op niet meer
dan een halve scheepslengte, een wit licht
gezien, dat later het nchter-ankerlicht bleek
to zijn van de „Atlantic." Get, liet dadelijk
bakboordroer geven en volle kracht achteruit
slaan, voorts liet men het anker vallen. De
aanvaring was echter niet meer to voorko
men. Gel. verklaarde nog, dat men op de
„Lilian" tevoren niets gehoord had.
Beide schepen werden niet ernstig be
schadigd.
Op een vraag van den voorzitter, welke
keus zij zouden doen, indien zij, in de posi
tie van de „Atlantic", te kiezen hadden tus
schen belseinen of fluitseinen ter waarschu
wing, antwoordden beide loodsen dat zij
laatstgenoemde seinen de voorkeur zouden
geven.
Herziening reglement van het
Noordzeekanaal.
De Hoofdinspecteur voor do Scheepvaart,
vice-admiraad b.d. Fock, noemde de zaak
zelve eenvoudig. Wat de aanvaring betreft,
zou van een samenloop van omstandigheden
gesproken kunnen worden, alleen wil spr.
opmerken, dat men op de „Lilian" beter had
gedaan, de machine toen de mistbank dik
ker werd, te stoppen.
Van belang was voorts spr.'s mededeeling,
dat de Commissie voor herziening der Regle
menten in behandeling heeft de herziening
van het reglement voor het Noordzeeka
naal, dat binnenkort gereed zal zijn. Met do
in uitspraken van den Raad voor de
Scheepvaart neergelegde wenschen ten aan
zien van het geven van seinen door sche
pen, verkeerende in de positie als thans het
geval is geweest, zal ongetwijfeld in dit
reglement rékening worden gehouden.
In verband hiermede merkte de voorzitter
op. dat, hoewel te dien aanzien de Raad in
1924 en 1925 ookuitspraken heeft gedaan,
daarmede in het Binnenaanvaringsreg'e-
ment van 1926 geen rekening is gehouden.
De Raad zal later uitspraak doen.
EEN GEVAARLIJK SUJET.
Met brandstichting bodroigd.
K w a d e n d a m ra e, 22 April. Eergister
avond werd in de woning van de weduwe
Drijdijk te Ovezande een brief binnenga
worpen, waarin laatstgenoomde gedreigd
werd dat haar huis in brand zou worden
gestoken, zoo zij niet onmiddellijk honderd
gulden buiten haar woning legde. Deze
honderd gulden werden door de weduwe IV
inderdaad buiten haar woning gelegd,
waarna de schrijver van den brief er mee
vandoor ging. De weduwe D. gaf dit geval
gistermiddag bij de politie aan en denzelf
den dag slaagde de politie er in een zeke
ren J. V. te arresteeren. Hij is in het ar-
restantonlokaal te Ovezando opgesloten.
De politio zoekt verband tusschen dit ge
val en de inbraak te Baarland bij vrouw
Steketee, die in den nacht van Zaterdag 11
April gepleegd is.
Aanslag op een jong meisje en
haar vader, gevolgd door
zelfmoord
Amsterdam, 22 April. Eonigen tijd ge
leden kwam de 24-jarige Duitscher R. in
kennis met de 20-jarige juffrouw F. wonon-
de op de Admiralengracht. Van die kennis
making kwam een verloving. De verloving
werd echter dezer dagen weer verbroken
door het meisje. Dc jonge man heeft toen
alle brieven, die hij van haar ontvangen
heeft in oen pakje bij elkaar gebonden cn
gisteravond laat in de brievenbus van de
woning van zijn vroegere verloofde gedaan.
Dat eenigszins gewichtige pakje veroorzaak
te doen hot in do ledige bus viel leven Met
jonge meisje is toen naar de voordeur ge-
loopen, om te zien wat er in de bus was
geworpen Op dat zelfde oogenblik klonk op
straat een schot. Zij deed de deur open en
zag toen haar vader en haar verloofde.
Door den laatste was een schot dat geen
doel had getroffen op haar vader gelost.
Meteen klonken nog twee schoten, die op
haar door R. werden gelost. Vader en doch
ter vluchtten en toen klonk een vierde
schot, dat later bleek, dat R. op zich zelf
had gelost.
Van alle kanten kwam op het lossen van
de schoten publiek tooloopcn.
Het bleek, dat R. zwaar gewond was Hij
had zich zelf voor het hoofd geschoten.
Door den Geneesk. Dienst werd hij naar
het Wilhelmina Gasthuis vervoerd Hij is
spoedig na aankomst aldaar overleden.
Het meisje was heel erg overstuur; een
van de twee revolverkogels had haar even
aan het dijbeen geraakt. Ter kalmeerlng Is
zij cenigen tijd in het ziekenhuis geweest
en toen weer naar huis gekeerd. De vader
van het meisje was ongedeerd Toen hij do
jonge man voor de woning ontmoette richt
te deze plotseling de browning op hem en
trok af Waarom de jonge Duitscher naar
het leven stond van zijn aanstaanden
schoonvader zal niet meer opgohelderd wor
den.
DE STAKING IN DE VENEN.
Bargcr-Compascuura. 22 April. De
staking in het veenrayon Barger-Compas-
cuum is hedenmorgen ingegaan, zoodat de
arbeid bij de in het conflict betrokken ver-
veners is stilgelegd. Alles i6 volkomen rus
tig en te Barger-Compascuum is de staking
nauwelijks merkbaar. Ongeveer tweehon
derd arbeiders zijn bij het conflict betrok
ken.
UITGIFTE EENER STAATSLEENING.
Inplaats van de 5 pet. leening
van 1918.
's-G ravenhagc, 22 April. Naar w\j
vernemen is binnen enkele dagen de aan
kondiging te verwachten van de uitgifte
eener staatsleening, welko in de plaats zal
tr.den van de op 1 Juni a.s. afloopbaar ge
stelde 5 pet. staatsleening 1918.
Het betreft hier do uitvoering van de zoo
juist tot stand gekomen leeningwet 1931.
BITTERKOEKJES.
THEEKOEKJES.
FIJNE BONBONS VAN
DROSTE EN RINGERS.
Men moet leeren wat te leeren is en dan
zijn eigen weg gaan.
HANDEL.
Uit het F.ngelsch door
J. S. FLETSCHER.
45
De ochtendschemering kwam ten laatste.
En toen de eerste zonnestralen zich lieten
zien togen wij op weg; het eerst naar den
toren om de honücn luch; te geven van oom
Joseph Krevin. Ik was hoog6t vermoeid
tengevolge van mijn avonturen, die drie
dagen en drie nachten achtereen hadden
geduurd, maar ik werd geprikkeld door
deze menschenjacht. En toen de honden bij
Krevin's eigendommen waren geweest, lie
pen ze naar de ruïnes van de abdij en
voorzag ik de blijde mogelijkheid, dat de
val6chaardige oude schurk werd aangepakt
door deze beesten, wier groote koppen, roo-
de oogen en kolossale omvang hem de
schrik om het hart zouden doen slaan.
De honden liepen langzaam tusschen de
ruines door tot zij kwamen bij het gat in
den muur, waar ik den vorigen namiddag
mijn ontdekking had gedaan. Zij gingen in
de droge sloot en daarna, na eenige aarze
ling, het struikgewas in. En wetende van
majoor Cottam, dat het de aard is van
deze angstwekkende dieren om langzaam
te werken, en er van verzekerd dat wij hen
niet kwijt zouden raken, bracht ik Cherry
naar de plaats waar ik de tasch verbor
gen had. Ik nam de stukken van de vaas
en van de beeldjes uit de tasch en legde
ze voor hem op den grond. Hij lette weinig
op de stukken van dc vaas; alleen maakte
hij de opmerking, dat de stukken wel weer
aaneen konden gezet worden, maar hij keek
lang en aandachtig naar de andere brok
stukken.
„Het -hecf^ er veel van, dat die holtes
opzettelijk gemaakt zijn," merkte hij op.
„Die zijn niet het gevolg van een plotse
linge afkoeling, toen zij gemaakt zijn. Er
is iets in geweest... Het lijkt wel of die
beeldjes alleen bergplaatsen geweest zijn
voor iets. En een er van is gevallen en het
andere opzettelijk in tweeën gesneden met
een stevig mes."
„Dat heb ik ook gedacht. Die moeten
nieuw zijn".
„Laten wij nu de feiten eens met el
kaar in verband brengen," ging Cherry
voort. „Laten wij het ons zoo voorstellen.
Om vrij te komen van den Hindoe, neemt
Krevin zijn tasch met de Kang-he vaas cn
de twee beeldjes en verlaat den toren.
Hij valt bij deze muur en op zijn tasch. Hij
opent de tasch om te onderzoeken wat ge
broken is en hij bemerkt, dat de vaas en
een van Ge beeldjes zijn gebroken In de hol
le van bet gebroken beeldje vindt hij iets,
dat hij niet verwachtte te vindeniets
zeldzaams. iets van waarde Daarom
treckt hij ook het andere beeldje open en
vindt waarschijnlijk een tweede waardevol
ding. Wat het geweest is weten wij niet,
maar zij schenken hem een zoodanige vol
doening, dat hij ze bij zich steekt, de tasch
en de gebroken voorwerpen weg smijt, als
zijnde van niets geen belang meer, en ver
der gaat. Laat ons nu eens gaan zien of de
honden hem op het spoor zijn."
Wij wandelden door het kreupelhout en
toen wij daar doorheen waren bemerkten
wij dat dc menschen en honden nog steeds
verder gingen.
„Dit is de weg, dien ik gisteren den Hin
doe zag gaan. Hij was gemakkelijk to volgen
door zijn rooden tulband."
„Rood is een zeer opvallende kleur", zei-
de Cherry. „Je kunt het op een mijl afstand
zien. Ik heb dikwijls gedacht wat groote
ezels ze vroeger waren door soldaten
Hij hield plotseling op en wees naar iets
in een ravijn aan onze rechterhand. En kij
kende in die richting zag ik hetgeen waar
over wij juist spraken een roode plek in
de heide. Zonder iets te zeggen kropen wij
voorzichtig naar de roode plek. De plek be
woog zich niet Chery ging toen sneller
vooruit, ik volgde en daar stonden wij bij
den Hindoe, die op zijn rug lag met de han
den op de borst, zijn lippen even geopend en
zijn oogen staarden glazig opwaarts naar
den hemel.
HOOFDSTUK XXIII.
Familie-eer.
De honden en de menschen, die hem volg
den, waren voortgegaan naar een punt dat
uitzicht gaf over het land en het strand.
Daar keerden zij terug in onze richting. In
de heide voor ons lagen groote rolsteenen
van graniet en een van deze was groot ge
noeg om daar achter een man te verbergen.
„Vanachter deze steen heeft Krevin den
armen kerel doodgeschoten", zeide Cherry.
„Hij moet bemerkt hebben, dat Mandhu
Khan hem op de hielen zat en hier heeft
hij hem opgewacht. Daar ligt hij nuhet
is met hem gedaan, wat ook zijn plannen
zijn geweest!"
Hij riep majoor Cottam en de anderen en
wij schaarden ons om den doode. Cherry cn
de beide politiemannen begonnen hun on
derzoek; hij had een schot door het hart
en moest dus onmiddellijk dood zijn ge
weest. Ik dacht terug aan den vorigen mid
dag en begreep nu dat het schot, dat ik ge
hoord had en dat ik gehouden had voor een
sein aan het schip, ongetwijfeld het schot
was geweest, dat Mandhu Khan doodde;
hoe slim deze ook mocht geweest zijn, Kre
vin was hem te slim af.
Er was niets op bet lijk van don doode,
dat eenige aanwijziging gaf. Hij had eenig
klein geld bij zich, in zilver en koper, en
een klein doosje, dat volgens majoor Cot
tam opium bevatte. Hij had geen wapens bij
zich geen revolver cn geen mes. En dat
deed weer de vraag rijzen: wie doodde
Getch? Het had geen zin daarover beschou
wingen te gaan houden; het was dringend
noodzakelijk nu op zoek te gaan naar Kre
vin en terwijl wij de visschers achterlieten
om het lijk van Mandhu Khan over te bren
gen naar de boot, gingen de overigen de
honden na.
De honden gingen langzaam verder het
gaf mij iets geheimzinnigs om ze aan het
werk te zien. Zij gingen van de rots, waar
zij de aanwezigheid van Krevin hadden ge
roken, niet naar het lijk, hetgeen Cherry
deed opmerken, dat Krevin, nadat hij den
Hindoe had gedood, onmiddellijk weg ging.
op zoek naar do boot van den Hindoe, om
zich zelf in veiligheid te brengen En te oor
deelen naar de bloedhonden ging hij zee
w aarts, over eenigen afstand langs de rotsen
en zooveel mogelijk de dalen volgend, die
door het eiland liepen. Op een zeker oogen
blik waren de honden het spoor bijster en
aarzelden, maar toen toonden zij weder hun
scherpzinnigheid, zij kwamen langzaam te
rug cn gingen daarna in een andere rich
ting. Zonder verder oponthoud brachten zij
ons eindelijk naar de Westpunt van het
eiland en langs een oneffen pad naar een
stukje wit strand cn verder naar een inham
tusschen eenige rotsen, waar de sporen te
zien waren van de boot die daar gelegen
had cn vanwaar zij in zee was gebracht.
En daar bij het water eindigde dus deze
phase van een menschen jacht. De honden
jankten een beetje onrustig... maar oom
Joseph was verder gereisd op een weg,
waarop zij hem niet. konden volgen. Weten
de hoe sluw hij was, hoe hij zich dadelijk
wist aan te passen 3an de omstandigheden,
was het mij niet eu\el te duiden, dat ik de
mogelijkheid veronderstelde, dat hij nog
steeds ergens op het eiland was. Ik kon
echter niet twijfelen aan de scherpzinnig
heid van de honden hij was vertrokken.
De eenige vraag, die ik mij stelde was: wan
neer? Wij waren den geheelen middag en
zoo lang het licht was met hot schip van
Jen weekhartigen zeeman in deze wateren
eebleven en om onbegrijpelijke redenen
hadden de menschen aan boord een scher-*
pen uitkijk gehouden. Men had echter geen
scherpen uitkijk gehouden. Men had echter
geen vaartuig groot of klom gezien
vanaf het oogenblik dat Pepita en ik aan
boord kwamen tot wij bij Summerstead aan
wal stapten. De eenige gevolgtrekking, die
viel te maken, was dat Krevin in dien in
ham was gebleven tot do avond was ge
vallen en daarna vertrok, beschermd door
de duisternis.
(Slot volgt).