N. HOGENBIRK Koopt Welf „LHIRONDELLE" CHINA-MAN Schoenhandel De voeten van Uw kind'ren Mogen hun niet hind'ren W. K. VANROSSUM HET ONGEWISSE FILMNIEUWS JE WIJK WAAR ROTTERDAM OP CHINA BEGINT TE LIJKEN Chineesche muziek en Chineesche thee o.h. fa. Jac. Kroes Langestraat 78. Tel. 351 18 Langestraat - Amersfoort Uitgebreide sorteering: Japonnen Blouses Rokken Hoeden Jumpers Blazers TELEPH. 407. door H. G. CANNEGIETER. De behoefte aan zekerheid kan sommige naturen tot een marteling worden. Want er zijn dingen, waaromtrent men geen vol strekte zekerheid krijgen kan. Strindberg heeft in een zijner drama's geschilderd, hoe deze kwelling een mensch tot waanzin kan drijven. Een dergelijk voorbeeld strekke tot waarschuwing, dat men tegen den drang tot zekerheid op zijn hoede moet zijn en dat men, inplaats van hem aan te wakkeren, zich er aan moet gewennen, dat het leven juist in de belangrijkste dingen geen zeker heid biedt Wij moeten ons mei het ongewisse ver trouwd maken. Nu vooral, in een tijdperk waarin alles ongewisser is dan ooit Als een symbool van de ongewisheid is net hedendaagsche verkeer met zijn tallooze ongevallen. De dage'.ijksche lijst dreigt velen onzer met een somber voorgevoel. M uiig moeder kijkt angstig haar naar school fiet senden jongen na en menig echtgenoote denkt, wanneer ze 's morgens haar man de deur uitlaat „Zou ik hem levend terug krijgen Dreigend hangt steeds nog de voorafscha duwing van een nieuwen oorlog over de menschheid. Jonge menschen bouwen een huis, maar bij dc wieg van hun eerste kind staat een onheilspellende spookgestalte Wat voor verschrikkingen zal dat pasgebo ren wicht moeten" doorleven De grondslag van ons maatschappelijk bestaan onze betrekking, onze financiën. Meedoogenloos leert ons de tijd, dat er ook in dit opzicht geen vastigheid is. Hetgeen wij als bezit in onze handen houden, glipt tusschen de vingers weg. naarmate wij het steviger omklemmen. Dit alles betreft het lichamelijke en sto'fe lijke. Pijnlijker nog drukt de ongewisheid ons, wanneer wij ons r< kenschap geven van hot gevoelsleven. De tastbare dingen mogen hachelijk bezit zijn, zoolang wij ze de onze noemen, heb ben we ze althans nog. De moeder kan haar kind door een verkeersongeval verlieren. maar zoolang zij hem bij zijn naar school gaan achternastaart, is hij toch nog haar zoon. En het geldswaardig papier in den trommel kan door een koersdaling waarde loos worden, op het oogenblik vertegen woordigt het toch een bepaalde hoeveelheid goud, die wij tegen tastbare koopwaren kun nen inruilen. Maar de gevoelens, welke wij voor elkaar koesteren Is de zoon, die naar school *-er- trekt, ook in zooverre nog het bezit van de moeder, dat hij van die moeder met kinder lijkc aanhankelijkheid houdt Hij doet wel alsof, maar wat meent hij ervan Kon zij maar eens in zijn hart lezen 1 Wie begrijpt, wat er omgaat in het hart van een m-sde- mensch De temperatuur kunnen wij op een ther mometer aflezen; de kennis controleer en wij door rapport-cijfers: den stand van de markt wijst de beurs-statistiek aan. Doch welk Instrument staat ons ten dienste om den graad en den aard van de gevoe'ens te bepalen, welke een kind, een echtgenoot een vriend voor ons koestert Hier blijven wij in het ongewisse verV eeren. Men omschrijft een huwelijk met wetten en voorwaarden, men legt in een contract een vennootschap vast. Maar zegels noch handteekeningen waarborgen de echtheid van echtelijke liefde of van kameraadschap pelijk vertrouwen. De oogen waarin wij raeenen te kunnen lez«'n, bedr.* gen ons de handdruk begoochelt en ae stel' pleegt ver raad. Wie weet Wie weet Van opzet behoeft hier geen sprake te zijn Ongewisheid immens is het karakter van ieder gevoelen. Wat beseffen wij zelf om trent hetgeen er in ons binnenste le^ft Vaak is er tegenspraak tusschen ens be wuste en onbewuste gemoedsbestaan. Op het kruispunt («er wegen staat de ageni en hij regelt het verkeer. Maar waar is de verkeerspolitie in den- chaos van de rrien- schelijke ziel Gevoelsstroomcn kruisen elkaar, verlangens komen in botsing. Nei gingen storen zich niet aan het stopsignaal Nipts staat vast; allëfc vloeit. Krimpen en uitzetten, grillige wendingen verrassende bochten. Genegenheid verkeoit steeds in wording. Nooit is iets af, zo -dat men het kan inpakken en etiquetteeren. Onze ziel levert geen gietwerk, dat stolt en vtrkoelt tot zichtbare en weegbare vastigheden Onze ziel brengt een gloeiende.c vloed voort, die zich onberekenbaar voortkronkelt, dien men niet ongestraft met zijn handen aan aanvatten, vragend Wie zijt gij Hoet heet gij Wat wilt gij Wie niet dan van gecontroleerde concreet heden kan leven, heeft geen Instaan Voor het behoud van ons menschelijK geluk is het noodig, dat wij leeren tevreden zijn met het ongewisse. Er moge aan dit geluk een droer geestigen grondtoon blijven, het is het eenige, dat het lot ons gunt in deze onvol doende, in wording verkeerende were'd. TOONFILM, STOMME FILM EN TOONEEL door OLGA TSCHECHOWA. Men kan geen parallel trekken tusschen tooneei, 6iomme film en toonfilm. Van uit het standpunt van den toonoelspeler kan men het niet, daar deze drie kunsten ge heel en al verschillend zijn en zich op geen enkele wijze met elkaar laten vergelijken. Aan concentratie-vermogen, zenuwen en energie stelt de toonfilm de hoogste eischen Het mag als een paradox klinken, maar deze dwang tot concentratie is een gevolg van de tweezijdige oriëntatie van het uit- beeldingsvermogèn. Om duidelijk uit te drukken wat ik bedoel: bij de toonfilm wordt veel inspannender werk vereischt dan bij de stomme film. Toen 6peelde men een scène op die en die manier de schaar In de film nemen deze 160 meter ongeveer 5 minuten in beslag. Deze minuten be- leekenen voor een speler een eeuwigheid; 20 minuten tooneelspel duren voor hem niet zoo lang als 5 minuten toonfilm-spel. 'Het tooneei :s een levendigere aanspo- van den regisseur zorgde voor het samen stellen van de werkelijk logische scène. Tegenwoordig, bij de toonfilm, wordt slechts de hoofdzaak, het logische opgenomen; een gevoelsuitbeelding waarvoor indertijd bij de stomme film een dertig meter werd ge bruikt moet than6 in twaalf of hoogstens vijftien meters worden geconcentreerd. Men leeft zich nu niet meer dieper in den rol in 'tijdens het spel, neen men heeft een mo ment te 6pelen en dat moment moet geheei en al benut worden. De toonfilm verlangt veel meer dan de stomme film met de ge- heele persoonlijke kracht bij het werk te zijn. En zooveel te heerlijker is het dan na den arbeid zoo'n 6cène geheel en al te mo gen uitspelen, de gebeurtenis, het gevoel op te voeren en weer te laten wegsterven Ik denk aan twee scènes in de Para mount-film „De nacht der beslissing", die we zonder één onderbreking achter elkaar gedraaid hebben. Zoover ik me herinner was elk van deze scènes zoo ongeveer 160 meter lang. Dank zij de rijdende camera, die voor- en achterwaarts bewogen kon worden de we verder konden laten zwen ken naar elke zijde, die we wilden, kon do scène doorgespeeld worden zonder één on derbreking. De tuinscène werd na een paar proeven viermaal opgenomen om zeker te zijn van de technische onberispelijkheid. Eerst was er een kleine fout in het geluid, toen had het opnamenapparaat een zacht geruisch veroorzaakt, de derde keer was er niets aan te merken en de vierde opname werd zekerheidshalve gemaakt. Conrad Veidt en ik hebben deze scène met de grootste overgave gespeeld, toen het afgeloopen wa6, waren we volkomen uitge put. En hier is het ondenscheid tusschen toon film en tooneei weer zeer sterk merkbaar. ring, maakt het publiek eerder enthousiast. Een begeesterend publiek is een goede prik kel een meelevende kring van toeschou wers wekt den tooneelspeler op. In het toonfilmatelier ontbreekt deze prikkel. Een dozijn critische oogenparen ontleden do menschen vóór de camera. De lichtexpert ziet alle6 uit het standpunt der belichting, de garderobier inspecteert schmink, kapsel, en klecding, do man van de requisieten ziet 6lecht6 of de requisieten in orde zijn, den cameraman interesseert de beweging, de „Tonmeister" let op het geluid. Tegen dit koude gevoel, door zooveel cri tische blikken te worden bekeken, moet men in het begin nog vechten. Men kruipt onbewust in een „afweerhuid". Het kost zeer veel moeite, deze menschen een oogen blik te vergeten en zich beelemaal aan den rol, aan het type te wijden. De toonfilm 6taat even ver van het too neei af als van 6tomme film. Nergens is het woord zoo gecomprimeerd als op het tooneei. Men vraagt weinig en men ver klaart weinig Het filmpubliek wil zijn fantasie laten meewerken zooals het dat bij de 6tomme f'lm gewoon was. Het is al een waag te zeggen: „Ik hou van je", maar het is onmogelijk te zeggen: „Ik hou van je omdat of te vragen: „Waarom hou ik van jou De 6tilte is dikwijls wel sprekender en ontroerender dan 1000 woor den. En daarom vind ik de slotscènes van de film „Do nacht der beslissing" zoo mooi, waarin een blik, een neigen van het hoofd meer uitdrukt dan de grootsto woorden. Immers de hoogste ontroering doet ons zwijgen. EEN RADIODAGBLAD TE MADRID. Het eenige radiodagblad verschijnt te Ma drid in... drie edities per dag! Het is het officieele programmablad van den zender EAJ 7 der Union-Radio te Madrid. De eerste editie verschijnt om 8 uur *s morgens, de tweede om 12 uur 'a middags, en de laatste omstreeks 8 uur 's avonds. Wij kunnen het bijna niet gelooven. L Wai Hang No is tevreden. Z'n pientere, donkere oogen glunderen blijmoedig, want zeven-en-twintig gulden is óók voor een kleinen Chinees een alleszins aanvaard baar bedrag. Wai Hang No heeft het verdiend. Een heele week hard voor gewerkt, dat 's avonds z'n armen en z'n rug pijn deden, dat hij als 'n blok neerviel in z'n bed en sliep tot de ochtend weer grauw over de stad en de havens stond. Maar nu is het Zaterdag en omdat Wai Hang No tevreden is en geld heeft gebeurd, noodigde hij mij uit om thee te drinken en wat te eten. Some weets verduidelijkte hij. O, we begrijpen elkaar best. Wai Hang No en ik, al spreekt hij 'n raar soort En- gel6Ch, een soort dat ik vroeger nooit ge leerd heb en waarvan m'n oude leeraar ten berge rijzende haren zou krijgen. Indien hij nog haren bezeten zou hebben Maar dat gaat den kleinen Wai Hang No niks aan. Het laat hem koud En hij verzekert mij nogmaals met véél plechtige woorden, dat het hem werkelijk een groote eer zou zijn indien ik dien avond bij Li Kwan zou willen komen Upstairsen z'n lenige slanke hand wijst naar boven. Opdat ik mij toch vooral maar niet zal vergissen. En waarom zou ik dat Wai Hang No weigeren? Ik vind het zelf prettig en zou het niet gaarne missen. En dan: ik heb verplichtingen aan dezen Chinees. Hij was de eerste, die mij wat wegwijs maakte in deze wijk,cwaar Rotterdam op China be gint te lijken. Vooral wat de geïsoleerdheid betreft. Ik zeg hem. dat ik zal komen. Om half negen bij Li Kwan boven. Het is héél gemakkelijk te vinden, legt hij uit. De naam staat op hel raam. Dan gaat hij weg. Ik zie hem stappen over het trottoir, wat kouwelijk op dezen guren winterschen dag fn Holland. De smalle schouders opgetrok ken in het dunne, grauwe colbertje, 'n Raar mannetje tusschen al die welgedane voor bijgangers In dikko winterjassen en bont mantels. 's Middags in Rotterdam De avond valt snel over de stad. Overal zijn nu de lichten ontstoken en het begint heusch een beetje op een metropool te ge lijken. Over den breeden Coolsingel jagen auto's en trams, er zijn felle licht-reclamcs en haastige menschen. Die ergens een vei lig en warm huis hebben, die hebben afge sproken om elkaar ergens te ontmoeten in een der tallooze café's. Tot de avond vol groeid zal zijn en uitgaand Rotterdam el kaar weer treft in bioscoop of dancing, in theater of variété, elkaar ontmoet op een dier punten waar een Wcsterschc cultuur haar uitingen van vermaak exposeert... Wai Hang No is nu zeker thuis. Een don ker huis in dat als afgesloten stadsdeel dat Katendrecht heet. In een van die nauwe, lage en sombere kamertjes met een ver schoten behang en een vlekkerig plafond, die net groot genoeg zijn om 'n eenvoudig ledikant te bevatten. Luxeus is Wai Hang No niet aangelegd. Op het lage kastje naast het venster staan wat speksteenen beeld jes. Rare, grillig-gevormde figuurtjes dio merkwaardig contrastceren met de grauwe, al te sobere omgeving. Ze zijn overgeble ven uit zijn handeltje. Vroeger liep hij de huizen af met die beeldjes, maar d'r zat niet veel verdienste in. Zoovelen liepen er rond met de nette, bruine koffertjes en je verkocht maar zelden wat. En dan is er ook nog een spiegel, een wiebelend tafel tje en een stoelVoor Wai Hang No is het genoeg. Wat heeft hij nog meer van noode En het is goedkoop en als je 's 'n week niks heb gebeurd, dan komt het volgende maal wel in orde. Wai Hang No gaat zich opknappen. Het is Zaterdag en deze gewoonte schijnt niet alleen Westcrsch te zijn. Hij heeft een mooi streepjes-overhemd waar hij erg zuinig op is en 'n pracht van een grijze broek. En met die bruine butterfly en z'n dito schoe nen ziet hij er uit als een echte gentleman En dat moet ook, want vanavond gaat hij thee-drinken met dc meneer-van-de-krant. Wai Hang No heeft hem zelf uitgenoodigd. En het is niet goed om er dan slordig uit te zien. Maar zoo is hij wel tevreden over zich zelf. In z'n binnenzak zit geld. véél geld. Het leven zelfs in een grauwe, kille havenstad biedt ook voor Wai Hang No vele mogelijkheden. Hij gaat weg, trekt zacht de deur achter zich dicht, loopt de smalle, bochtige trap af.... Wij varen met de „heen-en-weer", zooals de Rotterdammer zegt naar den overkant. Over het breede water schiet onze boot. snel weg 'n schuimend spoor achterlatend. Roode en groene lichten flonkeren boven het water. Tegen den sterren-glinsterenden hemel staan de magere lijnen der masten, de hooge, massieve kranen en de contou ren der huizen langs de kaden. Dan leggen wij aan. Als ik den steiger afloop voel ik plotseling een hand op m'n arm. „Evening, sir." Het is Wai Hang No. Hij vond het toch maar beter mij af te halen. Er waren zoo veel boardirighouscs en ik had mij eens kunnen vergissen. Dat zou hem erg gespe ten hebben. Héél erg. En het is eigenlijk zoo maar beter. Veel vertier is er nog niet. Nog te vroeg in den avond. U-it sommige kroegen ze zijn hier huis aan huis klinkt al wat muziek, 'n Jengelend orgel of 'n drenzende harmonica, 'n Schorre manne-stem zingt indien dit nog zingen genoemd kan worden het een of ander lied. En het is heusch net zooals je 't altijd leest in de boeken. Ik kan er ook niks aan doen. 'n Paar vrouwen staan pratend op het trottoir. Ze hebben het ongetwijfeld over een zéér belangrijk onderwerp. Want op voorbijgangers wordt niet gelet. En waar om ook? Deze vrouwen zijn niet van 't slag, zooals u zich dat voorstelt of zooals in dc boeken van het raue leven in de haven steden (heet dat zoo niet?) beschreven staat. Dat moet u hier op Katendrecht niet zoeken. Dan zijn wé hij Li Kwan. ITet slaat in prachtige, sierlijke letters op het raam ge schilderd. Beneden is de winkel, boven het restaurant. Li Kwan himself groet ons vriendelijk, terwijl hij even opkijkt van het nota's invullen. Het zijn kleurige, kleine papieren, waarop hij met inkt verrukke lijke teekens penseelt. Het werk eischt zijn volle aandacht, maar twee klanten, waar van een dan nog wel Wai Hang No is, laat je niet zonder groeten naar boven gaan. Li Kwan buigt zich dan weer over zijn taak. Hij schildert de teekens met vaste, zekere hand. Het is bijna too veren en ik begrijp er niks van en mij schieten plotse ling een paar regels te binnen van een •onzer jonge dichters, die zoo graag als die Chineezen wilde zijn: Ik zou wel willen zijn als de Chineezen. die aldoor weer hun zacht gekleurde prenten lezen en teekens zetten met een veer. Dichters hebben soms vreemdsoortige ver langens en het is maar goed dat ze het nooit zoo erg mecnen, wanneer je hen au sérieux neemt. En zoo zal het dezen jeug digen poëet ook wel vergaan, wanneer hij Li Kwan ziet, die dan wel geen teekens zet met een veer en evenmin op een schemel zit, maar een keukenstoel en een penseel tje ontloopen deze dichterlijke attributen niet veel. De jonge Westersche dichter zou daarbij nooit klaar komen en hij zou er evenmin geduld voor hebben, want dit werkje gaat omzichtig en als alle restau ranteigenaars en kellners hun nota's met zulk een verteederde aandacht invulden, dan zou er geen enkele van die gelegen heden meer dividend uitkeeren. Hetgeen toch jammer zou zijn, al kan het mij per soonlijk niet schelen. Achter een gordijn 'klinkt rumoer van stemmen, maar wij moeten boven zijn. Wai Ilang No gaat mij voor. Hij is hier thuis. Het is méér zijn thuis, dan de kleine kale kamer ergens in een van die donkere straten, waar het zonlicht wei nooit komt. Ik kan niet zeggen en ik hoop dat m'n vriend Wai Hang No deze regels nooit onder oogen zal krijgen dat het restau rant bijster gezellig is. Althans voor onze verwende Westersche begrippen. Wij vin den het pas genoegelijk, wanneer er ge makkelijke, lage fauteuils zijn en dikke ta pijten, wanneer ergens in een hoek de band vervoerende wijien siddert, wanneer zwart-gerokte kellners geruischloos ons bedienen; wij drinken er dan de dranken bij, welke het monopolie zijn van deze eeuw uitvindingen even belangrijk als radio en de rest deze gecompliceerd- samengestelde vochten, welke cocktails ge naamd worden. In onze smalle, slanke hand rust een cigarette en de wazige fijn-getee- kende rook-cirkeltjes na-starend gaan onze gedachten uit naar aangename zaken, als daar zijnoch, dat hoef ik u eigenlijk niet te vertellen Maar indien ge een dergelijk milieu niet op slag vergeten kunt, ga dan niet naar Li Kwan, want ge zult er niets van al deze conjfort-middelen vinden. Er is 'n middelmatig groot vierkant ver trek, er staan wat dood-gewone houten ta feltjes en stoelen, onder elk tafeltje een emmer, welks bestemming ik hier in het midden laat. Er hangen aan do witgekalk te muren wat gevlochten, kleurige matten met felle, wonderlijke vogels, en daarnaast wat banale ansichten met van die mooie meisjes Kopjes van 13 in een dozijn, met g< rnecne tinten opgefrunnikt, er is een kaart bij met een haven-gezicht uit Frisco en natuurlijk er is óók een portret van Sun at-Sen, hun ideaal. Het is eigen lijk niets anders dan een armelijk-gemeu- bileerde kamer, maar Wai I-Iang No toont mij haar, alsof het de zaal was in een van Ludwig van Beicren's sprookjes-kasteelen. Dp z'n geel-getintenwat rimpelig gezicht, in z'n zacht-donkere oogen schijnt een glans van voldoening en het gebaar, waar mee hij naar een sloel wijst, is dat van den woarachtigen gastheer, die het zijn vrien den zoc prettig mogelijk wil maken. Hij glimlacht en ik glimlach en wij gaan zitten Er volgt een onderhoud met den witge jasten Chinceschen boy, in een hard en brabbelend-klinkend taaltje, waarvan Ik geen syllabe versta. Het wordt ondersteund door 6nelle, radde gebaren, alsof er een zaak van het grootste gewicht bediscus- cicerd werd. En dat zal het dan ook wel zijn voor Wai Hang No. Want voor een Chinees is een gast een zeer belangrijke zaak. Men moet zorgen, dat hij zich volko men op zijn gemak voelt, dat er hem niets, maar dan ook niets ontbreekt; hij moet kortom gelukkig zijn. En ik ben het dan ook.en als om dit geluk zoo volkomen mogelijk te maken, begint er plotseling ln de achter-kamer een gramofoon zóó hart verscheurend te krijschen, dat ik maar ter nauwernood een effen gezicht kan houden. „Chinese music" zegt Wai Hang No verrukt en ik zeg even verrukt, dat het héél mooi is, wat Wai Hang No weer nood zaakt te zeggen, dat hij het zoo héél prettig vindt, dat ik Chineesche muziek zoo moot vind, waarop ik weer antwoordJa-ja Chineesche conversatie is vermoeiend en de bordjes op onze bureaux met de practi- sche wenken: Maak het kort. Ook wij kun nen onzen tijd gebruiken. Dank u heb ben hier geen zin. We krijgen de thee en de sweets. En Wai Hang No bereidt ons beiden een kop thee en hij noodigt mij uit iets van de zoete lekkernij te nemen. Ik bon niet zoo erg op zoet, maar weigeren zou onvergeef lijk zijn en dus eet ik ervan. Ik geloof be paald, dat de kleine Wai Hang No thans volmaakt gelukkig is. 'n Chineesch gast heer is nooit ongelukkig, want er rest toch altijd de vreugde van iemand goed te doen De gramofoon jammert door, eindeloos, eindeloos, met schrille, onverwachte uitha len, zooals 'n vrouw gilt, wanneer zij schrikt en daar-onder stroomt een begelei ding valsch, hevig en fel, samengroeiend tot een barbaarsch extatisch lied, dat boeit, ontegenzeggelijk boeit. Er gaat een zonder linge bedwelming van uit. Ik kijk naar de achterkamer. Vier, vijf Chineezen en ook het witgejaste kellnertje zijn er bij gaan zitten, vlak op de gramofoon. bang om iets te missen. Ze zitten star, roerloos, alleen die eeno ouwe trommelt met z'n vingers, maar in alle oogen wordt een andere we reld openbaar. Een wereld, die vermoede lijk niets weet van Westersche havenste den en grauwe winterluchten, waar geen schepen gelost worden en waar geen kran ten verrijzen als de machtige symbolen van deze stad, die Rotterdam heet Ik zie niet meer hun slordige colbertjes, hun platte potten, hun modderige afgetrapte schoe nen; ik zie enkel deze strakke-ontroering- bedwongen gezichten, waarin alleen de oogen leven: ik hoor alleen nog het vreem de lied, dat ook mij nu gansch heeft inge nomen Tot het voorbij is en Wai Hang No trekt '8 aan zijn pet. Uit nervositeit en hij dringt mij een stuk cake op, zóó walgelijk zoet, dat ik het nauwelijks door mijn keel krijg. Maar de thee is uitstekend en geurig. „Wai Hang No" zeg ik „het is hier goed." En het is niet eens een frase, ik méén bet..... JAN R. TH. CAMPERT (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1931 | | pagina 15