t f OEKOE-MENIKA HAAGSCHE BRIEVEN sfc-SHWfr# „AMICITIA" "X X- X- X- -X- I X- <X 1 -X X-' "X* X- X- X- X- X X- X- X- X X X X -X- I X X I X# sfc XXXXX# >£#-X-X-X# -X-4 Een ware liefdesgeschiedenis op het eiland Ceylon. Naverteld door Arthur Grey. lederen morgen bracht de jonge Oekoe- Menika een bezoek aan de olifanten. Zij stonden dicht bij het oerwoud aan een boom vastgebonden en trompetten van vreugde, wanneer de dochter van hun meester naderbij kwam. Jasso. de oudste der groote werkolifanten sloeg altijd ter be groeting zijn grooto ooren hard tegen zijn kop aan. Dien morgen trad Oekoe-Menika met een zekere nieuwsgierigheid naderbij. Zij had hooren vertellen, dat de Mahout (de oppas ser der olifanten), die langen tijd weg was geweest in het land der blanken, den vori gen dag bij haar vader terug was gekomen. Bijna drie jaar was Horatala op reis ge weest, hoe zou hij er thans wel uitzien? Zij kon zich bijna niets meer van hem herinne ren, want destijds, toen hij haar vader had verlaten om in Amerika te gaan werken, was zij nog een klein meisje van nauwe lijks vijftien jaar geweest. Plotseling bleef zij stilstaan. Op een boomstam niet ver van haar verwijderd scheen hij te zitten. Hij zat met den rug naar haar toe. Zij merkte onmiddellijk op, dat hij nog ^altijd zijn lange haar droeg. Hij was de zeden van zijn vaderland dus niet ontrouw geworden. Onhoorbaar sloop zij nu dichterbij. Wat deed hij thans? Hier op zei hij voor zich heen: Ekkai siya, dessiya, thunsiya(Een honderd, twee honderd, drie honderd). Oekoe Menika keek ongemerkt over de schouder van Horatala en bespeurde in diens handen een aantal vreemdsoortige papiertjes, die hij scheen te tellen. Hora tala telde het geld, dat hij in Amerika had verdiend. Toen hij klaar was, rolde hij zijn banknoten, want dit waren het, weer tot een bundeltje tezamen en wilde juist aan stalten maken om een vreugdedans uit te gaan voeren, toen hij Menika in het oog kreeg. Een oogenblik stond hij roerloos. Toen liep hij op haar toe en drukte haar hand, doch liet deze weer dadelijk zinken. Hij was toch niet meer in Amerika... waar de menschen elkaar met een handdruk be groeten. Hier heerschten weer de zeden van zijn eigen land... Hij stond nu wat verlegen voor haar, wist niet, wat hij doen moest en bedacht ook plotseling, dat Meni ka, die thans voor hem stond, niet meer het kleine onbeholpen meisje was, dat hij voor zich op den kop van Jasse door het oer woud had laten rijden, doch dat zij nu de dochter, de eenige erfgename van zijn meester was. Een heel mooi meisje, het meisje van zijn droomen, tijdens zijn ver blijf onder de blankenDit schoot hem plotseling door het hoofd toen hij aarzelend voor Menika stond. Hij richtte zijn neerge slagen oogen weer langzaam op haar ge laat, verwachtte toorn, maar zij lachte. Menika- had schik- in- de -schuchterheid van Horatala en dan.., het was ook haar niet ontgaan, dat Horatala tot een sterke, krachtige man was opgegroeid. In de weken, die thans volgden, kwam Oekoe Menika heel dikwijls vroeg in den morgen op de plaats waar de olifanten stonden. Doch zij kwam niet alleen meer voor de olifanten, die dit wel bemerkten ook. Want als de dochter van hun meester, op een boomstam gezeten, met Horatala sprak, brachten zij de koppen nieuwsgierig bij elkaar, alsof zij het geval bespraken. Horatala vertelde Menika van de verre landen, die men slechts per stoomboot kan bereiken, landen waarin de huizen tot in de wolken klimmen en grooto stalen vogels door de lucht zweven en Menika werd niet moe naar deze verhalen te luisteren. Doch niet altijd sprak Horatala, vaak zaten zij maar zwijgend naast elkaar, terwijl Hora tala zacht de hand van Menika streelde... Bijna iederen dag moest Jasso door het rammelen met zijn ketting Horatala eraan herinneren, dat het hoog tijd werd om hun Jiefdessamenzijn te verbreken en aan het werk te gaan. Oude goede Jasso... hij was zoo verstandig als een mensch. Doch de droom van hun ochtendsamcn- zijn werd plotseling verbroken, doordat de vader van Oekoe Menika hen op zekeren dag verrastte. Hij stuurde Menika onmid dellijk naar huis en gelastte Horatala kort weg aan zijn werk te gaan. Op den avond van dienzelfden dag, ver telde de oude Tako aan Menika, dat zij spoedig in het huwelijk-zou moeten treden Wanneer een Singhaleesche den 18-jarigen leeftijd bereikt heeft, wordt er een echtge noot voor haar uitgekozen. Do beste vriend van haar vader, do rijke en edele Rajapak- se was voor haar uitverkoren. De dochters van Ceylon stribbelen niet tegen en aan vaarden datgene, wat door hun ouders wordt bevolen. Ook Oekoe Menika durfde tegen het besluit van haar vader geen en kel bezwaar inbrengen, doch toen zij zacht uit het huis was geslopen en tegen de palis sade aanleunde, voelde zij zich heel ver drietig en ongelukkig. Zij dacht aan dien armen Horatala, die* haar zoo liefhad en zij dacht aan hun vele gesprekken... Een heel vage drang, om zich tegen haar vader te verzetten kwam in haar op. Zij besloot on middellijk Horatala een bezoek te gaan brengen en hem van de ongelukstijding op de hoogte te brengen. Met groot gevaar voor haar eigen leven, sloop zij door de donkere lanen naar het kleine huisjo waar zij wist, dat Horatala met zijn broeder sa menwoonde. Toch wel een beetje angstig voor de stilte en de verdachte geluiden in het nabljzijnde oerwoud, liep Menika den geheelen weg op een drafje en kwam hij- genr^bij de woning van Horatala aan. Een oogenblik kampte zij nog wel met de vrees een than in den avond te ontmoeten, doch toen wist zij deze te overwinnen en klopte aan; De broeder van Horatala deed open en toonde zich heel verbaasd. Toen zij heel zacht .vroeg of zij Horatala even mocht spreken, noodigde hij haar uit om binnen te komen. Daarna vertelde hij haar, dat Horatala dien middag door zijn meester naar hef oerwoud was gezonden om er een paar olifanten bij te vangen en zeker de eerste weken niet terug zou kceren. Meni ka verraadde het doel van haar komst niet cn verliet onmiddellijk de woning. Moe en teleurgesteld aanvaarddo zij langzaam den terugtocht, zij lette niet op de sterren, die in een betooverendo glans boven haar hoofd straalden. Zij luisterde niet naar het gezang van den wind in het gebladerte, zij lette niet op de mysterieuze geluiden, het verdacht kraken van takken, zij dacht al leen maar aan Horatala en trachtte zich voor te stellen, hoe hij daar ergens in het oerwoud aan haar zou denken, de geliefde van zijn droomen in do blanke wereld Den volgenden morgen liep zij ouder go- woonte naar de plaats waar do olifanten stonden, doch vond deze stil en verlaten. Lang dwaalde zij in den omtrek, in de hoop verkeerend. dat Horatala plotseling terug zou komen om haar te troosten. Het won der bleef uit en nu werd Oekoe Menika heel treurig. Traag vloden de uren en dagen naar den dag van het huwelijk voorbij. Iederen mor gen ging Oekoe Menika naar de koraal der olifanten, doch iederen morgen werd haar hoop bedrogen en tenslotte schikte zij zich in haar lot Doch Oekoe Menika bleef ook treurig en zwijgzaam toen zij de vrouw van den rijken en edelen Rajapakse was geworden. Haar echtgenoot was niet jong meer, maar hij hield heel veel van Oekoe Menika. Hij prees de teere melancholie in de oogen der jonge vrouw en geen wcnsch van haar lippen bleef onvervuld. Doch zij verlangde zoo weinig... Op de handen had hij haar wil len dragen en hij had het gedaan ook, als hij niet te oud was geweest. Oekoe Menika dacht veel aan den tijd, dat zij dagelijks met Horatala samen kon zijn. Horatala was nog altijd niet terugge keerd. In het verre Oosten maakte hij jacht op olifanten. Waarom bleef Horatala zoo lang weg? Wel, hij verkeerde in de mee ning, dat zijn meester hem zou toestaan met Menika te trouwen als hij met een ryke vangst terugkeerde... Bijna zes maanden lang bleef Horatala in de wouden, toen kwam hij terug. Als een held. Met vier gevangen olifanten. De men schen uit het dorp jubelden hem toe als een overwinnaar, hij werd op de schouders rondgedragen Zijn meester lachte en klap te in de handen ter aanmoediging, doch Horatala zocht over de hoofden der omstan ders heen naar een, wier glimlach voor hem de grootste belooning geweest zou zijn. Hij zocht Oekoe Menika. Waar was zij? Kwam zij niet om hem te begroeten? Oekoe Menika bleef dien dag onzichtbaar. Eerst toen hij 's avonds laat naast zijn broéder voor de hut zat, vroeg hij naar Oekoe Me nika. Hij verbleekte van smart en moest zich in de hand bijten om zijn ontroering te bedwingen, toen hij vernam wat er tij dens zijn afwezigheid geschied was. Doch toen hij 's nachts alleen was, haalde hij het amulet te voorschijn, dat hij voor Oekoe Menika had gekocht en dat haar bruidsge schenk geweest zou zijn. Ilij streelde den kleinen gouden Boedha. Oekoe Menika had haar liefde voor hem zeker nog niet verlo ren. Zij was slechts noodgedwongen met den rijken man in het huwelijk getreden En nu was het met haar wellicht precies eénder gesteld als met hem De vreugde om te werken, de vreugde om te leven waren voorbij. Slechts een keer wilde hij haar nog zien, met haar spreken en zich ervan gewissen, dat ook bij haar de liefde voor hem nog niet was gestorven, dat zij tenminste nog in gedachten bij hem ver toefde. Horatala ging nauwelijks nog onder do menschen. Hij leefde slechts voor zijn oli fanten en vanaf dien tijd was er op Cevlon nimmer een betere Mahout geweest dan Horatala. Een jaar was bijna voorbijgegaan sind9 Horatala weer van de olifantenjacht was teruggekeerd. Daar kreeg zijn heer op ze keren dag bezoek. Eigenlijk moest Horatala dien dag met zijn olifanten naar een ver afgelegen streek vertrekken, doch het weer was plotseling omgeslagen en er werd be sloten nog een dag te wachten. Dien middag werd aan de olifanten van Horatala een bezoek gebracht. Bij het na- derkomen der gasten, herkende Horatala reeds van ver-af zijn geliefde Oekoe Menika en haar rijken echtgenoot. Zij trad rustig en ernstig naderbij. Evenals vroeger had zij voor de olifanten lekkernijen meege bracht. Terwijl Horatala op de vragen van Rajapakse antwoord gaf, gebeurde plotse ling het verschrikkelijke. Een der nieuwo dieren begreep niet, wat de vrouw wilde. Gulzig drong hij zich naar voren om alles te krijgen. Toen brak de ketting. Het dier struikelde, schrok en sloeg met den slurf, angstig om zich heen. Een slag trof de j kleine Oekoe Menika tegen den borst. Zij j I -x- slaakte een zwakke kreet en zonk op den grond neer. Zij werd doodsbleek cn bloedig schuim kwam op haar lippen. Toen Hora tala, die het eerst bij haar neerknielde haar zacht klagend bij haar naam riep, sloeg zij do oogen op en glimlachte tegen hem, die haar tecder in zijn armen hield. Daarna sloten zich haar oogen voorgoed. Horatala kon niet weencn. Enkele dagen later kwam er een politie- oeambte om Horatala te halen. Hij werd van de dood op Oekoe Menika beschuldigd, en ervan verdacht de dieren opzettelijk tot een aanslag op Oekoe Menika te hebben aangespoord, of in ieder geval de dieren met opzet uit het oog te hebben verloren Aldus volgens de verklaringen van den edelen en rijken Rajapakse Horatala verdedigde zich niet voor zijn rechters. Andere Mahouts, die van het on geval getuigen waren geweest werden op geroepen en moesten voor Horatala getui gen. Het was een toeval geweest. Alleen een toeval. Kismethet onafwijsbare noodlot,1 Horatala was onschuldig. Hij en allen, die om het dier stonden moesten lijdzaam toe- i zien en afwachten tot het dier wat kalmer was geworden. Toen men Horatala in vrijheid had ge steld, kwam hij nog een keer bij zijn olifan- ren terug. Hij streelde hen en kuste hun harde huid. Toen ging hij weg... de wou den in. Horatala kwam nooit meer terug. I Het mag dan wat vorvallen zijn en een beetje uit don tijd, het mag het raffinement van modern comfort missen, zooals wij dat in de laatste jaren hebben loeren verstaan jen het mag op den koop toe nog zoo'n hin derlijke sta-in-den-weg zijn, hot charmante oude hotel aan den Sclieveningschen Weg, dat vanouds den naam draagt van Hotel de la Promenade, is een van de aardigste hotels, die nog een ietwat rustigen en lan- delijkcn indruk maken, welke men zich denken kan. Vroeger, maar dat is jaren geleden, was het een voornaam, deftig hotel met cachet van mondainiteit; het was er chic en had een uitstekende reputatie. In latere jaren vond de groote men het er een beetje saai en niet modern genoeg, tot er thans weer is gekomen een vrij grooto categorie van menschen, die verlangen naar iets anders dan de eeuwige palace-sfccr, welke de klei nere hotels probeeren na te apen, en die zich het lieve hotel met dfcn mooion ouden tuin en de groote boomen, vlak aan den Scheveningschen Weg opnieuw zijn gaan herinneren en het voor hun zomerverblijf boven alles prefereeren. En feitelijk is, wel beschouwd, het hotel sinds die dagen-van- weleer niet zooveel veranderd. Deftig is het nog en een goede reputatie geniet het ook, maar mondain is het er niet in den zin, dien wij er tegenwoordig aan geven. Het is er rustig en dat sluit vanzelf de gedachte aan mondainiteit uit. Geen jazz, geen dan sen 's avonds, geen smeltende muziek van Hongaarsche of andere muzikanten, het ho tel heeft den moed te zijn wat het is. zooals een lieve, voorname, oude dame. die zich niet schaamt over haar witte haren en geen moeite doet om de rimpeltjes bij haar oo gen, die haar gezicht zoo beminnelijk on eerbiedwaardig maken» to camoufleeren. Het kan soms heel bekorend zijn om ie mand of iets te vinden, die de courage heeft te demonstreeren, van niet „met zijn tijd mee te gaan", zonder daarom in malle ouderwetsigheden en aanstellerij te verval len. Maar hoe goed je over het hotel denken moogt en hoe prettig het mag zijn er 's mid dags een kopje thee en 's avonds na het eten een kopje koffie te gaan drinken op het beschaduwde terras en het gewoel van den Scheveningschen Weg langs je heen te zien gaan, een sta-in-den-weg is het Tegen den Hoogen Weg aangebouwd en vooruitspringend op den straatweg met het smalle voorterrasje, waar tegelijk de in- en uitgang is, versmalt het den rijweg aan zienlijk. Vroeger was dat zoo erg niet, toen de Scheveningsche Weg een rustige prome- nadeweg was, waar 's zomers open rijtuig jes passeerden in een kalm gangetje, om dat niemand haast had, omdat het als een bewijs van zeer slechten smaak en gebrek aan opvoeding gold. elkaar voorbij te rijden. En over de rails, die langs het hotel lie pen en nog loopen, sukkelde goedmoedig het aardige paardentrammetje met de im periale, het trammetje, dat ook al geen haast had. En dan passeerden er in alle jaargetijden nog wat Scheveningers met vischkarretjes en de zoogenaamde Joeijen- wagen" die voor een onnoozelen stuiver het visschersvolk naar de stad vervoerde en dan, hoogstens, als curiositeit, een enke le fietser. Tegenover het hotel was een klein houten hekje, dat toegang gaf tot de duinen, en er naast de groote rijweg^door de boschjes, die eveneens van een bijna- heilige rust was. Later kwam, op de plaats waar het duinpad achter het houten hekje was, de Johan van Oldenbarneveltlaan en toen was daar meteen een kruispunt, dat in den loop der jaren tot een der drukste buiten de stad geworden is. En juist op dat drukke kruispunt steekt nu het Promena de-hotel als het ware een onhebbelijken voet uit, om de voorbijgangers over te laten struikelen. De toch al door het terras ver smalde weg moet daar nog ruimte afstaan voor de dubbele tramrails, die vlak langs het terrasje scheren en' wie het er op gezet heeft door dien ingang het hotel te betre den of te verlaten, heeft een bepaalde dosis moed, beleid en rustige vastberadenheid noodig om dat zonder gevaar voor leven ol .ledematen te bewerkstelligen. De meeste gasten geven dan ook de voorkeur aan het hek terzijde, waar voldoende ruimte is. Met het oog op de situatie daar ter plaat se - het is eigenlijk verwonderlijk, dat niet nog veel meer verkeersongevallen daar gebeuren en dat wat er gebeurt altijd nog zoo goed afloopt zijn er heel wat men schen, die de verzuchting slaken, dat ze blij zullen zijn, als het hotel over enkele jaren (drie, als ik me niet vergis) verdwijnen zal. Want het is gebouwd op erfpachtsgrond en gezien de omstandigheid, dat het terrein meer dan noodig is om te voorzien in de eischen van het verkeer, zal het contract natuurlijk niet vernieuwd kunnen worden. Dan zal het oude hotel de la Promenade moeten verdwijnen. Waar de gasten, die er thans geregeld jaar op jaar hun zomerva- cantio komen doorbrengen, een toevlucht zullen moeten zoeken, is moeilijk te zeggen. Want het oude hotel met zijn heerlijke rust en zijn mooicn tuin, met zijn bijzonder gun stige ligging, vlak aan do tram, die de gas ten in tien minuten naar de stad en in minder dan tien minuten naar het Kur- hau9 brengt, dat het middelpunt is van het mondaine badplaatslevon, is lastig te ver vangen, óók al omdat het zijn allure van voornaamheid uit den ouden tijd heeft we ten te bewaren. Het wordt ook door een ge heel op zich zelf staand genre van publiek bezocht. Gezinnen met een paar kinderen, die hun Indisch verlof zoo aangenaam mo gelijk willen doorbrengen in de nabijheid van Den Haag; oudere dames uit de pro vincie, die zich het hotel waarschijnlijk nog uit de dagen van haar jeugd herinneren cn die er steeds weer terugkomen, omdat zij er vinden wat ze zoeken; vreemdelingen, die inderdaad komen om uit te rusten, en die geen verlangen hebben naar de cosmo- politjscho badplaatsfcor, die zo immers overal kunnen vinden, een enkel paartje op de huwelijksreis, dat zich aangetrokken voelt door oen sfeer van romantiek en hui selijke gezelligheid, zooals men die vroeger vinden kon in een outjto patriciërswoning, allen, die iets wenschen, dat anders is dan JA ff V* r? JA^ JA tZ JA "X X- <X X X- X- X V-r X- X- JA JA /T x- JA ff fK X- 1- Er schijnt in onze stad dus eind'lijk iets te brouwen, Ons „Amicitia" wil men den tóch verbouwen! Nu dat zoo is, leek 't mij om wat te memorecren, Het Juist den tijd; men kan nog controlecren Wat ik hier rijmen ga, met Uw bewijzen stijven, Dat wat ik nu beweer: „Het kan niet meer zoo blijven 1" 't Is oen gebouw waar soms heel velo menschen komen. Soms eventjes to laat cn 'k heb ook al vernomen, Dat mon veel volk verwachtte en er geen menschen kwamen Ondangs een goed prograpi en vrecs'lijk veel reclamel Men gaat er door een deur als overal naar binnen. Koopt zeer in 't nauw een kaart, dan gaat het spul beginnen! Nog niet op het tooneel, de allereerste acte, Speelt af voor in 't geboutv, waar men uw goed afpakte! Daar is 't een lijdensweg, ondanks de rappe handen, Die vlug Uw overdaad aan 't haakje doen belanden! Je staat daar op elkaar de beurt maar af te wachten, Geduld en lijdzaamheid dient men daar te betrachten! In dubb'lon zin „ontdaan", gaat u do reis aanvaarden! U zoekt dan naar de kaart, dio u toch goed bewaarde. Want in dio nauwe deur staat men te controleeren En zonder zoo'n biljet, mag nicm and er passecrcn. Wat zeer natuurlijk is! Hierbij moet u begrijpen: Belasting op vermaak wil ook haar aandeel grijpen. De stad die is er bij! Spreekwoord'lijk „als-de-kippen" (Alleen eon circus laat men hier gedwee ontglippen, Want „Gloich" komt in Hoogland, zal daar dus wel betalen De stad offert een duit aan stugge idealen Bent u hier gepasseerd, dan komt het eorsto grapje. Wanneer u links om moet is 'r een gezellig trapje Van enk'Ie treden maar, doch vele blauwe schonen, Zijn opgeloopen daar en daarmee snel verdwenen Reeds menig goed humeur. Een do]-drieste comedie Werd door dit malle ding, voor velen een tragedie! Wanneor u bent geslaagd, toch eind'lijk ongeschonden Deez' hindernis to nemen, wordt vlug uw plaats gevondenl Men werkt zich zwoegend door een nauwe rij van stoelen. Zitten er menschen op, men zal uw doortocht voelen! Zelfs ongetwijfeld hun en uw genot verhoogen. Door permanent contact met and'rer eksteroogen! U houdt wanhopig vol cn laat den moed niet zakken! Krijgt u na zoo'n corvee uw zitplaats dan te pakken, Vlijt u zich zuchtend neer, komt langzaam tot bedaring En hebt net een gevoel als een gezouten haring, In een groot vat gepakt. Uw buur man's ellebogen Komen zoo af en toe de feest'lijkbeid verhoogen! Wanneer men het gordijn op tijd of niet gaat „halen" En men u bieden wil, waarvoor u ging betalen. Dan ergert u zich eerst aan vriendelijke vrinden Die zoo'n laatkomerij niet onfatsoenlijk vindenl Als die gezeten zijn en al 't lawaai gaat staken, Dan gaan do stoelen eaim gezellig kraken! Je meent het ook te doen, want ieder blikt je tegen Gevolg: U durft zich niet zelfs even te bewegen! Wanneer de pauze komt, begint u heel voorzichtig Dc reis naar den foyer, laveert onevenwichting, Met stramme, stijve leden tusschen die vele menschen Die net precies als u nog wat beweging wenschen! Het wordt een heele tocht en wat dan al te dol is U komt bij het buffet als alles reeds daar vol is! Bedienden doen hun best en hebt u dan een boffle Dan krijg u toch op laatst de zoo begeerde koffie Direct daarna: dc bel! De pauz' is afgcloopcn, U trekt er lyec.r op af en blijft het bc.stc hopen! Gezelligjes gedrang in bijna alle hooken. Want elk wil weer opnieuw z'n zit-plaats-harnas zoeken! 't Gaat net als aan 't begin: hij open doek nog dwalen; Want velen komen weer net even na het „halen" Als alles eind'lijk zit, de herrie van de baan is, Dan is hot juist do tijd, dat wat men gaf, gedaan is! Nog voor het eindo komt, gaat men een aanvang maken Om zonder veel gedrang naar buiten te geraken! En daar men toch ook graag 't gebod'ne wil waardeeren Blijft men heel achter staan, gaat daar applaudiseeren! Dan steevast offensief! De garde robe-mcnschen, Ze zullen dit moment wel naar den drommel wenschen! Ze zwoegen, doen hun best zooveel als ze vermogen, Maar dat er bij die „fuif" nog nimmer blauwe oogen Gevallen zijn, pleit voor de Kcienstadsche menschen Die schijnbaar toch voor alles nog't liefste vrede wenschen En staat men dan op straat, dan zegt men onverdroten: „Wat hebben wc toch weer van avond echt genoten 't Bestuur doet steeds haar best. gérant en verdor allen! Men staat hier machteloos bij derg'lijko gevallen! 't Gebouw is ongeschikt! To klein! Zijn w'ontevredcn, Dan is uitsluitend dit en dit alleen de reden! 't Bestuur en 't personeel: het treft geen blaam in dezen Zooiets te denken zelfs zou al onbillijk wezen! Maar „Amicitia" is ongeschikt gebleken. Ontgroeid aan onze stad! Dat dient men uit te spreken. Dc zaak is hoogst urgent! We hopen dat ten lesto Men 't duidelijk in zal zien tot heil van onze veste! Men toone zich alom voor deze kwestie vaardig! Een nieuw „Congresgebouw", ons mooie stadje waardig GROEGROE. (Alle rechten voorbehouden). X- X- X- Or X- X- -X X- X X X X X X X het gewone badplaatsgedoe, zij vinden daar hun wenschen vervuld. En ze zullen die wenschen nog enkelo ja ren vervuld kunnen zien en dan is het uit, onherroepelijk uit. Ze moeten een anaer ondordak zoeken. En het verkeer zal voor dc zooveelste maal getriomfeerd hebben over een stukje van het oude Den Haag, dat ons lief was cn vertrouwd en waarvan de ouderen vooral moeilijk afseheid nemen. Wat dit zoo jammer maakt, is, dat zelfs do overtuigdste conservatief zal moeten toegeven, dat het hier niet anders kan. Er moet ruimte gemaakt worden. En onder degenon, die juichen zullen als het eenmaal zoover is, bchooron in de eerste plaats de ruiters. Dc Scheveningsche Weg bezit over zijn geheele lengte een ruiterpad, waar de ruiter zich volkomen veilig kan voelen voor alle verkeersbedrolgingcn, maar twee plaat sen zijn er, waar dit pad zeer reëele be zwaren oplevert. Een er van is aan hot be gin of aan het oindc, als men van de richting Schevcningcn komt het andere is in het midden bij Promenade. Dat laatste punt is gevaarlijk, onverschil lig uit welko richting de ruiters komen. Want ze moeten altijd tweemaal den weg oversteken en als ze in de richting Scheve- ningen rijden zijn ze genoodzaakt of links van den weg te houden of zich op de tram rails te begeven langs het hek van het hotel terras en te riskeeren dat ze bij het passee ren van een tram in de richting Den Haag bekneld komen tusschen do tram en het hek. Dat is zoo erg niet, als men te doen heeft met doodmakke paarden, die mot hun berijder door vuur en water gaan zonder te kikken, maar met een temperamentvol dier is het niets minder dan levensgevaar lijk. En zelfs met oen gewoon mak paard hoeft er zich maar een enkele bijkomstig heid voor te doen in den vorm van iets on gewoons, een plotseling opwaaiend papier, een kindjo op het terras, dat plotseling schreeuwt of wuift of misschien zonder erg wat grint in een emmertje schept, dat wat geraas maakt cn de factoren voor eon on geluk zijn aanwezig. Is het eenmaal zoover, dat het terrein daar vrij komt, dan kan het ruiterpad rechtdoor loopen en do ruiters behoeven niet meer op den verkeersweg te komen. Aan het begin van den weg is het 't vroe gere tolhuisje, dat den weg verspert en ook aat is een punt, dat op ongeveer dezelfde wijze gevaar oplevert als het punt bij Pro menade, vooral omdat vele trambestuur ders heel weinig consideratie toonen voor net anachronisme, dat oen ruiter tn bun oogen schijnt te zijn, on roekeloos een paard rakelings passeeren zonder ook maar even vaart te minderen. „Aan ons dc weg!" demonstreert alles wat een motorisch voortbewogen voertuig hestuurt. Een, vooral in een stad als Den Haag, wel wat bedenkelijke leuze. W. P.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1931 | | pagina 16