t
f
OEKOE-MENIKA
HAAGSCHE BRIEVEN sfc-SHWfr#
„AMICITIA"
"X
X-
X-
X-
-X-
I
X-
<X
1
-X
X-'
"X*
X-
X-
X-
X-
X
X-
X-
X-
X
X
X
X
-X-
I
X
X
I
X# sfc XXXXX# >£#-X-X-X# -X-4
Een ware liefdesgeschiedenis op het eiland
Ceylon.
Naverteld door Arthur Grey.
lederen morgen bracht de jonge Oekoe-
Menika een bezoek aan de olifanten. Zij
stonden dicht bij het oerwoud aan een
boom vastgebonden en trompetten van
vreugde, wanneer de dochter van hun
meester naderbij kwam. Jasso. de oudste
der groote werkolifanten sloeg altijd ter be
groeting zijn grooto ooren hard tegen zijn
kop aan.
Dien morgen trad Oekoe-Menika met een
zekere nieuwsgierigheid naderbij. Zij had
hooren vertellen, dat de Mahout (de oppas
ser der olifanten), die langen tijd weg was
geweest in het land der blanken, den vori
gen dag bij haar vader terug was gekomen.
Bijna drie jaar was Horatala op reis ge
weest, hoe zou hij er thans wel uitzien? Zij
kon zich bijna niets meer van hem herinne
ren, want destijds, toen hij haar vader had
verlaten om in Amerika te gaan werken,
was zij nog een klein meisje van nauwe
lijks vijftien jaar geweest.
Plotseling bleef zij stilstaan. Op een
boomstam niet ver van haar verwijderd
scheen hij te zitten. Hij zat met den rug
naar haar toe. Zij merkte onmiddellijk op,
dat hij nog ^altijd zijn lange haar droeg.
Hij was de zeden van zijn vaderland dus
niet ontrouw geworden. Onhoorbaar sloop
zij nu dichterbij. Wat deed hij thans? Hier
op zei hij voor zich heen:
Ekkai siya, dessiya, thunsiya(Een
honderd, twee honderd, drie honderd).
Oekoe Menika keek ongemerkt over de
schouder van Horatala en bespeurde in
diens handen een aantal vreemdsoortige
papiertjes, die hij scheen te tellen. Hora
tala telde het geld, dat hij in Amerika had
verdiend. Toen hij klaar was, rolde hij zijn
banknoten, want dit waren het, weer tot
een bundeltje tezamen en wilde juist aan
stalten maken om een vreugdedans uit te
gaan voeren, toen hij Menika in het oog
kreeg.
Een oogenblik stond hij roerloos. Toen
liep hij op haar toe en drukte haar hand,
doch liet deze weer dadelijk zinken. Hij
was toch niet meer in Amerika... waar de
menschen elkaar met een handdruk be
groeten. Hier heerschten weer de zeden
van zijn eigen land... Hij stond nu wat
verlegen voor haar, wist niet, wat hij doen
moest en bedacht ook plotseling, dat Meni
ka, die thans voor hem stond, niet meer het
kleine onbeholpen meisje was, dat hij voor
zich op den kop van Jasse door het oer
woud had laten rijden, doch dat zij nu de
dochter, de eenige erfgename van zijn
meester was. Een heel mooi meisje, het
meisje van zijn droomen, tijdens zijn ver
blijf onder de blankenDit schoot hem
plotseling door het hoofd toen hij aarzelend
voor Menika stond. Hij richtte zijn neerge
slagen oogen weer langzaam op haar ge
laat, verwachtte toorn, maar zij lachte.
Menika- had schik- in- de -schuchterheid
van Horatala en dan.., het was ook haar
niet ontgaan, dat Horatala tot een sterke,
krachtige man was opgegroeid.
In de weken, die thans volgden, kwam
Oekoe Menika heel dikwijls vroeg in den
morgen op de plaats waar de olifanten
stonden. Doch zij kwam niet alleen meer
voor de olifanten, die dit wel bemerkten
ook. Want als de dochter van hun meester,
op een boomstam gezeten, met Horatala
sprak, brachten zij de koppen nieuwsgierig
bij elkaar, alsof zij het geval bespraken.
Horatala vertelde Menika van de verre
landen, die men slechts per stoomboot kan
bereiken, landen waarin de huizen tot in
de wolken klimmen en grooto stalen vogels
door de lucht zweven en Menika werd niet
moe naar deze verhalen te luisteren. Doch
niet altijd sprak Horatala, vaak zaten zij
maar zwijgend naast elkaar, terwijl Hora
tala zacht de hand van Menika streelde...
Bijna iederen dag moest Jasso door het
rammelen met zijn ketting Horatala eraan
herinneren, dat het hoog tijd werd om hun
Jiefdessamenzijn te verbreken en aan het
werk te gaan. Oude goede Jasso... hij was
zoo verstandig als een mensch.
Doch de droom van hun ochtendsamcn-
zijn werd plotseling verbroken, doordat de
vader van Oekoe Menika hen op zekeren
dag verrastte. Hij stuurde Menika onmid
dellijk naar huis en gelastte Horatala kort
weg aan zijn werk te gaan.
Op den avond van dienzelfden dag, ver
telde de oude Tako aan Menika, dat zij
spoedig in het huwelijk-zou moeten treden
Wanneer een Singhaleesche den 18-jarigen
leeftijd bereikt heeft, wordt er een echtge
noot voor haar uitgekozen. Do beste vriend
van haar vader, do rijke en edele Rajapak-
se was voor haar uitverkoren. De dochters
van Ceylon stribbelen niet tegen en aan
vaarden datgene, wat door hun ouders
wordt bevolen. Ook Oekoe Menika durfde
tegen het besluit van haar vader geen en
kel bezwaar inbrengen, doch toen zij zacht
uit het huis was geslopen en tegen de palis
sade aanleunde, voelde zij zich heel ver
drietig en ongelukkig. Zij dacht aan dien
armen Horatala, die* haar zoo liefhad en zij
dacht aan hun vele gesprekken... Een heel
vage drang, om zich tegen haar vader te
verzetten kwam in haar op. Zij besloot on
middellijk Horatala een bezoek te gaan
brengen en hem van de ongelukstijding op
de hoogte te brengen. Met groot gevaar
voor haar eigen leven, sloop zij door de
donkere lanen naar het kleine huisjo waar
zij wist, dat Horatala met zijn broeder sa
menwoonde. Toch wel een beetje angstig
voor de stilte en de verdachte geluiden in
het nabljzijnde oerwoud, liep Menika den
geheelen weg op een drafje en kwam hij-
genr^bij de woning van Horatala aan. Een
oogenblik kampte zij nog wel met de vrees
een than in den avond te ontmoeten, doch
toen wist zij deze te overwinnen en klopte
aan; De broeder van Horatala deed open en
toonde zich heel verbaasd. Toen zij heel
zacht .vroeg of zij Horatala even mocht
spreken, noodigde hij haar uit om binnen
te komen. Daarna vertelde hij haar, dat
Horatala dien middag door zijn meester
naar hef oerwoud was gezonden om er een
paar olifanten bij te vangen en zeker de
eerste weken niet terug zou kceren. Meni
ka verraadde het doel van haar komst niet
cn verliet onmiddellijk de woning. Moe en
teleurgesteld aanvaarddo zij langzaam den
terugtocht, zij lette niet op de sterren, die
in een betooverendo glans boven haar
hoofd straalden. Zij luisterde niet naar het
gezang van den wind in het gebladerte, zij
lette niet op de mysterieuze geluiden, het
verdacht kraken van takken, zij dacht al
leen maar aan Horatala en trachtte zich
voor te stellen, hoe hij daar ergens in het
oerwoud aan haar zou denken, de geliefde
van zijn droomen in do blanke wereld
Den volgenden morgen liep zij ouder go-
woonte naar de plaats waar do olifanten
stonden, doch vond deze stil en verlaten.
Lang dwaalde zij in den omtrek, in de hoop
verkeerend. dat Horatala plotseling terug
zou komen om haar te troosten. Het won
der bleef uit en nu werd Oekoe Menika heel
treurig.
Traag vloden de uren en dagen naar den
dag van het huwelijk voorbij. Iederen mor
gen ging Oekoe Menika naar de koraal der
olifanten, doch iederen morgen werd haar
hoop bedrogen en tenslotte schikte zij zich
in haar lot
Doch Oekoe Menika bleef ook treurig en
zwijgzaam toen zij de vrouw van den rijken
en edelen Rajapakse was geworden. Haar
echtgenoot was niet jong meer, maar hij
hield heel veel van Oekoe Menika. Hij prees
de teere melancholie in de oogen der jonge
vrouw en geen wcnsch van haar lippen
bleef onvervuld. Doch zij verlangde zoo
weinig... Op de handen had hij haar wil
len dragen en hij had het gedaan ook, als
hij niet te oud was geweest.
Oekoe Menika dacht veel aan den tijd,
dat zij dagelijks met Horatala samen kon
zijn. Horatala was nog altijd niet terugge
keerd. In het verre Oosten maakte hij jacht
op olifanten. Waarom bleef Horatala zoo
lang weg? Wel, hij verkeerde in de mee
ning, dat zijn meester hem zou toestaan
met Menika te trouwen als hij met een
ryke vangst terugkeerde...
Bijna zes maanden lang bleef Horatala
in de wouden, toen kwam hij terug. Als een
held. Met vier gevangen olifanten. De men
schen uit het dorp jubelden hem toe als
een overwinnaar, hij werd op de schouders
rondgedragen Zijn meester lachte en klap
te in de handen ter aanmoediging, doch
Horatala zocht over de hoofden der omstan
ders heen naar een, wier glimlach voor
hem de grootste belooning geweest zou zijn.
Hij zocht Oekoe Menika. Waar was zij?
Kwam zij niet om hem te begroeten? Oekoe
Menika bleef dien dag onzichtbaar. Eerst
toen hij 's avonds laat naast zijn broéder
voor de hut zat, vroeg hij naar Oekoe Me
nika. Hij verbleekte van smart en moest
zich in de hand bijten om zijn ontroering
te bedwingen, toen hij vernam wat er tij
dens zijn afwezigheid geschied was. Doch
toen hij 's nachts alleen was, haalde hij het
amulet te voorschijn, dat hij voor Oekoe
Menika had gekocht en dat haar bruidsge
schenk geweest zou zijn. Ilij streelde den
kleinen gouden Boedha. Oekoe Menika had
haar liefde voor hem zeker nog niet verlo
ren. Zij was slechts noodgedwongen met
den rijken man in het huwelijk getreden
En nu was het met haar wellicht precies
eénder gesteld als met hem
De vreugde om te werken, de vreugde om
te leven waren voorbij. Slechts een keer
wilde hij haar nog zien, met haar spreken
en zich ervan gewissen, dat ook bij haar de
liefde voor hem nog niet was gestorven, dat
zij tenminste nog in gedachten bij hem ver
toefde.
Horatala ging nauwelijks nog onder do
menschen. Hij leefde slechts voor zijn oli
fanten en vanaf dien tijd was er op Cevlon
nimmer een betere Mahout geweest dan
Horatala.
Een jaar was bijna voorbijgegaan sind9
Horatala weer van de olifantenjacht was
teruggekeerd. Daar kreeg zijn heer op ze
keren dag bezoek. Eigenlijk moest Horatala
dien dag met zijn olifanten naar een ver
afgelegen streek vertrekken, doch het weer
was plotseling omgeslagen en er werd be
sloten nog een dag te wachten.
Dien middag werd aan de olifanten van
Horatala een bezoek gebracht. Bij het na-
derkomen der gasten, herkende Horatala
reeds van ver-af zijn geliefde Oekoe Menika
en haar rijken echtgenoot. Zij trad rustig
en ernstig naderbij. Evenals vroeger had
zij voor de olifanten lekkernijen meege
bracht. Terwijl Horatala op de vragen van
Rajapakse antwoord gaf, gebeurde plotse
ling het verschrikkelijke. Een der nieuwo
dieren begreep niet, wat de vrouw wilde.
Gulzig drong hij zich naar voren om alles
te krijgen. Toen brak de ketting. Het dier
struikelde, schrok en sloeg met den slurf,
angstig om zich heen. Een slag trof de j
kleine Oekoe Menika tegen den borst. Zij j
I -x-
slaakte een zwakke kreet en zonk op den
grond neer. Zij werd doodsbleek cn bloedig
schuim kwam op haar lippen. Toen Hora
tala, die het eerst bij haar neerknielde haar
zacht klagend bij haar naam riep, sloeg zij
do oogen op en glimlachte tegen hem, die
haar tecder in zijn armen hield. Daarna
sloten zich haar oogen voorgoed.
Horatala kon niet weencn.
Enkele dagen later kwam er een politie-
oeambte om Horatala te halen. Hij werd
van de dood op Oekoe Menika beschuldigd,
en ervan verdacht de dieren opzettelijk tot
een aanslag op Oekoe Menika te hebben
aangespoord, of in ieder geval de dieren
met opzet uit het oog te hebben verloren
Aldus volgens de verklaringen van den
edelen en rijken Rajapakse
Horatala verdedigde zich niet voor zijn
rechters. Andere Mahouts, die van het on
geval getuigen waren geweest werden op
geroepen en moesten voor Horatala getui
gen.
Het was een toeval geweest. Alleen een
toeval. Kismethet onafwijsbare noodlot,1
Horatala was onschuldig. Hij en allen, die
om het dier stonden moesten lijdzaam toe- i
zien en afwachten tot het dier wat kalmer
was geworden.
Toen men Horatala in vrijheid had ge
steld, kwam hij nog een keer bij zijn olifan-
ren terug. Hij streelde hen en kuste hun
harde huid. Toen ging hij weg... de wou
den in.
Horatala kwam nooit meer terug.
I Het mag dan wat vorvallen zijn en een
beetje uit don tijd, het mag het raffinement
van modern comfort missen, zooals wij dat
in de laatste jaren hebben loeren verstaan
jen het mag op den koop toe nog zoo'n hin
derlijke sta-in-den-weg zijn, hot charmante
oude hotel aan den Sclieveningschen Weg,
dat vanouds den naam draagt van Hotel
de la Promenade, is een van de aardigste
hotels, die nog een ietwat rustigen en lan-
delijkcn indruk maken, welke men zich
denken kan.
Vroeger, maar dat is jaren geleden, was
het een voornaam, deftig hotel met cachet
van mondainiteit; het was er chic en had
een uitstekende reputatie. In latere jaren
vond de groote men het er een beetje saai
en niet modern genoeg, tot er thans weer
is gekomen een vrij grooto categorie van
menschen, die verlangen naar iets anders
dan de eeuwige palace-sfccr, welke de klei
nere hotels probeeren na te apen, en die
zich het lieve hotel met dfcn mooion ouden
tuin en de groote boomen, vlak aan den
Scheveningschen Weg opnieuw zijn gaan
herinneren en het voor hun zomerverblijf
boven alles prefereeren. En feitelijk is, wel
beschouwd, het hotel sinds die dagen-van-
weleer niet zooveel veranderd. Deftig is het
nog en een goede reputatie geniet het ook,
maar mondain is het er niet in den zin,
dien wij er tegenwoordig aan geven. Het is
er rustig en dat sluit vanzelf de gedachte
aan mondainiteit uit. Geen jazz, geen dan
sen 's avonds, geen smeltende muziek van
Hongaarsche of andere muzikanten, het ho
tel heeft den moed te zijn wat het is. zooals
een lieve, voorname, oude dame. die zich
niet schaamt over haar witte haren en geen
moeite doet om de rimpeltjes bij haar oo
gen, die haar gezicht zoo beminnelijk on
eerbiedwaardig maken» to camoufleeren.
Het kan soms heel bekorend zijn om ie
mand of iets te vinden, die de courage
heeft te demonstreeren, van niet „met zijn
tijd mee te gaan", zonder daarom in malle
ouderwetsigheden en aanstellerij te verval
len.
Maar hoe goed je over het hotel denken
moogt en hoe prettig het mag zijn er 's mid
dags een kopje thee en 's avonds na het
eten een kopje koffie te gaan drinken op
het beschaduwde terras en het gewoel van
den Scheveningschen Weg langs je heen te
zien gaan, een sta-in-den-weg is het
Tegen den Hoogen Weg aangebouwd en
vooruitspringend op den straatweg met het
smalle voorterrasje, waar tegelijk de in- en
uitgang is, versmalt het den rijweg aan
zienlijk. Vroeger was dat zoo erg niet, toen
de Scheveningsche Weg een rustige prome-
nadeweg was, waar 's zomers open rijtuig
jes passeerden in een kalm gangetje, om
dat niemand haast had, omdat het als een
bewijs van zeer slechten smaak en gebrek
aan opvoeding gold. elkaar voorbij te rijden.
En over de rails, die langs het hotel lie
pen en nog loopen, sukkelde goedmoedig
het aardige paardentrammetje met de im
periale, het trammetje, dat ook al geen
haast had. En dan passeerden er in alle
jaargetijden nog wat Scheveningers met
vischkarretjes en de zoogenaamde Joeijen-
wagen" die voor een onnoozelen stuiver
het visschersvolk naar de stad vervoerde
en dan, hoogstens, als curiositeit, een enke
le fietser. Tegenover het hotel was een
klein houten hekje, dat toegang gaf tot de
duinen, en er naast de groote rijweg^door
de boschjes, die eveneens van een bijna-
heilige rust was. Later kwam, op de plaats
waar het duinpad achter het houten hekje
was, de Johan van Oldenbarneveltlaan en
toen was daar meteen een kruispunt, dat
in den loop der jaren tot een der drukste
buiten de stad geworden is. En juist op dat
drukke kruispunt steekt nu het Promena
de-hotel als het ware een onhebbelijken
voet uit, om de voorbijgangers over te laten
struikelen. De toch al door het terras ver
smalde weg moet daar nog ruimte afstaan
voor de dubbele tramrails, die vlak langs
het terrasje scheren en' wie het er op gezet
heeft door dien ingang het hotel te betre
den of te verlaten, heeft een bepaalde dosis
moed, beleid en rustige vastberadenheid
noodig om dat zonder gevaar voor leven ol
.ledematen te bewerkstelligen. De meeste
gasten geven dan ook de voorkeur aan het
hek terzijde, waar voldoende ruimte is.
Met het oog op de situatie daar ter plaat
se - het is eigenlijk verwonderlijk, dat
niet nog veel meer verkeersongevallen daar
gebeuren en dat wat er gebeurt altijd nog
zoo goed afloopt zijn er heel wat men
schen, die de verzuchting slaken, dat ze blij
zullen zijn, als het hotel over enkele jaren
(drie, als ik me niet vergis) verdwijnen zal.
Want het is gebouwd op erfpachtsgrond en
gezien de omstandigheid, dat het terrein
meer dan noodig is om te voorzien in de
eischen van het verkeer, zal het contract
natuurlijk niet vernieuwd kunnen worden.
Dan zal het oude hotel de la Promenade
moeten verdwijnen. Waar de gasten, die er
thans geregeld jaar op jaar hun zomerva-
cantio komen doorbrengen, een toevlucht
zullen moeten zoeken, is moeilijk te zeggen.
Want het oude hotel met zijn heerlijke rust
en zijn mooicn tuin, met zijn bijzonder gun
stige ligging, vlak aan do tram, die de gas
ten in tien minuten naar de stad en in
minder dan tien minuten naar het Kur-
hau9 brengt, dat het middelpunt is van het
mondaine badplaatslevon, is lastig te ver
vangen, óók al omdat het zijn allure van
voornaamheid uit den ouden tijd heeft we
ten te bewaren. Het wordt ook door een ge
heel op zich zelf staand genre van publiek
bezocht. Gezinnen met een paar kinderen,
die hun Indisch verlof zoo aangenaam mo
gelijk willen doorbrengen in de nabijheid
van Den Haag; oudere dames uit de pro
vincie, die zich het hotel waarschijnlijk nog
uit de dagen van haar jeugd herinneren cn
die er steeds weer terugkomen, omdat zij
er vinden wat ze zoeken; vreemdelingen,
die inderdaad komen om uit te rusten, en
die geen verlangen hebben naar de cosmo-
politjscho badplaatsfcor, die zo immers
overal kunnen vinden, een enkel paartje op
de huwelijksreis, dat zich aangetrokken
voelt door oen sfeer van romantiek en hui
selijke gezelligheid, zooals men die vroeger
vinden kon in een outjto patriciërswoning,
allen, die iets wenschen, dat anders is dan
JA
ff
V*
r?
JA^
JA
tZ
JA
"X
X-
<X
X
X-
X-
X
V-r
X-
X-
JA
JA
/T
x-
JA
ff
fK
X-
1-
Er schijnt in onze stad dus eind'lijk iets te brouwen,
Ons „Amicitia" wil men den tóch verbouwen!
Nu dat zoo is, leek 't mij om wat te memorecren,
Het Juist den tijd; men kan nog controlecren
Wat ik hier rijmen ga, met Uw bewijzen stijven,
Dat wat ik nu beweer: „Het kan niet meer zoo blijven 1"
't Is oen gebouw waar soms heel velo menschen komen.
Soms eventjes to laat cn 'k heb ook al vernomen,
Dat mon veel volk verwachtte en er geen menschen kwamen
Ondangs een goed prograpi en vrecs'lijk veel reclamel
Men gaat er door een deur als overal naar binnen.
Koopt zeer in 't nauw een kaart, dan gaat het spul beginnen!
Nog niet op het tooneel, de allereerste acte,
Speelt af voor in 't geboutv, waar men uw goed afpakte!
Daar is 't een lijdensweg, ondanks de rappe handen,
Die vlug Uw overdaad aan 't haakje doen belanden!
Je staat daar op elkaar de beurt maar af te wachten,
Geduld en lijdzaamheid dient men daar te betrachten!
In dubb'lon zin „ontdaan", gaat u do reis aanvaarden!
U zoekt dan naar de kaart, dio u toch goed bewaarde.
Want in dio nauwe deur staat men te controleeren
En zonder zoo'n biljet, mag nicm and er passecrcn.
Wat zeer natuurlijk is! Hierbij moet u begrijpen:
Belasting op vermaak wil ook haar aandeel grijpen.
De stad die is er bij! Spreekwoord'lijk „als-de-kippen"
(Alleen eon circus laat men hier gedwee ontglippen,
Want „Gloich" komt in Hoogland, zal daar dus wel betalen
De stad offert een duit aan stugge idealen
Bent u hier gepasseerd, dan komt het eorsto grapje.
Wanneer u links om moet is 'r een gezellig trapje
Van enk'Ie treden maar, doch vele blauwe schonen,
Zijn opgeloopen daar en daarmee snel verdwenen
Reeds menig goed humeur. Een do]-drieste comedie
Werd door dit malle ding, voor velen een tragedie!
Wanneor u bent geslaagd, toch eind'lijk ongeschonden
Deez' hindernis to nemen, wordt vlug uw plaats gevondenl
Men werkt zich zwoegend door een nauwe rij van stoelen.
Zitten er menschen op, men zal uw doortocht voelen!
Zelfs ongetwijfeld hun en uw genot verhoogen.
Door permanent contact met and'rer eksteroogen!
U houdt wanhopig vol cn laat den moed niet zakken!
Krijgt u na zoo'n corvee uw zitplaats dan te pakken,
Vlijt u zich zuchtend neer, komt langzaam tot bedaring
En hebt net een gevoel als een gezouten haring,
In een groot vat gepakt. Uw buur man's ellebogen
Komen zoo af en toe de feest'lijkbeid verhoogen!
Wanneer men het gordijn op tijd of niet gaat „halen"
En men u bieden wil, waarvoor u ging betalen.
Dan ergert u zich eerst aan vriendelijke vrinden
Die zoo'n laatkomerij niet onfatsoenlijk vindenl
Als die gezeten zijn en al 't lawaai gaat staken,
Dan gaan do stoelen eaim gezellig kraken!
Je meent het ook te doen, want ieder blikt je tegen
Gevolg: U durft zich niet zelfs even te bewegen!
Wanneer de pauze komt, begint u heel voorzichtig
Dc reis naar den foyer, laveert onevenwichting,
Met stramme, stijve leden tusschen die vele menschen
Die net precies als u nog wat beweging wenschen!
Het wordt een heele tocht en wat dan al te dol is
U komt bij het buffet als alles reeds daar vol is!
Bedienden doen hun best en hebt u dan een boffle
Dan krijg u toch op laatst de zoo begeerde koffie
Direct daarna: dc bel! De pauz' is afgcloopcn,
U trekt er lyec.r op af en blijft het bc.stc hopen!
Gezelligjes gedrang in bijna alle hooken.
Want elk wil weer opnieuw z'n zit-plaats-harnas zoeken!
't Gaat net als aan 't begin: hij open doek nog dwalen;
Want velen komen weer net even na het „halen"
Als alles eind'lijk zit, de herrie van de baan is,
Dan is hot juist do tijd, dat wat men gaf, gedaan is!
Nog voor het eindo komt, gaat men een aanvang maken
Om zonder veel gedrang naar buiten te geraken!
En daar men toch ook graag 't gebod'ne wil waardeeren
Blijft men heel achter staan, gaat daar applaudiseeren!
Dan steevast offensief! De garde robe-mcnschen,
Ze zullen dit moment wel naar den drommel wenschen!
Ze zwoegen, doen hun best zooveel als ze vermogen,
Maar dat er bij die „fuif" nog nimmer blauwe oogen
Gevallen zijn, pleit voor de Kcienstadsche menschen
Die schijnbaar toch voor alles nog't liefste vrede wenschen
En staat men dan op straat, dan zegt men onverdroten:
„Wat hebben wc toch weer van avond echt genoten
't Bestuur doet steeds haar best. gérant en verdor allen!
Men staat hier machteloos bij derg'lijko gevallen!
't Gebouw is ongeschikt! To klein! Zijn w'ontevredcn,
Dan is uitsluitend dit en dit alleen de reden!
't Bestuur en 't personeel: het treft geen blaam in dezen
Zooiets te denken zelfs zou al onbillijk wezen!
Maar „Amicitia" is ongeschikt gebleken.
Ontgroeid aan onze stad! Dat dient men uit te spreken.
Dc zaak is hoogst urgent! We hopen dat ten lesto
Men 't duidelijk in zal zien tot heil van onze veste!
Men toone zich alom voor deze kwestie vaardig!
Een nieuw „Congresgebouw", ons mooie stadje waardig
GROEGROE.
(Alle rechten voorbehouden).
X-
X-
X-
Or
X-
X-
-X
X-
X
X
X
X
X
X
X
het gewone badplaatsgedoe, zij vinden
daar hun wenschen vervuld.
En ze zullen die wenschen nog enkelo ja
ren vervuld kunnen zien en dan is het uit,
onherroepelijk uit. Ze moeten een anaer
ondordak zoeken. En het verkeer zal voor
dc zooveelste maal getriomfeerd hebben
over een stukje van het oude Den Haag,
dat ons lief was cn vertrouwd en waarvan
de ouderen vooral moeilijk afseheid nemen.
Wat dit zoo jammer maakt, is, dat zelfs
do overtuigdste conservatief zal moeten
toegeven, dat het hier niet anders kan. Er
moet ruimte gemaakt worden. En onder
degenon, die juichen zullen als het eenmaal
zoover is, bchooron in de eerste plaats de
ruiters. Dc Scheveningsche Weg bezit over
zijn geheele lengte een ruiterpad, waar de
ruiter zich volkomen veilig kan voelen voor
alle verkeersbedrolgingcn, maar twee plaat
sen zijn er, waar dit pad zeer reëele be
zwaren oplevert. Een er van is aan hot be
gin of aan het oindc, als men van de
richting Schevcningcn komt het andere
is in het midden bij Promenade.
Dat laatste punt is gevaarlijk, onverschil
lig uit welko richting de ruiters komen.
Want ze moeten altijd tweemaal den weg
oversteken en als ze in de richting Scheve-
ningen rijden zijn ze genoodzaakt of links
van den weg te houden of zich op de tram
rails te begeven langs het hek van het hotel
terras en te riskeeren dat ze bij het passee
ren van een tram in de richting Den Haag
bekneld komen tusschen do tram en het
hek. Dat is zoo erg niet, als men te doen
heeft met doodmakke paarden, die mot hun
berijder door vuur en water gaan zonder
te kikken, maar met een temperamentvol
dier is het niets minder dan levensgevaar
lijk. En zelfs met oen gewoon mak paard
hoeft er zich maar een enkele bijkomstig
heid voor te doen in den vorm van iets on
gewoons, een plotseling opwaaiend papier,
een kindjo op het terras, dat plotseling
schreeuwt of wuift of misschien zonder erg
wat grint in een emmertje schept, dat wat
geraas maakt cn de factoren voor eon on
geluk zijn aanwezig. Is het eenmaal zoover,
dat het terrein daar vrij komt, dan kan het
ruiterpad rechtdoor loopen en do ruiters
behoeven niet meer op den verkeersweg te
komen.
Aan het begin van den weg is het 't vroe
gere tolhuisje, dat den weg verspert en ook
aat is een punt, dat op ongeveer dezelfde
wijze gevaar oplevert als het punt bij Pro
menade, vooral omdat vele trambestuur
ders heel weinig consideratie toonen voor
net anachronisme, dat oen ruiter tn bun
oogen schijnt te zijn, on roekeloos een
paard rakelings passeeren zonder ook maar
even vaart te minderen.
„Aan ons dc weg!" demonstreert alles
wat een motorisch voortbewogen voertuig
hestuurt. Een, vooral in een stad als Den
Haag, wel wat bedenkelijke leuze.
W. P.