Nieuw Parijs
M. H. VAK RAALTE
M. H. VAN RAALTE
Langestraat 35. Tel. 308
Opgericht 1901
Gezelschapspelen
Dam-
Schaakspelen
Tric-Trac horden
AFD. BONNETERIE
MODERNE VESTEN
met Russische kraag
LUMBER-JACQUETS
PULL-OVERS
GOLF-JACQUETS
WOLLEN JASJES
ALPINES - CEINTUURS
SHAWLS
Zaterdag 5 September 1931
HET NEEFJE UIT INDIE
ZOEKPLAATJE
DE VERHUIZING
door
C. E. DE/LILLE HOGERWAARD.
Hoofdstuk I.
Een Lange Brief.
„Toch geloof ik vast, dat er iets is!" zei
Paula en ze keek daarbij zóó uitdagend,
dat Pim het niet langer waagde aan de
woorden van zijn tweelingzusje te twij
felen.
Als Paula eenmaal iets in haar bol had,
was het niet gemakkelijk haar tot 'andere
gedachten te brengen. De tweelingen wa
ren zooals het goede tweelingen betaamt
onafscheidelijk en Pim kende zijn zusje
dan ook maar al te goed.
„We zullen 't. wel hooren!" merkte hij
op en Paula scheen met dit antwoord te
vreden te zijn.
't Was even vóór zij naar bed gingen.
Veel zin om nog wat uit te voeren hadden
zij niet, zoodat zij. dan ook niet, zooals ge
woonlijk het gevaLwas, het liedje van ver
langen zochten.
Even nadat Pim in de Lakenstraat was
aangekomen, reisde hij door naar Droomen-
land, maar Paula scheen den slaap niet te
kunnen vatten. Onrustig woelde zij heen
en weer. „Ik weet, wat ik weet!" prevelde
zij en dit was natuurlijk een waarheid,
die door niemand in twijfel getrokken kon
worden.
Had zij dien avond, toen zij de .krant
binnenbracht, niet duidelijk gehoord, dat
Moeder tegen Vader zei:
„Hij moet natuurlijk kopien!"
Onmiddellijk bij haar binnentreden wa
ren de stemmen verstomd, maar gehoord
had zij het toch. En nu lag zij over Moe
ders gezegde na te denken. Wie was die
hij? En waar moest die onbekende ko
men? Bij hen?
Er stond een groot vraagteeken aqhter al
deze vragen en hoe Paula ook nadacht,
het antwoord erop vermocht zij niet te
vinden.
Maar eindelijk ontfermde de slaap zich
toch over haar en reisde ook zij naar
Droomenland. Daar hoorde zij, dat het een
hond was, die zijn intocht bij hen zou doen.
Zij zag hem heel duidelijk: een alleraar-
digsten, ruigharigen terrier met schrandere
oogen. Het dier wilde onmiddellijk vriend
schap met haar sluiten. Even later was
het echter Opa, die kwam logeeren, daarna
Oom Jan, Vaders vriend. Wie van do drie
zou het nu zijn? Als ze dit maar wist!
Maartoen Paula don volgenden
morgen wakker werd, was zij nog even
ver. Zou zij er Moeder naar vragen? Nee,
dat nooit! Als Moeder niet wilde, dat zij 't
hoorde, vertelde Moeder het toch niet en
als Moeder wel geschikt vond het te zeg
gen
Kom, zo zou maar eens gauw opstaan en
bijtijds aan het ontbijt verschijnen! Wie
weet, of Moeder dan niet wat vertellen
zou!
En de daad bij het woord voegend, sprong
ze vlug uit bed. liet was wel Zondag,
maar.
Toen zij beneden kwam, was zij na Moe
dor dc. eerste en stond de ontbijttafel al
klaar. Paula keek nog even een botSk? in
en toen Vader en Pim ook vcrschëncn,
werd er ontbeten.
Do tweelingen wisselden bij het zien van
een groot couvert op Moeders schrijftafel
een vcelbetcekcncndcn blik, maar zeiden
niets.
Al heel gauw begon Moeder:
„Nu moet ik jullie eens wat vertellen,
kinderen!"
„Daar heb je het!" dacht Paula triom
fantelijk.
„Dan heeft Paultjo toch gelijk gohad!"
flitste het door het brein van Pim en hij
voelde iets als bewondering voor don speur
zin van zijn tweelingzus.
Lang tijd om zich in hun gedachten ie
verdiepen, hadden zij echter niet, want
Moeder ging voort:
„Gisteren hebben Vader en ik een langen
brief van Tante Jenny uit Indiö gehad.
Tante schrijft uitvoerig over haar zoontje
Jaap. Ik geloof, dat«'t het beste is, als
ik jullie een stuk uit den brief voorlees.
Hij luidt:
Het is in hoofdzaak over Jaap, dat
ik jullie vandaag schrijven wil. Zooals je
weet, heeft Karei (Tante Jenny's man) op
dracht gekregen over een paar maanden
naar do binnenlanden to gaan. Ik zal hem
daarbij natuurlijk vergezellen, maar toen
ik onzen huisdokter over onze plannen
sprak, raadde hij mij met het oog op Jaap's
gezondheid sterk af den jongen mee te ne
men. Hij zei zelfs, dat bet een zeer gevaar
lijke proef zou zijn. Je begrijpt, hoe zijn
woorden mij deden ontstellen. Ik kan en
raag Karei niet alleen laten gaan naar de
binnenlanden, waar hem allerlei ontberin
gen wachten, maar ik kan en mag even
min ons kind in gevaar brengen. Kon ik
mij maar in tweeën verdeden, om met éón
helft Karei te vergezellen en met de an
dere bij Jaap te blijven! Maar dat gaat na
tuurlijk niet en ik moet een offer, een heel
groot offer brengen! De dokter versterkte
mij nog hierin door te zeggen, dat Holland
voor Jaap's gestel veel beter zou zijn dan
Indie. Na dagen van twijfel en nachten
van strijd, is mijn besluit echter vast ko
men te staan en gaat Jaap naar Holland.
Het spreekt vanzelf, beste Rita en Leo,
dat ik onmiddellijk aan jullie gedacht heb.
Aan wie zouden wij ons eenig kind beter
kunnen toevertrouwen dan aan mijn zuster
en zwager, dio zelf twee kinderen van zijn
leeftijd hebben? Onze vraag is dus: willen
jullie Jaap een plaatsje in jullie hart en
huis geven en datg€ne voor hem zijn, wat
Karei en ik door de omstandigheden niet
kunnen wezen? Van harte hopen wij, dat
hetgeen wij jullie vragen, in goede aarde
vallen mag. Met den jongen zelf heb ik
er nog niet over gesproken. Wij wachten
eerst op een telegram van jullie. Mocht dit
te zijnen gunste uitvallen, dan willen wij
hem van onze plannen op de hoogte bren
gen. Vraag niet, wat ons dit kost! Maar
hèt kan niet anders! Wij moeten sterk zijn
en ons kind zijn eerste grooto leed helpen
dragen. Het is een lieve jongen met een
gevoelig hart en hij zal het met de twee
lingen best kunnen vinden, want al is hij
ons eenig kind, wij hebben altijd ons best
gedaan hem niet te verwennen.
Ik reken al uit, 'wanneer je dezen brief
kunt ontvangen en zie vol ongeduld naar
je antwoord uit Hoe dit ook moge uit
vallen, neem de zaak in ernstfge overwe
ging. En wanneer jullie op ons voorstel
ingaat, sturen wij hem zoo spoedig moge
lijk met vrienden, die ook naar Holland
gaan. Jaap heeft het altijd betreurd, dat
hij geen zusje of broertje had. Zou hij dio
nu bij jullie vinden? Wij hopen het!
Dit schrijven gaat met de beste wenschen
voor jullie vergezeld. Weest allen, samen
hartelijk door ons drietjes gegroet.
Je Je liefh.
JENNY."
Even 'bleef het stil heel stil in de
kamer, nadat Moeder den brief uitgelezen
had. Toen Vroeg Vader:
„En wat denken jullie, dat Moeder en
ik besloten hebben?"
„Dat Jaap komen moet natuurlijk!" ant
woordde Pim zonder zich ook maar één
oogenblik te bedenken.
Paula echter zei niets. „Natuurlijk" vond
zij liet heelcmaal niet en tóch had zij mede
lijden met dien armen Jaap.
„Als hij zich maar niet tusschcn Pim
en mij dringt!" schoot het door haar heen.
In het volgend oogenblik schaamde zij zich
echter over d;e onaardige gedachte. Zij
kreeg er een kleur van!
Niemand scheen echter op haar te letten,
terwijl zij zich haastig bukte om haar
vingerdoekje op te rapen.
„Ja",% zei Vader, „Jaap moet natuurlijk
komen en ik heb het telegram aan zijn
ouders al klaar."
„Wat telegrafeert U, Vader?" vroeg Paula
belangstellend on Vader antwoordde:
„Jaap hartelijk welkom!'*
Dat „hartelijk" vond Paula eigenlijk over
bodig. „Welkom" alleen was immers al
hartelijk genoeg!
Natuurlijk werd er dien Zondag druk
gesproken over den nieuwen huisgenoot,
die weldra in hun midden zou zijn.
En terwijl op grooten afstand een arme
Moeder met bevende vingers een telegram
openmaakte, was Jaap bij dc familie in
Holland in gedachten reeds als lid van
het gezin opgenomen.
.Een dankbaar telegram uit Indië meldde
den volgenden dag, dat hij over ruim
zes weken op zijn plaats van bestemming
zou kunnen zijn.
(Wordt vervolgd).
(Nadruk verboden).
ocanh
Waar is de heks?
(Nadruk verboden).
J.an, Flip en kleine Koen gingen verhui
zen en waren opgewonden over het voor
uitzicht. Vader en Moeder verhuisden ook,
maar zij waren heel wat kalmer, zagen
zelfs min of meer op tegen dc groote drukte
en de vele beslommeringen, welke nu een
maal aan een verhuizing verbonden zijn.
Reeds weken van te voren hadden Vader
en Moeder over de indeeling van het huis
en de inrichting der verschillende kamers
gesproken. De groote jongens zouden ieder
een zit-slaapkamcr krijgen met een bed,
dat overdag tegen den muur opgeklapt
werd en achter een aardig cretonne "gor
dijntje verdween, zoodat het net een kastje
leek. Kocntje zou voorloopig nog bij Vader
en Moeder op de kamer blijven, maar hij
kreeg een \roolijk speelkamertje met een
licht behang en rondom een strook, waarop
do geschiedenis van Roodkapje, Klcin-
Duimpjc en de Schoone Slaapster in het
Bosch afgebeeld stond, zoodat die sprook
jes nu echt voor den kleinen man begon
nen te leven. Kocntje had die lange, smalle
plaat reeds bewonderd, terwijl Vader haar
afrolde en het ventje had in de handen
geklapt van plezier. Zoo'n verhuizing was
toch maar het heerlijkste, wat je overko
men kon!
Daar het juist midden in de vacantia
was, mochten de groote jongens niet alleen
helpen met planten te versjouwen en aller
lei breekbare voorwerpen voorzichtig in
een mandje naar het nieuwe huis te bren
gen, maar ook met alle koperen kranen,
welke zich in het huis bevonden, zoo mooi
blinkend te poetsen, dat zo wel goud leken.
Poetsen was altijd een lievelingswerkje
van de jongens geweest en Moeder vond
het best, veel beter dan met water knoeien,
wat ahdcre jongens wel eens graag doen.
En die poetslicfhebberij hadden ze nog niet
verloren. Verder hadden ze hier en daar
spijkers en duimen met een nijptang uit
getrokken en allerlei handreikingen ge
daan, waardoor Vader en Moeder en de
behangers, die dc zeilen legden en de-gor
dijnen ophingen, beter konden opschieten.
Eindelijk was het nieuwe huis zóó ver
klaar, dat het slechts stond te wachten
op den grooten verhuiswagen, welke dc
meubelen brengen zou.
Dit nu was het oogenblik, dat de drie
jongens zich als een waren triomftocht had
den voorgesteld. Toen de wagen eindelijk
geladen en het oude huis •licelemaal leeg
was, mochten ze Koontje veilig in liet
midden naast den chauffeur zitten en
zoo kwamen ze vóór Vader en Moeder, die
er een wandelingetje van maakten, in het
nieuwe huis dan en mochten zij ccnige
kleine stukken' op hun plaats zetten.
Dat was een genoeglijk werkje: zoo'n
nieuw, schoon huis, dat nog heelcmaal
leeg was, in een gezellige woning om te
tooveren en hoewel dc jongens natuurlijk
geen kisten of groote meubels versjouwden,
waren er toch heel wat kleine voorwerpen,
die ook een plaatsje in het nieuwe huis
vroegen.
Toen Vader en Moeder een half uurtje
later op het terrein der drukke bezigheden
verschenen, waren zij dan ook niet weinig
verbaasd, dat reeds met plaatsen van een
en ander een aanvang was gemaakt en
dat de jongens precies wisten, waar alles
staan moest. Ze gaven hierdoor blijk zich
zóó in dc verhuisplannen te hebben ver
diept, dat zij deze nauwkeurig kenden.
Lachend vroegen de verhuizers bun, of ze
later het „verhuis-vak" zouden kiezen.
Nu, Koontje wilde wel, maar Jan en Flip
hadden toch andere illusies, hoe belang
wekkend zij deze verhuizing dan ook
vonden!
Er werd dien dag hard gewerkt en daar
alles op dezen eersten Augustus van het
gewone afweek, had Moeder een grooten
voorraad rijstebrij gekookt, die zich uit
stekend smaken liet. De jeugdige verhui
zers zouden hun maal. dat aan Luilekker
land deed denken, niet voor de fijnste ge
rechten willen ruilen en deden het alle
eer aan.
Tegen den avond, toen de verhuizers hun
dagtaak beëindigd hadden en Koentje in
het nieuwe huis in den dut was, zag alles
er al heel anders uit dan dien morgen.
Natuurlijk bleef er de volgende dagen nog
veel te doen, als het inrichten der kasten,
het opwrijven der meubelen enz., maar alles
„stond" ten minste en dat was maar heel
goed, want er moest dien nacht in het
nieuwe huis geslapen worden. Indien ooit,
dan had dc familie haar rust wel ver
diend!
Jan en Flip sliepen weldra als rozen in
hun nieuwe bedden en het duurde niet
lang, of Vader en Moeder volgden het
voorbeeld van de jeugd.
ITct was midden in den nacht, toen Jan
plotseling verschrikt wakker werd. Had hij
boven zijn hoofd niet duidelijk een slag
gehoord? Neen, gedroomd had hij het niet!
Wat zou het zijn? Toch geen inbreker?!
Jan zat nu recht overeind in bed en
luisterde aandachtig. Maar nu was alles
stil. Wat was er toch gebeurd? O ja, ze
waren gisteren verhuisd en sliepen nu in
de nieuwe woning. En wat was er ook al
weer boven hem? Dc zolder...! 't Zou na
tuurlijk best een inbreker kunnen zijn, die
door het zolderraam naar binnen was ge
klommen in de mecing, dat de famlie nog
niet in het huis sliep en die nu van plan
was hiervan te profitcercn en dus zijn slag
te slaan. Net iets voor een dief!
Hij moe3t nu geen licht maken. Zou hij
Vader en Moeder waarschuwen? Maar die
sliepen een verdieping lager en de dief zou
als hij lont rook kunnen ontsnappen.
Dat mocht niet! Zou hij er zelf dus maar
op af gaan?
Aan gevaar dacht Jan op dit oogenblik
niet. Heel zacht kwam hij zijn bed uit,
liep naar de deur, maakte deze heel be
hoedzaam open enzag Flip vóór z ij n
deur staan! Met groote oogen keken de
beide jongens nu elkaar aan, legden als bij
afspraak op hetzelfde oogenblik den rechter
wijsvinger tegen do lippen en wezen er
daarna meo naar boven, in de richting,
waarin zij heel duidelijk den slag gehoord
hadden.
Gelukkig was er vóór de zoldertrap geen
deur en dc jongens slopen nu op bloote
voeten in hun pyama naar boven, in stilte
de treden vcrwenschend, die de onhebbe
lijkheid hadden te kraken, wel niet hard,
maar toch duidelijk genoeg om den ver-
moedelijken dief op zolder, die zich na den
bewusten slag muisstil hield, opmerkzaam
te maken op het feit, dat zijn rijk alleen
daar boven spoedig uit zou zijn en elke
krakende traptree hem dichter bij zijn ont
dekking bracht.
Al zouden de jongens het liefst naar
boven gestormd zijn om den inbreker
een ander kon het immers niet zijn! in
zijn geheime plaats te overrompelen, zij
waren toch verstandig genoeg dit niet te
doen. Zij beseften maar al te goed, dat hij
bij het hooren van het minste geraas even
goed weer door het zolderraam kon vluch
ten, als hij er door binnen gekomen was.
Maar eindelijk waren zij toch boven aan
geland en stonden zij met ingehouden adem
en gespitste ooren vóór de zolderdeur. Nog
steeds hoorden zij niet het minste geluid.
En toch waren zij ervan overtuigd, dat zij
zich niet vergist hadden. Eén van hen had
natuurlijk verkeerd kunnen hooren, maar
allo twee was onmogelijk!
„In eens flink opendoen en gauw binnen
gaan!" commandeerde Jan zacht, daar hij
den inbreker geen gelegenheid tot ont
vluchten wilde geven.
„Een! twee! drie!" fluisterde Flip terug.
Dc deur ging nu wijd open, de jongens
slopen zoo vlug mogelijk naar binnen
enhun blikken gingen het eerst naar
het zolderraam, datgesloten was!
„Zie je dat?" mompelde Jan heel ver
baasd.
„Hij heeft het achter zich dichtgedaan!"
zei Flip. „Ik zal er vóór gaan staan om de
wacht te houden. Dan kan hij niet ont
snappen! Op de deur zit een sleutel aan
den binnenkant. Wat een bof! Draai jij 'm
om en steek 'm in je zak!"
En nadat de deur, waardoor ze binnen
gekomen waren, veilig door Jan afgesloten
was, keek de jongen behoedzaam om zich
heen, terwijl zijn broertje den toegang tot
het raam versperde.
Licht maken durfden zij nog altijd niet.
De inbreker zou dan onmiddellijk merken,
dat hij slechts met een paar jongens al
waren ze dan ook nog zoo dapper! to
doen had. En dat was iets, wat hij heele-
maal niet hoefde, zelfs niet mocht we
ten! Hij moest maar in do verbeelding zijn,
dat het Vader, beter nog: de politie was,
die daar boven een onderzoek instelde. A1 s
hij merkte, wie zijn vervolgers waren, was
dit altijd nog vroeg genoeg.
Gelukkig scheen de maan flauw en wierp
zij een schemerig licht op do vele voor
werpen, die nog in de grootste wanorde op
den zolder stonden en lagen.
Dc jongens knepen hun oogen dicht om
beter te kunnen zien.
„Waar zou hij zitten?" was de onuit
gesproken vraag, welke hen beiden bezig
hield. Als ze dat maar wisten!
Plotseling meende Jan, dat hij' in een
donkeren hoek iets bewegen zag. Zonder
een woord te zeggen, wees hij er naar en
Flip's oogen volgden de richting van zijn
vinger. Hij zag het nu ook en de jongens
keken elkaar veelbeteekencnd aan.
„Zullen we één van beiden Vader roe
pen? Hij hij mocht eens gewapend zijn!"
fluisterde Flip.
Maar Jan schudde beslist het lioofd. Als
één van beiden naar beneden ging om
Vader te waarschuwen, zou dc ander al
leen blijven, alleen met den inbreker! Dat
was natuurlijk veel te gevaarlijk en als ze
samen gingen, konden ze wel op hun
vingers natellen, dat do man ontsnappen
zou. Hij zou vast niet op hen blijven wach
ten! Zoo slim was hij wel!
Heel behoedzaam en met ingehouden
adem naderden de jongens nu de plek,
waar zij beiden gezien hadden, dat zich
iets bewoog. Wat lag daar allemaal op den
grond? 't Leken wel boeken! Ja, 't waren
boeken en er lag oen oude rieten pop, dio
Moeder wel bij het maken van japonnen
gebruikte, bovenop.
Plotseling keken twee vurige oogen de
jongens aan. Bijna gilden zij het uit van
schrik, maar ze bedachten zich nog bijtijds
en hielden de hand voor den mond. Wat
een griezelige oogen had die inbreker, ze
leken wel van een kat! Neen, het waren
de oogen van een kat, die in het scheme
rige licht fonkelden! En het lichaam en de
staart van een kat waren het ook!