Ante rsfoor isch .Dao'hladf
BALLY
Herfstmodellen
JohBottinga
^4/s de winter komt.
Sluit U aan bij de
Amersfoortsche Radio
Centrale
HET SPOORVUEGTUIG IDE GROOTSTE EN MODERNSTE ELECTRISCHE CENTRALE VAN EUROPA
DE ENERGIE VAN EEN
HALF MILLIOEN P.K.
HERINNERING AAN ROYAARDS.
LIEFDE.
HET FORCEEREN VAN BOL- EN
KNOLGEWASSEN BINNENSHUIS.
V V
LANGESTRAAT 28 - Tel. 59
2oi\da gsbla cL i I:
Vari Aef
Het verhoogt Uw gezellig
heid in huis
Kantoor: Telefoon
Lange Bergstr. 13 462
door
H. G. CANNEGIETER.
Toen honderd jaren geleden de stoomtrei
nen de omnibussen vervingen, dacht men
hiermee het toppunt van de beschaving te
hebben bereikt. Wat hebben we gelachen,
toen onlangs ter gelegenheid van een jubi
leum de paardentram nog eens uit het mu
seum gehaald werd! Eenmaal is deze paar
dentram het wonder geweest van den mo
dernen tijd.
Nu kijken onze kinderen al op van hun
spel, wanneer achter door het weiland een
stoomtrein voorbijrijdt. Wat een mal mira
kel, zoo'n ouderwetsche locomotief, die puf
fend en zwoegend zijn wagensleep voort
zeult! Hoe kort is het nog maar geleden,
dat wij met trots en bewondering diezelfde
„jumbo" gadesloegen, het ontzagwekkend
monster, dat den rijtijd van de sneltreinen
al weer zoo'n stuk had verkort!
Thans is alles geëlectriseerd en juist had
den we elkander afgevraagd, of het nage
slacht op zijn beurt nog eenmaal ook om
onze bewonderde electrische treinen zou
lachen, of we lachen reeds zelf! Het is
slechts een kwestie van enkele jaren meer,
of honderd kilometer in het uur is een
slakkengangetje geworden. Het spoorvlieg-
tuig heeft zijn intrede gedaan en wie nog
een jaar of twee drie voor den boeg heeft,
zal het beleven, dat hij met driehonderd
vijftig kilometer in het uur voortsnelt over
de gladde banen, waarlangs de luchtschroef
den bliksemtrein voortdrijft. Kruckenberg,
of is het Wiesinger?, heeft met zijn uitvin
ding nogmaals een omwenteling in het ver
keer aangebracht.
Het spoorvliegtuig, het voertuig van de
toekomst. Hoelang, of liever hoe kort zal
ook deze toekomst weer duren? Aan de ver
snelling komt nimmer een eind; de driehon
derd vijftig kilometer per uur zullen er vijf
honderd, duizend, vijfduizend worden, naar
mate de ontwikkeling voortschrijdt.
Moeten wij juichen? Zijn Kruckenberg en
Wiesinger verlossers der menschheid ge
worden? Is het spoorvliegtuig een nieuw
middel tot levensgeluk?
Dit zou zoo zijn, indien snelheid op zich
zelf beteekenis bezat en doel zou kunnen
wezen. Maar de nuchter nadenkende vraagt
zich af: wat is er gewonnen, wanneer men
tweemaal of tienmaal zoo spoedig als than6
Parijs of Warschau bereikt? Is het ginds
zooveel beter of prettiger dan hier?
De snelheid maakt het bestaan tot een
vlucht. Een vlucht heeft alleen zin, wanneer
doel en uitgangspunt belangrijk van elkan
der verschillen. Men vlucht uit een bran
dend huis, uit de slavernij, voor den vijand.
Men vlucht naar zijn land, uit heimwee;
naar zijn werk, uit verveling; naar zijn aan
gebedene, uit liefde.
Maar naarmate do snelheid van het ver
keer toeneemt verdwijnt het verschil tus-
schen steden, landstreken en volken. Men
bemerkt niot meer, of men te Berlijn of te
Londen of te Chicago wandelt, winkelt of
zaken doet. Nauwelijks onderscheidt men
een IJslander van een Japanner en een Chi-
neesch landhuis van een Californischc
farm. Wat moet de kosmopolitische mensch
met dit zich steeds sneller verplaatsen?
Wat zoekt hij, dat elders andera of beter is
dan tehuis? Is dat doelwit zoo iets buiten
gewoons, dat elke seconde, die er hem noo-
deloos van scheidt, als verspilling moet gel
den? Maar heeft hij dit doelwit bereikt, dan
snelt hij even onstuimig terug.
Het genot schijnt in de verplaatsing zelve
te liggen. En inderdaad is reisgenot iets van
wezenlijke waarde. Een schat, welke geluk
kig allengs onder ieders bereik komt.
Maar reisgenot wordt geput uit hetgeen
men onderweg tot zich neemt. Om te zien en
te hooren, om waar te nemen en op te mer
ken, heeft men een zekere mate van rust
noodig. Wanneer het verkeer niets dan op
letten wordt en uitkijken naar dreigend ge
vaar, kan men moeilijk van reisgenot spre
ken. Wat merkt de voortjakkerende chauf
feur of motorrijder, wat de in 't gedrang
balanceerende fietser van de natuur of de
architectuur rondom hem? De wandelaar
heeft meer tijd noodig, maar hij trekt dan
ook profijt van deze „verspilde" minuten.
Het is de vraag, of de rit in het spoor
vliegtuig dezelfde genoegens zal opleveren,
welke wij in den ouderwetschen stoomtrein
hebben genoten. Het uitzicht, do sfeer, de
onderlinge ontmoetingen, welke to grooter
waarde kregen naarmate de reis nog langer
duurde.
Zeker, ook snelheid op zichzelf schenkt
genot. Met vreugde ruilt het kind op de ker
mis den paardendraaimolen voor do stoom-
carroussel en de stoomcarroussel voor de
tobogan. Maar is de moderne mensch tot de
kindsheid teruggekeerd, dat hij het ver
keersmiddel tot een kermisvermakelijkheid
heeft verlaagd?
Wij verplaatsen ons al sneller en snel
ler, het zij zoo, maar dat de snelheid als
middel en Als doel het eenige en het hoogste
zou zijn, blijft onderhevig aan twijfel.
door
Dr. Ir. E. REHMER
Directeur van het electrisch bedrijf
te Berlijn.
In een ruime, lichte kamer, waarin het
daglicht binnenvalt door een glazen dak,
zit een gemoedelijke man cenn pijp te roo-
ken, terwijl hij zijn oog gevestigd houdt op
't trillende wijzertje van 'n contrólc-instru
mentje, dat voor hem op den tafel ligt. Dat
is de koortsthermometer, die aan moet ge
ven of in het groote lichaam der controle
alles in orde is. Deze man behoeft slechts
op een knopje te drukken, om het levens
licht uit te blazen. Hij is het centrale her-
senstelsel ervan. Van hieruit loopen de ze-
nuwstrengen, die de werkzaamheid der
groote aderen met hun honderdduizend
paardekrachten metende energie regulee-
ren. In deze kamer komen alle kabels sa
men enkel om te laten zien dat ze goed
werken, voordat zij hun verdere reis gaan
beginnen. Zij vervoeren de reusachtige elec
trische energie, die in de hal daarnaast
wordt opgewekt.
Wie wekt die energie eigenlijk op? Groote
monsters, op den vloer vastgeklonken, die
elk zoo sterk zijn als 35000 paarden. .Tur
bo-aggregaten" worden ze door den vak
man genoemd. Zij hebben een vreeselijken
honger en dorst. Van de langsstroomende
Spree moest een arm worden afgesplitst
om het noodige koel- en voedingswater te
verkrijgen. Door allerlei roosters en reini
gingsinrichtingen wordt het water naar de
drie groote, horizontaal liggende centrifu-
gaalpompen gebracht, die het door meter-
dikke buislcidingen naar het ketelhuis drij
ven. Er moest een compleet onderaardsch
kanaal worden aangelegd om die buislei
dingen op te nemen. De druk is zoo groet,
dat men de buizen niet als gewoonlijk deer
schroefsluitingen met elkaar verbonden
heeft, doch ze aan elkaar moest lasschen.
Nérgens mag het water doorheen kunnen
sijpelen. Zijn weg wordt het nauwkeurig
voorgeschreven en leidt naar de ketels cn
koclkamcrs.
In de groote ketels wordt het vloeibare
element der ouden in stoom veranderd door
het hclsche vuur, dat onder de ketels raast.
Het is een echte heksensabbat. De bruid is
de wind: de luchtstroom der indrukwek
kende ventilatoren cn de trek der 110 M.
hooge schoorstecnen. Zij vereenigt zich met
de gloeiende steenkolen, die langzaam op
beweegbare roosters voortschuiven. Er
heerscht een temperatuur van meer dan
1000 graden in deze hel, waarin men slechts
door een venster een blik kan werpen. On
ophoudelijk, onverbiddelijk nemen de roos
ters de gloeiende kolen met zich mee en
werpen ze, nadat het laatste beetje warmte
eruit gehaald is, in dooftrommels. Nu zijn
het nog maar slakken. Met 6talen tanden
worden ze fijngemaakt en vervolgens uit
gestort in een afloopcnde goot, die ze naar
buiten brengt om verder verwerkt te wor
den tot materiaal voor het aanleggen van
wegen of tot stecnen voor het bouwen van
huizen.
Het water van de Spreo lescht den dorst
van de monsters in de machinehal en de
steenkolen stillen hun honger. En hun
honger is niet minder hevig dan hun dorst.
Evenals de watervoorraad moet ook de
steenkolenvoorraad op peil gehouden wor
den. In 'n kunstmatig haventje, 'n vierkante
verbrecding der Spree, komen de booten
met de zwarte diamant aan. Vanaf een
brug grijpt een machine naar beneden om
eiken keer 3000 K.G. kolen op te trekken
en in een trechter te laten vallen. Vandaar
komen zij op een band zonder eind, die ze
26 M. hooger brengt cn daar in de kolen
bunkers boven de ketels laat vallen. Auto
matisch stort de steenkool verder naar be
neden in het helsche vuur. Wat er meer
aangevoerd wordt dan de groote centrale
kan verslinden, wordt in speciale goten
automatisch gesorteerd cn bewaard.
Al die zwarte massa's worden eens om
gezet in electriciteit, die door dikke kabels
naar het transformatorenstation wordt ge
leid, om onder hooge spaning in de mil-
lioencnètad voor de menschen te gaan wer
ken. Zij gaat naar de fabrieken om de ma
chines aan te drijven, zij laat treinen rijden
en verlicht de straten cn huizen, zij komt
zelfs wel op een éénzaam dakkamertje om
een naaimachine te bewegen. Overal doet
de in electriciteit omgezette steenkool zich
gelden. En één mensch in de lichte boven
kamer van de centrale beheerscht die ver
andering van zwarte steenkool in stralend
wit licht, zonder daarvoor iets anders te
moeten doen dan de bewegingen van een
wijzertje te controleeren. Dat kleine wijzer
tje voor hem op den tafel waarschuwt hem
tijdig. Het waakt over de centrale, opdat
elke electriciteitsverbruiker rustig kan gaan
6lapen met de zekerheid dat hij ook
's nachts zijn lamp zal kunnen aandraaien
of zijn electrische kachel kan aanzetten.
De nieuwe Centrale-West is vooral voor
technici in menig opzicht zeer interessant
Het doel ervan is, een stroom te leveren op
die uren, dat er het meeste verbruikt wordt.
Waar deze centrale dus telkens niet meer
dan enkele uren werkt, moet zij aan bij
zondere eischen van spaarzaamheid voldoen
en snel in- of uitgeschakeld kunnen worden.
De Centrale-West heeft half zooveel ketels,
maar dubbel zooveel turbines als de cen-
trale-Klingenberg. Bij het in- en uitscha
kelen van de centrale behoeft daardoor tel
kens een kleine massa in beweging te wor
den gezet, vandaar dat er ook minder tijd
en brandstof mee verloren gaat.
Als er plotseling veel stroom noodig is,
kan door het in werking stellen van tur
bines dadelijk aan de behoefte worden vol
daan. Het i6 n.l. niet voldoende, dat er
electriciteit wordt voortgebracht; de stroom
moet ook op elk gewenscht oogenblik en
in elke gewenschte hoeveelheid aan het net
worden onttrokken. Soepele werking is dus
noodzakelijk en ook het steenkoolverbruik
moet dienovereenkomstig geregeld kunnen
worden. De verbranding is zoodanig gere
geld dat voor het eerst in Duitschland on
gesorteerde kolen kunnen worden gebruikt.
Het inknopen der kolen levert daardoor
minder bezwaren op; men is niet meer aan
een bepaalde 60ort gebonden, doch koopt,
wat op het oogenblik onder de gunstigste
voorwaarden te krijgen is.
Verder zijn de beide concurreerende sy
stemen van verhitting, die van Bailey en
die van Tailor, beide uit Amerika afkom
stig, voor het eerste op groote schaal naa6t
elkaar uitgevoerd. Hierdoor is vergelijking,
ook met betrekking tot verschillende soor
ten van steenkolen, mogelijk geworden,
waarmee aan de techniek en industrie een
grooten dienst is bewezen. Dit pionierswerk
zal ongetwijfeld aller waardeering verwer
ven.
Ook het kolentransport op deze groote
schaal is iels nieuws Bovendien kunnen
de uit de booten of goederenwagens opge
haalde kolen, inplaats van voor eigen ge
bruik in' den (rechter te worden gebracht,
ook overgestort worden op andere vervoer
middelen, die ze dan naar'n andere centrale
kunnen brengen, waar ze meer noodig zijn.
Ook hier dus een prijzenswaardige soepel
heid van het bedrijf.
Dit blijft trouwens voor een groote stad
als Berlijn met haar zeer uiteenloopende
behoeften een eerste vcreischte. Daarom is
een groot aantal centrales beter dan één
monsterachtig groote. Een storing in den
toevoer van electriciteit beteekent n.l. in
het zakenleven soms een onberekenbare
indirecte schade. Bij een groot aantal cen
trales behoeft men daarvoor practisch niet
te vreezen. En voor de uren van het groot
ste verbruik heeft men dan nog de Cen
trale-West gebouwd, die als een model
inrichting kan worden beschouwd.
Henri Morricn vertelt in „De Vonk'*:
Dat wijlen dr. Royaards een groote voor
liefde had om lang, zéér lang te repeteeren,
dat wisten wij. Dat hij ook een zéér groote
liefde en voorkeur had om lange namen uit
te spreken, liefst met de voornamen er bij,
b.v. „Neeêen, meneer Oscar Bagialoepi van
Tourniairc" of: „Neeêen mevrouw Betsy
Ranoetsi van Beekman'', waarbij zijn prach
tig geluid dan zoo uitstekend te pas kwam,
dit wisten wij ook.
Maar, wat wij allen nog niet wisten, is,
dat Royaards niet alleen directeur-regisseur
was, maar ook deed aan de edele spraak
leer en ademhalingsgymnastiek. En dat al
les kosteloos, zoo maar onder het repetee
ren door. B.v.: „Meneer de graaf, daar is
een dame om u te spreken". „Neen", zei
Royaards dan tegen het kameniertje: „Niet
meneer de graaf, daar is een dame om u
te spreken'', maar: „Meneer de graaf
adem daaraar is een dame om u te spre
ken'. „Nou u!"
't Kameniertje weer: „Meneer de graaf
r— adem daar is een dame om u te spre
ken".
Royaards weer: ,,Neeèe, m'n God, neeêee!
Niet: meneer de graaf adem u haaèalt
adem en zegt dan: daar&ar is een dame om
u te ëpreken. Nou u!"
t Kameniertje weer: „Meneer de graaf
(ze haalt diep adem), daaar is een dame om
u te spreken".
Royaards: „Goed zoo. meid, goed zoo!"
Eindelijk de beurt van opkomst van Carel
van Hees. Nu moet u weten, dat van Hees
voor het eerst bij Royaard's gezelschap was
aangekomen en dit zijn eerste rol, én ook
zijn eerste repetitie was. Van Hees dan, half
lamlendig door die voorafgaande ademha-
lingslcs, komt op met zijn rol in de hand,
vol goeden moed, wil zijn mond open doen
om te spreken, maar, voor hij dit nog had
kunnen doen, riep Royaards: „Maar m'n
God, meneer van Hees, u haalt nou heelc-
maaüal geen adem!"
„Dat wil ik wel geloöven, meneer Roy
aards', zei van Hees. „Ik heb ook hcele-
maaual nog geen woord gezegd
door ROBURT DUN.
In een onzer Noordzec-badplaatsjes, welke
doet er minder toe, ontmoette ik hen.
Ze vormden een vreemd echtpaar. Hij,
wien men het kon aanzien, dat hij een
bijzonder knap man geweest moest zijn, was
totaal 'n wrak. Eén arm weg, de andere
nagenoeg machteloos, verlamd, het gezicht
zwaar verminkt en half blind.
En zij, een niet meer jonge vrouw, van
een stille, weinig in het oog vallende be
koorlijkheid.
En hoe innig was hunne verhouding Het
lag niet in uiterlijkheden. Zij spraken be
trekkelijk weinig met elkaar en dan nog
heel gewoon en eenvoudig. Maar men voel
de uit alles, dat uit den oneindig teedcren
blik, dien de vrouw soms op haar invaliden
echtgenoot sloeg, uit de wijze waarop zij
zijn wagentje voortbewoog of zacht de kus
sens onder het verminkte hoofd terecht
schikte, een groote liefde sprak. En wan
neer ik hen zag, voelde ik dat aan hen een
geschiedenis verbonden moest zijn; dat deze
beide menschen onder de allermoeilijkste
omstandigheden tot elkaar gekomen waren.
Betrekkelijk spoedig had ik kennis met
hen gemaakt.
En op een stillen, warmen avond, terwijl
de zee haar eentonig lied ruischte en de
avondwind over het strand en den boule
vard streek, vernam ik van den invalido
hun geschiedenis.
„Het is ruim acht jaar geledenbe
gon hij.
„Ik bracht mijn vacantie door te H., in
Gelderland. In het pension waar ik ver
toefde, logeerde ook een familie, welke ver
gezeld was van een verpleegster. Deze ver
pleegster, als ik mij iien tijd herinner, was
niet wat men mooi noemt. Een slank fi
guurtje, een zacht gezichtje en lieve, blauwe
oogen, dat had ze. Maar overigens niets in
het oog vallcnds. En uit tijdverdrijf maakte
ik haar het hof.
We wandelden 's avonds door de prach
tige streek, waarin H.ligt, wc leenden
boeken van elkaar en somtijds, als ze
's avonds piano speelde, stond ik naast haar
Geen oogenblik dacht ik met ecnigen ernst
aan haar, ze was niets voor mij dan een
middel om den tijd te verdrijven. En geen
oogenblik dacht ik er aan, dat zij het wel
licht anders opnemen kon.
Dat was eigenlijk niet meer dan natuur
lijk. Ik was jong, gezien, had een goede
positie en genoot het leven met volle teu
gen. Na verloop van eenige jaren trouwde
ik, met een meisje dat ik aanbad, een beeld
schoon verwend schepseltje. Dat was het be
gin van mijn ongeluk. Vier jaren zijn we
getrouwd geweest, dat wil zeggen, vier jaren
lang maakte zij mij het leven tot een hel.
Toen stierf zehaar dood was een
verademing.
Ik had een gevoel alsof ik met het leven
had afgedaan. Zonder illusies, had ik niets
meer te verwachten dan een traag, eentonig
bestaan, bovendien in tamelijk bekrompen
omstandigheden, daar ik al ecnigen tijd
buiten betrekking was.
Na verloop van tijd gelukte het mij een
positie te verwerven in het laboratorium,
ik was chemicus, van een groot bedrijf. En
toenop een middag met proeven bezig
zijnde, sprong een der retorten uiteen; ik
kreeg den mhoud over mij heen en dat
maakte mij tot wat ik nu ben.
Een flauwe glimlach kwam op het gelaat
van den invalide.
„Kunt U zich voorstellen wat ik gevoelde,
toen ik na ecnigen tijd begreep wat er ge
beurd was? Toen het mij plotseling in één
oogwenk duidelijk werd, dat ik zou leven
als 'n wrak, een afgrijselijke parodie van
wat ik geweest was
Ik herinner mij dat ik doktoren en ver
pleegsters met verwijten en beleedigingen
overlaadde, omdat zij mij niet lieten ster
ven, doch integendeel alles in het werk stel
den, om mijn ellendig bestaan te rekken
Ik herinner mij ook, dat ik meer dan één
poging tot zelfmoord gedaan heb. Maar
naarmate ik herstelde, week die vertwijfe
ling en maakte plaats voor een soort van
bittere berusting.
Op een morgen vond ik naast mijn bed een
vaasje, gevuld met kleine, zoetgeurende
bloemen.
Ik slingerde het weg. Maar den volgen
den morgen stonden de bloemen er weer
doch thans liet ik ze staan.
Eiken morgen stonden er frissche bloe
men en langzamerhand gewende ik mij er
aan, ze daar te zien. Het was het eenige
wat in staat was mijn belangstelling te wek
ken. In zekeren zin redden die bloemen mij
het leven
Ik vernam ook, wie ze daar neerzette. Een
zuster. Ik herinnerde mij hoe dikwijls ik
haar gestalte gezien had in die vreeselijke
dagen, die achter mij lagen. Maar nu ik
boter werd, scheen het mij toe, alsof zij min
der dikwijls kwam.
Eenmaal echter zag ik haar weer en on
danks do jaren die er verloopen waren,
herinnerde ik mij haarhet was de ver
pleegster uit mijn vacantietijd te H.
Ik voelde dat zij mij ook herkend moest
hebben en ik verwachtte tenminste dat haar
zorg voor mij verminderen zou. Maar dat
gebeurde niet.
„U weet toch wie ik ben, niet waar
vroeg ik op een keer.
Ze knikte zwijgend cn glimlachte.
Toen werd ik als razend. Ik schreeuwde
haar alles toe, mijn bedrog, mijn huwelijk,
al wat donker en slecht was in mijn leven.
„Je ziet dus, dat je wijs zoudt doen mij
aan mijn lot over te laten. Wat wil je ook
overigens nog vau mij
„Niets wil ik van je", zei ze. „Maar ik
heb je liefgehad, vana»* het oogenblik dat ik
je voor het eerst zag, jou, en niemand an
ders. Ik heb het altijd wel begrepen, dat
ik niets voor je was en ik wil het je thans
niet lastig maken, -Heenik wilde je
vragen, thans nu je arm cn ongelukkig bent,
mij toe to staan, je het leven zoo gelukkig
mogelijk te makenzonder je ooit tot
last te zijn."
„Wat zal ik zeggen", hernam hij droomerig.
„van wat ik toen gevoelde Ik weet het
nauwelijks zelf. Hot scheen mij alleen toe,
alsof mijn verloren gezondheid, mijn hul
peloos lichaam, mijn verwoest leven niets
was en niet beletten kon dat een heerlijke
toekomst voor rnij lag."
Zijn stem stierf weg. Even later zag ik
zijn vrouw uit de open werandadeur naar
buiten komen, zich geruischloos voortbe
wegend in haar witte japon. Haar mooie,
zachte oogen gingen van hem naar mij cn
ik zag, dat zij begreep.
Veel liefhebbers van bloemen zullen er
gaarne eenige moeite en kosten voor over
hebben om in den winter en hot vroege
voorjaar bloemen van eigen kweek in huis
te hebben. Dit kan men vooral bereiken
door het forceeren van bol- en knolgewas
sen. Hiervoor komen o.a. in aanmerking:
Tulpen, Hyacinthen, Narcissen. Crocus,
Sneeuwklokje, Muscaria cn Chionodoxa.
Van al deze gewassen nemen we eerste
kwaliteit bollen en knollen daar dan alleen
goede resultaten verwacht kunnen worden.
Ook moet men ze tijdig planten opdat ze
voor den winter voldoende wortels kunnen
maken. Het is nu reeds hoon tijd om daar
toe over te gaan. Van Hyacinthen, Tulpen
en Narcissen gebruiken we alleen die soor
ten welke geschikt zijn om te forceeren wat
we bij aankoop van de bollen opgeven. Om
vroeg te forceeren gebruiken we bij voor
keur de daarvoor geprepareerde bollen. We
potten ze op in bladgrond met zand ver
mengd of in zuivere tuinaarde. De bollen
komen juist onder den grond zoodat de neu
zen gelijk met de oppervlakte staan. Van
Tulpen cn Narcissen plaatsen we 3 of 5
stuks in een geraniumpot; Hyacinthen
plaatsen we elk afzonderlijk in een pot.
Crocus, Chionodoxa, Muscaria en Sneeuw
klokjes planten we liefst in ondiepe zaai-
pannen of schotels op een afstand van een
paar c.M. Na het oppotten graven we alles
in op een droog, zoo mogelijk beschaduwd
hoekje onzer tuin, waar we alles afdekken
met een 10 c.M. dik aardlaagje. Wanneer
het gaat winteren komt hierover nog een
laag turfmolm, blad of stroo. opdat we ook
bij strenge vorst de potten kunnen krijgen.
Vanaf half Januari beginnen wc onze boll.-.,
binnen te brengen. Vooral Iïyacinthon en
ook Tulpen plaatsen we aanvankelijk in het
donker, eerstgenoemde zelfs tnidai de hlo~m
knoppen flink zijn ontwikkeld; daarna prr>.
komen ze voor het venster. Een en ander
geschiedt in een verwarmd vertrek. Bij het
forceeren van Crocus, Sneeuwklokjes, Chio
nodoxa en Muscaria beginnen we vooral met
een lage temperatuur. We plaatsen de pan
nen direct voor het venster bij eer. kamer
temperatuur van hoogstens 50 gr. Fahren
heit. Overigens is voor nel forceeren een
regelmatige temperatuur en vochtigheids
toestand gewenscht. Men kan goede resul
taten bereiken maar moet er dan ook vol
doende zorg aan wijden.
A. G.
PANTOFFELS VAN GCUDVISSCHEN-
Op een tentoonstelling van schoenen in
Atlantic in de Vr>- S laten wa.s als nieuw
ste modesnufje een paar pantoffeltjes uit
de liuid van een goudvisch te zien, dat den
indruk v/ekt of het \an goud of zilver is
gemaakt. Do prij3 bedraagt ongeveer 150
gulden per paar, zocdai deze mode uiet
spoedig erg algemeen zal werden.