AH EOSF QORT5 CH DAGBLAD WINTERJASSEN, MANTELS DE ONDERHANDELINGEN MET BELGIE Woensdag 14 October 1931 .DE EEMLANDER" 30e Jaargang No. 91 EEN INTERPELLATIE IN DE EERSTE KAMER Prof. de Savomin Lohman stelt een zestal vragen VARIA UIT DE VOGEL WERELD Stoomen, Verven, Keeren Repareeren. Eerste Amersf. Stoompers- Inrichting „QUICK" HET CONFLICT IN „ONS BELANG" Procedures voor den Bosschen krijgsraad INTERN. FEDERATIE VAN JOURNALISTEN Is de regeering ten aanzien der Rijn- Schcldeverbinding afgegleden van haar vroeger stand' punt? In do heden gehouden vergadering der Eerste Kamer is aan de orde gekomen de interpellatie" van prof. jhr. mr. B. C. de Savornin Lohman, inzake de Rijn—Scheldc- verbinding en do beweerde frontverande ring ten dezo der Xodcrlandschc regeering. Ann do interpellatie van prof. de Savor- ning Lohman ontlecncn wij Jiet volgende: De heer de Savornin Lohman dankt voor het hem verleend verlof tot interpelleercn; lnj hoopt, dat do Minister niet als een vo rig maal zich tegenover hem op een der gelijke wijze zal uiten, dat de suggestie wordt gewekt als zou de interpellant, door over een nationale zaak inlichtingen te vra gen, voor zich het monopolie van Vader landsliefde opcischcn: liet stellen van vra gen door parlementsleden over zaken van landsbelang is een essentieel element van het gemeen overleg tusschcn Regeering cn Slaten-Gcneraal. Interpellant wenseht zich te bepalen tot de Rijn-Schelde verbinding, in verband met de verhouding van den Min. van Buit. Zaken tot de Eerste Kamer. .Volgens de geruchten zou thans dit vraag stuk door de Regeering zijn gesteld in een nieuw algemeen economisch kader en daardoor een ander karakter hebben ge kregen. Spr. zal zich niet tot een debat over dat nieuwe kader laten verleiden. Hij zegt dat liet in abstracto denkbaar is. dat ver anderde omstandigheden een nieuwe ge dragslijn voorschrijven, al zou het vermoe delijk de Regeering niet gemakkelijk vallen liet land en de S. G. daarvan te overtuigen. Maar ook in dat geval zou het ondenkbaar, want ontoelaatbaar zijn, dat de Regeering, zonder vooraf met name de Eerste Ka mer, aan welke zij stellige toezeggingen deed daarin te kennen, zich ook maar een streep zou hebben verwijderd van het standpunt in het Memorandum van 7 Mei 1929 en in herhaalde verklaringen in het Parlement uiteengezet. Dergelijke mededce- liiigen hebben dc Kamer echter niet bereikt. Ergo moet de Khmer van het standpunt uit gaan, dat de Regeering nog steeds auto homogeen is. De Eerste Kamer heeft op diï oogen blik niets te maken met eventueel be roep op gewijzigde omstandigheden. Hfc et nunc is de Regeering aan haar vorige ver klaringen gebonden. Zijn de berichten echter waar, dan zou de regeering zijn afgegleden van haar stand punt. De ongerustheid is vergroot doordat sommige persberichten niet, andere op zeer onduidelijke wijze zijn gedementeerd. De Minister zal dus gaarne met beide handen dc gelegenheid aangrijpen om thans, a. h. w. coram populo, door ondubbelzinnige ver klaringen aan die on-dits den kop in tc drukken. Alle geheimzinnigheid met een beroep op het staatsbelang zou slechts schaden: het valt bezwaarlijk in te zien, welk staatsbelang zou kunnen weerhou den, plannen, trace's etc. te dementeeren, die nooit door haar als voorwerp van on derhandeling met België konden zijn toe gelaten. Interpellant geeft vervolgens een overzicht van de berichten in het Dagblad van Noord-Brabant, en van de ifit Genève gezonden dementis. Daarbij wijst interpel lant op het zonderlinge feit dat, hoewel men den volledigen inhoud van het 2e be richt van het Dagblad van Noord-Brabant d.d. 15 Sept. te Genève op 16 Sept. nog niet kende, men toch „ter bevoegdcr plaatse," reeds wist, dat, indien deze publicatie op juiste gegevens steunde, daarvan een ver keerde interpretatie werd gegeven, terwijl het dementi verder melding maakte van een zeer vertrouwelijke schetskaart die „be langhebbenden" te Rotterdam onder dc oogen zouden hebben gehad. Interpellant herinnert verder, dat na dit tweede de menti het Vaderland op grond van berich ten uit den kring der onderhandelaars, de berichten bevestigde, zonder dat daarop een tegenspraak volgde. Dc bctcekenis dezer berichten is, conclu deert interpellant, dat, indien ze geheel of gedeeltelijk waar zijn, de Regcering inder daad is afgegleden van het door haar in genomen standpunt; dat zij niet meer een kanaal met de kenmerkende eigenschappen van een Moerdijk-kanaal verwerpt; dat zij niet meer dc belofte gestand doet, het vo tum der 1ste Kamer te eerbiedigen. Interpellant acht dit. 7.00 ongeloofclijk.dat hij de gedachte daarvan verre van zich wc-rpt; want inderdaad zou het in dc dag bladberichlcn bedoeld tracé in flagrantcn strijd zijn met de toezeggingen van den Mi nister, zooals die door geheel het land zijn begrepen, moesten worden begrepen. Want daarom gaat het Niet hierom of, met veel vernuft cn scherpzinnigheid, een ander plan in 's Ministers woorden kan worden hinein-interpretirt. Avocasseriën mag men hij eene Ncderlandsche Regeering niet ver wachten arrièrc-pensées zijn beneden de waardigheid van een Nederlandschen Minis ter! Dc interpellant toont dan, door eenigo citaten, de saillante punten van 's Ministers toezeggingen aan; handhaving van het open Scheldevak; blijven binnen de grens der scheidingsrcgeling behoudens kleine recti ficaties wegens technische noodzaak of Nederlandsch belang; een Noordelijke mon ding niet Oostelijker dan Dintelsas. Door het doen van dc in de dagbladberichtcn vermelde concessies zou het kanaal echter in stede van een verbeterd Tusschenwater, eene directe verbinding van het ITollandsch Diep met de dokken van Antwerpen wor den, d. w. z. een kanaal met de kenmer kende eigenschappen van een Moerdijk-ka naal, zooals door de Regcering is verwor pen. Dit nieuwe Moerdijkkanaal zou bovendien veel oneconomischer zijn, dan het oorspron kelijke Moerdijkkanaal; en schadelijk zijn voor West-Brabant. Dat alles is zóó ongelooflijk, dat het be grijpelijk is, dat b.v. dc N.R.Ct. aan die ge ruchten nooit geloof heeft willen hechten: Een pseudo-Moerdijkkanaal kan immers dc Regcering na lmar herhaalde toezeggingen, niet als aanvaardbaar beschouwen! liet zou daarom stellig tot kalmeering van de verontruste gemoederen dienstig zijn, in dien dc Regcering, de dagbladberichtcn vol strekt zou refuteeren. Indien zij bovendien ook aan de Eerste Kamer dc kaait, waar van liet tweede Genecfschc démenti ge waagt, zou willen overleggen, met aantcc- kening welke Ncderlandsche plannen sedert het Memorandum van 1920 van Ncderland sche zijde zijn in bespreking gebracht, zou dat zeker tot wegnemen der ongerustheid medewerken Dat zou trouwens ook daar om zoo wcnschelijk zijn, omdat de Minister reeds oen cn andermaal, inMrt. 1930 en in Maart 1931, zijn onmacht beleden heeft, om zijn bedoeling geheel duidelijk te maken: De overlegging van de bewuste kaart zou alle misverstand onmogelijk maken. Ten slotte dringt dc interpellant er op aan, dat voortaan geen dementis, van „dc bevoegde plaats" meer zullen verschijnen, maar lie ver mededeel ingen, evenals in Brussel, door den Minister persoonlijk en onder diens verantwoordelijkheid zullen worden gedaan. Thans overgaande tot dc eigenlijke inter pellatie. stelt dc heer dc Savornin Lohman de volgende vragen: 1. Zijn tusschcn de Ncderlandsche Regce ring of met Haar goedvinden onderhaiide lingen gaande of in voorbereiding met. de Belgische Regcering of ITaar vertegenwoor digers of vertrouwenslieden, o.a. over een nieuwe Rijn-Sdheldc-verbinding? 2. Zoo ja, zijn dan daarbij van Ncder landsche zijde als mogelijkheden aanvaard of tot bespreking toegelaten: a. Uitschakeling in de buurt van Bath van het opcn-Scheldevak in dier voege, dat na den oventueoïen aanleg van een in de Antwerpsche dokken aanvangend lateraal kanaal, schepen vanuit die dokken recht streeks, d.w.z. zonder passé eren van dc open Schelde zouden kunnen doorvaren tot het noordelijkste uiteinde van den nieuwen verbindingsweg? b. Afwijking van den ouden historisehen. waterweg in meer oostelijke richting, zoo dat het kanaal ter hoogte van dc Eendracht cn verder Noordwaarts over den vasten wal van Noord-Brabant zou loopen? c. Aanleg op Bclgië's kosten van een ka naal van Dintelsas naar Willemstad, zoo mocht blijken, dat bet Hellegat nog moei lijkheden zou opleveren? 3. Indien het antwoord op de tweede vraag of ccnigc barer onderdeden bevesti gend luidt, handhaaft Z. Exc. dan niet meer: a.' Haar toezegging aan de Eerste Kamer der Staten-Generaal, het votum van dit staatscollege betreffende het verworpen ver drag ten volle tc zullen eerbiedigen, zich van dat standpunt niet te laten afdringen en er ook niet van te zullen afglijden? b. ITaar in het Memorandum van 1929 en meermalen in de Eerste Kamer afgelegde verklaring, dat een kanaal met de kenmer kende eigenschappen van het Moerdijkka naal, als hoedanig werden genoemd dc schepping in België van een kunstmatigen Rijnmond cn \erlenging van de Antwerp sche dokken op Ncderlandsch gebied nooit, tegen welke concessie ook, zou worden toe gestaan? c. Haar herhaalde verzekering, bij het onderhandelen over een tracé dc geografi sche grenzen der scheidingsrcgeling tc zul len eerbiedigen cn dus den loop van be staande of in 1S39 .beslaan hebbende tus- schcnwatcren te zullen volgon, zij het ook eventueel met geringe afwijkingen, doch slechts, voorzoover deze geboden zouden zijn door Necleilandsche belangen (oester- banken) en technische overwegingen? 4. Indien het antwoord op de tweede vraag ontkennend luidt, is de Minister dan bereid tc verklaren, nimmer een waterweg te zullen toestaan, die in het Zuiden het opcn-Scheldevak vermijdt, die in het Noor den oostelijker uitmondt dan Dintelsas en die over de geheelc linie anders dan inci denteel en slechts als Ncderlandsche be langen en technische overwegingen zulks heslist onvermijdelijk maken, over den Brabantschen wal loopt? 5. Neemt de Minister de verantwoorde lijkheid op zich voor de in Genève aan dc vertegenwoordigers van Nieuwe Rottcrdam- sclic Courant cn Handelsblad gegeven de menti's betreffende mededcelingen in liet Dagblad, van Noord-Brabant van 5 en 15. September 1.1. aangaande den stand der onderhandelingen over een nieuwe Rijn- Schelde-verbinding? 0. I-ïccil de Minister aan „belanghebben den in Rotterdam", b.v. dc Kamer van Koophandel aldaar, (Tc schetskaart doen toekomen, die deze belanghebbenden, gelijk in het démenti van IC September 1.1. wórdt ondersteld, onder oogen zouden hebben' ge had en zoo ja, is dc Minister dan bereid, deze kaart, vergezeld van een toelicht ins waaruit blijkt, welke denkbeelden van Bel gische cn welke van Nederlandschc zijde, in het bijzonder na het Memorandum van Mei 1929 in discussie 'zijn gobraclit, ver- troüv. clijk aan de Kamer over tc leggen? Hoe gedragen de Zilvermeeuw en de Goote Zeezwaluw zich ten opzichte van hun eieren Waarnemingen cn experimenten betref fende bovenbedoeld probleem, door G. Stcinbachcr, een Duitsch ornitholoog, op het vogeleiland Mellum verricht, leidden tot dc volgende resultaten. Wanneer men bij Zilvermeeuwen liet volle legscl op één ei na wegnam cn naast het nest legde, dan broedden ze op het in liet nest overgebleven ei verder. Op dc bui ten het nest liggende eieren werd geen acht geslagen en werden die later opgegeten. Verwijderde men olie eieren uit het ne6t en verspreidde die in een kring met een straal van hoogstens een meter lengte om het nest heen. dan broedden zo in den re gel op één dier eieren verder, en bouwden een nieuw nest daaromheen. Do keuze van het ei is van te veel factoren afhankelijk, zegt waarnemer, om er ccn juist inzicht in tc krijgen. ITecl zelden werd een der an derc eieren in het nest gerold. Zoolang er dus eén ci in hot nest li«t, herkennen ze hun daarnaast liggende eieren niet cn eten d;e op. Eerst als er geen ei meer in het nest lag, namen ze een der dicht nabij liggen- den aan; meer dan een meter mag de af stand niet bedragen. Verwijderde men liet volle lcgsel uit het nest cn legde men dat bij elkaar op een ze- Keren afstand neer, dan werd het mits die afstand niet meer dan één meter bedroeg, aangenomen en een nest er omheen ge bouwd. Daarbij treden echter beduidende individueele verschillen op; de eene Zil vermeeuw verlaat haar legscl reeds bij verwijdering op 9.5 M.; een andere eerst op 1.5 M. afstand. In het nest teruggerold werden do eieren slechts dan, wanneer men ze op den nestrand legde. Op vermeerdering van hot aantal eieren werd door de Zilvermeeuwen niet gelet Zei is tot 15 toe kon men het aantal ver noegen zonder dat het legscl verlaten werd; het nest werd dan echter belangrijk uit- en 3eieren weer ingebouwd, niet, zooais S. meent, omdat ze hoogstens 3t eieren wil len hebben maar omdat do nest-kuil slechts voor 34 eieren plaats biedt. Wer den or nu nogmaals 12 eieren bijgelegd, dan herhaalde zich de zoo juist vermelde wijze van doen. Tenslotte broeddo do Zilver meeuw op 3 eieren, terwijl ze er 24 binnen den nestkring gebracht had. Op een mat-zwarte of hel-roode, kunst matige kleuring der eieren sloegen de Zil vermeeuwen in den regel geen acht. Blijk baar geeft voor het onderkennen der eigen eieren tegenover die van andere vogel soorten de ei-vorm den doorslag2), terwijl i de oudcr-vogels hun eigen eieren alléén door de standplaats van het nest schijnen tc herkennen. De jongen worden echter, volgens S.'s meaning, door de ouders aan hun kleur herkend. In tegenstelling met de waarnemingen van een Amerikaansch en in overeenstem ming met die van ccn Duitsch ornitholoog, vindt volgens dc ervaring van S. de Groote Zeezwaluw, haar eigen eieren enkel cn al leen terug door de standplaats van het nest, en nimmer door de kleur of teeke- ning der eischalen. Wat dc verhouding tusschon ouders cn jongen bij-de Groote Zeezwaluw aangaat, in het bijzonder wat dc vraag betreft of de ouders alléén hun eigen of tevens andere jongen voeren, zegt S. o.a. het volgende. De jongen (meestal zijn er 2) beginnen, al6 ze eenigo dagen oud zijn, rond te loopen, ze war ion dan door de moeder goed bewaakt en verzorgd. Daar de begeleidende ouder nidus S. niet beide jongen volgen kan (S. zal wel bedoeld hebben: kan blijven volgen), verdwijnt na korten tijd steeds een van beiden. Op grond van deze en anicre observaties verklaart waarnemer tot de overtuiging te zijn gekomen, dat alle Groote Zeezwaluwen aliéén hun eigen jong groot brengen (in den gcdachtengang van S. wil dat cïus zeggen: slechts één der twee eigen jongen). Verliezen ze dit echter zoo zegt S. dan voeren zc stellig in dc eerste plaats elk jong. dat op het hunne gelijkt. Hij neemt daarbij aan, (Lat de Groote Zee zwaluwen hun jongen aan de 6tórk va- riccrende afteekening van het vederkleed en weliicht ook aan dc zéér afwisselende kleur van het verhemelte herkennen. Arnhem, October 1931. A. A. VAN PELT LECHNER. Ik vermoed dat S. hiermede bedoelt: zich op hun manier daarvan willen meester maken (als buit). v. P. L. Dit is bij onderscheidene soorten, óók langs oxperimentcelcn weg, gebleken niet het geval tc zijn. v. P. L. STATIONSSTRAAT 16b Tel. 344. Adjudant:onderofficier Noordewier slaat terecht wegens be: leediging Voor den Krijgsraad te 's-IIertogcnbosch heeft terechtgestaan A. N., 43 jaar, geboren tc Zuidhorn, adjudant-ondcrofficier-instruc- teur bij de tiraillcurcomp. 16 R. I. to Amersfoort, verdacht ter zake dat hij op of omstreeks 16 Maart 1931 tc Amersfoort, al thans elders in Nederland, opzettelijk de eer cn goeden naam van W. J. Vaatstra, destijds len secretaris van de onderofficie- rcnvcrecniging Ons Belang heeft aangerand door met het kennelijk doel om aan den inhoud van na te noemen artikel rucht baarheid tc geven, in het in Amersfoort en elders in Nederland verspreide nummer 3 van den tweeden jaargang van het den loden van iedere maand verschijnende blad Het orgaan van het Verbond lot do- moeratisecring cn moreclo zuivering van Ons Belang d.d. 16 Maart 1931, van welk blad hij destijds redacteur was, op zijn last te doen opnemen ccn door hem opgesteld artikel bevattende een bespreking van do schriftelijke verantwoording van het hoofd bestuur van de onderofficierenvereeniging Ons Belang, welke tevoren verspreide schriftelijke verantwoording o.a. betrekking had op de houding van het hoofdbestuur tegenover het bestuur van de afdeeling Amersfoort van Ons Belang cn in welke verantwoording een passage voorkwam, welke meer in het bijzonder betrekkin had op het cursuswerk door verdachte in Amersfoort verricht ten behoeve van de onderofficieren, cn in welke passage het navolgende voor W. J. Vaatstra beleedigen de gedeelte voorkwam: „Van den cursus- over Rusland noemde Vaatstra, de gewetenlooste van het heelo stel, alleen den titel. Want alleen de titel was bruikbaar en wekte, gezet in het raam der uit z'n zwarte ziel omhoog geborrelde leugens en insinuaties, den door hem be oogden indruk. Deze man zal straks pre sident van Ons Belang cn algemeen verte genwoordiger van haar instellingen zijn. Want een onderzoek naar z'n volstrekte onbetrouwbaarheid, verklaart hij in een pas door hem cn z'n vriend Klooster uitgc- ge\en oekaso voor „onaanvaardbaar". Verdachte bekende het gewraakte artikel ter opneming aan den drukker van het or gaan tc hebben afgegeven. Aan den verdediger, mr. L. Stadig, Amersfoort, merkte de president mr. W. van Lanschot op, dat de wet dergelijke pu blicaties niet toelaat, tenzij dc uitlatingen dienen voor het openbaar algemeen belang. De verdediger antwoordt, dat het inder daad de waarheid is, dat liet hier het alge meen belang betreft. Het gaat over een conflict tusschcn adjudant-onderofficier Noordewicr en het hoofdbestuur van de verceniglng van onderofficieren Ons Be lang. De kwestie begon over do wijze waarop do voorbereidingsarbeid voor onderofficie ren wordt ingericht. Noordewier werd ver weten dat hij de cursussen wilde leiden in anti-militaristische richting en op 60cialis- tischen grondslag cn dat is bezijden de waarheid en een beschuldiging die valsch is. En zoo ontstond een conflict en Noor dewier werd geroyeerd. Bcklaagdo komt daar nu in het orgaan op terug om de fei ten in het juiste daglicht tc stellen cn uit een te, zetten, dat hem ten onrechte boven omschreven beschuldigingen worden aan- gewrévcn. Het is werkelijk van algemeen belang dat beklaagde zich verdedigde cn de zaken in het openbaar juist stolde. Het gaat toch niet aan dat een oppermachtig hoofdbe stuur, dat door zijn houding en taktiek wel zorgt de heele organisatie achter zich tc hebben, maar ongebreideld termen kan gebruiken die iemand beschuldigen üls liet hoofdbestuur den beklaagde heeft gedaan. Men is in die positie wel verplicht zich krachtig uit te drukken. De Krijgsraad ging in raadkamer om te beraadslagen over toelating der bewijsleve ring of het algemeen belang met die publi caties kan gediencf zijn, doch besliste dat daarvoor geen termen aanwezig waren. De auditeur-militair, mr. Lamers, zcide in zijn requisitoir niet te zullen ingaan op de kwestie of voorgeschiedenis welke aan het schrijven in het orgaan vooraf ging al moge het ook wellicht teleurstelling geven dat spr. die kwestie onaangeroerd laat. Spr. acht dc opzettelijke belecdiging bewe zen. Inclien do verdediger opwerkt, dat die krachttermen noodig waren om dc aan dacht te trekken, dan stelt spr. daartegen over dat dergelijke strijdwijze voor een onderofficier geen waardige houding aan geeft. Spr. wijst er in dit verband op, dat de algemeene ledenvergadering beklaagde in bet ongelijk stelde en zich achter het hoofd bestuur plaatste. Wegens eenvoudige belecdiging eischto de aud.-mil. 30 boete subs, hechtenis. De verdediger, mr. L. Stadig, to Amers foort, betoogde, dat de voorgeschiedenis in deze zaak moet bezien worden om haar juist te kunnen beoordeelcn. Pleiter wijst er op hoe ontzettend het voor beklaagde was beschuldigd to worden van anti-mili taristisch propagandist tc zijn. Beklaagde heeft getracht zich te verdedigen door verschillende middelen, ook door een om zendbrief en wanneer hij dan de smetten op hem geworpen niet ziet uitgewischt en al tijd maar weer de feiten scheef ziet voor gesteld, dan is het onder die omstadighe- den een aanleiding om zich sterk uit to drukken. Het ging cr niet om Vaatstra op zettelijk te beleedigen, maar het ging er al leen om de zaken juist te stellen, die door liet hoofdbestuur waren uiteengehaald. Beklaagde, nader gehoord, deed uitkomen dat door de gewraakte cursussen geen roo- de draad liep en bet communisme er be- slist bestreden werd. Aan beklaagde werd verweten dat hij druppelsgewijze socialisme en communis me stortte, zeer bedcktelijk en dat zijn methode daarom zoo gemeen en gevaarlijk was. Doch beklaagde ontkent met alle be slistheid dat er cenige zweem naar com munisme of 6oeiaiismc in zijn bedoelingen gelegen was. Bckl. voelde zich wel gedwongen door scherpe uitdrukkingen de onderofficieren wakker te schudden en aan te tooncn dat in het hoofdbestuur geen mannen moeten staan die moreel door een door bedorven zijn De president hamert en zegt, dat niet kan worden geduld dat beklaagde hier spreekt zooals hij doet. De rechtzaal is er niet om een beklaagde de gelegenheid te geven be schuldigingen te uiten als zou het hoofdbe- stuur moreel door en door bedorven zijn. De uitspraak werd door den president bepaald op 20 October a-s. Hierna volgde de behandeling der straf zaak tegen G. A. J. do B„ 36 jaar, geboren te Houten, fourier mitrailleurcomp. 5e Reg. Inf. te Amersfoort, beklaagd dat hij op of omstreeks 15 Mei 1931 te Amersfoort opzet telijk de eer en goeden naam van W. Kloos ter heeft aangerand 'door met het kennelijk doel om aan den inhoud van het stuk ruchtbaarheid te geven, in het in Amers foort en elders in Ncdeiland verspreide nummer 5 van den tweeden jaargang van het den 15en van iedere maand verschij nende blad Het orgaan van het Verbond lot Democratiseering cn Morcele zuivering van Ons Belang, d.d. 15 Mei 1931 onder eigen verantwoording te doen opnemen een door hem gesteld cn met G. de Bruin on derteekend artikel getiteld „Niet schelden" van welk artikel het slot van den laatsten zin, te weten „Klooster liegt cn scheldt er lustig op los" beleedigend is voor W. Kloos ter voornoemd. In deze zaak werd eveneens door den Krijgsraad beslist dat cr geen termen wa ren om bewijslevering toe te laten dat tot schrijven in'het algemeen belang noodig was. Ecnige getuigen werden gehoord, van wie er drie verklaarden dat W. Klooster op do vergadering van 29 Maart te Breda in het publick heeft gezegd tot A. Noordewier, dat deze met zijn gezin heeft deelgenomen aan ccn 1 Mei-optocht. Getuige A. Noordewier gevraagd of hij ooit had deelgenomen aan een 1 Mei-op tocht antwoordde ontkennend. Dc auditeur-militair achtte eenvoudige bcleediging bewezen, cn meende ten lastö gelegde smaadschrift tc kunnen laten val len. De cisch luidde 20 boete. 6ubs. 10 d. h. De verdediger betoogde dat Klooster zeer zeker bcleedigd had door van Noordewier ten onrechte in het publiek te zeggen, dat deze aan een 1 Moi-optocht had deelgeno men. PI vertrouwde, dat, al moet- de Krijgs raad laten uitkomen dat de wijze van strijd voeren als hier geschiedde, wordt afge keurd, toch slechts een bescheiden straf mate kan worden toegepast. Uitspraak 20 October. (N.R.Ct.) Het uitvoerend comité van de Internatio nale Federatie van journalisten heeft Maandagnamiddag 5 uur in Hotel De Witte Brug een vergadering gehouden, welke werd bijgewoond door den minister-presi dent jhr. mr. Ruijs dc Beerenbrouck, door dr. Loder, president van het eere-gerechts- hof voor journalisten, cn door mr. van Bol huis, voorzitter van de ITaagsche Journa listen Verceniging en president van de commissie van ontvangst. Aangezien de president der Federatie, de heer Richard son, door ongesteldheid verhinderd was de vergadering tc leiden, verklaarde de eerste onder-voorzitter de heer Paul Bourquin deze zevende zitting van het uitvoerend co mité geopend. Hij begroette daarbij in het bijzonder den minister-president, dr. Loder cn mr. van Bolhuis en gaf vervolgens het woord aan Minister Ruijs dc Beerenbrouck, die den hartelijken wensch uitsprak, dat deze bijeenkomst in alle opzichten vrucht baar moge zijn en goede resultaten moge opleveren. Nadat de heer Bourquin den minister voor zijn vriendelijke woorden had dank ge zegd, gaf hij het woord aan mr. van Bol huis, die zijn rede in het Engelsch aanvan gend zijn leedwezen uitsprak over de onge steldheid van den heer Richardson en ver volgens de collega's van harte welkom heette, hetgeen hij daarna nog eens deed in het Fransch en het Duitsch. Dc heer Bourquin dankte den president der Haagsche Journalisten-Vcreeniging voor zijn woorden. De secretaris-generaal der Federatie, de heer Stéphan Valot, wijdde, alvorens een aanvang werd gemaakt met de behandeling der agenda, een woord van sympathie aan den president der Federatie, den heer Ri chardson, die Maandagochtend al reeds lij dende was, doch zich met allo kracht had opgehouden. Spr. gaf namens de aanwezi gen uiting aan hun leerwezen over deze ongesteldheid cn wenschte hem een volledig herstel toe. Vervolgens werd overgegaan tot het be noemen van verschillende commissies en andere werkzaamheden yan huishoudelij- ken aard.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1931 | | pagina 9