HET VUUR KNETTERT!
Voor de eerste maal is de haard
aangemaakt! De lange eentonige re
gendag is bijna voorbij en de scheme
ring hult de kamer in het halfduister,
terwijl voor het open haardvuur twee
diepe leunstoelen staan, in elk daar
van zitten een man en een vrouw diep
weggedoken. Beiden zwijgen en bei
den staren in den gloed van het vuur
terwijl de vrouw van tijd tot tijd even
met de pook het houtvuur oprakelt,
waardoor de vonken knetterend
.ondom springen en kleine vlammen
omhoog schieten. Het vuur knettert!
De avond breekt aan, ook de levens
avond van beide in de leunstoelen
weggedoken menschen.
Sedert zeer korten tijd is de man
gepensionneerd, heeft den daarvoor
vastgestelden leeftijd bereikt en wordt
nu door een jonge kracht vervangen.
Hoe vele lange, lange jaren hebben
die beiden het schemeruurtje met el
kander doorleeid!
Jaren en jaren terug, toen de kin
deren nog klein waren, vertelde moe
der hen in het schemeruurtje sprook
jes, zelf verzonnen of ook wel die zij
gelezen had.
Ademloos luisterden de tweelingen
Gerard en Hans, op voetkussens bij
moeder zittende, terwijl het Benjamin
netje zich op moeder s schoot nes
telde. Veel begreep het kleine ding
nog niet van alles wat moeder ver
telde, maar muisstil leunde zij tegen
haar aan.
Eens liet Gerard haar het verhaal
tje van Roodkapje vertellen; zij zat
een oogenblik stil voor zich uit te sta
ren, als was zij voor de oplossing van
een moeilijke puzzle gesteld, liet zich
daarna van moeders schoot glijden,
liep naar de deur en klopte er tegen;
meer had zij niet onthouden, het lieve
kleine ding. 't Hinderde niets en de
jongens vonden het prachtig, dat de
kleine Benjamin er zich zoo had we
ten uit te redden.
Was het verhaal héél lang, dan vie
len de kleine blauwe kijkers soms dicht
en openden zich eerst weer, wanneer
het licht werd aangestoken of vader
thuis kwam voor het avondeten.
Eenmaal was het zelfs gebeurd, dat
ze zóó vast sliep, dat zij tot den vol
genden morgen bleef doorslapen....
Hoe lang was dat geleden? Hoe
eindeloos lang? Was die vredige tijd
werkelijk doorleefd, of was het slechts
een droom geweest?
Hoevele jaren had moeder het sche
meruurtje niet aan het knetterende
vuur 'doorgebracht en in de vlammen
gekeken?
En vader? Misschien alléén op Zon
en feestdagen! Anders niet! Hem nam
zijn betrekking, zijn rusteloos werken
geheel en al in beslag.
Zou hij het niets-doen, waartoe hij
iu gedoemd was, op den duur uit
houden?
Eenige dagen geleden, kwam hij
haar zoo gedrukt voor en geheel zon
der eenige lust om ook maar iets te
doen. Vandaag vond zij hem iets meer
belangstellend in een en ander.
Zachtjes, als in vol begrijpen, strijkt
zij even over de hand van haar man,
die op de leuning der stoel ligt en
pijnigt haar hersenen, hoe zij zijn le
ven toch nieuwen inhoud kan geven.
Weer knetteren de vlammen en
nam
topüfdu-
- *SBESe&.
spetten de vonkjes uiteen.
Hoe mooi en vredig, en toch.1
Zou hij de gedwongen rust kunnen
verdragen; hij de harde werker?
In de gang weerklonken voetstap
pen en de kamerdeur wordt haastig
geopend.
„Nog in het donker?" klinkt de
vraag, waarna het electrische licht
wordt aangeknipt.
Benjamin is thuis gekomen. „Ben
jamin?" Judith, de jongste dochter,
thans leerares op de H.B.S., zou wer
kelijk gekrenkt zijn, wanneer zij nog
zoo genoemd werd.
Heerlijk geurende reseda schikt zij
met vlugge handen in een kristallen
vaas, zet deze op tafel en kijkt ver
wonderd naar 't hoekje bij den haard.
.Zitten jelui beidjes daar bij het
warme hoekje van den haard je zon
den te overdenken?"
Wie heeft er zoo gesproken? Ju
dith? De ouders?
De stilte is verbroken, het schemer
uurtje voorbij.
„Vader, Gerard laat u vragen of u
morgen op zijn kantoor kan komen;
zijn procuratiehouder is ziek. Hij heeft
u dringend noodig."
Om moeder's lippen zweeft een
lachje, om dadelijk daarna plaats te
maken voor een zorgelijk trekje.
Zou dat gaan? Vader en zoon in
één zaak? Zou haar man zich naar
haar zoon kunnen voegen?
Zij kijkt hem onderzoekend aan
ziet de vreugdeglans in zijn oogen en
is nu gerustgesteld.
Er is nu ten minste een begin, de
rest zal vanzelf wel volgen.... En
weer knettert het vuur!
BONT, VEEL BONT, MAAR
ÓÓK STOF!
Nog een plaatje, waarop de nieuwe
lijnen der mantels tot hun recht ko
men. Bont wordt pas werkelijk ele
gant. als het overvloedig wordt ver
werkt in combinatie met een mooie
stof. De mantels van zwarte wol zijn
resp. met persianer en vos gegar
neerd. Links zien wij een ensemble,
waarbij 't manteltje van echte Breit-
schwanz-mouwen heeft van dezelfde
stof als de rok.
MODERNE ACCESSOIRES.
Wanneer men de accessoires met
elkaar laat overeenstemmen, kan men
één stel dragen bij verschillende cos-
tuums, zoodat men elegant gekleed is
zonder veel geld te besteden. Bij een
gajderobe, die op groen, beige en
zwart gebaseerd is, kan mem met zeer
veel succes de afgebeelde accessoires
dragen: een groene patentleeren cein
tuur met beige verlakte oogjes, een
groene patentleeren tasch met beige
sluiting, beige wildleeren handschoe
nen, benevens een armband en een
halsketting van beige ondoorzichtig
glas.
NACHTGOED VOOR DE
KLEINTJES.
Een hansop van warme gebreide
stof met voetjes, die van dubbele stof
zijn en onbreekbare rubberknoopen
is wel het meest praktische, wat men
zich voor den winter denken kan.
Voor iets oudere kinderen is deze
hansop van bedrukt flanel zeer ge
schikt.
En dan het aizonderlijke broekje
met voetjes! Dit is speciaal bestemd
voor kinderen, die nog niet zindelijk
zijn, vandaar dat er een extra broekje
bij hoort.
Tenslotte hooren ook bij het négligé
der kinderen al badmantels; wij beel
den er twee af. één voor een meisje
van geheel wollen flanel in een aar
dige kleur, en één voor een jonger
van bedrukt flanel met een beige fond
en dubbel bestikte naden.
TIEN GEBODEN VOOR HET ETEN.
1. Ga nooit aan tafel alvorens de
handen te hebben gewasschen. Zoo
mogelijk moet dit vlak voor het aan
tafel gaan gebeuren. Het is niet te
vermijden, dat men bij het eten ook
het eten zelf aanraakt en dat, zonder
dat men het zelf weet, schadelijke
stoffen mee naar binnen gaan.
2. Laat zaken, twisten en ergernis
gedurende het eten rusten, maar richt
uw aandacht op het eten zelf. Wie
zich levendig en zenuwachtig aan tafel
onderhoudt, denkt niet aan het eten.
Men eet licht te snel, te veel of te
weinig, zoodat de spijzen niet dat nut
afwerpen, dat het voedsel hebben kan
en hebben moet.
3. Nuttig echter ook niet zwijgend
den maaltijd, omdat men dan gemak
kelijk aan iets anders denkt en den
zin ook niet recht bij het eten heeft.
Een vroolijke, niet overmatig drukke
conversatie, is het beste gezelschap
bij den maaltijd.
4. Spreek niet over het eten zelf.
Franklin vertelt, dat in zijn ouderlijk
huis nooit over hetgeen men at mocht
gesproken worden. Het gevolg daar
van was, dat Franklin in zijn leven
dikwijls niet wist, wat hij at, dat hij
alles at wat de pot schafte en nimmer
er geen trek in had. Dikwijls worden
andere tafelgenooten eerst door een
tafelgesprek op de hoogte gebracht
van de soort spijzen, kwaliteit en toe
bereiding. Wat ons niet hindert kan
bij anderen tegenzin verwekken. An
deren eten voor rundvleesch, waar
van men zelf weet dat het paarden-
vleesch.is. Men houdt hiervan, doch
de ander zal, zoodra hij of zij ver
neemt wat hij of zij eet, een gevoel
van onbehagelijkheid krijgen. Nergens
heerscht zooveel vooroordeel als bij
eten.
5. Eet niets in haast. Het eten
moet goed gekauwd worden, wanneer
het iemand goed zal bekomen en goed
voeden.
6. Eet niet te heet. De Russen, die
gewend zijn hun voedsel slechts lauw
warm te eten, hebben de beste tan
den. Te heet eten bederft de tanden
en is ook niet goed voor de maag.
7. Eet niet teveel. Er zijn meer
menschen aan teveel eten gestorven,
dan aan te weinig eten. Natuurlijk
sterft men niet dadelijk als men een
keer teveel heeft gegeten Maar het
overladen van de maag is het begin
van veel lijden.
8. Richt het daarom zóó in, dat
men niet uitgehongerd aan tafel gaat.
en meer verteert dan noodig is.
9. Maar snoep ook niet kort voor
den maaltijd, zoodat men geen eetlust
heeft en met lange tanden moet eten.
10. Maak van het eten geen cul
tus. Wel mag men lievelingsgerechten
hebben, die men bijzonder graag eet;
mag men met vreugde een feestmaal
aanrichten, en mag men zich op dit
terrein een mensch van goeden smaak
toonen. Maar over het algemeen mag
een maaltijd niets meer en niets an
ders beteekenen dan de noodzakelijke
voeding van het lichaam. Wie in het
leven teveel opmerkzaamheid aan het
eten schenkt, zal spoedig moeilijk
heden met de portemonnaie en zijn
lichaam krijgen. Fijnproevers woHen
over het algemeen niet oud.
KEUKENHOEKJE.
De dagen begin-
A nen guurder te
V-X worden. Het is wat
kil in huis, vooral
\v-yfl7jY des avonds. Men
Nwfj verlangt naar het
lekker warme mid
dagmaal. Onze
frissche vlaatjes
en veelgeprezen
puddingen vinden
niet meer zooveel
aftrek; men heeft
liever iets warms,
en daarom geven
we nu en dan eens een ander toetje:
een eenvoudige taart, of andere ge
bakken nagerechten, of wat ook erg
in den smaak valt, een warme pud
ding. Hieronder het recept:
WARME GRIESMEELPUDDING.
L. melk, 100 G. griesmeel, 80
Gr. suiker, 2 eieren, 1 afgestreken
eetlepel boter, een citroenschilletje
3 lepels gemalen amandelen, 3 lepels
rozijnen, 1 lepel gehakte succadc.
Breng de melk aan de kook me de
citroenschil, strooi er roerende hei
griesmeel in, laat dit roerende door
koken. Klop de dooiers met de suiker,
de boter de amandelen, de rozijnen
en de succade en voeg er tenslotte,
de pan van het vuur luchtig de stijf
geklopte eiwitten door. Neem het
citroenschilletje eruit, doe het tucng
sel in een met boter besmeerden en
met paneermeel bestrooiden pudding
vorm, sluit den vorm en ook den pud
ding 1Y2 a 2 uur in kokend watc.'.
Presenteer er de een of andere vril..b-
ten- of vanillesaus bii.
MENU VAN DE WEEK.
Zondag: Tomatensoep, Bic1-
stuk, Princesseboonen, aarJ..1.r,*icn,
abrikozen rijstpudding.
Maandag: Rollade, andijvie
aardappelen, flensjes.
Dinsdag: Vleeschkcekjes, groe
ne kool, aardappelen, warme gries
meelpudding.
Woensdag: Runderlapjes, wor
teltjes, aardappelen, watergruwel.
Donderdag: Gehakt, stoofsla,
aardappelen, maizenavla met bitter
koekjes.
V r ij d a g Groentesoep met tapio
ca, roereieren, bloemkool, aardappel
puree, gebraden appelen.
Zaterdag: Bloemkoolsoep, rijst
met varkensvleesch, savoyekool en
peen.
TWEE LIEFDESBRIEVEN.
Voorheen en thans.
Hamburg, 8 Aug. 1752.
Kom, Klopstock, kom opdat ik je
omarme, dat ik je recht warm kan
I kussen en dat je dan niet meer uit
I mijn armen weggaat. Toe, kom toch
j spoedig. O, wat heb ik verdrietige,
vervelende dagen meegemaakt. Niet
dat men mij iets heeft aangedaan, neen
dat niet. Maar men heeft mij ook niets
goeds gedaan: men sprak niet van |ou.
Ik was in een van de mooiste streken,
doch wat hielp het mij? Ik was niet
bij je. Ik was in een gezelschap, dat
men een goed gezelschap pleegt te
noemen, maar ik was niet in 't jouwe.
Ik ben ook zoo stil geweest, want ik
had jou niet, kon niet met jou spre
ken. O, wat is alles toch niets zon
der jou en wat ben jij me toch alles....
Den Haag, 15 October 1931.
Zeg, my old Chap, ik geloof, dat er
iets bij je moet gesmeerd worden, dat
je hersens niet meer normaal functio-
neeren. Hoe kom je erbij je bij Teddy
te beklagen, omdat ik gisteren met
Wolfje naar een thé-dansant ben ge
weest. Je weet zeer goed dat ik veel
van je hou, en dat je vrienden niets
voor mij beteekenen. Maar dat wil
nog niet zeggen, dat, als ;e eens geen
tijd hebt, alarm moet blazen en je
levenslang trouwe bruid en eclit-
genoote moet brandmerken.
Neen, jongetje. Er, jaloersch! Kom,
kom. Ik zou niet graag mijn gevoelens
voor jou eiken dag opnieuw willen
repeteeren. Je moet het ook zoo ge-
looven; dat sollen met over-gevoelig-
heid is niets voor mij. Mogelijk ben
je morgen weer verstandig geworden.
Tot dan, mijn jongen.
je Miep.
SLAMk-MAKENDE MODELLEN.
Als men niet zeer slank is, dient de
kleeding met groote zorg te worden
gekozen, om te voorkomen, dat het
figuur daardoor nog zwaarder lijkt dan
het in werkelijkheid is. Onze mantel
heeft alle eigenschappen om 't figuur
slanker te doen schijnen evenals de
eenvoudige en toch geklcede japon
van zeer dun fluweel met mooie kant.