Nieuw Parijs
M. H. VAN RAALTE
M. H. VAN RAALTE
Langestraat 35. Tel. 308
Gezelschapspelen
Dam-
Schaakspelen
Tric-Trac horden
AFD. BONNETERIE
MODERNE VESTEN
met Russische kraag
LUMBER-JACQUETS
PULL-OVERS
GOLF-JACQUETS
WOLLEN JASJES
ALPINES - CEINTUURS
SHAWLS
Zaterdag 24 October 1931
HET NEEFJE UIT INDIE
VOOR DE KLEINTJES
OP VISITE
JOP DE SCHILDER
Opgericht 1901
door
C. E. DE LILLE HOGER WAARD.
Hoofdstuk VIII.
Paula wordt ziek.
Toen Jaap den volgenden morgen wakker
werd na een onrustigen nacht, waarin hij
gedroomd had van groote, dikke sommen
schriften, die dreigend op hem afkwamen,
herinnerde hij zich onmiddellijk, dat er iets
was. In hetzelfde oogenblik drong het tot
hem door, dat dit „iets" heel onplezierig
was en herinnerde hij zich, wat er den
vorigen dag was voorgevallen. Hij had niet
veel lust om op te staan en een nieuwen
onaangenamen dag tegemoet te gaan.
Maar had hij zich den vorigen avond
niet voorgenomen a's een held de verden
king, welke plotseling op hem gevallen
was, te dragen?
Vooruit dus!
En hij sprong uit bed.
Toen hij beneden kwam, hoorde hij, dat
Paula zich niet goed voelde en nog maar
wat onder de wol zou blijven.
Even meende Jaap diep in zich iets als
„gelukkig!" te hooien, maar onmiddellijk
schaamde hij zich over die gedachte, al
moest hij zichzelf bekennen, dat hij het toch
wel prettig vond, nu alleen met Pim naar
school te gaan.
Onderweg was hij echter stil en al begon
Pim telkens te praten. Jaap gaf niet veel
antwoord. In een opwelling zijn neefje te
troosten, zei Pim kameraadschappelijk te
gen hem:
„Trek je er maar niets van aan, hoor!
Ik geloof er geen sikkepit van!"
Als bij tooverslag veranderde Jaap's ge
zicht, O, hoe dankbaar was hij Pim voor
die woorden! 't Was nu alles niet meer zóó
akelig om hem heen. En natuurlijk zou Pim
niet nalaten, zoodra zijn zusje weer beter
was, to trachten haar van haar ongelijk te
overtuigen. Eindelijk zou hem dit toch wel
gelukken!
Nu Jaap de wolken, die hem bedreigden,
langzaam zag optrekken, kon hij al weer
vriendelijker aan Paula denken. Ze had zich
natuurlijk vergist en 't zou wel aan het
licht komen, hoe de zaak met dat ongeluk
kige sommenschrift in elkaar zat. Hij moest
dus maar geduldig wachten en al had hij
dien dag telkens wel willen uitschreeu
wen: „Ik weet heusch niets van Paula's
sommenschrift af!" hij had zich weten te
bedwingen en zou ook verder doen, alsof er
niets gebeurd was.
Daar Paula koortsig was en Tante Rita
niet wist, of zij misschien do één of andere
besmettelijke ziekte onder de leden had,
mochten Pim en Jaap niet hij haar komen.
Eerst had dit Jaap een opluchting geleken,
maar langzamerhand begon hij er toch naar
te verlangen Paula al was het dan maar
heel even! te spreken. Ilij zou zoo graag
willen weten, of zij het nog geloofde van
dat schrift. Misschien had zij al lang be
grepen, dat hij onschuldig was, maar
't kon evengoed zijn, dat zij* hem nog steeds
verkeerd beschuldigde.
Deze godachto hinderde Jaap geweldig.
1-Iij was stiller en nog wat blookcr dan ge
woonlijk. Tante Rita, die veel bij Paula
was, ontging dit, tot het haar dien avond
opviel en zij Jaap den koorts thermometer
aanlegde. Daar deze echter niets bijzon
ders aanwees, was zij gerunTgcsteld, niet
wetend, dat hetgeen Jaap kwelde, geen slui
merende ziekte was.
Zoo verliepen er verscheiden dagen.
Gelukkig werd Paula niet erg ziek, maar
omdat de dokter zei, dat het griep was,
hield Moeder de jongens maar van de
kamer.
Pim en Jaap gingen nu geregeld samen
naar school. Langzamerhand begon de laat
ste woer wat spraakzamer te worden, maar
dat Paula's verdenking en haar onaardige
woorden hem nog steeds hinderden, toe
greep Pim maar al te goed.
Hij zon dan ook op een middel om Paula
haar verkeerde opvatting onder het oog te
brengen, maar wat kon hij aanvangen(
zoolang hij niet bij haar mocht komen? Hij
Eou Moeder natuurlijk in den arm kunnen
nemen, doch zou dat niet gelijk slaan met
klikken? En al mocht Paula dan ook
nog zoo groot ongelijk hebben, zijn twee
lingzusje aanklagen deed hij niet! 't Zou
alles misschien vanzelf wel in orde komen
cn hij was dubbel hartelijk tegen Jaap.
Intusschen lag Paula met griep te bed.
De eerste dagen had zij zich te ellendig
gevoeld om iets uit to voeren, maar al spoe
dig knapte zij op en kreeg zij zelfs lust in
lezen, zoodat zij om een boek vroeg.
Moeder nam het verlangde boek uit Pau
la's kast en toen zij er een schrift in liggen
zag, vroeg zij:
„Zou je niet liever een paar sommen
maken, Paula?"
Eén oogenblik keek Paula Moeder ont
steld aan. Ze kreeg een vuurroode kleur en
toch had ze heelemaal geen koorts meer
„II hebt u daar m mijn s som
menschrift?" vroeg ze eindelijk stamelend.
„Ja, Paultjc. Verwondert je dat zoo?"
„Ik ik begrijp niet, hoe 't daar komt,
Moeder!"
„Je zult het zelf wel in je bock gelegd
hebben!" luidde het lachend gegeven ant
woord.
Plotseling herinnerde Paula zich met ter
gende duidelijkheid, hoe zij dien bcwusten
avond, nadat zij haar sommen gemaakt en
het schrift in haar boekentasch geborgen
had, plotseling tot do ontdekking gekomen
was, dat er een leelijkc fout in geslopen
was.
Ze had het schrift weer voor den dag ge
haald, de fout zoo netjes mogelijk verbeterd
enhet schrift in haar leesboek ge
legd, met de bedoeling het 's morgens weer
in de tasch te stoppen.
Den volgenden morgen echter was zij
wat wel eens meer gebeurde op het nip
pertje opgestaan, had haar boek met het
schrift er in haastig in haar kast geborgen
cn niet meer aan haar rekenschrift gedacht,
vóór zij het miste. In haar jachtig zoeken
er naar was 't haar heelemaal ontschoten,
dat zij het den vorigen avond in haar lees
boek gelegd had cnhad zij Jaap
verkeerd beschuldigd.
Zij barstto plotseling in tranen uit cn
het duurde een heelc tijd, vóór Moeder haar
gekalmeerd had en zij het verhaal van het
schrift met horten en stooten gedaan had.
Toen zij er eindelijk mee klaar was, vroeg
Moeder heel ernstig:
,Zou je het niet het beste vinden, dat je
het zelf weer in orde maakte met Jaap?"
„Ja Moeder, dat wil ik wel," antwoordde
Paula. „Als ik maar wist hoe!"
„Kijk eens!" zei Moeder. „Ik ben nu niet
bang meer voor besmetting cn zal Jaap
morgenochtend 't treft, dat liet juist Zon
dag is bij je sturen. Je moet hem dan
maar dadelijk zeggen, dat het gebeurde je
vrecselijk spijt en probeeren hem alles zoo
goed mogelijk uit tc leggen. Je hebt hem
door je valschc beschuldiging natuurlijk
groot onrecht aangedaan."
Paula knikte cn begon opnieuw te snik
ken.
't Was ook zoo vrecselijk, dat ze Jaap,
die van niets wist, niet alleen beschuldigd
had haar schrift weggenomen te hebben,
maar hem bovendien nog voor lafaard uil-
gemaakt had. Hoe hoe zou zo dat ooit
weer goed kunnen maken? O, ze verlang
de vrecselijk naar dén volgenden morgen
en toch zag zij er zoo heel erg tegen op!
Toen Jaap dien avond naar bed ging,
wenschte Tante Rila hem bijzonder harte
lijk goedcnnacht.
Jaap begreep er uit, dat Tante hem geen
oogenblik verdacht. Maar dan zou Paula
niets verteld hebben, want a 1 s ze haar ver
moeden aan Tante meegedeeld had, zou
Tante natuurlijk niet zoo vriendelijk tegen
hem zijn. De schijn was immers tegen hem!
Dat Pim hem geloofde, was eigenlijk een
wonder, dat hij zelf niet begreep.
„Morgenochtend mogen Pim cn jij om
beurten een oogenblik bij Paula komen."
had Tante gezegd.
Pim ging natuurlijk voor. Die zou Paula
wel zeggen, dat hij, Jaap, onschuldig was en
als hij dan bij Paula kwam, zou alles mis
schien weer heelemaal goed worden en dat
akelige, wat hem sinds die ongelukkige ge
schiedenis met het schrift drukte, van hem
afgenomen worden.
Koppig was Jaap niet cn hij wenschte
niets vuriger dan dat het tusschcn Paula
en hem weer heelemaal in orde was,
Dien avond viel hij vlugger in slaap dan
de laatste avonden het geval was geweest
en droomde hij, dat Paula en hij weer de
beste maatjes waren.
(Wordt vervolgd/
(Nadruk verboden).
Els was uit haar hum en zal ik je
eens vertellen, waarom? Wel, ze had vrij
van schoor en... nu regende het. Jammer,
hè? 't Is ook niet plezierig, als je gehoopt
hebt buiten fijn met je autoped tc gaan
rijden en 't regent dan, dat 't giet.
„Wat zal ik nu eens doen?" zeurde Elsje.
„Ga wat met je poppen spelen," stelde
moeder voor. Maar Els zei, dat ze daar geen
zin in had. Ze schoof 't gordijn op zij en
geleund op haar ellebogen ging ze met een
boos gezicht naar buiten zitten kijken. Toen
kwam oom Ilenk voorbij cn die vroeg voor
't raam:
„Waarom kijk je zoo boos?"
Moeder was al bij 4c voordeur om oom
open te doen.- tV.iïi
„Is Els ziek?" informeerde hij.
„Neen,"' antwoordde moeder, „ze is een
beetje kwaad."
„Op wie?"
„Op 't weer. Omdat 't regent. En ze beeft
juist vrij."
„Zoo, zoo," zei oom binnenkomend, „jullie
hebt me maar een leventje, 's Woensdags
middags vrij en 's Zaterdagsmiddags vrij cn
nu alweer vacanlie. Waarom is dat?"
„Mecstertjesdag," zei Els.
„Mecstertjesdag, wat is dat?" vroeg oom
lachend.
„O, ze bedoelt, dat 't vandaag ondcrwij-
zersvergadering is," legde moeder uit.
„En verveel je je nu?" vroeg oom.
„Ja, natuurlijk, 'k Wou zoo graag naar
buiten."
„Weet je wat," zei oom, „ga naar tante
Mies vandaag. Ze vindt 't vast leuk, als je
een dagje op visite komt. Wil je?"
„Dolgraag. Mag 't, Moes?"
„Zeker mag 't Ik zal je even wegbren
gen."
Op eens was Elsje's boozc gezichtje weg.
En dansend cn springend liét ze oom uit.
Op visite bij tante Mies, dat was nog eens
heerlijk! En weet je, waarom? Tante Mies
heeft een snoezig, klein kindje van vier
maanden. Elsje is er gewoon dol op. Altijd
mag ze even in den wagen kijken, als
tante met 't kleintje voorbij komt. En nu
mag ze den hcclcn dag bij 't kindje zijn.
Moeder bracht Els even tot de straat van
tante Mies; toen kon 't meisje 't verder
wel zelf vinden.
Tante was erg verrast, toen ze Els op de
stoep zag staan.
„Ik kom een dagje bij u op visite, oom
Henk heeft me gestuurd," vertelde Els.
„Kindje, dat vind ik aardig. Kom er maar
gauw in."
„Is Suusje al in 't bad geweest?" vroeg
Els. Suusje, dat is 't kleine kindje, zie je.
„Neen, nog niet. Je mag helpen om alles
voor 't badje klaar tc zetten. v Vind je dat
leuk?"
Nu, of Els dat leuk vond! Maar eerst ging
ze even in de wieg kijken.
„Ze lacht tegen me," juichte Els.
„Ja, wat is ze al een kleine ijdeltuit, ons
Suusje, hè? Ze heeft zoo graag, dat er naar
haar gekeken wordt. En kom jv me nu
helpen?"
Samen maakten ze 't badje in orde en
legden alle schoonc kleertjes klaar. En
toen werd Suusje uit haar bedje gepakt cn
uitgekleed. O, wat vond dat kleine ding
't lekker in 't warme .water,! En ten slotte
kwam er voor Els nog. een bijzonder pretje.
Want toen Suusje weer aangekleed was,
moest Els plat op don grond gaan zitten en
mocht ze 't kindje op haar schoot houden.
Dat was nog veel aardiger dan met je pop
op je schoot te zitten. Maar ten slotte be
gon Suusje tc huilen., 't Duurde ook zoo
lang, eer ze drinken kreeg. Tante Mies pak
te gauw 't ongeduldige meisje en gaf haar
tc drinken. En toen ging Suusje slapen.
C. E. DE LILLE IIOGERWAARD.
Moeder gaf m' een bakje water
En daarbij een groot penseel,
'k Schilder ijv'rig nu mijn kamer.
Of die opknapt? Nou, heel veel!
'k Kreeg een schort aan, want een schilder
Draagt altijd een witte jas.
Raar toch zou hij staan te kijken,
Als zijn pak vol verf eens was!
Vroolijk strijk ik met mijn kwastje
Langs het houtwerk heen en weer
En geregeld doe 'k mijn werk steeds:
'n Streekje op, ec-n strcckje neer!
Wat voor kleuren krijgt mijn kamer?
O, die kies ik zelf graag: Groen,
Met heel mooie, bruine biesjes.
Zou 'k er ook wat geel langs doen?
RO FR.
Schild'ren, schild'ren is mijn leven,
Schild'ren doe ik, o! zoo graag!
Weet je, wat 'k op mijn verjaardag
Als mijn liefst cadeautje vraag?
'n Schilderdoos met echte kleuren
'k Schilder 't heele huis vlug op
En zet op mijn eigen deur dan
Keurig netjes: Schilder Jop.
Zeg, wat denk je, zou 'k 'm krijgen?
Heb j' er soms al van gehoord?
Wees eens lief doe bij mijn Moeder
Alsjeblieft voor mij 'n goed woord!
'k Kom voor niets dan bij je schild'ren.
Is dat afgesproken? Fijn!
Stellig zul je over 't werken
Van baas Jop tevreden zijn!
(Nadruk verboden).
Els vond 't wel jammer, dat zoo'n klein
kindje zoo veel slapen moet. Liever had ze
er den hcclcn dag mee gespeeld Maar tante
Mies had wel wat anders, waar Els mee spc
len kon. Ze ging naar den zolder cn kwam
terug met den grooten poppenwagen, waar
mee ze gespeeld had. toen ze zelf een meisje
was. En in dien wagen zaten twee groote
poppen, één met echt haar, heel lang. Els
kreeg van tante het zakkammetje om liet
haar eens netjes uit te kammen. Parmantig
stapte Els om do tafel en door de gang met
den grooten wagen. Fijn ging dat, zoo zacht
op die gummi banden. Thuis bad Els ook
een poppenwagen, maar een kleintje op
houten wielen.
„Tante," vroeg Els op eens, „mag ik straks
Suusje ook eens in den poppenwagen rond
rijden? Ze past er best in."
Dat dacht tante ook. Maar ze wou 't
kindjo toch liever niet in den poppenwagen
leggen.
„Misschien klaart 't weer vanmiddag wel
op," meende tante, „dan gaan we met drn
kinderwagen uit. En dan mag jij ook eens
rijden."
Gelukkig kwam 's middags 't zonnetje
door. Suusje werd in haar wagen gelegd cn
Els mocht telkens weer een eindje duwen.
Maar de stoepen op en af, dat deed tante.
Els vond 't een prettig werkje, dat duwen
van den grooten wagen, die zoo gemakkelijk
ging. En Suusje vond 't ook prettig. Dat
kon je goed zien. Eerst lag ze wat rond te
kijken en toen ging ze slapen. Maar toén
ze weer thuis waren en tante den wagen
stil zette, toen was Suusje heel ontevreden-
Ze begon te huilen. Dat moest beteekenen:
rij me nog een eindje.
Toen moest 't kleintje weer drinken en
mocht Els haar* nog eens vasthouden En
nadat Suusje met haar volle buikje weer in
't wiegje was gelegd, zou je zoo denken,
dat ze weer lekker ging slapen. Mis, hoor!
Ze begon een conpert te geven. Niet op do
viool of op de fluit, maar met haar keeltje.
En mooi was 't heelemaal niet. O, o, wat
huilde dat kleine ding!
„Waarom huilt ze nu zoo?" vroeg Els
bedroefd.
„Ze is door het rijden van vanmiddag
een beetje verwend, denk ik. Ze wil weer rij
den."
Gelukkig bedaarde Suusje ten slotte Daar
was Els blij om. Toen mocht ze van tanto
kiezen, wat zc toe zouden eten cn ze koos
flensjes. Fijn, hè! Nu, Els smulde ervan.
En oom Henk niet minder. Die rook al,
toen hij de deur inkwam, dat er iets lekkers
klaargemaakt werd.
Els mocht nog blijven, tot 't kindje voor
den nacht klaargemaakt was. En toen
Suusje naar boven was eebracht, bracht
oom Henk Els ook thuis. Ze had een heer
lijken dag gehad. Z«> wil nog wel eens weer
zoo'n dagje cp Visite.
J. II. BRINKGREVE-*
ENTROP.
(Nadruk verboden).