CIRCUSLEVEN
ARTHUR SCHN1TZLER
OVERLEDEN
DE DOKTER AAN
HET WOORD
Wal aan hem verloren ging!
door
Dr. K. VAN DER VELDE.
Men kent z.jri poi ti-et: een ecnigszins me
lancholiek uitziende heer met een rood
blond cpits baardje en een mooie lok. die
koket over het voorhoofd hangt. De zwaar
moedige oogen, die dikwijls zulk een cj
niechc uitdrukking kunnen aannemen, heb
ben steeds iets aantrekkelijks voor het
vrouwelijke geslacht gehad. Eerst de laat
ste jaren, toen hij de zestig reeds lang ge
passeird was, kwamen de eerste witte ha
ren te voorschijn en verdween ook de ko
ketteric.
„Vlucht in de duisternis" heet zijn laatste
werk. Heeft hij zijn spoedigen dood voelen
aankomen? Hij stierf, zooals hij het wel
grsiag zou hebben gëwcnscht, na een wande
ling tusschen den beroemden Kahlenberj
en den Hermannskogel, temidden van de
heerlijke herfst in het wonderschoone
Wieriërwald, dat zijn laatste troost is ge
bleven.
Zijn dood is met dezelfde tragiek omwe-
voh, die de gracieuse Weenscho cavaliers
steeds tot melancholische figuren stempel
dc. Enkele maanden voor zijn zeventigste
verjaardag, waarop hem een grootsche hul
diging te wachten stond, heeft hij dit aard
sche leven verlaten. Ook zonder dit 20u hij
de officicelc huldiging ontloopen hebben;
want hij was een stille, eenzame oude man
geworden, hoewel deze erkentenis van zijn
persoon en zijn werken hem toch zeker in
stilte verheugd zou hebben.
In de werken van Schnitzler waren twee
polen, die met een wonderlijke magische
kracht steeds weer wisten aan te trekken:
Dc Dood en de Liefde. „Is er een redelijk
mensch. dat in het een of ander goed uur
in het diepst van zijn ziel aan iets anders
denkt, dan aan sterven?" schreet hij eens.
Deze redelijke mensch had vele ..goede
uren in zijn leven. Een vleug van gelaten
heid zweemt over al zijn romans, novellen
en tooneelstukken. Menschen en dingen
zijn door een eigenaardige herfstgeur om
waaid, zij leven maar dit levcir is een
naderen van den dood. Boven alles, wat hij
schreef zouden de moede woorden van tien
ouden Fontane als motto kunnen 6taan
„Frühling, Sommer, Herbst und Winter,
Ach es ist nicht viel dahintcr
Men liccft Schnitzler dikwijls aangeval
len, men heeft hem een boos- cynisme in al
le liefdeszaken verweten, zijn „Reigen" is
een aanleiding geweest tot groote proces
sen. Maar in het diepst van zijn hart was
hij nimmer cynisch.
Hij was een scepticus en zijn scepticisme
ontsproot uit zijn arts-zijn. Hij heeft lit
verleden nimmer kunnen loochenen. Zooals
hij in zijn eerste novelle „$tervcn" met he
onverbiddelijke mes van den ervaren chi
rurg de laatste uren van een mensch ont
leed, zoo bekijkt hij met de vorschendc en
tegelijk wetende blik van den geneeskun
dige de problemen van dc liefde en het hu
welijk. Het is bijna louter physiologische-
interesse, die uit deze dingen blijkt. Hij
spreekt van dc liefdo maar als iemand,
die ze in werkelijkheid nimmer heeft on
dergaan.
Evenals zoovele doktoren bezit hij een
sterk ontwikkeld gevoel voor muziek. De
melodie van zijn land, dc wonderlijke men
geling van lichtzinnigheid en decadentie,
deze door en door Oostcnrijksche, beter nog
Wccnschc sfeer heeft hem als geen tweede
getroffen. De jonggezel Anatol en het „süs-
se MSdcl", een begrip, dat slechts vaag
overeenkomt met de Parijsche „midinette
doch waarvoor geen Xederlandsche verta
ling mogelijk is zonder onjuist le worden,
steeds weer zijn het dezelfde Wccnschc ge
stalten, die in al zijn werken torugkcoren,
in een andere klccding, in oen andere han
deling, in een andere omgeving. Maar het
hart van al deze werken is hetzelfde, het is
het hart van het oude Oostenrijk, het hart
van Schnitzler zelf.
De jonge generatie heeft zich tot andere
grootheden gewend. Voor haar belichaam
de Schnitzler een uitstervende, decadente
generatic. Onbegrijpend staat zij tegenover
dit overgevoelige spel van liefde en dood,
het innerlijk evenwicht en de juiste harmo
nie, welke zijn werken zoo klaar en eenvou
dig wisten vorm te geven. Hij was geen re
volutionair, hij was een eenzame, een enke
ling, wicn het persoonlijk lot meer belang
inboezemde dan het algemeen. Maar mis
schien juist daarom speelt men zijn otuk-
ken nog steeds en weten zij het publiek te
boeien.
Dc laatste jaren is het stiller geworden
rondom Schnitzler en ook dc dichter zelf
trad nog maar zelden in het openbaar op
Het was niet slechts den schuld van den
Ouderdom dc jaren konden aan dezen
geweldigen geest niet knagen maar de
atmosfeer was een andere geworden. Hij
stond tegenover den nieuwen tijd met een
gevoel van den moeden scepticus, hij leefde
er niet in mede.
Met den dood van Schnitzler is een leegte
ontstaan. Hijzelf en zijn werk vormden op
zichzelf een afgesloten geheel: een mooi,
sentimenteel en aangrijpend beeld van oen
voorbijen tijd.
„MENSCHEN IN HET HOTEL"
VERFILMD.
Onder regio van Edmund Goulding zal
het bekende boek van Vicky Bauni „Men
schen im Hotel" door Metro Goldwyn May
er verfilmd worden.
Hans Kraly, een bekend Duitsch scena
rio-schrtjvor bewerkt de dialoog.
Op het oogenblik is Vicky Baum, de
schrijfster, zelf in Hollywood om de details
te bespreken. Het is nog niet bekend, wie in
deze film de hoofdrol zullen vervullen.
Soms hoeft een menscli wonderlijke in
vallen. Dan bevangt je plotseling dc ro
mantische bevlieging, b.v. iets méér te wil
len weten van dat. voor dc buitenwereld
met zoo'n schooncn schijn overtogen be
staan, als het circusleven. Dan'wil je zelf
zien. inplaats van rondgeleid te worden
door een uirerbeminjielijksten pers-chef,
die aan allo groote circussen is verbon
den. Natuurlijk brengt zooiets bezwaren
met zich mee, want tenslotte heb ik van
paarden geen verstand, laat staan van
olifanten, kameelen, leeuwen, tijgers, ijs
beren en wat een circus nog meer aan die
ren herbergt. Verder ben ik geen acrobaat
of wat ook, maar dit plan wilde ik niet
laten schieten. De zaak werd gearrangeerd.
Ik moest 's morgens om half zeven aan het
circus zijn, waarbij door den Oberstall-
meister werk gegeven zou worden. Om vijf
uur stond ik op. Ik keek 'es in den spie
cel. Scheren? Niks hoor!! Een stalknecht
met een keurig geschoren gezicht is een
paskwil. Moeizaam wring ik me in een
voor dc gelegenheid goed-bcmoddcrdo rij
broek, een paar beenkappen boven oude.
afgetrapte schoenen, een das om den nek
en een wollen vest voltooiden het geheel.
Trotsch als een pauw paradeer ik voor den
spiegel. In gedachten klon ik mezelf be
moedigend op den schouder: dat ziet er
lang niet kwaad uit. Nog een oude, ver
schoten regenjas, m'n hand even in den
kolenbak en de straat op. Maar alle goden,
wat was dat koud in dat dunne jasje. Ik
zette m'n kraag op, stak m'n handen in dc
zakken. Ik denk pessimistisch aan acute
longontsteking, chronische bronchitis, zwa
re koude en andere sombere vermaken.
Het circus lag. toen ik er aan kwam. nog
in volkomen rust. Toen ik wat nauwkeuri
ger toekeek echter, zag ik hoe uit sommige
wagens rook onsteeg en hoe achter de rui
ten licht ontstoken was. Af en toe kwam
iemand slaperig rondkijkend, met een em
mer het trapte afgedaald om waschwater
te halen. Uit de stallen klonk hier en daar
gebrul, leeuwen met nachtmerries. Er liep
nóg iemand wachtend rond. De schrik
sloeg me om het hart. Soms een collega?
Maar m'n medesamenzweerder, die spoe
dig daarop kwam. stelde mij gerust.
„Nein, das ist ein wirklicher Kutscher".
Gedrieën gingen wc naar den Oberstall-
meister. Een schernkeurend oog monsterde
ons even. Dan moest ik met 'ent mee, naar
dc stallen. Bij de Schulpferric gekomen
hield hij stil. Ik werd ingedeeld in die af-
decling.
„Karl zal je werk geven".
Karl keek mij 'es aan en ik Karl.
„Al bij paarden geweest?"
Ik gaf 'em maar een eerlijk antwoord,
het tegendeel zou hij immers toch gemerkt
hebben.
„Neen, antwoordde ik met een bloedend
hart, maar een koninkrijk zou ik er voor
over gehad hebben, ^wanneer ik jk had kun
nen zeggen.
Hij vond liet blijkbaar een moeilijk ge
val en ik voelde met 'em mee. Wat moet hij
in 's hemelsnaam beginnen met zoo'n
handje-verdraaid? Tenslotte scheen hij er
toch iets op gevonden te hebben. Hij wees
op een enorm lange, met ijzeren banden
beslagen drinkbak: „Die moet naar den
smid. Een van de banden heeft losgelaten.'
De conclusie mocht ik trekken, hij ging
het paard, waar hij mee bezig was, verder
borstelen. Ik keek 'es naar 't gevaarte.
Dat kreeg ik \an m'n levensdagen niet op
m'n schouder. Met een „de hemel sta me
bijzette ik het ding overeind en waar
achtig, het viel mee. Het lukte. M'n passen
waren wel niet erg zeker, maar ik kwam
toch vooruit.
Een eindje verder op het terrein stond
de pers-chef te grinniken. Ik wierp 'em
een woedenden blik toe. Mag men een
mensch, die in het zweet zijns aanschijns
z'n brood verdient bespotten?
Intusschcn werd liet op 't terrein druk
ker, mannen liepen heen en weer, maakten
den grond schoon, ruimden papieren op,
harkten. Om tien uur kan er publiek komen
om de stallen te bezichtigen en dan moet
het er netjes uitzien.
„Hallo Kutscher!"
Dat zou wel voor mij bedoeld zijn en ik
draalde me om. Uit een raam keek een
aardig meisje met een donkere krullekop:
Kutscher, haal een paar kannen water
oor me, wil je? Die ander is weer niet op
tijd."
De duivel hale dien ander, dacht ik, maar
aan den anderen kant och, waarom zou
k zoo'n aardig meisje geen plezier doen?
Getroost vulde ik dc kannen en zette ze
oor den bestemden wagen neer.
„Kom binnen", klonk dezelfde vriende
lijke stern. „Hier, dat zal je smaken". En
ze schoof me een paar boterhammen toe,
een vuist dik en zette een beker dampende
koffie voor m'n neus.
„Allang hier?"
„Vanmorgen voor "t eerst," zei ik waar
heidsgetrouw.
„Dat dacht ik wel, een nieuw gezicht.
Zwaar werk?"
Ik haalde m'n schouders wat op. „Och.
dat gaat wel".
„Ga je mee naar Londen?"
„Misschien. Ik denk van wel".
„Nou," en ze klopte me 'es op den schou
der, „hou je maar goed. Zeg
„Ja?"
„Klop die paar kleeden voor me."
Ik kon niet weigeren en klopte, veegde
enz. een Hoover waardig.
Weer naar de stallen... dat dacht ik
tenminste. Maar: „Kutscher! Kutscher!"
Hetzelfde verzoek. Alleen moet ik er nog
een emmer briketten ook bij halen. En nu
oók weer werd ik binnen genoodigd, op een
stoel gezet en verwerk m'n derde ontbijt.
Ik probeerde tc protcstecrcn, maar kreeg
geen schijn van kans.
„Als je hard werkt, heb je altijd honger."
En voor dit argument zwichtte ik.
Toen ik eindelijk weer in de stallen
stond, was het bedrijf or in vollen gang
De paarden werden geroskamd, de grond
schoongemaakt, dc eerste toeschouwers
(roomden al naar binnen. Karl stopte me
e»*n borstel in m'n handen.
„Neem jij die daar".
Ik keek schichtig van de borstel naar hel
paard, van het paard haar'de borstel, maar
me laten kénnen... dat nooit! Dus wrong
ik me tusschen twee paaiden in en begon,
van benoden naar boven. liet paard deed
onrustig. Een nieuwe stalknecht accepteer
de het blijkbaar niet dadelijk. Het. wierp
mo eon sehocven blik toe, ik klopte het 'es
op den nek, streelde hot 'es over den neus
en dat scheen liem gerust le stellen. lier
hield zich tenminste verder koest. En bor
stelen dat ik deed, m'n arm werd half lam,
maar aan lamme stalknechten heeft men
niets. En tenslotte kreeg ik cr zelfs ple
zier in. Die huid begon zoo prachtig te
glanzenzóó, hier nog een streep en
daórdan met een doek nawrijvcn,
alsof je den vloer aan het boenen bent
den kop wasschen met een natten dook, do
hoeven schoonmaken het beviel me uit
stekend. En toen Karl en de anderen
„Trink, trink, Brüdcrlein trink" begonnen
tc galmen, zong ik even vergenoegd mee:
„Trink, trink Brüderkoest Tinus
tegen het paard, dat mijn prachtige tenor
blijkbaar niet vermocht tc apprecieeren.
Tinus glansde als een opgewreven ap
pel. En dat mocht ook wel. Want Tinus,
vertelde Karl me, was nog een paard van
den Duitschcn kroonprins. Zoo werkten wij
door.
Natuurlijk dat zie je altijd in derge
lijke omstandigheden natuurlijk kwa
men er kennissen, die een rondgang door
de stallen maakten, terwijl ik daar ijverig i i-arwejtje6
het paard stond te roskammen. Ala ze mij möar nu
ontdekten was het plezier er af.
Do verhalen vlogen heen en weer, ik zat
er bij en luisterde, met genoegen, mot veel
genoegen! Tot do boel werd opgeruimd...
Wc hadden een uurtje rust...
„Ga je mee oen borrel drinken klonk
het kameraadschappelijk; gevieren togen
we op weg. Een klein kroegje hadden ze
ergens ontdekt.
Dat hebben jullie vlug gevonden!"
„Ja, natuurlijk gisteravond kwam dc
politie, precies om half óón, ik had net één
glas bier op!" beklaagdo zich een. Tja-ja.
dio politie... hou maar op!... wc weten
d'r alles van.
Natuurlijk gaf ik een rondje, op dc ken
nismaking en ik had immers toch net
2.50 gebeurd, waarvan ik 1,— moest
afstaan voor de kost. Allemaal geven ze por
dag L— waar dan inkoopen voor het
eten voor worden gedaan: ontbijt, middag
eten, om 6 uur brood, na de voorstelling
Y> avonds nog eens brood... het is waar
achtig niet tc duur!
En na mijn rondje, moest ik van de een
een glas drinken en van dep ander. Hans
zat in een hoekje tc 6lapen.
.Hij is dood moe, heeft slecht geslapen..'
Telkens moest ik als tolk fungecrcn tus
schen mijn vrienden en dc gezellige kaste
leinsche:
„Wat zeil' ie nou weer, melioer?"
En ik:
„Hij zeit of je nog 'ns een borrel wilt in
schenken." Want mijn ééndaagsche vrien
den voelen bitter weinig voor drooglegging
en och zoo'n paar glazen wekken op en
houden er den moed in: ..zóó veel verzetjes
hebben ze niet in hun leven...
Kijk die kleine nou eens aan. hoe die lo9
komt als 'ie wat spraakwater binnen heeft
Gebogen, ineengedoken zat hij op een
kruk. hij is zoo'n beetje Manusje-van-a!les,
doet boodschappen voor do anderen, maakt
:1e „vaat" schoon en knapt de vervelendste
op: stil, in-zichzelf-gekeerd,
op z'n grauwe wangen ver
Het was te laat om weg te loopen; ove
rigens kon ik m'n medestalknecht maar j
niet bruusk in den steek laten. Ook in de
stallen dient men beleefdheid in acht tc
nemen! Dus bleef ik staan waar ik stond..'
Rakelings schoven ze langs mij heenik
schenen een paar vcrdacht-jeugdige blos
jes en z'n smalle, donkere oogen begonnen
tc glanzen en dc kasteleinschc kreeg een
omvangrijk, voor haar onverstaanbaar ver
haal te verteren, waar zo goedig in d'r bree-
de, Hollandscbe gemoedelijkheid naar luis-
v i terde, af en toe. en op de juisto oogenblik-
grinnikte Ze moesten eens weten pa* ken 0 onvci.b(1|„rli kc vrouwelijke intuï-
S& "a° kT J d,0.b,TmC' (it'! - begrijpend bij knikte wat on-
W wel eens... en d o paai daar. zc„ k]ejne ziclltba;1r moccI „af. Wonderiijko
op; paB ffLnorM\-' fa' I verhalen! Wonderlijk omdat ze uit dezen
n„m T *cc!,Bl,ns kwalijk m0nd kwamen.... over dc ,uchtcn bovcn
neem: n.e erwachtte mij daar ookj Palermo, Coed land dat Sicilië, warm en
JviXüïZ?5 fT? hen ccb- j mooi Erinneist du noch? de landwijn,
'en JPa?,c kon «3el» maar 110011 we j de cypreawn en waarachtig: Ik za« het
voor me, de korte, nnuwelijks-aanduidende
woorden schiepen werkelijk iets van dc
sfëer, dio daar in dat zonnig» Zuiden
Intu6schen voelde ik mij hoe langer hoe
meer op mijn gemak, bereidwillig wees ik T T?
vragende bezoekers den weg. De Zebra'*? ^aracht ,Do a,ndc™ nnsterden alleen
Dan moet u achter de ïgeuwenkooien zijn! k'chn 1*™* schoen er kind aan hu* te
Olifanten, vraagt U? Rechts, mevrouw! Ze- wo* lot, fa£?.°?n E°'
kor jongeheer, die kunnen echt trompet- ^nden. Uit dc kamer achter dc gelagkamer
ten!"
„Kunnen sie mij auch zagen," in gebrek
kig Duitsch word ik -aangesproken „waar
dat kleine paardeben- is?: Ik begreep, on
ging mee.
..'t Is zonde! Kijk 's, Keesje" en Keesjo
werd omhoog getild.
„En die taigers, mcin Heer?" Ik glom van
behulpzaamheid. „Kommen 6ie mal mit."
Vol bewondering stonden zij voor dc roof
dieren.
„Gut wat eng! IIoo kommen sie an die
Tiere?" En waarom niet? Waarom zou ik
een naar romantiek kloppend hart niet den
vollen niaat geven? Ik hing een prachtig
verhaal op over een jacht in Britsch-ln-
diöclc jungle, tijgers, olifanten en
Aman Oellaheen kooi, waar dc beesten
ingedreven worden... het temmen... „Ge
duld, viel Geduld, ge... chrte P'rau.
Toen de werkelijke dresseur kwam, sloop
ik omzichtig weg... naar mijn afdccling:
Schulpferde
„Eet je met ons mee?" Ik had gehoopt,
dal. m'n collega's dat zouden vragen.
„Graag!"
kwam muziek, een serie snerpende tonen..
Z'n verrukt gezicht om den hoek: weet je
wat het is? We wisten het niet.... „Dio
Mèistersanger von Nürnberg, dat is je echte
Düileche hart
„Zet wat vroolijkers op. vooruit!"
Weg Palermo, weg trillende luchten en
de kleine verschool zich wècr achter z'n
glas en in z'n eigen herinneringen.
Hoe laat? Drie uur... we moesten gaan,
er was nog werk... Een vroolijke groet:
tot vanavond.
Directeur en stalknecht!
De paarden moesten water hebben, het
tuig wachtte om gesmeerd en gepoetst te
worden. Tusschen de drentelende en vra
gende toeschouwers werkten wij: opgewekt
en vlug. Ik voelde me aisof ik jaren en
jaren mee in het vak was. alsof het geen
geheimen meer voor mij had. Erich, Leo,
.Hans en hoe ze nog meer heetcn mogen
„Afgesprokeneerst nog even de paar- hcb ik wc, d vricndcn gChad?
nrf rlnnn wnvl -r,
Tot eenvoudige hotten 15 spoedig dc weg
gevonden.
Maar: ik wilde s avonds in het circus
zijn tijdens dc voorstelling en étalknechten
te maken. Ik moest
den voeren... und dann wird gegessen!
We schudden de haver in de bakken Ja,
Tinu6, je komt direct aan de beurt... stil
Jenny, moet jij gappen van Bruno!... De
paarden hinnikten en wij sjouwden.
Met z'n zessen zaten wij in den wagen.
De pan met eten stond op een stel en een
behagclijka geur vulde de kleine ruimte.
.,Jst 's noch nicht fcrlig?"
„Glcich-"
„Der neue Kutscher!dat ben ik en
ik ging naar den Oberatallmcistor toe, die
buiten «tond.
„Hier is je kostgeld.'' Twee gulden en
twee kwartjes werden mij in de hand ge
duwd.
Eerlijk verdiend, en
„Jo moet bij den pcrsonccl-chef komen
voor jo papieren
Papieren, wal papieren?... Daar had ik
niet op gerekend.
Pet in de hand stond ik voor liet bureau.
„Nieuwe stalknecht?"
„Ja, meneer."
„Al in zoo'n betrekking werkzaam ge
weest?"
„Nooit!" Doodangsten stond ik uit.
„Hmmje papieren!"
„Heb ik niet bij me, maar kan ik die
morgen niet
„Goed: rente-kaart, geboortebewijs, pas
of bewijs van Nederlanderschap. Begre
pen?"
„Zum Befehl!
Zoo, da's achter den rug...
hebben daar weinig
s avonds ook zoo'n fijn pakkio aan heb
ben, daar bad ik m'n zinnen opgezet
over ijdelheid gesprokenen dus... naai
den man die ik in vertrouwen had gevon
den.
Voorzichtig sloop ik den wagen binnen,
zóó daar zat ik. Even de zaak uitgelegd.
„Kornt in orde... Niet. moe? Wat rus
ten?" Geen haar op m'n hoofd dacht er
aan!
„Even ergens in dc stad gaan zitten?"
Ik lachte: „Zoo kan ik toch niet mee,
wel?" en wees op m'n smerig pak „en...
ik heb om C uur afgesproken voor het
Abendhrot!"
Maar zoo kwam ik er niet at. ik moest
meeOp een paar pas volgde ik hem
Hij stapte een wagen binnen, wenkte mij
enik stond tegenover een van m'n di
recteuren.
Binnen drie tellen zat ik in een gemak
kelijke fauteuil. '11 glas Hennes6y en een
kopje koffie voor me, oen cigaret 111 den
mond en ik moest van mijn wedervaren
vertellen.
Ze hadden er blijkbaar even veel plezier
in als ik, lachten en uit den mond van de
vriendelijke directeursvrouw vernam ik,
dat ik door een gedeelte van het vrouwe
lijk personeel gewogen was en niet te licht
Als ik terug kom staat de pan al op la- b^'0ndcn( werd: Hat die Nora gesagt
- dat was tenminste weer eens een notie stal
knecht kan men wat loovertrouwen
nicht?Ik boog gevleid, do complimen
ten deden mij oprecht goed.
Dóódangsten stond ik uit dat cr iemand
binnen zou komen en... daar had je 't..-
hót, wat zeg ik!... zij: dc twee dochten
van don directeur, waarvan de óóne
's avonds in liet circus als hoogeechool-
rijdster fungeert. Zo keken lichtelijk ver
baasd.... een stalknecht die daar rustig
vaders borrels zat te savoureerennee
Paarden, paarden en nog eens paarden! f«.ik.^ v00'«f9fald.s
Herinner je nog Hes? I? ,1? h raadseI
...Ein fabeihafies Tiert... Nou en die 0pgel08t
Josine dan!.... (Slot volgt) -
fel. Ik nam m'n plaats in. Ondanks clc ver
schillende ontbijten had ik een 6levigc hon
ger.
„Goulasch! Hou je van Goulasch?" Ik
zou 6tcenen gegeten hebben en overigens
was dc Goulasch perfect.
Daarna koffie, zwarte koffie zonder melk
en een sigaret. Hot beste moment om wat
vertrouwelijker te worden... We praten
waar praten 6 mannen over als ze vortrou-
weüik onder elkaar zijn? Over vrouwen..?
Dat dacht U
Heeft U al griep gehad?
door
Dr. L. BONNIN
Bovenstaande vraag is vooral do laatste
maanden zeer actueel geworden. Telkens
doen zich weer gevallen van griep voor.
Daarbij verwondert het den leek het
meest, dat dc eene persoon griep krijgt
terwijl een ander, die onder dezelfde om
standigheden leeft, gezond blijft Dit kun
nen wij daardoor verklaren, dat dc aan
wezigheid van ziektekiemen op zichzelf niet
voldoende is om iemand ziek to maken.
Daartoe moeten ook do weefsels van het
lichaam een zekere gevoeligheid voor dc
ziekte hebben en dat is gelukkig niet
voortdurend en niet bij iedereen het ge
val. Anders zou elke besmettelijke ziekte
de geheele bevolking aangrijpen. Dc oor
zaken van deze gevoeligheid voor een be
paalde ziekte zijn echter nog niet gevon
den, evenmin als de verwekker van de
griep, hoewel velen van meening zijn,
dat dit dezelfde bacil is als de verwekker
van de influenza, die in 1892 door Pfeiffer
is ontdekt. Uitgebreide en zorgvuldige proe
ven op de uitscheidingsproductcu van
grieplijdcrs hebben echter bewezen, dat
in zeer vele gevallen de influenzabacil van
Pfeiffer niet aanwezig is of althans niet
gevonden kan worden, zoodat wij nog
steeds hebben te rekenen met de mogelijk
heid, dat influenza en griep door verschil
lende bacillen worden veroorzaakt.
Griep Symptomen.
De symptomen van de griep zullen bijna
lederoen bekend zijn. Plotseling optredende
lichto rillingen gaan gepaard met een ver
suft gevoel in het hoofd, de borst begint
pijn to doen, hoest en verkoudheid laten
niet lang op zich wachten. Het zijn dus
typische vcrkoudheidsverscheinselcn. De
temperatuur is zeer verschillend; dikwijls
begint de ziekte met zeer heftige koorts,
die echter snel weer verdwijnt, doch in
andere gevallen stijgt de lichaamstempe
ratuur slechts weinig.
Deze lichte verhooging van tempera
tuur kan echter weken lang voortdu
ren en vele medici hebben opgemerkt, dat
juist deze patiënten veel langer onder de
gevolgen van de griep te lijden hebben. Dit
is misschien een gevolg van dc omstandig
heid, dat het lichaam bij hoogc koorts snel
ler de noodigo afweerstoffen vormt, dio
dc ziektekiemen onschadelijk maken,
waardoor dc genezing bespoedigd wordt.
Bij de verschillende griepepidemieën
blijkt ook, dat de indirect aangedane orga
nen niet steeds dezelfde zijn. Dikwijls wor
den de ademhalingsorganen aangedaan, *oms
ook do amandelen of het middenoor; bij
andere epidemieën geeft de griep weer
aanleiding tot heftige maag- en darm
stoornissen. De epidemie kan daarom
eerst als zoodanig worden onderkend, wan
neer bij een groot aantal patiënten gelijk
soortige symptomen optreden.
Besmetting.
Thans weet men reeds vrij veel omtrent
do wijze, waarop de besmetting wordt
overgebracht. Hierbij speelt de z.g. drup-
pclinfectie een rol. Daaronder verstaat men
het overbrengen van ziektekiemen door
uiterst kleine slijmdeeltjes, die met het
hoesten of niezen in de lucht komen en de
personen in de omgeving van den patiënt
aansteken. Het gevaar voor de besmetting
op deze wijze is vooral groot in de publie
ke vervoermiddelen der groote steden. Het
is om dezelfde reden gewenscht, tijdens
een griepepidemie zooveel mogelijk die
plaatsen te vermijden, waar een groot aan
tal menschen bijeen is. Door tijdige desin-
fcctic van mond en keel kan ook veel voor
komen worden, want hierdoor komen dc
ziektekiemen hoofdzakelijk binnen.
Hoe staat het nu met dc dikwijls bespro
ken gevolgen van dc griep? Vroeger kreeg
ccn groot percentage grieplijdcrs de zoo
gevreesde longontsteking. Tegenwoordig
doet deze ernstige complicatie zich gc'uk-
kig niet moer zoo dikwijls voor. Dit ver
schijnsel is vooral verblijdend, omdat bet
sterftecijfer onder deze patiënten 8 k 10
bedroeg. Doch thans doet zich dikwijls
een ander gevolg van de griep voor, spe
ciaal na den meer sleependen vorm met
lage koortsen, waarbij de patiënt niet da
delijk gedwongen is, het bed tc houden.
Het hart wordt aangedaan, wat gemakke
lijk tc begrijpen is, als men bedenkt dat
bij de griep evenals bij elke andere infec
tieziekte de stofwisseling in het lichaam
verhoogd wordt, waardoor het hart als re
gelaar van den bloedsomloop moer werk
heeft te doen. Wij kunnen daarom slechts
den raad geven, reeds bij dc eerste symp
tomen van griep het bed tc houden gedu
rende een of twee dagen.
In deze maanden doen zich verder bij
zonder veel middenoorontstekingen voor,
w.o. een belangrijk percentage zeer ern
stige gevallen. Minder bekend is een an
der symptoom, dat echter niet zeldzaam is.
Soms wordt een gricplijdcr n.I. in het eer
ste stadium der ziekte zeer plotseling
overvallen door een onophoudelijke, pijn
lijke hikkramp. dio dagen lang kan du
ren en eerst ophoudt na behandeling met
zeer krachtige werkende medicijnen. Eerst
daarna doen zich do andero verschijnselen
van griep voor, waardoor achteraf wordt be
wezen. dat de inwerking van griepgiften op
het middenrif het hikken heeft voroor-
zaakt. De hik is n.I. niets anders dan kort
op elkaar volgende samentrekkingen van
het middenrif.
Uit deze korte beschouwingen zal reeds
gebleken zijn, hoe verschillend het ziekte
beeld bij griep kan zijn en hoevelo symp
tomen achteraf blijken tc wijzen op griep.
Nu mag men echter niet in dc fout ver
vallen, elke onbeteckenende verkoudheid
io den komenden winter voor griep aan to
zien. Het feft Js trouwens bowezen. dgt
griep niets met den winter te maken hèeft;
de zeer gevaarlijke griepepidemie van 1Ö1S
bereikte bijv. in den zomer haar hoogte
punt