CIRCUSLEVEN ARTHUR SCHN1TZLER OVERLEDEN DE DOKTER AAN HET WOORD Wal aan hem verloren ging! door Dr. K. VAN DER VELDE. Men kent z.jri poi ti-et: een ecnigszins me lancholiek uitziende heer met een rood blond cpits baardje en een mooie lok. die koket over het voorhoofd hangt. De zwaar moedige oogen, die dikwijls zulk een cj niechc uitdrukking kunnen aannemen, heb ben steeds iets aantrekkelijks voor het vrouwelijke geslacht gehad. Eerst de laat ste jaren, toen hij de zestig reeds lang ge passeird was, kwamen de eerste witte ha ren te voorschijn en verdween ook de ko ketteric. „Vlucht in de duisternis" heet zijn laatste werk. Heeft hij zijn spoedigen dood voelen aankomen? Hij stierf, zooals hij het wel grsiag zou hebben gëwcnscht, na een wande ling tusschen den beroemden Kahlenberj en den Hermannskogel, temidden van de heerlijke herfst in het wonderschoone Wieriërwald, dat zijn laatste troost is ge bleven. Zijn dood is met dezelfde tragiek omwe- voh, die de gracieuse Weenscho cavaliers steeds tot melancholische figuren stempel dc. Enkele maanden voor zijn zeventigste verjaardag, waarop hem een grootsche hul diging te wachten stond, heeft hij dit aard sche leven verlaten. Ook zonder dit 20u hij de officicelc huldiging ontloopen hebben; want hij was een stille, eenzame oude man geworden, hoewel deze erkentenis van zijn persoon en zijn werken hem toch zeker in stilte verheugd zou hebben. In de werken van Schnitzler waren twee polen, die met een wonderlijke magische kracht steeds weer wisten aan te trekken: Dc Dood en de Liefde. „Is er een redelijk mensch. dat in het een of ander goed uur in het diepst van zijn ziel aan iets anders denkt, dan aan sterven?" schreet hij eens. Deze redelijke mensch had vele ..goede uren in zijn leven. Een vleug van gelaten heid zweemt over al zijn romans, novellen en tooneelstukken. Menschen en dingen zijn door een eigenaardige herfstgeur om waaid, zij leven maar dit levcir is een naderen van den dood. Boven alles, wat hij schreef zouden de moede woorden van tien ouden Fontane als motto kunnen 6taan „Frühling, Sommer, Herbst und Winter, Ach es ist nicht viel dahintcr Men liccft Schnitzler dikwijls aangeval len, men heeft hem een boos- cynisme in al le liefdeszaken verweten, zijn „Reigen" is een aanleiding geweest tot groote proces sen. Maar in het diepst van zijn hart was hij nimmer cynisch. Hij was een scepticus en zijn scepticisme ontsproot uit zijn arts-zijn. Hij heeft lit verleden nimmer kunnen loochenen. Zooals hij in zijn eerste novelle „$tervcn" met he onverbiddelijke mes van den ervaren chi rurg de laatste uren van een mensch ont leed, zoo bekijkt hij met de vorschendc en tegelijk wetende blik van den geneeskun dige de problemen van dc liefde en het hu welijk. Het is bijna louter physiologische- interesse, die uit deze dingen blijkt. Hij spreekt van dc liefdo maar als iemand, die ze in werkelijkheid nimmer heeft on dergaan. Evenals zoovele doktoren bezit hij een sterk ontwikkeld gevoel voor muziek. De melodie van zijn land, dc wonderlijke men geling van lichtzinnigheid en decadentie, deze door en door Oostcnrijksche, beter nog Wccnschc sfeer heeft hem als geen tweede getroffen. De jonggezel Anatol en het „süs- se MSdcl", een begrip, dat slechts vaag overeenkomt met de Parijsche „midinette doch waarvoor geen Xederlandsche verta ling mogelijk is zonder onjuist le worden, steeds weer zijn het dezelfde Wccnschc ge stalten, die in al zijn werken torugkcoren, in een andere klccding, in oen andere han deling, in een andere omgeving. Maar het hart van al deze werken is hetzelfde, het is het hart van het oude Oostenrijk, het hart van Schnitzler zelf. De jonge generatie heeft zich tot andere grootheden gewend. Voor haar belichaam de Schnitzler een uitstervende, decadente generatic. Onbegrijpend staat zij tegenover dit overgevoelige spel van liefde en dood, het innerlijk evenwicht en de juiste harmo nie, welke zijn werken zoo klaar en eenvou dig wisten vorm te geven. Hij was geen re volutionair, hij was een eenzame, een enke ling, wicn het persoonlijk lot meer belang inboezemde dan het algemeen. Maar mis schien juist daarom speelt men zijn otuk- ken nog steeds en weten zij het publiek te boeien. Dc laatste jaren is het stiller geworden rondom Schnitzler en ook dc dichter zelf trad nog maar zelden in het openbaar op Het was niet slechts den schuld van den Ouderdom dc jaren konden aan dezen geweldigen geest niet knagen maar de atmosfeer was een andere geworden. Hij stond tegenover den nieuwen tijd met een gevoel van den moeden scepticus, hij leefde er niet in mede. Met den dood van Schnitzler is een leegte ontstaan. Hijzelf en zijn werk vormden op zichzelf een afgesloten geheel: een mooi, sentimenteel en aangrijpend beeld van oen voorbijen tijd. „MENSCHEN IN HET HOTEL" VERFILMD. Onder regio van Edmund Goulding zal het bekende boek van Vicky Bauni „Men schen im Hotel" door Metro Goldwyn May er verfilmd worden. Hans Kraly, een bekend Duitsch scena rio-schrtjvor bewerkt de dialoog. Op het oogenblik is Vicky Baum, de schrijfster, zelf in Hollywood om de details te bespreken. Het is nog niet bekend, wie in deze film de hoofdrol zullen vervullen. Soms hoeft een menscli wonderlijke in vallen. Dan bevangt je plotseling dc ro mantische bevlieging, b.v. iets méér te wil len weten van dat. voor dc buitenwereld met zoo'n schooncn schijn overtogen be staan, als het circusleven. Dan'wil je zelf zien. inplaats van rondgeleid te worden door een uirerbeminjielijksten pers-chef, die aan allo groote circussen is verbon den. Natuurlijk brengt zooiets bezwaren met zich mee, want tenslotte heb ik van paarden geen verstand, laat staan van olifanten, kameelen, leeuwen, tijgers, ijs beren en wat een circus nog meer aan die ren herbergt. Verder ben ik geen acrobaat of wat ook, maar dit plan wilde ik niet laten schieten. De zaak werd gearrangeerd. Ik moest 's morgens om half zeven aan het circus zijn, waarbij door den Oberstall- meister werk gegeven zou worden. Om vijf uur stond ik op. Ik keek 'es in den spie cel. Scheren? Niks hoor!! Een stalknecht met een keurig geschoren gezicht is een paskwil. Moeizaam wring ik me in een voor dc gelegenheid goed-bcmoddcrdo rij broek, een paar beenkappen boven oude. afgetrapte schoenen, een das om den nek en een wollen vest voltooiden het geheel. Trotsch als een pauw paradeer ik voor den spiegel. In gedachten klon ik mezelf be moedigend op den schouder: dat ziet er lang niet kwaad uit. Nog een oude, ver schoten regenjas, m'n hand even in den kolenbak en de straat op. Maar alle goden, wat was dat koud in dat dunne jasje. Ik zette m'n kraag op, stak m'n handen in dc zakken. Ik denk pessimistisch aan acute longontsteking, chronische bronchitis, zwa re koude en andere sombere vermaken. Het circus lag. toen ik er aan kwam. nog in volkomen rust. Toen ik wat nauwkeuri ger toekeek echter, zag ik hoe uit sommige wagens rook onsteeg en hoe achter de rui ten licht ontstoken was. Af en toe kwam iemand slaperig rondkijkend, met een em mer het trapte afgedaald om waschwater te halen. Uit de stallen klonk hier en daar gebrul, leeuwen met nachtmerries. Er liep nóg iemand wachtend rond. De schrik sloeg me om het hart. Soms een collega? Maar m'n medesamenzweerder, die spoe dig daarop kwam. stelde mij gerust. „Nein, das ist ein wirklicher Kutscher". Gedrieën gingen wc naar den Oberstall- meister. Een schernkeurend oog monsterde ons even. Dan moest ik met 'ent mee, naar dc stallen. Bij de Schulpferric gekomen hield hij stil. Ik werd ingedeeld in die af- decling. „Karl zal je werk geven". Karl keek mij 'es aan en ik Karl. „Al bij paarden geweest?" Ik gaf 'em maar een eerlijk antwoord, het tegendeel zou hij immers toch gemerkt hebben. „Neen, antwoordde ik met een bloedend hart, maar een koninkrijk zou ik er voor over gehad hebben, ^wanneer ik jk had kun nen zeggen. Hij vond liet blijkbaar een moeilijk ge val en ik voelde met 'em mee. Wat moet hij in 's hemelsnaam beginnen met zoo'n handje-verdraaid? Tenslotte scheen hij er toch iets op gevonden te hebben. Hij wees op een enorm lange, met ijzeren banden beslagen drinkbak: „Die moet naar den smid. Een van de banden heeft losgelaten.' De conclusie mocht ik trekken, hij ging het paard, waar hij mee bezig was, verder borstelen. Ik keek 'es naar 't gevaarte. Dat kreeg ik \an m'n levensdagen niet op m'n schouder. Met een „de hemel sta me bijzette ik het ding overeind en waar achtig, het viel mee. Het lukte. M'n passen waren wel niet erg zeker, maar ik kwam toch vooruit. Een eindje verder op het terrein stond de pers-chef te grinniken. Ik wierp 'em een woedenden blik toe. Mag men een mensch, die in het zweet zijns aanschijns z'n brood verdient bespotten? Intusschcn werd liet op 't terrein druk ker, mannen liepen heen en weer, maakten den grond schoon, ruimden papieren op, harkten. Om tien uur kan er publiek komen om de stallen te bezichtigen en dan moet het er netjes uitzien. „Hallo Kutscher!" Dat zou wel voor mij bedoeld zijn en ik draalde me om. Uit een raam keek een aardig meisje met een donkere krullekop: Kutscher, haal een paar kannen water oor me, wil je? Die ander is weer niet op tijd." De duivel hale dien ander, dacht ik, maar aan den anderen kant och, waarom zou k zoo'n aardig meisje geen plezier doen? Getroost vulde ik dc kannen en zette ze oor den bestemden wagen neer. „Kom binnen", klonk dezelfde vriende lijke stern. „Hier, dat zal je smaken". En ze schoof me een paar boterhammen toe, een vuist dik en zette een beker dampende koffie voor m'n neus. „Allang hier?" „Vanmorgen voor "t eerst," zei ik waar heidsgetrouw. „Dat dacht ik wel, een nieuw gezicht. Zwaar werk?" Ik haalde m'n schouders wat op. „Och. dat gaat wel". „Ga je mee naar Londen?" „Misschien. Ik denk van wel". „Nou," en ze klopte me 'es op den schou der, „hou je maar goed. Zeg „Ja?" „Klop die paar kleeden voor me." Ik kon niet weigeren en klopte, veegde enz. een Hoover waardig. Weer naar de stallen... dat dacht ik tenminste. Maar: „Kutscher! Kutscher!" Hetzelfde verzoek. Alleen moet ik er nog een emmer briketten ook bij halen. En nu oók weer werd ik binnen genoodigd, op een stoel gezet en verwerk m'n derde ontbijt. Ik probeerde tc protcstecrcn, maar kreeg geen schijn van kans. „Als je hard werkt, heb je altijd honger." En voor dit argument zwichtte ik. Toen ik eindelijk weer in de stallen stond, was het bedrijf or in vollen gang De paarden werden geroskamd, de grond schoongemaakt, dc eerste toeschouwers (roomden al naar binnen. Karl stopte me e»*n borstel in m'n handen. „Neem jij die daar". Ik keek schichtig van de borstel naar hel paard, van het paard haar'de borstel, maar me laten kénnen... dat nooit! Dus wrong ik me tusschen twee paaiden in en begon, van benoden naar boven. liet paard deed onrustig. Een nieuwe stalknecht accepteer de het blijkbaar niet dadelijk. Het. wierp mo eon sehocven blik toe, ik klopte het 'es op den nek, streelde hot 'es over den neus en dat scheen liem gerust le stellen. lier hield zich tenminste verder koest. En bor stelen dat ik deed, m'n arm werd half lam, maar aan lamme stalknechten heeft men niets. En tenslotte kreeg ik cr zelfs ple zier in. Die huid begon zoo prachtig te glanzenzóó, hier nog een streep en daórdan met een doek nawrijvcn, alsof je den vloer aan het boenen bent den kop wasschen met een natten dook, do hoeven schoonmaken het beviel me uit stekend. En toen Karl en de anderen „Trink, trink, Brüdcrlein trink" begonnen tc galmen, zong ik even vergenoegd mee: „Trink, trink Brüderkoest Tinus tegen het paard, dat mijn prachtige tenor blijkbaar niet vermocht tc apprecieeren. Tinus glansde als een opgewreven ap pel. En dat mocht ook wel. Want Tinus, vertelde Karl me, was nog een paard van den Duitschcn kroonprins. Zoo werkten wij door. Natuurlijk dat zie je altijd in derge lijke omstandigheden natuurlijk kwa men er kennissen, die een rondgang door de stallen maakten, terwijl ik daar ijverig i i-arwejtje6 het paard stond te roskammen. Ala ze mij möar nu ontdekten was het plezier er af. Do verhalen vlogen heen en weer, ik zat er bij en luisterde, met genoegen, mot veel genoegen! Tot do boel werd opgeruimd... Wc hadden een uurtje rust... „Ga je mee oen borrel drinken klonk het kameraadschappelijk; gevieren togen we op weg. Een klein kroegje hadden ze ergens ontdekt. Dat hebben jullie vlug gevonden!" „Ja, natuurlijk gisteravond kwam dc politie, precies om half óón, ik had net één glas bier op!" beklaagdo zich een. Tja-ja. dio politie... hou maar op!... wc weten d'r alles van. Natuurlijk gaf ik een rondje, op dc ken nismaking en ik had immers toch net 2.50 gebeurd, waarvan ik 1,— moest afstaan voor de kost. Allemaal geven ze por dag L— waar dan inkoopen voor het eten voor worden gedaan: ontbijt, middag eten, om 6 uur brood, na de voorstelling Y> avonds nog eens brood... het is waar achtig niet tc duur! En na mijn rondje, moest ik van de een een glas drinken en van dep ander. Hans zat in een hoekje tc 6lapen. .Hij is dood moe, heeft slecht geslapen..' Telkens moest ik als tolk fungecrcn tus schen mijn vrienden en dc gezellige kaste leinsche: „Wat zeil' ie nou weer, melioer?" En ik: „Hij zeit of je nog 'ns een borrel wilt in schenken." Want mijn ééndaagsche vrien den voelen bitter weinig voor drooglegging en och zoo'n paar glazen wekken op en houden er den moed in: ..zóó veel verzetjes hebben ze niet in hun leven... Kijk die kleine nou eens aan. hoe die lo9 komt als 'ie wat spraakwater binnen heeft Gebogen, ineengedoken zat hij op een kruk. hij is zoo'n beetje Manusje-van-a!les, doet boodschappen voor do anderen, maakt :1e „vaat" schoon en knapt de vervelendste op: stil, in-zichzelf-gekeerd, op z'n grauwe wangen ver Het was te laat om weg te loopen; ove rigens kon ik m'n medestalknecht maar j niet bruusk in den steek laten. Ook in de stallen dient men beleefdheid in acht tc nemen! Dus bleef ik staan waar ik stond..' Rakelings schoven ze langs mij heenik schenen een paar vcrdacht-jeugdige blos jes en z'n smalle, donkere oogen begonnen tc glanzen en dc kasteleinschc kreeg een omvangrijk, voor haar onverstaanbaar ver haal te verteren, waar zo goedig in d'r bree- de, Hollandscbe gemoedelijkheid naar luis- v i terde, af en toe. en op de juisto oogenblik- grinnikte Ze moesten eens weten pa* ken 0 onvci.b(1|„rli kc vrouwelijke intuï- S& "a° kT J d,0.b,TmC' (it'! - begrijpend bij knikte wat on- W wel eens... en d o paai daar. zc„ k]ejne ziclltba;1r moccI „af. Wonderiijko op; paB ffLnorM\-' fa' I verhalen! Wonderlijk omdat ze uit dezen n„m T *cc!,Bl,ns kwalijk m0nd kwamen.... over dc ,uchtcn bovcn neem: n.e erwachtte mij daar ookj Palermo, Coed land dat Sicilië, warm en JviXüïZ?5 fT? hen ccb- j mooi Erinneist du noch? de landwijn, 'en JPa?,c kon «3el» maar 110011 we j de cypreawn en waarachtig: Ik za« het voor me, de korte, nnuwelijks-aanduidende woorden schiepen werkelijk iets van dc sfëer, dio daar in dat zonnig» Zuiden Intu6schen voelde ik mij hoe langer hoe meer op mijn gemak, bereidwillig wees ik T T? vragende bezoekers den weg. De Zebra'*? ^aracht ,Do a,ndc™ nnsterden alleen Dan moet u achter de ïgeuwenkooien zijn! k'chn 1*™* schoen er kind aan hu* te Olifanten, vraagt U? Rechts, mevrouw! Ze- wo* lot, fa£?.°?n E°' kor jongeheer, die kunnen echt trompet- ^nden. Uit dc kamer achter dc gelagkamer ten!" „Kunnen sie mij auch zagen," in gebrek kig Duitsch word ik -aangesproken „waar dat kleine paardeben- is?: Ik begreep, on ging mee. ..'t Is zonde! Kijk 's, Keesje" en Keesjo werd omhoog getild. „En die taigers, mcin Heer?" Ik glom van behulpzaamheid. „Kommen 6ie mal mit." Vol bewondering stonden zij voor dc roof dieren. „Gut wat eng! IIoo kommen sie an die Tiere?" En waarom niet? Waarom zou ik een naar romantiek kloppend hart niet den vollen niaat geven? Ik hing een prachtig verhaal op over een jacht in Britsch-ln- diöclc jungle, tijgers, olifanten en Aman Oellaheen kooi, waar dc beesten ingedreven worden... het temmen... „Ge duld, viel Geduld, ge... chrte P'rau. Toen de werkelijke dresseur kwam, sloop ik omzichtig weg... naar mijn afdccling: Schulpferde „Eet je met ons mee?" Ik had gehoopt, dal. m'n collega's dat zouden vragen. „Graag!" kwam muziek, een serie snerpende tonen.. Z'n verrukt gezicht om den hoek: weet je wat het is? We wisten het niet.... „Dio Mèistersanger von Nürnberg, dat is je echte Düileche hart „Zet wat vroolijkers op. vooruit!" Weg Palermo, weg trillende luchten en de kleine verschool zich wècr achter z'n glas en in z'n eigen herinneringen. Hoe laat? Drie uur... we moesten gaan, er was nog werk... Een vroolijke groet: tot vanavond. Directeur en stalknecht! De paarden moesten water hebben, het tuig wachtte om gesmeerd en gepoetst te worden. Tusschen de drentelende en vra gende toeschouwers werkten wij: opgewekt en vlug. Ik voelde me aisof ik jaren en jaren mee in het vak was. alsof het geen geheimen meer voor mij had. Erich, Leo, .Hans en hoe ze nog meer heetcn mogen „Afgesprokeneerst nog even de paar- hcb ik wc, d vricndcn gChad? nrf rlnnn wnvl -r, Tot eenvoudige hotten 15 spoedig dc weg gevonden. Maar: ik wilde s avonds in het circus zijn tijdens dc voorstelling en étalknechten te maken. Ik moest den voeren... und dann wird gegessen! We schudden de haver in de bakken Ja, Tinu6, je komt direct aan de beurt... stil Jenny, moet jij gappen van Bruno!... De paarden hinnikten en wij sjouwden. Met z'n zessen zaten wij in den wagen. De pan met eten stond op een stel en een behagclijka geur vulde de kleine ruimte. .,Jst 's noch nicht fcrlig?" „Glcich-" „Der neue Kutscher!dat ben ik en ik ging naar den Oberatallmcistor toe, die buiten «tond. „Hier is je kostgeld.'' Twee gulden en twee kwartjes werden mij in de hand ge duwd. Eerlijk verdiend, en „Jo moet bij den pcrsonccl-chef komen voor jo papieren Papieren, wal papieren?... Daar had ik niet op gerekend. Pet in de hand stond ik voor liet bureau. „Nieuwe stalknecht?" „Ja, meneer." „Al in zoo'n betrekking werkzaam ge weest?" „Nooit!" Doodangsten stond ik uit. „Hmmje papieren!" „Heb ik niet bij me, maar kan ik die morgen niet „Goed: rente-kaart, geboortebewijs, pas of bewijs van Nederlanderschap. Begre pen?" „Zum Befehl! Zoo, da's achter den rug... hebben daar weinig s avonds ook zoo'n fijn pakkio aan heb ben, daar bad ik m'n zinnen opgezet over ijdelheid gesprokenen dus... naai den man die ik in vertrouwen had gevon den. Voorzichtig sloop ik den wagen binnen, zóó daar zat ik. Even de zaak uitgelegd. „Kornt in orde... Niet. moe? Wat rus ten?" Geen haar op m'n hoofd dacht er aan! „Even ergens in dc stad gaan zitten?" Ik lachte: „Zoo kan ik toch niet mee, wel?" en wees op m'n smerig pak „en... ik heb om C uur afgesproken voor het Abendhrot!" Maar zoo kwam ik er niet at. ik moest meeOp een paar pas volgde ik hem Hij stapte een wagen binnen, wenkte mij enik stond tegenover een van m'n di recteuren. Binnen drie tellen zat ik in een gemak kelijke fauteuil. '11 glas Hennes6y en een kopje koffie voor me, oen cigaret 111 den mond en ik moest van mijn wedervaren vertellen. Ze hadden er blijkbaar even veel plezier in als ik, lachten en uit den mond van de vriendelijke directeursvrouw vernam ik, dat ik door een gedeelte van het vrouwe lijk personeel gewogen was en niet te licht Als ik terug kom staat de pan al op la- b^'0ndcn( werd: Hat die Nora gesagt - dat was tenminste weer eens een notie stal knecht kan men wat loovertrouwen nicht?Ik boog gevleid, do complimen ten deden mij oprecht goed. Dóódangsten stond ik uit dat cr iemand binnen zou komen en... daar had je 't..- hót, wat zeg ik!... zij: dc twee dochten van don directeur, waarvan de óóne 's avonds in liet circus als hoogeechool- rijdster fungeert. Zo keken lichtelijk ver baasd.... een stalknecht die daar rustig vaders borrels zat te savoureerennee Paarden, paarden en nog eens paarden! f«.ik.^ v00'«f9fald.s Herinner je nog Hes? I? ,1? h raadseI ...Ein fabeihafies Tiert... Nou en die 0pgel08t Josine dan!.... (Slot volgt) - fel. Ik nam m'n plaats in. Ondanks clc ver schillende ontbijten had ik een 6levigc hon ger. „Goulasch! Hou je van Goulasch?" Ik zou 6tcenen gegeten hebben en overigens was dc Goulasch perfect. Daarna koffie, zwarte koffie zonder melk en een sigaret. Hot beste moment om wat vertrouwelijker te worden... We praten waar praten 6 mannen over als ze vortrou- weüik onder elkaar zijn? Over vrouwen..? Dat dacht U Heeft U al griep gehad? door Dr. L. BONNIN Bovenstaande vraag is vooral do laatste maanden zeer actueel geworden. Telkens doen zich weer gevallen van griep voor. Daarbij verwondert het den leek het meest, dat dc eene persoon griep krijgt terwijl een ander, die onder dezelfde om standigheden leeft, gezond blijft Dit kun nen wij daardoor verklaren, dat dc aan wezigheid van ziektekiemen op zichzelf niet voldoende is om iemand ziek to maken. Daartoe moeten ook do weefsels van het lichaam een zekere gevoeligheid voor dc ziekte hebben en dat is gelukkig niet voortdurend en niet bij iedereen het ge val. Anders zou elke besmettelijke ziekte de geheele bevolking aangrijpen. Dc oor zaken van deze gevoeligheid voor een be paalde ziekte zijn echter nog niet gevon den, evenmin als de verwekker van de griep, hoewel velen van meening zijn, dat dit dezelfde bacil is als de verwekker van de influenza, die in 1892 door Pfeiffer is ontdekt. Uitgebreide en zorgvuldige proe ven op de uitscheidingsproductcu van grieplijdcrs hebben echter bewezen, dat in zeer vele gevallen de influenzabacil van Pfeiffer niet aanwezig is of althans niet gevonden kan worden, zoodat wij nog steeds hebben te rekenen met de mogelijk heid, dat influenza en griep door verschil lende bacillen worden veroorzaakt. Griep Symptomen. De symptomen van de griep zullen bijna lederoen bekend zijn. Plotseling optredende lichto rillingen gaan gepaard met een ver suft gevoel in het hoofd, de borst begint pijn to doen, hoest en verkoudheid laten niet lang op zich wachten. Het zijn dus typische vcrkoudheidsverscheinselcn. De temperatuur is zeer verschillend; dikwijls begint de ziekte met zeer heftige koorts, die echter snel weer verdwijnt, doch in andere gevallen stijgt de lichaamstempe ratuur slechts weinig. Deze lichte verhooging van tempera tuur kan echter weken lang voortdu ren en vele medici hebben opgemerkt, dat juist deze patiënten veel langer onder de gevolgen van de griep te lijden hebben. Dit is misschien een gevolg van dc omstandig heid, dat het lichaam bij hoogc koorts snel ler de noodigo afweerstoffen vormt, dio dc ziektekiemen onschadelijk maken, waardoor dc genezing bespoedigd wordt. Bij de verschillende griepepidemieën blijkt ook, dat de indirect aangedane orga nen niet steeds dezelfde zijn. Dikwijls wor den de ademhalingsorganen aangedaan, *oms ook do amandelen of het middenoor; bij andere epidemieën geeft de griep weer aanleiding tot heftige maag- en darm stoornissen. De epidemie kan daarom eerst als zoodanig worden onderkend, wan neer bij een groot aantal patiënten gelijk soortige symptomen optreden. Besmetting. Thans weet men reeds vrij veel omtrent do wijze, waarop de besmetting wordt overgebracht. Hierbij speelt de z.g. drup- pclinfectie een rol. Daaronder verstaat men het overbrengen van ziektekiemen door uiterst kleine slijmdeeltjes, die met het hoesten of niezen in de lucht komen en de personen in de omgeving van den patiënt aansteken. Het gevaar voor de besmetting op deze wijze is vooral groot in de publie ke vervoermiddelen der groote steden. Het is om dezelfde reden gewenscht, tijdens een griepepidemie zooveel mogelijk die plaatsen te vermijden, waar een groot aan tal menschen bijeen is. Door tijdige desin- fcctic van mond en keel kan ook veel voor komen worden, want hierdoor komen dc ziektekiemen hoofdzakelijk binnen. Hoe staat het nu met dc dikwijls bespro ken gevolgen van dc griep? Vroeger kreeg ccn groot percentage grieplijdcrs de zoo gevreesde longontsteking. Tegenwoordig doet deze ernstige complicatie zich gc'uk- kig niet moer zoo dikwijls voor. Dit ver schijnsel is vooral verblijdend, omdat bet sterftecijfer onder deze patiënten 8 k 10 bedroeg. Doch thans doet zich dikwijls een ander gevolg van de griep voor, spe ciaal na den meer sleependen vorm met lage koortsen, waarbij de patiënt niet da delijk gedwongen is, het bed tc houden. Het hart wordt aangedaan, wat gemakke lijk tc begrijpen is, als men bedenkt dat bij de griep evenals bij elke andere infec tieziekte de stofwisseling in het lichaam verhoogd wordt, waardoor het hart als re gelaar van den bloedsomloop moer werk heeft te doen. Wij kunnen daarom slechts den raad geven, reeds bij dc eerste symp tomen van griep het bed tc houden gedu rende een of twee dagen. In deze maanden doen zich verder bij zonder veel middenoorontstekingen voor, w.o. een belangrijk percentage zeer ern stige gevallen. Minder bekend is een an der symptoom, dat echter niet zeldzaam is. Soms wordt een gricplijdcr n.I. in het eer ste stadium der ziekte zeer plotseling overvallen door een onophoudelijke, pijn lijke hikkramp. dio dagen lang kan du ren en eerst ophoudt na behandeling met zeer krachtige werkende medicijnen. Eerst daarna doen zich do andero verschijnselen van griep voor, waardoor achteraf wordt be wezen. dat de inwerking van griepgiften op het middenrif het hikken heeft voroor- zaakt. De hik is n.I. niets anders dan kort op elkaar volgende samentrekkingen van het middenrif. Uit deze korte beschouwingen zal reeds gebleken zijn, hoe verschillend het ziekte beeld bij griep kan zijn en hoevelo symp tomen achteraf blijken tc wijzen op griep. Nu mag men echter niet in dc fout ver vallen, elke onbeteckenende verkoudheid io den komenden winter voor griep aan to zien. Het feft Js trouwens bowezen. dgt griep niets met den winter te maken hèeft; de zeer gevaarlijke griepepidemie van 1Ö1S bereikte bijv. in den zomer haar hoogte punt

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1931 | | pagina 16