AMERIKA MAAKT DE BALANS OP
DE GESCHIEDENIS OP DE PLAAT
TWEE BOEKEN OVER
Het einde der „prosperity"
door
George O'Clarcn.
Tien jaar lang hooft Amerika „God's own
countryop zijn dollars vertrouwd en zich
zelf en anderen verteld: „Eiken dag gaat
het ons beter en beter". In die jaren kende
Amerika slechts superlatieven: de grootsto
vorderingen op hot buitenland, de mach
tigste banken, do grootste fabriokon, de
modernste productiemethoden, do minste
armoede en werkloosheid, do hoogste
levensstandaard van de gehecle wereld.
Het ging Amerika stoods beter. liet zwom
in zijn goud en verlustigde zich in zijn
macht, in zijn onaantastbaarheid, waardoor
het een vaste rots leek temidden van de
steeds hooger slaande golven der wereld
crisis. In den herfst van 1930 verklaarde de
staatssecretaris Stimson, dat do „prospe
rity", de toenemende bloei van industrie,
handel en landbouw, nog vijf jaar zou
duren. En Billy Chestcrs, een van dc popu
lairste schrijvers van hoofdartikelen, gaf op
dezo uitlating als commentaar, dat na die
vijf jaar Amerika het rijkste en machtigste
land van do geheele wereld zou zijn en dat
het niets zou kennen van alle maatschap
pelijke ellende, die men elders aantrof. Een
golf van enthousiasme ging door alle staten
van de Unie, toen de bladen dit alles mede
deelden in rousachtigc „koppen" en hun
oplaag telden bij milliocnen. Doch vijf
maanden later (maanden, geen jaren!) was
bet met de „prosperity" afgeloopen.
Het begon daarmee, dat plotseling het
vertrouwen in de banken verdween. Nie
mand wist waarom. Opeens bleek er wan
trouwen te zijn. Boeren, kantoorklerken en
arbeiders (die allen in Ameika een reke
ning bij de bank hebben en alles per chèquc
betalen) vroegen bij duizenden hun gold
terug. Men hoorde het kraken in do New-
Yorksche bankwereld. Reusachtige vermo
gens gingen verloren, kleine banken wer
den door groote opgeslokt en deze moesten
zich weer aaneensluiten om de crisis door
te kunnen komen. Typcerend was, dat dc
oude Ford to Detroit zijn groote fabrieken
sloot Deze handige zakenman heeft altijd
een scherpen blik gehad op datgene, wat
in verband met de tijdsomstandigheden ge-
wenscht was
Het is niet meer na te gaan, hoe dat alles
zoo gekomen is. doch het schijnt, dat ook
de economie beheerecht wordt door wetten
van een ijzeren logica, waaraan niemand
zich kan onttrekken, ook niet een land, dat
zich achter een muur van goud veilig
waande voor den opkomenden vloed. Voor
de groote productie der Amerikaansche in
dustrie \va6 geen afzetgebied meer te vin-
deD in het buitenland en het binnenland
was met de artikelen overvoerd, terwijl de
koopkracht snel daalde. Een paar maanden
liepen de machines nog en lieten dc men
schen zich nog in slaap wiegen door de
dagelljksche bewering der kranten, dat alles
goed ging. Doch plotseling zei de arbeiders
pers ronduit, dat het niet goed ging, maar
slecht, en zij gaf cijfers cn onomstooteliike
bewijzen voor haar opvatting. De levens-
standaa^ der arbeiders, die werk hadden,
is van 100 in 1925 gedaald op 61.2 in 1931.
Vroeger had iedereen werk, die wprken kon
en wilde: thans zijn er onder deze per
sonen 27% werkloozen en hun aantal neemt
nog steeds toe. Van do boerderijen, uit de
mijnen en fabrieken stroomden zij naar de
steden. Eerst kwamen zij bil duizenden en
tienduizenden in hun eigen auto, doch zij
hadden geen cent meer in den zak. Zij
leden honger en kou, verkwanselden hun
auto', roor 10 dollar cn nog minder, slie
pen in parken on onder bruggen cn bedel
den bij troepen. War.t in Amerika kent men
geen worklóozenuitkeering. Door deze bede
laars zag men do cllendo ook in dc groote
steden en zelfs dc meest hardnekkige opti
misten moesten zwijgen. En niemand ge
loofde meer in de „prosperity", evenmin als
in Europa.
Thans hebben voor het eerst do Vereenig-
do Staten eerlijke balans opgemaakt van
de worcldcrisis, waarboven zij zich verhe
ven dachten. En do resultaten zijn ontstel
lend. De toestand blijkt reeds eenigszins
uit 't feit, dat er 23190 millionnairs minder
zijn dan In 1929 en dat het aantal personen
die een jaarlijkseh inkomen van minstens
eon millioen hebben, van 501 in 1929 in go-
daald op 119. Doch nog duidclijkor ziet men
den achteruitgang uit cijfers, die het ge
heele volk betreffen: het volksvermogen is
sinds 1920 met 7.5 milliard dollar gedaald
en de landbouw heeft in 1930 ongeveor 3
milliard minder opgebracht dan het vorige
jaar. 20% der beschikbare scheepsruimte is
opgolegd en „het rijkste land der wereld"
had op 1 Juni 1931 een schuld van 16.3 mil
liard dollar. In „God's own country" hc-b-
bop 10 millioen menschen geen werk en
verdienen zij geen cent. Van dezo reusach
tige getallen en van den nood. dien zij ver
tegenwoordigen, kan men zich in Europa
ha«6t geen voorstelling maken. Zelfs dc be
taalde lofredenaars fier „prosperity" zijn er
door verstomd. Zij trachten nog weieens te
stamelen: ..Hot zal weer beter gaan
doch dan joelt en schreeuwt de massa: „WIJ
willen goen troostwoorden! Wij willen, dat
er iets gebeurt!" En kien hoort kroten, die
in de Vereenigdc Staton nog nooit verno
men zijn: „Wij hebben honger! Wij willen
werk en brood!"
„Het resultaat, dat, uit de balans van de
tien jaren „prosperity" kan worden afge
leid, is geen actief, maar een passief. Het
komt neer op één woord: honger", heeft
dezer dagen een der weinige arbeiderslei-
ders gezegd, die openlijk voor hun meening
uit durven komen. Men heeft die uitspraak
zeer kwalijk genomen in het Witte Huis,
doch men heeft haar niet kunnen tegen-
spréken. Want thans helpt een geflatteer
de balans niet moor. De kreten der millioc
nen, die aan het allcrnoodigste gebrek heb
ben, zijn niet meer te overstemmen, zelfs
niet met den besten (of slochtsten) wil.
Nu de autosuggestie, dat hot goed gaat,
of dat hot toch nog redelijk gaat, geen vat
meer heeft op dc menschen, tracht men
langs anderon weg de gemoederen te kal-
meeren. Mon wijst nu op den nood in het
„oude werelddeel" Europa, waar dc ar-
moedo veel drukkender en het percentage
werkloozen veel grootor zou zijn dan in
Amerika, terwijl de kans op verbetering
kleiner ls Dit Is natuurlijk onjuist. Om te
beginnen is een vergelijking met een we
relddeel, dat vier jaar lang door een ver-
6chrikkelijken oorlog geteisterd is, geen
normale basis, doch bovendien is het niét
waar, dat de werkloosheid in Europa groo-
ter is. Alleen in Duitschland is de werk
loosheid ongeveer even groot als in Ame
rika, doch in Duitschland krijgen do werk
loozen tonminste eenigen steun van staats
wege, terwijl zij In Amerika letterlijk kun
nen verhongeren, als het Leger des Heils
of een andere liefdadige instelling hen niet
af en toe de kans geeft, om een bord wate
rige soep tc bemachtigen. En wat het voor
naamste is: In Europa weet men, dat het
nu niet veel erger meer worden kan, doch
in Amerika begint nu eerst alles, wat Eu
ropa in de jaren na den oorlog heeft door
gemaakt en het is niet te voorzien, langs
welken weg „God's own country" nog zal
moeten gaan.
Het beluisteren van historische
gebeurtenissen
Door Ir. E. OPRIGTER.
Ken aantal journalisten, waar
onder onze radio-correspondont,
heeft een bezoek gebracht aan
de Berliner Funk-Stunde, een
der grootste en modernste Om-
roeppaleizen van Europa. O.a
werd oen kijkje genomen in het
gramofoonplaten-archiof: -
„Nu zullen we eens een kijkje gaan ne
men in den kelder. Zal.ik voorgaan?" Dr.
Knopfke. do directeur der Berliner Funk
stunde, een jeugdig-uitziendo, voorkomende
heer, gaat ons voor door dc eindelooze gan-
gen van het Omrocp-huis. Deze gangen zijn
wit, geel on rood gedecoreerd hetgeen oen
vroolijken indruk maakt- Tenslotte komen
wij bij dc trap, die naar dé kelders leidt
De kelders zijn wederom in beslag genomen
door een groot aantal kasten. En in de vak
ken staan, dicht tegen elkaar, als bij een
parade, duizenden en nog eens duizenden
gramofoonplaten.
„Wat U hier ziet", zegt de directeur, „zijn
gedeeltelijk opnamen van bijzonder gewich
tige Omroep-uitzendingcn, terwijl de vol
gendc kelder het begin vormt van een ge
schiedenisboek op gramofoonplaten.
„U zegt?"
„Ja zeker, een geschiedenisboek op gra
mofoonplaten. Geschiedonis is tenslotte
niets anders, dan een aaneenschakeling van
gebeurtenissen, die van belang zijn in ver
band met de ontwikkeling van het volk en
het verloop van de toekomstige gebeurte
nissen. De geschiedschrijver kan deze oogen
blikken beschrljvon en bespreken, maar hif
kan nooit dien indruk van hot moment
zelf geven, die een klankbeeld daarvan
reeft Het verzamelen van deze klankbeol
den ia een gedachte die door Dr. Flcsch,
den intendant, is opgevat en tenslotte door
ons is overgenomen en in praktijk gebracht.
En ziehier het begin! Wij zijn echter nog
in het beginstadium, eigenlijk nog in het
expcrimcntcele stadium. Maar vanaf 1 Ja
nuari 1931 kan men wel degelijk van een
„geschiedenisboek op platen" spreken.
Naast het archief bevindt zich een klein
kamertje, waar een aantal technische appa
raten is opgesteld. Een microfoon zien wij
een gramofoon voor radioweergave, dus met
drie platenschijven. enz. Dc stroom wordt
ingeschakeld, de drie schijven wentelen in
het rond en zonder onderbreking volgt de
eeno plaat do andere op.
.Opgepast. U hoort nu de historische uit
tocht der nationaal-spcialisten uit het Rijks
daggebouw. onrustig geraas, dat lang
zaam aangroeit tot een geweldig rumoer,
daarlusschen de afgehakte, messcherpe
stem van den communist Torgler: „Do
Rijksdag is afgesloten als eon vesting, al
léen de prikkeldraadversperring ontbreekt!
Weg met de nolitie!" Steeds luider wordt
het rumoer. Uitroopen, dan de bel van den
voorzitter, stemmen Mijne heeren. dat is
de minderheid; de rijkskanselier neemt het
woord, van links cn rechts brult men door
zijn rede heen: „Noodverordening, noodver
ordening!" Dan klinkt plotseling het Hojst
Wessel-ïiéd het strijdlied van de Nazi's, gp-
volgd door joelen, gefluit, daarna de rus
tige stem van een CèhtrumsafgëvaardigcTn
Iedereen, die wel eens in den Rijksdag is
geweest, moet erkennen: ,.Dat is do waro
atmosfeer!" Maar reeds volgt een andere
plaat Duitschland eert dc nagedachtenis
van zijn dooden. Groener spreekt En daar
na de grijze rijkspresident von Hindenburg
Zacht, maar doordringend klinkt zijn stem:
,.De eenheid te herwinnen, de verdeeldheid
te overwinnen, daumede danken wij op de
beste wijze de gevallen helden!" Lat grijpt
Iemand aan, op een heel andere wijze, dan
hét gedrukte woord. Dat is geen gramofoon
plaat meer, dat is de klankreportage, le
vensreportage! Onwillekeurig rijst voor ons
geestelijk oog het plastische beeld op, ge
ïnspireerd door de plastische toonen, die
wij hooren.
Brüning's stom klinkt door do ruimte; hij
houdt zijn groote rode over do noodveror
deningen. Mot gloed verdedigt Dietrich de
Rijkspolitiek, hier en daar venijnige steken
toedienend. Ook de tegenstanders ervan ko
men aan hot woord. Frick, Dingoldey. Daar-
tusschen dc bel, een gegons van stemmen,
uitroepon, woedende kreten, beschuldigin
gen. Dit is het leven, het werkelijke le
ven.
„Hallo, hallo, hier is Amerika! Helmutt
H. Helmutt spreekt vanaf het kapitool te
Washington. Eoil stem klinkt heldor en
duidelijk van óver den oceaan. Het Witte
Huis duikt voor ons op. President Hoover
de goedmoedige, lachende corsto burger
van Amerika, schrijdt plechtig tusschen de
bezoekers' door naar het midden van de
groote koepelzaal en begint tc spreken. IIoo
ver spreekt, zonder pathos, zonder zicht
bare inspanning; het is, alsof hij over zijn
liefste bezigheid sprak, namelijk dc bijen
teelt, cn toch verkondigt hij op dat oogen-
blik zijn boodschap aan de geheele beschnaf-
do wereld.
Ononderbroken draaien de platenschijven
in het rond. De Paus houdt een rede in het
Latijn. Curtius begroet Schober, een stem
roept „Schip vrij!" en na de redevoeringen
van Hindenburg en Bruning hoort men een
scherp, krassend geluid. pantserkruiser
A loopt van stapel, een oogenblikjo te vroeg.
Macdonald spreekt voor het Lagerhuis, het
is een bonte woelige serie beelden: dc at
mosfeer der politiek van 1931. Maar bestaat
de geschiedenis dan alleen uit politiek? Het
geschiedenisboek op platen geeft ons ook
andere gebeurtenissen weer:
Voor dc eerste maal komt de rails-Zep
pelin op het station te Berlijn aan. Wij hoo
ren het en zien het bijna. „Wat een histo
risch oogenblik", zullen onze bet-achter-
klcinkindcren zeggen. Piccard, de vliegende
professor, de bnllonschipper uit de stratos
feer, spreekt over do gebeurtenissen der
laatste uren, op 13.000 Meter hoogte. De
Graf Zeppelin start door den hoorn van de
gramofoon, Gandhi komt, Sven Hedin
spreekt: „En in dit onbekende oord in Oost-
Azie, waar ik bij mijn laatste reis doorheen
trok, heb ik het oudste stuk papier ter we
reld gevonden.
En nu het laatste, maar zeker niet minst
belangrijkste deel van dit „geschiedenis
boek"* reportages van straathandelaren,
vliegeniers en klankfilmoperateurs; van re-
cordmenschen en oorlogsinvaliden. Kortom:
reportages van „menschen uit ónzen tijd".
Uronlang zou men hier in dezo kleine ka
mer kunnen zitten} bij microfoon gra
mofoon en nóg zou men slechts een klein
gedeelte van dc gebeurtenissen in zich heb
ben opgenomen, welke door het archief in
den loop van dit jaai1 zijn verzameld en
vastgelegd.
Dr. Knönfkc vertelt ons over het bofoep
van de nieuwe figuur in het Omroep-pa
léis. het jongste cn meest interessante al
ler beroepen: dc klank-rèporter. „Hebt U
eenig begrip er van, hoe geweldig moeilijk
het is, en hoe volkomen men met alle. tech
nische finesses vertrouwd moet ztjn, om b v.
een Rijksdagdebat voldoende op te vangen?
Hoe bliksemsnel men er bij moet ziin om
dc klank tc demfien. wanneer do bel van
den voorzitter klikt, daar anders de plaat
een schril, onverstaanbaar geluid weergeeft9
Natuurlijk kunnon wij oen redevoering niet
van hot begin tot het oindo opnemen, doch
slechts gedeelten or uit. Men moot een waar
Instinct er voor bezitten om aan te voelen,
wanneer men den microfoon in werking zal
zotten.
Tenslotte krijgen wij nog oen aantal pla
ten te hooren, dlo oen bijzondere functie
hebben. De vorschillendo klankroportors
hebben hiermede een soort verband weten
te leggen tusschen do verschillende platen
seriën, zoodat de vergelijking met een ge
schiedenis thans geheel opgaat. Ieder hoofd
stuk loopt, dank zij dezo platen met ver
klaringen cn verduidelijkingen in het vol
gende ovor, zonder oenigo storing.
„RADIO".
Een uitspraak van den welbekenden Ame
rikaansche expert
Samuel Johnson.
Do radiobewegin is op hot oogen
blik te vergelijken mot iemand, die
bijna volwassen is. In het verloden is
het radiolichaam gevormd en uitge
groeid, er is veel geleerd en veel ervaring
opgedaan, doch deze moet thans dienen om
dc levenstaal goed te kunnen verrichten.
Het besef, dat er een levenstaak te vervul
len is, is misschien wel het meest spreken
de kenmerk van het volwassen worden. De
taak van de radio is er een van groote ver
antwoordelijkheid; naast de pers is zij het
middel om de publioke opinie te vormen.
Er zijn op radiogebied nog vele belangrij
ke verbeteringen fe verwachten; de televi
sie is or slechts één van. Er kunnen uitvin
dingen worden gedaan van zoo groote geni
aliteit, dat wij er ons thans nog geen voor
stelling van kunnen vormen. En zoodra een
verbetering algemeen doorgevoerd is, zal
men weer zoeken naar iets anders, dat do
volmaaktheid nog dichter benadert Alle
uitvindingen zullen echter niet moer zijn
clan nieuwe middelen om hetzelfde doel na
te streven, dezelfde groote taak van de ra
dio uit te voeren.
Monaco's reuzenzender.
Korten tijd geleden deed het bericht in
de Pers dc rondo, dat de dwergstaat Mona
co een eigen Omroepzender wilde oprich
ten. Zelfs werd er hier en daar in details
getreden en werden de namen vermeld vau
enkelo vooraanstaande financiers, die do
onderneming mogelijk zouden maken. Een
Fransch radioblad echter verklaart hoogst
plotseling het volgende over deze kwestie:
„Deze interessante modedeeling verschoon
het eerst in Italinanscho bladen. Daar heb
ben echter haastige vertalers Monaco mot
Miinchen verwisseld, dat in Italië inder
daad Monaco heet. Dc nieuwe reuzenzen-
dor zal dus niet onder dc palmen, doch aan
den oever van clen Isar staan.
Wat betreft de namen van de financiers
hebben schijnbaar enkele buitonlandsrhe
journalisten aan bet berjcht niet genoog ge
had en hun duim ér hij te pas gebracht Tn-
lussèheiï zal de verkeerde vertaling mis
schien nog diepgaando gevolgen hebben:
Monaco maakt nu ernstige plannen voor
een rëuzenzendcr.
DS STERKTE DER AMERIKAANSCHE
ZENDERS.
De Amerikaansche zenders worden uit
vrees voor wettelijke maatregelen steeds
beter! Er zijn thans reeds 117 zenders, wier
grootste afwijking van dc voorgeschreven
•golflengte niet meer dan 50 Kiloperiodciv
bcdraogt; bij 61 zenders bodraagt deze niet
meer dan 100 Kiloperioden, terwijl er 07
zenders zijn van maximum 200. Er zijn nog
slechts 56 zenders,'die afwijkingen van meer
dan 200 Kiloperioden ver toonen.
LETTERKUNDIG EK RON 1 EK
Rembrandt van Rhrjn door
Hendrik Willem van Loon,
(A. W. Sijthoffs Uit-g. Mij.
Leiden.)
Rembrandt, roman door
Theun do Vries.
(Van Loghum Slaterus, Arn
hem.)
Onlangs zijn er, kort na elkaar, twee boe
ken over Rembrandt verschenen, één van
den Hollandschen Amerikaan Hendrik Wil
lem van Loon. en één van den jongen Ne-
derlandschen dichter Theun do Vries. Geen
dezer twee boeken is een aeethortische of
cultureel* beschouwing, maar beide zijn ze
romans, biografische romans, voor welker
waardeering juist onze lijd (de tijd immers
der „nieuwe zakelijkheid"» bijzonder rijp
schiint te zijn. Beide geven dus niet de theo
rie van Rembrandt's kunst, maar het beeld
zijner persoonlijkheid cn tevens de geschie
denis van zijn leven. doch de wijzo waar
op zij dat doen verschilt desondanks he
melsbreed Hendrik Willem van Loon, wien
men ten onzent het beet kent uit zijne, met
curieus© teekrningen versierde „Geschiede
nis der Men6chheid", etaleerde ook in de
zen roman over Rembrandt oen ietwat ge
forceerde en goedkoop* originaliteit. Hij be
weert dat hij eigenlijk niets andere gedaan
heeft dan. verbeterd en uitgebreid, voor den
modernen lezer gereed gemaakt het hand
schrift van een zijner voorvaderen, dr. Joan-
nis van Loon. die den stervenden Rem
brandt in ziekte en leed zou hebben bijge
staan en die later zijne berinneringen aan
den crrociton Meester heeft neergelegd in een
noa onnM"eieren n*anu.«rript. Ziin boek,
Ut het F.nvelsch vertaald door W. A. Kra-
mere en uitgegeven bij de firma Sljthoff te
Leiden, is een prachtwerk geworden van
bijna achttienhonderd bladzijden en ver
sierd met een macht van mooie reproduc
tiefs naar schilderijen, teekeningen en ei
sen van Rembrandt. Hei is bovendien kos
telijke, aldoor boeiende lectuur, vol ver
rassende wendingen in de kuraktcr-uit-
bcclding der hoofdpersonen cn in de tcc-
kening der oud-Hollandsche zeden en toe
standen, een mooi, goed boek voor het
grooto publiek dat op prettige, onschool-
sche wijze Rembrandt wil leeren kennen
en den grooten kunstenaar ook wil aan
schouwen als mensoh tusschen de ander©
menöchen van den tijd waarin hij leefde.
Maar qua literatuur is de roman van
Theun dc Vries toch stellig veel beter, hoe
wel hot 6lechts een klein gedeelte van
Rembrandt's leven omvart, namelijk van
1650 af, tot zijn einde, dus nauwelijks ne
gentien jaren. Eigenlijk gevoel ik dit boek
als de wel zeer late, maar toch eindelijk
gekomene en hoogst gelukkige inlossing
eener schuld welke de Nederlandsche lite
ratuur nog steeds met Rembrandt te ver
effenen had. Want het is wel zéér merk
waardig (Buaken Iluet weee er reeds op)
dat ook Rembrandt's schrijvende en dich
tende tljdgenooten weinig of geen notitie
genomen hebben van den kunstenaar roet
wiens naam het kleine Holland in do vol
gende eeuwen voor do geheele wereld ge
typeerd en gewaardeerd zou zijn. Een man
als Vondel heeft hem gekend, maar tevens
miskend, en volgens Busken Huct moet on
ze grootste dichter onzen grootsten schil
der, den toovenaar met het licht dien Rem
brandt was, vergeleken hebben inct een.*.,
nachtuil. Ik weet niet meer waar ik deze
uitspraak in Vondel's werken zoekerj m©et,
maar wél weet ik, dat ge bij do bonderden
puntdichten, naamverzen en eprtaphen
welke Vondel aan ziin tljdgenooten wijdde,
er geeno vindt oo Rembrandt. Huygens
is slechts door zijn ambt en toevallig met
Rembrandt in betrekking gekomen,
Hooft heeft niet naar hem of zijne werken
omgezien. Herman Dullaert was zijn
leerling, maar do sporen daarvan vindt ge
misschien alleen wanneer uo. diép in .hét
wezen van Dullaert's vers doordringt cn
het geheimzinnig licht bespiedt waarmede
hij. evenals Rembrandt, eon bijbelsch© fi
guur glorieus en stil wist tc omstralen.
De zedige Jcremias de Decker was onder
de dichtere van zijn tijd de eenige die lief
de voor den raensch, vereering voor den
kunstenaar Rembrandt bezat cn die (zegt
Huetl in één adem over Rafael. Michel An-
gelo en Rembrandt van Rhljn durfde
spreken. Gedurende do latere jaren is ook
in de kunst-historische waardeoring het
buitenland dc eigen landgenootcn van den
Meester vóór geweest; do Franschman
Theophile Thoré (schrijvende onder hot
pseudoniem W. Burger) gaf in het midden
van dc vorige eeuw do groote stoot tot
Rembrandt's wereldreputatie; de Duitscher
William Unger bracht voor het eerst met
zijn gravures Rembrandt's kunst onder het
bereik van do groote massa. Carel Vos-
rnaer moest tot twee keeren toe voor een
theoretisch werk over Rembrandt het
Fransch gebruiken om gehoord te worden
door een belangstellend publiek, pa6
'ater konden Jan Veth en Steenhoff hot in
't Nederlandsch doen. eli eerst aan de
Rembrandtfeesten in 1906 danken wij het
beroemde vers van Boutenö en de prach
tige bundels van J3ssays van Van Deysscl.
Maar dit boek van Theun do Vries
noemde ik do late aflossing eener schuld
omdat hier eindelijk de monsch en de
kunstenaar in één groote figuur staan uit
gebeeld. Tot zekere hoogte blijft hot jam
mer Itot Rembrandt's levensverhaal hier
pas begint na Saskia's dood. We missen
daardoor den jongen Rembrandt, den Rem
brandt van hot noar-bovon-worstelende
on daardoor spet terend vreugdige leven,
den man rnet den luiden lach cn het ju
belend gebaar, levend in de roes eener
eerste liefde, in de kleurige weelde ook
van schoone klecdij, fonkelenden wijn cn
rijk-gesierden disch, zooals wc hem ken
nen van het zolf-portrot waar hij Saskla
op ziin knie heeft en het hooge fluitglas
opheft tot boven zijn wtt-benluimdo muts.
Ms men zich deze schilderij en zoo menig
ander eieren ieuerdig conterfeitael herinnert,
is het róoeiliik te gelooven aan het sprook
je van den altijd zwaarmoedigen en droef-
goestigen Rembrandt, het sprookje, waarin
zelfs beweerd wordt dat het hem nimmer
gelukt zou ziin de geheel-spontane zuivere
lach op hei rnenechelijk gelaat ie treffen.
flij moet in zijn jonge jaren stellig dc
vreugd der gewone, aardsche levensgenic-
tingen hebben gekend, zelfs innig hebben
genoten en liefgehad, cn hot zou een
prachtig ding geweest zijn, verrassend cn
interessant, indien de roman van Theun
dc Vries ons ook dézen Rembrandt had ge
bracht. Nu krijgen wc alleen den la teren
Groot-Meester tc zien. geteisterd door het
leven, maar geheiligd door de volle rijp
heid zijner kunst, den Rembrandt .waarvan
Baudelaire getuigde
Rembrandt, friste hópital tout rcrnpli de
murmure6,
Et d'un grand crucifix dccorc 6eulement
Oü la prière en sang s'exhalo des ordures,
Et d'un soleil d'hiver traversé
brusquement.
Na Sa6kias dood is Rembrandt's leven
eigenlijk niet weer tot bloei gekomen. Wel
beleefde zijn kunst nadien nog meer dan
één hoogtepunt (o.a. in Do Staalmeesters,
in Het Joodsche Bruidje), doch rondom
hem begon, langzaam maar zeker, de we
reld te vereomberen, zijn maatschappe
lijke weerstand brokkelde of en stortto ten
slotte in een tot een officieel bankroet,
leerlingen stolden hem to leur, vrienden
verlieten hom of stierven. Gedurende deze
levensondergang is Hendrickjo Stoffels
zijn licht-in-de-duistemis geweest: zijn
keukenmeisje eerst: een boerenkind;
zijn huishoudster later: een eenvoudige
vrouw, zo begreep wcinig-of-niets van
zijn kunst, nog minder van wat hij wilde,
gevoelde, begeerde. maar met hoeveel
edele intuïtie heeft zij zijn leven gered
door hem met liefde en zorg te omringen
cn door durend te doelen in zijn kleine
vreugden en zijn groote lood. Zij is (even
als b.v. de „wnschvrpuw" Thérèse Levns-
scur met wie Rousseau getrouwd was) een
dier pretentie looze. stille heldinnen ge
weest waaraan de evolutio der men*ch-
heid groote verplichtingen heeft en die in
de levens der erroote kunstenaars door ha
re zelf-verloochende diericndp kracht on
eindig veel meer hebben beteokend dan
allo hetaeres, artistieke courtisanes en fem-
mes snvantea met elkaar. Naast Rem
brandt staat ook Hendrickjo Stoffels dui
delijk en schoon gctcekend in het hoek van
Theun de Vrie« maar niet minder is dit
het geval met Titus, den zoon van Rem
brandt en Saskia. Zelfs heb ik het ge\ool
dat in hot laatste deel van den roman T.i?
tus te veel de hoofdfiguur is geworden ten
kosto van Rembrandt zelf. Maar ook hier
was een ecreschuld af te lossen, want,
Hendrickjo Stoffels mag nog wel als een
bekende naam klinken in Nederlandschö
ooren, Titus daarentegen kent men ge
woonlijk hcelemaal niet. Toch is ook hij
©en eoedc genius geweest in het leven van
Rembrandt, vooral na den dood van Hen
drickjo; hij hooft orde gebracht cn... ge
houden in finantiên( een veilig thuis ge
maakt van do laatste woning aan de Ro
zengracht. do rust cn het evenwicht gescha
pen welke Rembrandt noodig had voor hei
croëeron zijner laatste wc-rken. En rond
om dit drietal beweegt zich een wereld van
andere menschen: leerlingen, vrienden cn
kennissen, vijanden ook. kunslkoopere,
nieuwsgierige begunstigers. welwillcndo
doftelingen, burgemeesters en deurwaarders
jalocrsche mede-kunstenaars, botte burgers
en verontwaardige familieledenDaar is,
door al deze mcnschonlovens heen, de eer
bied aan den eencn kant dien men Rem
brandt uit geheimzin tao oorzaken niet ont
houden kon. maar do maatschappelijk^
verguizing ook waaraan hij weerloos was
overgeleverd, daar is dc wrokkende
haat der benepen fatsoenlijkheid tegen
j Hendrickic, die maar zijn „bijzit" was;
daar is de domme arrogantie waarmede de
plechtige burgemeesters een van ziin beste
doeken, dat in hot raadhuis zou hangen,
eenvoudig in stukken 'ioten sniiden on op
de vuilnisbelt werpen, omdat hot hun niet
beviel, daar is het sluwe bedrog van
kunst-parasieten als de gebroeders Dunc-
kerts, handelaars in schilderijen"het
groeit alles tezamen rondom Rembrandt
uit tot het svmbool der worsteling van ieder
groot menschcnleven. non soort daimonoio-
gie v^n het kunstenaarschap.
Het is een héél' mooi boek deze roman
.Rembrandt" van Theun de Vries; geen
onzer m.*" het ongelezen laten, en ik heb-
er fciaprpHk pr»-r vee] meer over te en.
Misschien doo ik dat dnn voWnd.m k-^er,
1ERMAN' POORT.