AMEMFOORTSCH DAGBLAD
VERZANDING VAN DE STROOPPOT
DE DUKVERZAKKING BIJ WIERINGEN
Zaterdag 12 December 1931
-DE cEMlANDER"
30e Jaargang No. 143
PLEIDOOIEN VOOR DEN
HOOGEN RAAD
KAMERLID-JOURNALIST-
VRIJGESTZLDE
DERDE BLAD
REGELING VAN DEN
UITVGtLR
Onze Postvliegers
onderweg
SCHERPE CRITIEK OP
WATERSTA/.T
Toch nog schadevergoeding?
KINDERTEHUIS ONTRUIMD
Procedure van A. Hofman
contra den Staat
'sGravcnhago, 11 Dec. De Hooge
Ruad hchandcldo heden het beroep in cas
satie van de N.V. Maatschappij tot het aan
nemen van watorbouwwerken v.h. A. Hof»
man te Haarlem, tegen do uitspraak van
het Haaesche gerechtshof in de procedure
tus6chen genoemde N.V. en den Staat der
Nederlanden.
Do Staat had op 28 November 1923 aan
besteed hot maken van enn afsluitdijk tus-
schen de Noord-Hollaii&schc kust en het
eiland Wieringen. welk werk aan Rofman
tezamen met de N.V. Aannemings-Maat-
schappij v.h. G. A. van Hattem is gegund.
Tijdens de uitvoering"van het werk hebben
zich verschillende verzakkingen en ver
schuivingen voorgedaan, tense Volga waar
van een geschil met den Staat ontstond
over de vraag voor wiens rekening de
daardoor ontstane schade diende te ko
men
Dit geschil werd om bindend advies voor
gelegd aan een commissie, die de volgende
vragen had te beantwoorden:
lo. Waren do aannemers verplicht de
schade voor hen voortspruitende uit alle
bij de uitvoering van het werk voorkomen
de verzakkingen en verschuivingen voor
hun rekening te nemen?
2o. Indien deze vraag ontkennend .wordt
beantwoord, in hoeverre is dan de schado,
welke het gevolg i6 van de bij de uitvoe
ring voorgekomen verzakkingen en ver
schuivingen te beschouwen als schade ont
staan door buitengewone omstandigheden
onafhankelijk van den wil van den aan
nemer en welke vergoeding behoort uit
dien hoofde door den Staat aan hen te
worden toegekend?
De commissie beantwoordde vraag 1 in
bevestigenden zin en achtte daarmede, de
beantwoording van vraag 2 vervallen.
Hofman, aan wien ook de rechten van
Van Hattem waren afgestaan, sprak daar
op den Staat in rechten aan, waarbij nie
tigverklaring van het bindend advies der
commissie werd gevraaed, o.m. omdat deze
commissie zich ten aanzien van de vraag 1
onbevoegd had bnhooren te verklaren,
want partijen zouden het tevoren er reeds
over eens zijn geweest, dat niet alle
schaden voor rekening van den aannemer
dienden te komen, waarbij gedacht was
aan aard- of zeebevingen c. d.
De Höagsche rechtbank verwierp de stel
ling van de partij Hofman en ontzegde de
vordering tot nietigverklaring van het bin
dend advies.
In hoogcr beroep bevestigde het gerechts
hof te 's Gravenhago het vonnis van de
rechtbank, onder aanvoering o.a., dat van
overeenstemming tusschcn partijen om
trent het begrip „alle schaden'' njet was
gebleken.
Mr. J. IS. W. Duys, die ook voor de
rechtbank en het gerechtshof als advocaat
van Hofman was opgetreden, voerdo-tegen
do uitspraakvan het gerechtshof een vijf
tal' céssatiemiddelen aan en betoogde, dat
de vraag of alle schaden voor rekening
van den aannemer waren, reeds destijds in
twijfel was getrokken door vertegenwoor
digers van den Staat zelf, o. w. ir. De Blocq
van Kuffeler, toenmaals onder-directeur
der Zuiderzeewerken, waarbij gedacht was
niet alleen aan aard- of zeebevingen, doch
ook bijv. aan andere schadc-oorzakon, ont
staan indien een andere aannemer ver
traging in het werk van do aannemings
maatschappij zou hebben gebracht.
Desondanks, aldu6 rar. Duys, heeft de
commissie de eerste vraag met „ja"' beant
woord en daardoor een antwoord op vraag
2 achterwege gelaten.
Mr. Duys zette verder uiteen, dat het
bindend advies moest worden beschouwd
als een verlengstuk en dus feitelijk als een
onderdeel van de overeenkomst en dat haar
uitspraak alsnog diende te worden onder
worpen aan een juridischo beslissing in
hoogste instantie, omtrent regelen van goe
de. trouw en billijkheid. De Hooge Raad
heeft nu lo beslissen over de vraag of eenig
bindend advies, dat een overeenkomst om
verwerpt, met recht en billijkheid in over
eenstemming i§ te achten.
Indien de Hooge Raad, die vraag ont
kennend beantwoordt, dan dient het bin-
dond advies der commissie te worden ver
nietigd.
Vraag 2 heeft de commissie niet eens in
behandeling genomen, terwijl de partij Hof
man toch recht had op een feitelijke be
slissing ook over die (tweede) vraag.
Op grond van een en ander vroeg mr
Duys vernietiging van hot arrest van het
gerechtshof, opdat Hofman in dc gelegen
heid worde gesteld, alsnog een uitspraak
te verkrijgen in diens 6chadc-actie.
Mr. J. H. Telders, landsadvocaat, ving
daarop met enkele beschouwingen zijn
verkeer namens den Staat aan, dat na de
pauze zou worden voortgezet;
In zijn voortgezet pleidooi onderwierp
mr. Telders achtereenvolgens elk der 5
cassatiemiddelen op grond van de juris
prudentie aan eritiek, daarbij opmerkend
o.a., datmr. Duys een aantal artikelen,
die in dit verband van belang konden wor
den geacht, niet in zijn cassatiemiddelen
had genoemd. Voorts beriep mr. Telders
zich op prof. Meyers, om te betoogen, dat
adviseurs volkomen vrij waren in hun be
slissing en hij betwistte, dat partijen het
over de vraag, voor wiens rekening scha
den zouden kunnen komen, onverschillig
welke, eens waren geweest. Pleiter was
dan ook van mecning, dat de uitspraak van
het gerechtshof juist is te achten.
Mr. Duys, repliceerend, zelde, we' alle
artikelen uit het Burgerlijk Wetboek te
hebben kunnen opnemen in zijn cassatie
beroep, indien daarmee zijn tegenpartij to-
vreden kon zijn, maar hij heeft opzettelijk
do zaak zoo bescheiden mogelijk willen
houden, omdat het per saldo om den in
houd gaat. Pleilcr uitto do hoop, dat de
Hoogo Raad zijn bekende opvatting om
trent het karakter van bindend advies zou
handhaven.
Nadupliek van mr Telders deelde de
procureur-generaal mede, dat hij 24 Dcc.
conclusie zal nemen.
Het R.'K. Werkliedenverbond stelt
voor een commissie
te benoemen
In verband met dc tegenstelling, die er
was tusschen de actie van leiders van r.-k.
vakbonden en van radicale r.-k. journalis
ten aan den eenen kant. en hun 6temmen,
in strijd met dio actie, tegen de motie-
Marchant, waarin de 6alaris-korting werd
afgekeurd, heeft zoo schrijft de N. R.
Ct. o a. De (rad. r.k.) Morgen de daarin
gelegen tegenspraak en moeilijkheden, al
thans voor oen vereeniging van twee dier
drie qualiteiten in denzelfden persoon
(journalist-Kamerlid), toegegeven. Men her
innert zich, welke akelig dubbelzinnige
houding de met twee monden pratende
Volkskrant in deze kwestie heeft aange
nomen
Ook bij het werkloosheidsdebat in de
Tweede Kamer was de hier bedoelde te
genstelling aan den dag getreden.
Op de 22 en 23 December a.s. in Utrecht
te houden vergadering van het R.K. Werk
liedenverbond zullen nu enkele voorstel
len aan de orde komen in verband met
„vermeende of wezenlijke moeilijkheden,
welke vastzitten aan de combinatie ver-
bondsbestuurder-Karnerlid, Kamerlid redac
teur, verbondsbestuurder-Kamerlid-redac-
teur".
De Volkskrant maakt melding van de
vier op deze zaak betrekking hebbende ge
formuleerde voorstellen en een prae-advies
van het bestuur van het R.K. Werklieden
verbond.
1. De R.-K. Metaalbewerkersbond stélt
n.l. voor:
Het verbondsbestuur benoeme een com
missie, die tot taak heeft onder het oog
te zien:
a. of het Kamerlidmaatschap vereenig-
baar is met de functie van verbondsbe
stuurder;
b. of het Kamerlidmaatschap vereenig-
baar is met het verantwoordelijk redac
teurschap van ons arbeidersdagblad;
c. of hot geen aanbeveling verdient de
verhoudingen te dien opzichte van onze
zusterorganisatie in België na te volgen.
2. St. Raphaël stelt voor:
De verbondsvergadering overwege dc in
stelling van een commissie, met opdracht
te onderzoeken*
a. of een rustige en ongestoorde ont
wikkeling onzer katholieke arbeiderebewe
ging niet vordert, dat tegenstellingen, als
er aan den dag getreden zijn tusschen
het standpunt van het verbond en dat der
aan onze beweging verwante Kamerleden,
In do toekomst moeten worden voorkomen
en, zoo Ja, op welke manier?
b. of onze arbeiderebeweging voor tij
dige verwezenlijking van haar program
behoefte heeft aan reëelen invloed op het
politieke gebeuren in het land en zoo ja,
langs welken weg deze reëele invloed zou
kunnen worden verkregen;
c. indien sub b. ontkennend beantwoord
moet worden, wat er dient te geschieden,
om onze arbeidersbeweging te vrijwaren
voor nadeeligc gevolgen van gebeurtenis
sen in de politiek.
3. De Haarlemsche Diocesane Bond stelt
de verbondsvergadering voor: een commis
sie te doen instellen, om onder het oog te
zien de vraag of het Kamerlidmaatschap
van verbondsbestuurdere niet ernstige
moeilijkheden kan opleveren voor de vrije
ontwikkeling van acties onzer arbeidersbe
weging en of, indien dat zoo is, het Kamer
lidmaatschap vereenigbaar geacht moet
worden met het lidmaatschap van het ver
bondsbestuur.
4. Het hoofdbestuur van St. Paulus stelt
voor:
Dc verbondsvergadering bespreke de ver
houding tusschen het R.-K. Werkliedenver
bond en de leden der Staten-Generaal, dio
tovens zitting hebben in de centrale lei
ding van het verbond.
Dezo bond denkt zich de behandeling al
dus: algemeene bespreking van het vraag
stuk in do verbondsvergadering, om, na
vaststelling van richtlijnen, de kwestie in
handen te stellen van een commissie, die,
op nader te bepalen, doch korten termijn,
rapport uitbrengt aan de verbondsvergadc-
ring.
HET ONGELUK MET DE OOIEVAAR.
De toestand van kolonel
Brlnsmead eritiek.
Bangkok, 10 Dec. (Aneta). De toestand
van kolonel Brinsmead, directeur van den
Australischen Luchtvaartdienst, die bij het
ongeluk van dc „Ooievaar" ernstig gewond
werd, is eritiek. Er is geen verbetering in
zijn toestand ingetreden.
De marconist van de .„Oooievaar", de heer
Zadelhoff, is bijna hersteld
INVOERRECHT OP AARDAPPELEN.
Do aanneming van het amendement-Lo-
vink tot het heffen van invoerrecht o.a. op
aardappelen in de Tweede Kamer, heeft de
„Centrale van Vereeniglngen voor den
Aardappelen Groenten- cn Fruithandel in
Nederland" aanleiding gegeven zich met
een adres te wenden tot de Eerste Kamer,
waarin worden uiteengezet de redenen die
naar de meening van adressanten moeten
leiden tot een afwijkende zienswijze om
trent de noodzakelijkheid, respectievelijk
wenschelijkheid van doorvoering der be
doelde heffing van invoerrecht voor het
artikel aardappelen. Het betreffende amen
dement kan voor dc producenten en de
6chatki6t en de betrokken bedrijven in geen
geval beduidende voordeden opleveren, ter
wijl daarentegen de gevolgen van zeergroot
nadeel zullen zijn voor onze bevolking als
geheel genomen.
De noodzakelijkheid van in:
menging is reeds gebleken
De Minister van Arbeid, Handel en Nij
verheid, heeft een nota gezonden naar aan
leiding van het vèrslag der Tweede Kamer
over het Wets-ontwcrp tot toekenning van
do bevoegdheid tot het tijdelijk treffen van
maatregelen der regeling van den uitvoer
van bepaalde goederen.
Hierin merkt de minister op, dat dc vraag,
of in den exporthandel reeds de noodzake
lijkheid is gebleken, dat de Regecring zich
in deze aangelegenheid mengt, moet beves
tigend beantwoord worden. Reeds thans
vloeien uit de contingenteering van den in
voer in verschillende landen ernstige moei
lijkheden voor onzen uitvoerhandel voort.
Ook het antwoord op de vraag of de Regec
ring to dezer zake overleg heeft gepleegd
met belanghebbende kringen, kan bevesti
gend luiden.
Met name is zulk een overleg gepleegd
vanwege het Departement van Binnenland-
sche Zaken on Landbouw» waar de contin
genteering vooral landbouwproducten betrof.
Hot spreekt wel vanzelf, dat de Regeering
met voorzichtigheid gebruik zal maken van
de haar ingevolge de. wet voorgestelde rege
ling tc verleenen bevoegdheden.
De vast te stellen „regelen" zullen kun
nen leiden tot de afgifte van uitvoercertifi-
caten. Deze certificaten zijn geen uitvoercon-
senten in den eigenlijken zin des wóords. Zij
hebben niet de strekking van een vergun
ning tot uitvoer, doch van een middel om
den invoer van een met zulk een certificaat
gedekte partij in het contingeercnd land mo
gelijk te maken. Inschakeling van dc land
bouworganisaties zal worden overwogen in
ale gevallen, waarin daartoe aanleiding her
staat De Regeering acht wettelijke regelen
ter bestrijding van misbruiken niet noodig.
Zeer waarschijnlijk zal de commissie wel
ke de Regeering zal bijstaan in de uitvoering
der Contingenteeringswet, ook voor de in dit
ontwerp vervatte regeling dienstbaar te
maken zijn.
LMUW8-
rik
Raaf
Amsterdam
Boedapest
Belgrado
of
10—12
3-12
Amsterdam
10—12
3-12
Parijs
3-12
Marseille
Rome
5-12
Brindisi
Athene
7-12
Mcrsamtruh
Cairo
Ghaza
Rutbawells
312
Bagdad
Basra
Boeshir
9—12
Dj ask
Karachi
10—12
Jodpoer
Allahabad
11—12
Calcutta
Akyab
Rangoon
Bangkok
Kohlak
Penang.
Modan
Pal em bang
Batavia.
Bandoeng
Y
11—12
11-12
In Europa kan thans uit twea route*
gekozen worden. Beiden zijn achtereen
volgens in bovenstaand staatje opge
nomen.
Vertrek van het eerstvolgende postvlie-
tuig van Amsterdam 17 December 1931
Niet die zorgvuldigheid in acht
genomen, waartoe de Staat
moreel gebonden is
Bij de wet van 26 Maart 1917 is verklaard,
dat het algemeen nut do onteigening vor
dert, ten name van het Rijk, van eigendom
men in eenige gemeenten, onder welke
Zwijndercht, noodig voor de verbreeding
van de rivier de Noord.
Blijkens de desbetreffende Memorie van
Toelichting is in het verbeteringsplan op
genomen de afdamming van den rivierarm
„de Strooppot" en zou behalve voor de
eigenlijke rivierverbreeding ook onteigening
noodig zijn ten behoeve van de berging van
baggerspecie. Naar aanleiding van een deel
der bezwaren, welke, toen de onteigenings-
bescheiden ter inzage waren gelegd, waren
ingebracht, schreef de toenmalige minister
van Waterstaat in de genoemde Memorie:
„Ten aanzien van de bezwaren, die voor
het verkeer te water zouden zijn te duchten
van de voorgenomen afdamming van „de
Strooppot" zij opgemerkt, dat door die af
damming de gelegenheid voor dat verkeer
niet wordt opgeheven. Slechts zullen de be
langhebbenden een kleinen omweg lang3 de
noordpunt van den Sophiapoldcr moeten
maken. Voor vrees, als werd geuit omtrent
belemmering in den watertoevoer, is mede
geen voldoende grond aanwezig. Bij moge
lijke opslibbing kan door baggerwerk de
diepte weder worden hersteld. Overigens
zal zooveel mogelijk naar een goede oplos
sing voor de bij de onteigening betrokken
particuliere belangen worden gestreefd."
Bij de uitvoering van het besproken werk
zijn bij de grondbergiiig op de Galgeplaat
en in den Noordpolder alsmede bij het ma
ken van de afdamming in „de Strooppot"
vaste stoffen in genoemd vaarwater, be
noorden de bedoelde afdamming mét het
perswater afgevoerd. Daardoor heeft een
opslibbing in „de Strooppot" plaats gehad,
welke opheffing van het verkeer te water
met schepen ten gevolge heeft gehad.
Dë Raad oer gemeente Zwijndreeht heeft
in die opheffing aanleiding gevonden, zich
tot de Tweede Kamer te wenden met een
adres, waarin hij medewerking inroept om
te bereiken, „dat de Strooppot vanaf de af
damming over de volle breedte en lengte
weder op diepte worde gebracht en worde
gehouden, als vóór de afdamming van dat
vaarwater bestond."
Naar de minister van Waterstaat in zijn
inlichtingen op 'genoemd adres vermeldde
is „van Rijkswege onverplicht (tusschen
Januari en Juni 1924) in „de Strooppot"
baggerwerk verricht, met het gevolg, dat in
bedoeld vaarwater thans vaartuigen van
dezelfde grootte kunnen verkeeren als vóór
de aanslibbing, zoodat aan den wensch der
gemeente is voldaan."
Bovendien heeft de minister is zijn in
lichtingen aan de Kamer medegedeeld: „de
buiten de grondbergplaatsen bezonken spe
cie is op Rijkskosten weggebaggerd."
De commissie uit de Kamer, in wier han
den het adres met de inlichtingen zijn ge
steld, meent de juistheid van beide mede-
deelingen ernstig te moeten betwijfelen.
Dat aan den wensch van den raad der
gemeente Zwijndreeht door uitvoering van
het bedoelde baggerwerk niet is voldaan,
kan blijken uit een bij schrijven van den
hoofdingenieur-directeur in de directie
„Groote Rivieren" d.d. 31 Januari 1929 aan
het bestuur dier gemeente gestelde vraag
welke belangen harerzijds betrokken zijn
bij het over de volle breedte op de vorige
diepte brengen van de Strooppot. Hieruit
valt af te leiden, dat in 1929 de Strooppot
de vorige diepte niet volledig had herkre
gen, zoodat ook de mededeoling van den
minister, dat „de buiten de grondbergplaat
sen bezonken specie op Rijkskosten is weg
gebaggerd" niet als juist kan worden er
kend.
De Commissie betreurt het in hooge mate,
dat de door den minister ter zake verstrek
te inlichtingen een zoo onvolledige en on
juiste voorstelling van den feitelijken toe
stand geven.
Ook G. Rijsdijk to Zwijndreeht heeft zich
naar aanleiding der opslibbing met een
adres tot de Kamer gericht. Hij beweert,
dat zijn eens zoo bloeiende zaak (van
scheepsslooper), door hem uitgeoefend aan
de Strooppot, benoorden de afdamming,
door de schuld van den Rijkswaterstaat,
niettegenstaando protest zijnerzijds, geheel
ten gronde is gegaan.
Daarom verzoekt hij aan de Kamer af
doende maatregelen te willen nemen, op
dat eindelijk volledig herstel van het hem
aangedane onrecht plaats vinde.
Na uitvoerig de beschouwingen van dezen
adressant over den afloop van zijn ter zake
tegen den Staat gevoerd proces to hebben
nagegaan, beantwoordt de commissie in
ontkennenden zin de vraag, of de door don
Rijkswaterstaat na de opslibbing verrichte
baggerwerken tot herstel van de scheep-
vaartgelegenheid van dien omvang zijn ge
wcest, als door belanghebbenden redelijker
wijze mocht worden aangenomen.
Verre van aannemelijk acht de commissie
's ministers mededoeling, dat bij de werk
zaamheden „alle" voorzorgsmaatregelen
zijn genomen.
De commissie kan tot geen andere con
clusie komen dan deze, dat bij de uitvoe
ring van de afdammingswerken in de
Strooppot niet die voorzorgsmaatregelen te
gen mogelijke aanslibbing in dien rivier
arm zijn getroffen, welke door de omstan
digheden werden vcreischt, cn dat dienten
gevolge hier door den Rijkswaterstaat niet
die zorgvuldigheid in acht is genomen,
welke in zoodanige gevallen voor particulie
ren wettelijk verplichtend is gesteld en tot
welke naar haar oordeel do Staat mo
reel gebonden is.
Komende tot het proces merkt de com
missie op dat de Hooge Raad op forrneele
gronden (de aard van het verwijt van
adressant) heeft beslist, dat adressant geen
schadevergoeding toekwam. De juistheid,
van dit arrest is intusschen door verschil
lende juristen openlijk bestreden.
Het is zeker niet de taak der Kamer als
vierde rechterlijke instantie op te treden en
te beslissen, welke der verschillende ziens
wijzen de juiste is.
Wel echter acht de commissie het noodig
er op te wijzen, dat in het arrest van den
Hcogen Raad geenszins is vastgesteld, dat
bij de uitvoering der afdammingswerken
in de Strooppot door den Rijkswaterstaat
de noodige zorgvuldigheid is in acht geno
men
Resumeerende komt de commissie tot de
volgende conclusies:
dat bij de uitvoering van de afdammings
werken in de Strooppot door den Rijks
waterstaat niet die zorgvuldigheid in acht is
genomen, welke in het maatschappelijk
verkeer ten aanzien van eens anders goed
is geboden en waartoe de Staat moreel ge
bonden is;
dat de maatregelen, vanwege den Staat
getroffen tot herstel der geleden schade, als
ontoereikend moeten worden beschouwd,
en zeker niet hebben beantwoord aan de
verwachtingen, welke op grond van de
mededeelingen, van regceringswegc aan de
Tweede Kamer gedaan bij het tot stand
komen van de wet van 26 Maart 1917, bij
de belanghebbenden konden worden ge
wekt.
Op grond van deze overwegingen meent
de commissie, dat er aanleiding bestaat aan
de bezwaren van adressanten tegemoet te
komen.
Zij stelt derhalve dc Kamer voor ien
minister van Waterstaat tc verzoeken:
a. door een drietal deskundige personen,
in overleg met het gemeentebestuur van
Zwijndreeht, onderscheidenlijk met G. Rijs
dijk aldaar, te benoemen, te doen bepalen,
in hoeverre en tot welke bedragen door een
minder zorgvuldige uitvoering der afdam
mingswerken in de Strooppot nan de ge
meente Zwijndreeht, onderscheidenlijk aan
G. Rijsdijk, schade is toegebracht;
b. aan den wensch, geuit in het adres
van den raad der gemeente Zwijndreeht,
zooveel mogelijk en in verhouding van het
bij.de uitvoering van het" werk bestaande
tekort aan zorgvuldigheid, gevolg te geven;
c. te bevorderen, dat aan G. Rijsdijk liet
bedrag der te zijnen aanzien vastgestelde
schade door het Rijk worde uitgekeerd.
De kleinst mogelijke minderheid der com
missie stelt daarentegen aan de Kamer
voor als haar oordeel uit tc spreken, dat
de minister nader in overweging neme, in
hoever aan het verzoek van den raad der
gemeente Zwijndreeht door het Rijk kan
worden voldaan en om ten aanzien van
het adres van G. Rijsdijk den minister dank
te zeggen voor de verstrekte inlichtingen.
Vernietigend rapport van een
hygiënist
'sGravenhace, 10 Dcc. Naar wtj ver-
nemen heeft de politie een particulier kin
dertehuis, dat gevestigd was op het Bel
gische Plein 6. ontruimd.
Het betreft hier een onderneming van
mevrouw S. P. M. S.van D die aanvan
kelijk te Bilthoven haar bedrijf hèeft uit
geoefend, maar vandaar vertrokken is, om
dat zij bemerkte, dat anders de politie zich
met de zaak bemoeien zou.
Nauwelijks had mevrouw S. v. D. zich
hier ter stede gevestigd, of er kwamen ern
stige waarschuwingen bij de politie bin
nen. Een onderzoek werd ingesteld door
de kinderpolitie. In de eerste plaats bleek,
dat de dame geen aangifte gedaan had bij
de bevoegde autoriteit, maar bij een be
zoek aan het kinderhuis bleek ook, dat do
waarschuwingen uit Utrecht en omstrekon
ten volle gerechtvaardigd waren.
Den hygiënist der Gemeente is toen ver
zocht een deskundig onderzoek in te stel
len. Het rapport, dat dr. Noordhock Hegt
heeft uitgebracht, is vernietigend. Ilij trof
acht kinderen in het tehuis en constateer
de bij allen huidziekten. Bij een zuigeling
nam hij ontsteking waar, die hot gevolg
moesten zijn van te geringe zorg. Genees
kundige hulp had moeten worden Ingeroe
pen.
Ook verder constateerde hij groote on
zindelijkheid. Op de bedjes vond hij één
dun wollen dekentje. De leidster zeide, dat
de andere dekens bevuild waren, maar de
inspectrice van do kinderpolitie had den
avond te voren ook slechts één dekentje
op de bedjes aangetroffen. Mevrouw S.
verklaarde voorstandster te zijn van niet
te warme» ligging voor kinderen. Zij zegt
vroeger verpleegster te zijn geweest.
De conclusie van den deskundige was,
dat de betreffende dame ongeschikt moet
worden geacht voor het grootbrengen van
kinderen.
Een en ander gaf de politie aanleiding
van haar bevoegdheid gebruik te maken
en het kindertehuis te ontruimen.
De inspectrice heeft er zorg voor gedra
gen, dat de stakkers beter worden onder
gebracht.