AMEMFOORTSCH DAGBLAD VERZANDING VAN DE STROOPPOT DE DUKVERZAKKING BIJ WIERINGEN Zaterdag 12 December 1931 -DE cEMlANDER" 30e Jaargang No. 143 PLEIDOOIEN VOOR DEN HOOGEN RAAD KAMERLID-JOURNALIST- VRIJGESTZLDE DERDE BLAD REGELING VAN DEN UITVGtLR Onze Postvliegers onderweg SCHERPE CRITIEK OP WATERSTA/.T Toch nog schadevergoeding? KINDERTEHUIS ONTRUIMD Procedure van A. Hofman contra den Staat 'sGravcnhago, 11 Dec. De Hooge Ruad hchandcldo heden het beroep in cas satie van de N.V. Maatschappij tot het aan nemen van watorbouwwerken v.h. A. Hof» man te Haarlem, tegen do uitspraak van het Haaesche gerechtshof in de procedure tus6chen genoemde N.V. en den Staat der Nederlanden. Do Staat had op 28 November 1923 aan besteed hot maken van enn afsluitdijk tus- schen de Noord-Hollaii&schc kust en het eiland Wieringen. welk werk aan Rofman tezamen met de N.V. Aannemings-Maat- schappij v.h. G. A. van Hattem is gegund. Tijdens de uitvoering"van het werk hebben zich verschillende verzakkingen en ver schuivingen voorgedaan, tense Volga waar van een geschil met den Staat ontstond over de vraag voor wiens rekening de daardoor ontstane schade diende te ko men Dit geschil werd om bindend advies voor gelegd aan een commissie, die de volgende vragen had te beantwoorden: lo. Waren do aannemers verplicht de schade voor hen voortspruitende uit alle bij de uitvoering van het werk voorkomen de verzakkingen en verschuivingen voor hun rekening te nemen? 2o. Indien deze vraag ontkennend .wordt beantwoord, in hoeverre is dan de schado, welke het gevolg i6 van de bij de uitvoe ring voorgekomen verzakkingen en ver schuivingen te beschouwen als schade ont staan door buitengewone omstandigheden onafhankelijk van den wil van den aan nemer en welke vergoeding behoort uit dien hoofde door den Staat aan hen te worden toegekend? De commissie beantwoordde vraag 1 in bevestigenden zin en achtte daarmede, de beantwoording van vraag 2 vervallen. Hofman, aan wien ook de rechten van Van Hattem waren afgestaan, sprak daar op den Staat in rechten aan, waarbij nie tigverklaring van het bindend advies der commissie werd gevraaed, o.m. omdat deze commissie zich ten aanzien van de vraag 1 onbevoegd had bnhooren te verklaren, want partijen zouden het tevoren er reeds over eens zijn geweest, dat niet alle schaden voor rekening van den aannemer dienden te komen, waarbij gedacht was aan aard- of zeebevingen c. d. De Höagsche rechtbank verwierp de stel ling van de partij Hofman en ontzegde de vordering tot nietigverklaring van het bin dend advies. In hoogcr beroep bevestigde het gerechts hof te 's Gravenhago het vonnis van de rechtbank, onder aanvoering o.a., dat van overeenstemming tusschcn partijen om trent het begrip „alle schaden'' njet was gebleken. Mr. J. IS. W. Duys, die ook voor de rechtbank en het gerechtshof als advocaat van Hofman was opgetreden, voerdo-tegen do uitspraakvan het gerechtshof een vijf tal' céssatiemiddelen aan en betoogde, dat de vraag of alle schaden voor rekening van den aannemer waren, reeds destijds in twijfel was getrokken door vertegenwoor digers van den Staat zelf, o. w. ir. De Blocq van Kuffeler, toenmaals onder-directeur der Zuiderzeewerken, waarbij gedacht was niet alleen aan aard- of zeebevingen, doch ook bijv. aan andere schadc-oorzakon, ont staan indien een andere aannemer ver traging in het werk van do aannemings maatschappij zou hebben gebracht. Desondanks, aldu6 rar. Duys, heeft de commissie de eerste vraag met „ja"' beant woord en daardoor een antwoord op vraag 2 achterwege gelaten. Mr. Duys zette verder uiteen, dat het bindend advies moest worden beschouwd als een verlengstuk en dus feitelijk als een onderdeel van de overeenkomst en dat haar uitspraak alsnog diende te worden onder worpen aan een juridischo beslissing in hoogste instantie, omtrent regelen van goe de. trouw en billijkheid. De Hooge Raad heeft nu lo beslissen over de vraag of eenig bindend advies, dat een overeenkomst om verwerpt, met recht en billijkheid in over eenstemming i§ te achten. Indien de Hooge Raad, die vraag ont kennend beantwoordt, dan dient het bin- dond advies der commissie te worden ver nietigd. Vraag 2 heeft de commissie niet eens in behandeling genomen, terwijl de partij Hof man toch recht had op een feitelijke be slissing ook over die (tweede) vraag. Op grond van een en ander vroeg mr Duys vernietiging van hot arrest van het gerechtshof, opdat Hofman in dc gelegen heid worde gesteld, alsnog een uitspraak te verkrijgen in diens 6chadc-actie. Mr. J. H. Telders, landsadvocaat, ving daarop met enkele beschouwingen zijn verkeer namens den Staat aan, dat na de pauze zou worden voortgezet; In zijn voortgezet pleidooi onderwierp mr. Telders achtereenvolgens elk der 5 cassatiemiddelen op grond van de juris prudentie aan eritiek, daarbij opmerkend o.a., datmr. Duys een aantal artikelen, die in dit verband van belang konden wor den geacht, niet in zijn cassatiemiddelen had genoemd. Voorts beriep mr. Telders zich op prof. Meyers, om te betoogen, dat adviseurs volkomen vrij waren in hun be slissing en hij betwistte, dat partijen het over de vraag, voor wiens rekening scha den zouden kunnen komen, onverschillig welke, eens waren geweest. Pleiter was dan ook van mecning, dat de uitspraak van het gerechtshof juist is te achten. Mr. Duys, repliceerend, zelde, we' alle artikelen uit het Burgerlijk Wetboek te hebben kunnen opnemen in zijn cassatie beroep, indien daarmee zijn tegenpartij to- vreden kon zijn, maar hij heeft opzettelijk do zaak zoo bescheiden mogelijk willen houden, omdat het per saldo om den in houd gaat. Pleilcr uitto do hoop, dat de Hoogo Raad zijn bekende opvatting om trent het karakter van bindend advies zou handhaven. Nadupliek van mr Telders deelde de procureur-generaal mede, dat hij 24 Dcc. conclusie zal nemen. Het R.'K. Werkliedenverbond stelt voor een commissie te benoemen In verband met dc tegenstelling, die er was tusschen de actie van leiders van r.-k. vakbonden en van radicale r.-k. journalis ten aan den eenen kant. en hun 6temmen, in strijd met dio actie, tegen de motie- Marchant, waarin de 6alaris-korting werd afgekeurd, heeft zoo schrijft de N. R. Ct. o a. De (rad. r.k.) Morgen de daarin gelegen tegenspraak en moeilijkheden, al thans voor oen vereeniging van twee dier drie qualiteiten in denzelfden persoon (journalist-Kamerlid), toegegeven. Men her innert zich, welke akelig dubbelzinnige houding de met twee monden pratende Volkskrant in deze kwestie heeft aange nomen Ook bij het werkloosheidsdebat in de Tweede Kamer was de hier bedoelde te genstelling aan den dag getreden. Op de 22 en 23 December a.s. in Utrecht te houden vergadering van het R.K. Werk liedenverbond zullen nu enkele voorstel len aan de orde komen in verband met „vermeende of wezenlijke moeilijkheden, welke vastzitten aan de combinatie ver- bondsbestuurder-Karnerlid, Kamerlid redac teur, verbondsbestuurder-Kamerlid-redac- teur". De Volkskrant maakt melding van de vier op deze zaak betrekking hebbende ge formuleerde voorstellen en een prae-advies van het bestuur van het R.K. Werklieden verbond. 1. De R.-K. Metaalbewerkersbond stélt n.l. voor: Het verbondsbestuur benoeme een com missie, die tot taak heeft onder het oog te zien: a. of het Kamerlidmaatschap vereenig- baar is met de functie van verbondsbe stuurder; b. of het Kamerlidmaatschap vereenig- baar is met het verantwoordelijk redac teurschap van ons arbeidersdagblad; c. of hot geen aanbeveling verdient de verhoudingen te dien opzichte van onze zusterorganisatie in België na te volgen. 2. St. Raphaël stelt voor: De verbondsvergadering overwege dc in stelling van een commissie, met opdracht te onderzoeken* a. of een rustige en ongestoorde ont wikkeling onzer katholieke arbeiderebewe ging niet vordert, dat tegenstellingen, als er aan den dag getreden zijn tusschen het standpunt van het verbond en dat der aan onze beweging verwante Kamerleden, In do toekomst moeten worden voorkomen en, zoo Ja, op welke manier? b. of onze arbeiderebeweging voor tij dige verwezenlijking van haar program behoefte heeft aan reëelen invloed op het politieke gebeuren in het land en zoo ja, langs welken weg deze reëele invloed zou kunnen worden verkregen; c. indien sub b. ontkennend beantwoord moet worden, wat er dient te geschieden, om onze arbeidersbeweging te vrijwaren voor nadeeligc gevolgen van gebeurtenis sen in de politiek. 3. De Haarlemsche Diocesane Bond stelt de verbondsvergadering voor: een commis sie te doen instellen, om onder het oog te zien de vraag of het Kamerlidmaatschap van verbondsbestuurdere niet ernstige moeilijkheden kan opleveren voor de vrije ontwikkeling van acties onzer arbeidersbe weging en of, indien dat zoo is, het Kamer lidmaatschap vereenigbaar geacht moet worden met het lidmaatschap van het ver bondsbestuur. 4. Het hoofdbestuur van St. Paulus stelt voor: Dc verbondsvergadering bespreke de ver houding tusschen het R.-K. Werkliedenver bond en de leden der Staten-Generaal, dio tovens zitting hebben in de centrale lei ding van het verbond. Dezo bond denkt zich de behandeling al dus: algemeene bespreking van het vraag stuk in do verbondsvergadering, om, na vaststelling van richtlijnen, de kwestie in handen te stellen van een commissie, die, op nader te bepalen, doch korten termijn, rapport uitbrengt aan de verbondsvergadc- ring. HET ONGELUK MET DE OOIEVAAR. De toestand van kolonel Brlnsmead eritiek. Bangkok, 10 Dec. (Aneta). De toestand van kolonel Brinsmead, directeur van den Australischen Luchtvaartdienst, die bij het ongeluk van dc „Ooievaar" ernstig gewond werd, is eritiek. Er is geen verbetering in zijn toestand ingetreden. De marconist van de .„Oooievaar", de heer Zadelhoff, is bijna hersteld INVOERRECHT OP AARDAPPELEN. Do aanneming van het amendement-Lo- vink tot het heffen van invoerrecht o.a. op aardappelen in de Tweede Kamer, heeft de „Centrale van Vereeniglngen voor den Aardappelen Groenten- cn Fruithandel in Nederland" aanleiding gegeven zich met een adres te wenden tot de Eerste Kamer, waarin worden uiteengezet de redenen die naar de meening van adressanten moeten leiden tot een afwijkende zienswijze om trent de noodzakelijkheid, respectievelijk wenschelijkheid van doorvoering der be doelde heffing van invoerrecht voor het artikel aardappelen. Het betreffende amen dement kan voor dc producenten en de 6chatki6t en de betrokken bedrijven in geen geval beduidende voordeden opleveren, ter wijl daarentegen de gevolgen van zeergroot nadeel zullen zijn voor onze bevolking als geheel genomen. De noodzakelijkheid van in: menging is reeds gebleken De Minister van Arbeid, Handel en Nij verheid, heeft een nota gezonden naar aan leiding van het vèrslag der Tweede Kamer over het Wets-ontwcrp tot toekenning van do bevoegdheid tot het tijdelijk treffen van maatregelen der regeling van den uitvoer van bepaalde goederen. Hierin merkt de minister op, dat dc vraag, of in den exporthandel reeds de noodzake lijkheid is gebleken, dat de Regecring zich in deze aangelegenheid mengt, moet beves tigend beantwoord worden. Reeds thans vloeien uit de contingenteering van den in voer in verschillende landen ernstige moei lijkheden voor onzen uitvoerhandel voort. Ook het antwoord op de vraag of de Regec ring to dezer zake overleg heeft gepleegd met belanghebbende kringen, kan bevesti gend luiden. Met name is zulk een overleg gepleegd vanwege het Departement van Binnenland- sche Zaken on Landbouw» waar de contin genteering vooral landbouwproducten betrof. Hot spreekt wel vanzelf, dat de Regeering met voorzichtigheid gebruik zal maken van de haar ingevolge de. wet voorgestelde rege ling tc verleenen bevoegdheden. De vast te stellen „regelen" zullen kun nen leiden tot de afgifte van uitvoercertifi- caten. Deze certificaten zijn geen uitvoercon- senten in den eigenlijken zin des wóords. Zij hebben niet de strekking van een vergun ning tot uitvoer, doch van een middel om den invoer van een met zulk een certificaat gedekte partij in het contingeercnd land mo gelijk te maken. Inschakeling van dc land bouworganisaties zal worden overwogen in ale gevallen, waarin daartoe aanleiding her staat De Regeering acht wettelijke regelen ter bestrijding van misbruiken niet noodig. Zeer waarschijnlijk zal de commissie wel ke de Regeering zal bijstaan in de uitvoering der Contingenteeringswet, ook voor de in dit ontwerp vervatte regeling dienstbaar te maken zijn. LMUW8- rik Raaf Amsterdam Boedapest Belgrado of 10—12 3-12 Amsterdam 10—12 3-12 Parijs 3-12 Marseille Rome 5-12 Brindisi Athene 7-12 Mcrsamtruh Cairo Ghaza Rutbawells 312 Bagdad Basra Boeshir 9—12 Dj ask Karachi 10—12 Jodpoer Allahabad 11—12 Calcutta Akyab Rangoon Bangkok Kohlak Penang. Modan Pal em bang Batavia. Bandoeng Y 11—12 11-12 In Europa kan thans uit twea route* gekozen worden. Beiden zijn achtereen volgens in bovenstaand staatje opge nomen. Vertrek van het eerstvolgende postvlie- tuig van Amsterdam 17 December 1931 Niet die zorgvuldigheid in acht genomen, waartoe de Staat moreel gebonden is Bij de wet van 26 Maart 1917 is verklaard, dat het algemeen nut do onteigening vor dert, ten name van het Rijk, van eigendom men in eenige gemeenten, onder welke Zwijndercht, noodig voor de verbreeding van de rivier de Noord. Blijkens de desbetreffende Memorie van Toelichting is in het verbeteringsplan op genomen de afdamming van den rivierarm „de Strooppot" en zou behalve voor de eigenlijke rivierverbreeding ook onteigening noodig zijn ten behoeve van de berging van baggerspecie. Naar aanleiding van een deel der bezwaren, welke, toen de onteigenings- bescheiden ter inzage waren gelegd, waren ingebracht, schreef de toenmalige minister van Waterstaat in de genoemde Memorie: „Ten aanzien van de bezwaren, die voor het verkeer te water zouden zijn te duchten van de voorgenomen afdamming van „de Strooppot" zij opgemerkt, dat door die af damming de gelegenheid voor dat verkeer niet wordt opgeheven. Slechts zullen de be langhebbenden een kleinen omweg lang3 de noordpunt van den Sophiapoldcr moeten maken. Voor vrees, als werd geuit omtrent belemmering in den watertoevoer, is mede geen voldoende grond aanwezig. Bij moge lijke opslibbing kan door baggerwerk de diepte weder worden hersteld. Overigens zal zooveel mogelijk naar een goede oplos sing voor de bij de onteigening betrokken particuliere belangen worden gestreefd." Bij de uitvoering van het besproken werk zijn bij de grondbergiiig op de Galgeplaat en in den Noordpolder alsmede bij het ma ken van de afdamming in „de Strooppot" vaste stoffen in genoemd vaarwater, be noorden de bedoelde afdamming mét het perswater afgevoerd. Daardoor heeft een opslibbing in „de Strooppot" plaats gehad, welke opheffing van het verkeer te water met schepen ten gevolge heeft gehad. Dë Raad oer gemeente Zwijndreeht heeft in die opheffing aanleiding gevonden, zich tot de Tweede Kamer te wenden met een adres, waarin hij medewerking inroept om te bereiken, „dat de Strooppot vanaf de af damming over de volle breedte en lengte weder op diepte worde gebracht en worde gehouden, als vóór de afdamming van dat vaarwater bestond." Naar de minister van Waterstaat in zijn inlichtingen op 'genoemd adres vermeldde is „van Rijkswege onverplicht (tusschen Januari en Juni 1924) in „de Strooppot" baggerwerk verricht, met het gevolg, dat in bedoeld vaarwater thans vaartuigen van dezelfde grootte kunnen verkeeren als vóór de aanslibbing, zoodat aan den wensch der gemeente is voldaan." Bovendien heeft de minister is zijn in lichtingen aan de Kamer medegedeeld: „de buiten de grondbergplaatsen bezonken spe cie is op Rijkskosten weggebaggerd." De commissie uit de Kamer, in wier han den het adres met de inlichtingen zijn ge steld, meent de juistheid van beide mede- deelingen ernstig te moeten betwijfelen. Dat aan den wensch van den raad der gemeente Zwijndreeht door uitvoering van het bedoelde baggerwerk niet is voldaan, kan blijken uit een bij schrijven van den hoofdingenieur-directeur in de directie „Groote Rivieren" d.d. 31 Januari 1929 aan het bestuur dier gemeente gestelde vraag welke belangen harerzijds betrokken zijn bij het over de volle breedte op de vorige diepte brengen van de Strooppot. Hieruit valt af te leiden, dat in 1929 de Strooppot de vorige diepte niet volledig had herkre gen, zoodat ook de mededeoling van den minister, dat „de buiten de grondbergplaat sen bezonken specie op Rijkskosten is weg gebaggerd" niet als juist kan worden er kend. De Commissie betreurt het in hooge mate, dat de door den minister ter zake verstrek te inlichtingen een zoo onvolledige en on juiste voorstelling van den feitelijken toe stand geven. Ook G. Rijsdijk to Zwijndreeht heeft zich naar aanleiding der opslibbing met een adres tot de Kamer gericht. Hij beweert, dat zijn eens zoo bloeiende zaak (van scheepsslooper), door hem uitgeoefend aan de Strooppot, benoorden de afdamming, door de schuld van den Rijkswaterstaat, niettegenstaando protest zijnerzijds, geheel ten gronde is gegaan. Daarom verzoekt hij aan de Kamer af doende maatregelen te willen nemen, op dat eindelijk volledig herstel van het hem aangedane onrecht plaats vinde. Na uitvoerig de beschouwingen van dezen adressant over den afloop van zijn ter zake tegen den Staat gevoerd proces to hebben nagegaan, beantwoordt de commissie in ontkennenden zin de vraag, of de door don Rijkswaterstaat na de opslibbing verrichte baggerwerken tot herstel van de scheep- vaartgelegenheid van dien omvang zijn ge wcest, als door belanghebbenden redelijker wijze mocht worden aangenomen. Verre van aannemelijk acht de commissie 's ministers mededoeling, dat bij de werk zaamheden „alle" voorzorgsmaatregelen zijn genomen. De commissie kan tot geen andere con clusie komen dan deze, dat bij de uitvoe ring van de afdammingswerken in de Strooppot niet die voorzorgsmaatregelen te gen mogelijke aanslibbing in dien rivier arm zijn getroffen, welke door de omstan digheden werden vcreischt, cn dat dienten gevolge hier door den Rijkswaterstaat niet die zorgvuldigheid in acht is genomen, welke in zoodanige gevallen voor particulie ren wettelijk verplichtend is gesteld en tot welke naar haar oordeel do Staat mo reel gebonden is. Komende tot het proces merkt de com missie op dat de Hooge Raad op forrneele gronden (de aard van het verwijt van adressant) heeft beslist, dat adressant geen schadevergoeding toekwam. De juistheid, van dit arrest is intusschen door verschil lende juristen openlijk bestreden. Het is zeker niet de taak der Kamer als vierde rechterlijke instantie op te treden en te beslissen, welke der verschillende ziens wijzen de juiste is. Wel echter acht de commissie het noodig er op te wijzen, dat in het arrest van den Hcogen Raad geenszins is vastgesteld, dat bij de uitvoering der afdammingswerken in de Strooppot door den Rijkswaterstaat de noodige zorgvuldigheid is in acht geno men Resumeerende komt de commissie tot de volgende conclusies: dat bij de uitvoering van de afdammings werken in de Strooppot door den Rijks waterstaat niet die zorgvuldigheid in acht is genomen, welke in het maatschappelijk verkeer ten aanzien van eens anders goed is geboden en waartoe de Staat moreel ge bonden is; dat de maatregelen, vanwege den Staat getroffen tot herstel der geleden schade, als ontoereikend moeten worden beschouwd, en zeker niet hebben beantwoord aan de verwachtingen, welke op grond van de mededeelingen, van regceringswegc aan de Tweede Kamer gedaan bij het tot stand komen van de wet van 26 Maart 1917, bij de belanghebbenden konden worden ge wekt. Op grond van deze overwegingen meent de commissie, dat er aanleiding bestaat aan de bezwaren van adressanten tegemoet te komen. Zij stelt derhalve dc Kamer voor ien minister van Waterstaat tc verzoeken: a. door een drietal deskundige personen, in overleg met het gemeentebestuur van Zwijndreeht, onderscheidenlijk met G. Rijs dijk aldaar, te benoemen, te doen bepalen, in hoeverre en tot welke bedragen door een minder zorgvuldige uitvoering der afdam mingswerken in de Strooppot nan de ge meente Zwijndreeht, onderscheidenlijk aan G. Rijsdijk, schade is toegebracht; b. aan den wensch, geuit in het adres van den raad der gemeente Zwijndreeht, zooveel mogelijk en in verhouding van het bij.de uitvoering van het" werk bestaande tekort aan zorgvuldigheid, gevolg te geven; c. te bevorderen, dat aan G. Rijsdijk liet bedrag der te zijnen aanzien vastgestelde schade door het Rijk worde uitgekeerd. De kleinst mogelijke minderheid der com missie stelt daarentegen aan de Kamer voor als haar oordeel uit tc spreken, dat de minister nader in overweging neme, in hoever aan het verzoek van den raad der gemeente Zwijndreeht door het Rijk kan worden voldaan en om ten aanzien van het adres van G. Rijsdijk den minister dank te zeggen voor de verstrekte inlichtingen. Vernietigend rapport van een hygiënist 'sGravenhace, 10 Dcc. Naar wtj ver- nemen heeft de politie een particulier kin dertehuis, dat gevestigd was op het Bel gische Plein 6. ontruimd. Het betreft hier een onderneming van mevrouw S. P. M. S.van D die aanvan kelijk te Bilthoven haar bedrijf hèeft uit geoefend, maar vandaar vertrokken is, om dat zij bemerkte, dat anders de politie zich met de zaak bemoeien zou. Nauwelijks had mevrouw S. v. D. zich hier ter stede gevestigd, of er kwamen ern stige waarschuwingen bij de politie bin nen. Een onderzoek werd ingesteld door de kinderpolitie. In de eerste plaats bleek, dat de dame geen aangifte gedaan had bij de bevoegde autoriteit, maar bij een be zoek aan het kinderhuis bleek ook, dat do waarschuwingen uit Utrecht en omstrekon ten volle gerechtvaardigd waren. Den hygiënist der Gemeente is toen ver zocht een deskundig onderzoek in te stel len. Het rapport, dat dr. Noordhock Hegt heeft uitgebracht, is vernietigend. Ilij trof acht kinderen in het tehuis en constateer de bij allen huidziekten. Bij een zuigeling nam hij ontsteking waar, die hot gevolg moesten zijn van te geringe zorg. Genees kundige hulp had moeten worden Ingeroe pen. Ook verder constateerde hij groote on zindelijkheid. Op de bedjes vond hij één dun wollen dekentje. De leidster zeide, dat de andere dekens bevuild waren, maar de inspectrice van do kinderpolitie had den avond te voren ook slechts één dekentje op de bedjes aangetroffen. Mevrouw S. verklaarde voorstandster te zijn van niet te warme» ligging voor kinderen. Zij zegt vroeger verpleegster te zijn geweest. De conclusie van den deskundige was, dat de betreffende dame ongeschikt moet worden geacht voor het grootbrengen van kinderen. Een en ander gaf de politie aanleiding van haar bevoegdheid gebruik te maken en het kindertehuis te ontruimen. De inspectrice heeft er zorg voor gedra gen, dat de stakkers beter worden onder gebracht.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1931 | | pagina 9