Nieuw Parijs
Langestraat 35. Tel. 308
Gezelschapspelen
Dam-
Schaakspelen
Tric-Trac borden
DE NIEUWE BUREN
THEE-VISITE
ARTISNIEUWS
SALON
WESTERMEIER
Korte Gracht 4 b
Tel. 1019
Onze coupe ondalation
en watergolf is
iets aparts
Opgericht 1901
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
Hoofdstuk III.
De Glub der Zeven Buurkinderen.
Vlug legden de kinderen het kleine eindje
af, dat de beide villa's van elkander
scheidde, 't Was al zoo heel lang geleden,
dat ze niet door „de Poort" het aangren
zend terrein hadden betreden, maar deftig
door de voordeur waren gekomen! Ze kon
den zich nauwelijks herinneren, wanneer
dit geweest was. Lang tijd om hierover na
te denken hadden ze echter niet, want al
heel gauw nadat Jaap aangebeld had, deed
een vriendelijk dienstmeisje de deur open
en stond Bob van plezier naast haar te
springen, terwijl hij uitriep:
„Kom maar gauw mee!"
De Brandtjes volgden het baasje naar de
gezellige tuinkamer, waar zij vroeger meer
malen geweest waren, maar die er nu zoo
heel ander-S uitzag. Vriendelijk trad me
vrouw van der Linde met Elly hen tege
moet.
„En dit ziju nu onze buurtjes," zei de eer
ste, terwijl zij naar den ruststoel keek,
waarop een groote jongen lag.
Een magere hand werd uitgestoken en
de kinderen zeiden den zieke om beurten
goedendag.
„Wat een prettige kamerVol op eens!" zei
Wout. „Hoe meer zielen, hoe meer vreugd,
vooral als je zooals ik een beetje lui bent
en niet op zoek naar vrienden kunt gaan.
Jullie komen echt uit de lucht vallen!"
„We-we zijn hier wel meer geweest!" zei
Bep.
„En \vü.t dikwijls!" riep Hans uit.
„Zeker bij de vorige bewoners?" vroeg
Wout.
„Ja en ook daarna," antwoordde Jaap.
„Eigenlijk totdat het huis verkocht was!"
bekende Liesje.
„We vonden t niets leuk-, dat we hier
niet meer spelen mochten!" verklapte Bep.
Een por van Jaap Iegcïe haar echter het
stilzwijgen op.
„O, ik begrijp het al!" riep Wout vroolijk
uit. „Jullie speelden zeker in den tuin, toen
het huis onbewoond was."
„Ja!" klonk het nu in koor.
„Dan zal *t wel een groote teleurstelling
voor jullie geweest zijn, dat 't niet meer
mocht!"
..Eigenlijk vel," zei Liesje.
„En jullie waren er heel boos om!"
„Hoe weet lnj dat?" dacht Liesje.
„Ik kan 't me best begrijpen, hoor!" ging
Wout voort. „Wat speelden jullie alzoo in
den tuin?"
Vier opgebonden kinderstemmen vertel
den nu van al het heerlijke, dat de tuin
voor hen opgeleverd had, tot Jaap plotse
ling uitriep, na een medelijdenden blik op
Wout geworpen te hebben:
„Zullen we 't nou eens over .wat anders
hebben?"
Maar Wout wilde er nog veel meer van
hooren. Hij werd ingewijd over „dc Poort",
de mooie plekjes voor verstoppertje en roo-
vertje en nog veel meer. Zijn oogen begon
nen te schitteren. Fijn was dat alles en in
dien tuin zou hij later... o, hij moest
beter worden om van al dat heerlijke t.e
kunnen genieten! Do dokter zei immers,
dat hij beter kon worden, als bij maar erg
zijn best deed. Nu aan hem zou 't niet
liggen!
Hij had natuurlijk wel eens buien van
moedeloosheid gehad eb zich deerlijk ver
veeld op zijn ruststoel, als Moeder haar be
zigheden had, Vader niet thuis was. dc
kleintjes hem niet wisten te boeien en zelfs
lezen hem begon te vervelen! Dan waren
de uren heel erg lang gevallen en bad hij
aan de mogelijkheid van beterschap ge
wanhoopt, maar nu voelde hij zich plot
seling zoo vroolijk en rijk te midden van
zijn nieuwe, vrienden, die bovendien buren
waren 1
Verwonderd keek Liesje naar den groo-
ten, bleeken jongen, die er tocb zoo opge
wekt uitzag, niettegenstaande hij steeds
moest liggen en aan geen van de prettige
spelletjes deel kon nemen, waarvan zij hem
verteld hadden. Hoe was dat eigenlijk mo
gelijk? Liesje wist zeker, dat zij niet zoo
vroolijk zou zijn, als ze altijd liggen moest
en zei plotseling:
„Wout, je bent een kraan!"
Wout lachte, maar dedricaudere Brandt
jes keken ernstig. Liesje had immers uit
gesproken. wat zij juist dachten!
Jaap en Hans herinnerden zich nu, dat ze
eenige mooie boeken meegebracht hadden
en legden ze op een tafeltje bij Wout neer.
Deze w-as in dc wolken over nieuwe lec
tuur, nog wel van zijn Lievelingsschrij
vers!
Daarna werden er spelletjes gedaan,
vroolijke gezelschapsspelletjes, waaraan
niet alleen Wout, maar ook Elly cn Bob
konden deelnemen. En toen mevrouw van
der Linde met een blad met zeven glazen
limonade cn een trommeltje koekjes bin
nenkwam, zag zij het halve dozijntje om
den ruststoel geschaard. Hoe opgewekt zag
Wout er nu uit! De dokter had afleiding
voorgeschreven en bezorgd had zij zich af
gevraagd:
„Hoe kan ik hem die verschaffen, als hij
aan zijn ruststoel gebonden is?"
Maar nu was daar op eens afleiding voor
hem gekomen in den vorm van de buur
kinderen.
„We zijn toch niet te druk voor hem,
mevrouw?" vroeg Jaap, zich plotseling de
boodschap herinnerend, die Moeder hem
meegegeven had.
„Welnee; hij heeft geen koorts en kan er
best tegen!" antwoordde mevrouw van der
Linde, terwijl ze baar oudsten jongen
vriendelijk toeknikte en tegen hem voort
ging:
„Wout, wij vieren vandaag met limonade
en lekkere koekjes het feest der vriend
schap!"
„Zullen we een club oprichten?" vroeg
Hans.
„Ja, ja!" klonk het uit verscheiden mon
den.
„De Club der Vijf Buurkinderen!"
„Kunnen liet er geen zeven zijn?"
vroeg Wout, een blik op zijn zusje en broer
tje werpend.
Natuurlijk wilde niemand Wout teleur
stellen, hoewel de vier Brandtjes zich eigen
lijk te groot voor de kleintjes voelden.
Na even met liet hoofd en de oogen on
derling getelegrafeerd te hebben, zei Jaap:
„De Club der Zeven Buurkinderen dan!"
Dit voorstel werd met algemeen handge
klap aangenomen en Wout werd tot presi
dent gekozen.
„We moeten natuurlijk een reglement
hebben!" zei Mout. „Noemen jullie de pun
ten inaar, dan zal ik zc opschrijven."
Na veel heen en weer gepraat', geschrijf
cn doorgestreep kwam het reglement ein
delijk klaar.
Mout las het voor:
„Reglement van de Club der Zeven
Buurkinderen.
Art. 1. De zeycn.buiirkiijdcrpn verbinden
zich elkaar zoo prettig mogelijk .bezjg te
houden.
Art. 2. Zij mogen geen spelletjes doen,
waaraan dc anderen -niet kunnen deelne
men, tenzij dit met volkomen goedvinden
van deze anderen geschiedt.
Art. 3. Zij moeten elkaar beschermen,
waar zij kunnen.
Art. 4. Zij mogen geen geheimen voor
elkaar hebben.
Art. 5. Zij komen minstens éénmaal per
weck samen cn houden om den ruststoel
van-den president geschaard, vergadering
over alle voorkomende kwesties en moge
lijke geschillen.
Art. 6. Wie niet overeenkomstig het
reglement handelt, wordt als lid ge
schrapt."
Juist werd dit laatste artikel voorgelezen,
toen meneer van der Linde in dc kamer
verscheen cn lachend zei:
„Daar de bewoners van „het Uilcnnest"
en die van „Boschlust" een verbond hebben
gesloten, zie ik er geen bezwaar in, met
„den Heer van het Uilennest" onderhande
lingen aan te knoopen over het weder open
stellen van „de Poort", ten einde het ver
keer tüssclien de villa's to vergemakkelij
ken."
..Hoera! hoera!" riepen allen, wel begrij
pend, dat „dc Heer van het Uilennest" geen
bezwaar zou hebben deze versperring tc
verwijderen.
't Was later geworden dan iemand ver
moedde en verschrikt hoorden do kinderen
het plotseling zes uur slaan. Er werd haas
tig afscheid genomen onder belofte den j
volgenden dag weer samen tc komen, 't zij
Dc poppen krijgcu thee-visite
Van alle poppen uit de buurt.
Reeds dagen van te. voren werden
Er invitaties rondgestuurd.
Daar komen z' al: Marie en Claartjc
En zelfs bet jongenspopje Daan!
Natuurlijk hebben alle gasten
Hun allerbeste kleercn aan!
De poppen krijgen elk'een kopje
Met lekk're thee. Wat smaakt die fijn!
De gastvrouw presenteert de koekjes.
M'at, zou 'k d a a r b ij graag willen
zij n
Maar plots komt Bruuu, dat stoute
hondje,
Rent de visite heel wild óm.
Dc poppen liggen door elkander...
Foei Bruuu! M'at was je nu toch dom!
(Nadruk verboden).
Maar zie: de poppen-gastvrouw tilt ze,
Heel vlug en handig, netjes op.
Geen deed zich pijn en stoute Bruno,
Die krijgt verdiend is 't! op zijn
kop!
De poppen hebben medelijden.
Doen zelfs een goed woord voor den
hond.
Vergeten is hun schrik, hun buit'ling,
Hoe ze daar logen op den grond!
En in de allergrootste eendracht
Wordt de visite voortgezet,
Tot 't poppenvoikje straks gehaald wordt
Dat is het einde van de pret!
Bruun geeft dqn elke pop een pootje
Tot afscheid, blaft: Kom gauw terug!
Dan krijg ik ook weer lekk're
koekjes.
Tot ziens hoor! maar vooral
heel vlug!
CARLA HOOG.
in huis of in deri tuin van Boschlust, al
naar het weer toeliet.
„*n Leuke baas, die Wout, en oen aardige
familie!" luidde het eenstemmig oordeel
der jeugd, toen Vader Brandt haar vroeg,
of zij met de nieuwe buren kon opschieten.
„Wc moeten W.out en de kleintjes ook
eens hier vragen tc komen!" zei Moeder,
toen zij vernomen had, dat „dc Poort" in
core hersteld zou worden.
Acht vragende oogen keken liaar min of
meer verwijtend aan. Dacht Moeder er nu
hcclemaal niet aan, dat Wout voortdurend
liggen moest?
Maar Moeder had daar wel degelijk aan
gedacht. Zij' zei:
„Dc Poort" moet natuurlijk verbreed wor
den. Zoodra de weg voor het verkeer ge
opend is, kunnen' dc beide VacTers het
transport van den zieke op zich nomen en
M out met ruststoel en al een plaatsje in
ons prieel geven, 't Is een kleine afleiding
voor den jongen!"
Een luid gejuich zei duidelijk, dat dit een
prachtplan was cn Jaap riep uit:
„Op onze eerste vergadering zullen we
Moeder als eerelid van dc club voordra
gen
(Wordt vervolgd).
(Nadruk verboden).
door: G. J. VISSCHER.
Het Egeltje.
Vorden is een óardig dorp ih den Achter
hoek, niét ver van Zutfen. Men vindt
daar in de omgeving fraaie bosschen, wel
ke in den zomer druk bezocht worden door
een aantal pensiongasten, die hun vacan-
tiedagen in de omgeving komen slijten tot
bun eigen genoegen cn natuurlijk ook tot
genoegen van de hotel- en pensionhouders,
waaraan de Achterhoek van jaar tot jaar
rijker wordt.
De meeste viervoetige boschbewoners,
zooals vossen, wilde zwijnen, roecn en der
gelijke, zijn evenwel minder op zoo'n druk
bezoek gesteld. Ik zal niet zeggen, dat zij
de hoofden bij elkaar staken, om in vcr-
ceniging hun gemoed lucht te geven, maar
ieder voor zich keek van uit zijn schuilhoek
met grimmige blikken naar al die wande
laars en fietsers.
Weet je, wie wel bet meest uit haar hu
meur was? Dat was Juffrouw Egel. Ze
woonde nu al drie jaar onder het groote
hondenhok, bij den ingang van het Vorden-
sche Kasteel. Sinds vele jaren had er geen
hond in dat hok gewoond en daarom was
het egeltje er maar onder gekropen.
Egels zien er van nature toch al onvrien
delijk uif, met hun kleine zwarte, dieplig
gende oogen en hun rimpelig voorhoofd en
daarbij maken ze nog een knorrend geluid
ook.
Het zijn nachtdieren, dus overdag slapen
ze. Oijze Vordensche egel werd dikwijls
wakker, als er veel vreemdelingen in de
buurt waren.
„Hoor eens aan!" mopperde ze dan. „Daar
heb je ze alweer! Zou je ze niet bet bosch
uit jagen? Ze doen niets dan pret maken
en storen mij in mijn dagrust. Heb ik daar
voor den heelen nacht gewerkt? Ik heb
vier muizen gevangen, zeven slakken, acht
wormen cn vijf nachtvlinders. Dat hecten
allemaal schadelijke dieren. Ben ik dus
nuttig of niet? En zouden die menschen
dan eigenlijk niet op hun teenen hier langs
moeten loopen, als ik na zoo'n wélbesteden
nacht lig uit te rusten?"
Op zekeren dag maakte ze zich zóó boos,
dat ze de onvoorzichtigheid beging naar
buiten te stormen. Ze zou dien man met
zijn dreunenden stap eens vertellen, waar
het op stond 1
Maar o wee! Die voorbijganger was de
bakker uit Vorden! Ilij had juist brood be
zorgd in het nabij gelegen pension „de Ko
nijnenbuit" en nu ging hij vlug naar het.
dorp terug... daar zag hij eon egeltje vlak
voor zijn voeten. „Je komt, alsof je geroe
pen was," zei de man en al liet de egel ook
al zijn stekels recht overeind staan, de bak
ker wikkeldo hem in zijn zakdoek en nam
hem mee naar buis.
Op den meelzolder kwamen nogal eens
muizen en onder die bezoekers zou bet
egeltje wel een flinke opruiming houden.
Dat had hij goed geraden. I-Iet egeltje had
niets noodig dan per dag een schoteltje
melk en de bakker was in drie dagen zijn
muizen kwijt. Maar de bakkersvrouw
klaagde steen cn been over dat vervelende
stekelvarken, dat baar 's nachts uit den
slaap hield, want op den zolder vlak bo
ven dc slaapkammcr ging het den heelen
nacht plof! plof!dat waren de zware
stappen van den kleinen zoolgangcr, die van
's avonds tot 's morgens over de planken
•klotste.
Dat was niet uit te houden on op haar
verzoek schonk haar man het egeltje aan
een Amsterdammer, een pensiongast, die
juist naar de stad terug ging en die op zijn
beurt den egel cadeau gaf aan Artis.
„Ha hal" zei de directeur van de Amster-
darnsche diergaarde, „daar hebben we weer
een nieuwen klant. Laat den oppasser van
de kleine roofdieren eens hier komen!"
Daar kwam Frans.
„Frans!" zei de directeur, „voor dien ste-
keligen vriend heb jo zeker nog wel een
plaatsje?"
„Zeker wel, mijnbeer! 't Is dus een klein
roofdier?"
„Wel neen! 't Is een inscctenetcr; dal
wijst zijn gebit uit Maar er zijn zoo weinig
soorten insecteneters, dat we er voor hen
geen afzonderlijk gebouw op na kunnen
houden en daarom wordt hij in jouw afdee-
ling opgeborgen."
„Wat zal ik hem te eten geven, mijn
heer?"
„Een mengseltje van brood en gehakt En
vooral wormen en slakken als toespijs.
Mocht er eens een muis in je valletje ver
zeild geraken vraag dan ook eens aan
het egeltje, of hij weet, wat hij ermee doen
moet."
„In orde, mijnheer!"
In 't Vordensche bosch was het den egel
al rijkelijk druk geweest maar nu was hij
van den regen in den drup geraakt. Tel
kens stond er een bezoeker voor zijn hok
stil en dan was het: „Een egel! O, juist!
Een stekelvarken dus. O, wat kijkt hij
kwaad. En wat een kleine oogjes! En wat
een klein staartje. Ik wou, dat hij zich eens
ineenrolde! Zou hij een JdscuitJe lusten?"
Zoo ging het van 's morgens tot 's avonds
en de egel had weer last van slapelooze da
gen. Ook werd hern zijn eten overdag toe
gediend, en door het een en ander begon
bij al zoo half cn half een dagdier tc wor
den in plaats van een nachtdier.
In het hok naast het zijne buisden een
paar eekhoorns; die mocht hij wel lijden.
Maar een paar hokken verder woonden een
stuk of vier vossen cn als hij die hoorde
janken, ging er een koude rilling langs zijn
stekel rug.
Vossen en honden zijn de gevaarlijkste
vijanden voor den egel. 't Is wel waar: als
de egel zich tijdig ineen kan rollen, zoodat
hij zich als een stekeligen bal vertoont, ja,
dan is hij meestal veilig, maar ons egeltje
had het eens bijgewoond, dat zijn oom door
zoo'n sllmmen vos behendig naar den kant
van de Vordensche beek gerold werd en
toen plomp! De vos schopte den egel in het
water. De egel, bang voor verdrinken, ont
rolde zich en bap! deed de vos en er was
een egel minder op de wereld.
In het laatst van September gebeurde er
iets bijzonders; ons egeltje in Artip kreeg
vijf jongen!
Dat was een merkwaardige gebeurtenis;
zoo iets gebeurde bijna nooit bij egels ia
gevangenschap. Dc kleine beestjes waren
wel blind en doof en zo hadden zachte, wit
te stekeltjes, maar dat zou wel veranderen,
als zc een week of drie oud waren.
Wat kwaracff er menschen op af, om
de jonge egeltjes te zien! Maar de meesten
deden een vergeefsche reis, want moeder
egel hield haar kroost bij voorkeur dicht
bij zich en dan nog wel onder het stroo, dat
haar tot deken strekte.
Éénmaal werd ze er onder vandaan ge«