DE WERELD, ZOOALS ZIJ NIET IS
ROND DE CONCORDE
HALF DEN HAAG STAAT TE HUUR
BUITEN WONEN
Bij den 65en verjaardag van
Hedwig Conrths-Mahler,
door H. AMMER.
Uedrvig Courlli3-Maftler4
De literatuur heeft een zeer veelzijdige
taak te vervullen. Er zijn bijv. schrijvers,
die zich ten doel stellen het leven precies
zóó af te beelden als het inderdaad geleefd
wordt door hen of over het algemeen door
de menschen van hun land en hun tijd. Er
zijn er ook, die hun tijd en hun medémen
sóhen trachten te verbeteren door hun aan
de hand van een utopische beschrijving be
paalde waarheden uit te leggen of aan te
toonen, waarop een bepaalde ontwikke
lingsgang moet uitloopen. Do derde groep
van schrijvers laat do werkelijkheid geheel
verdwijnen; hun doel is nóch het geven van
een authentieke beschrijving, nóch het ver
anderen van misstanden, doch enkel het
geven van een schoonen droom en van ver
getelheid. Hoe dient men nu deze drie groe
pen van schrijvers ten opzichte van elkaar
te beoordeelen? Welke groep ie het belang
rijkst? Is de auteur met hooge idealen, die
voor zeer weinigen schrijft, een belangrij
ker figuur dan iemand, die aan millioenen
ontspanning verschaft? Op deze vragen
kunnen wij onmogelijk een antwoord gevun.
Wij kunnen slechts zeggen dat iemand,
wiens of wier werken in millioenen handen
komen, een invloed heeft, die niet onder
schat raag worden.
Hedwig CourthsMahler, die nu haar
65sten verjaardag viert, is dikwijls 2eer
verkeerd beoordeeld, doch vooral ten
zeerste onderschat. Doordat ontwikkelde
menschen steeds de schouders over haar
ophaalden en haar aanhaalden als het
voorbeeld- van wat een schrijfster niet
moest zijn, wordt niets veranderd aan
het feit, dat zij thans nog beschikt over oen
kring van lezers, zooals misschien geen. an
dere nog levenden auteur bezit. Haar 150
boeken zijn thans in 22 millioen exempla
ren verspreid tot ver buiten de grenzen van
haar vaderland. De invloed, die er van rlezo
bbeken uitgaat, dringt misschien niet heel
diep door, doch hij breidt zich dan (och uil
over een reusachtige oppervlakte. Men
moet teruggaan tot de ouderwetsche ,isuc
cesvolle schrijvers" als de brave Alexander
Duinas, om een dergelijke populariteit te
vinden.
Zoo'n populariteit ontstaat niet bij toeval
Een schrijver wordt niet op zekeren dag
wakker en ziet, dat hij beroemd is gewor
den, zooals men het zoo graag zegt. Achter
eiken vorm van roem staan zekere eigen
schappen, die misschien niet altijd den be
trokkene tot eer strekken, doch niet over
het hoofd gezien kunnen worden, wanneer
men voor dien roem een verklaring wil
zoeken. Nu zijn de boeken van Courths-
Mahler bij uitstek vredig, harmonisch, on
schadelijk, maar toch bevatten zij het ge
heim van haar succes, dat het beste geken
merkt kan worden met een leus; zij zijn
„opium voor het volk". Duizenden eenvou
dige meisjes, die hard moeten werken voor
hun brood, lezèn haar boeken en vormen
te zamen een reusachtig leger van kleine.
bleeke gestalten, dat slechts geleid wordt
door de geweldige macht van de illusie. Zij
denken niet aan hun eigen levensomstan
digheden, zij kijken niet rond in hun arme
lijke kamertjes om zich af te vragen, waar
om zij het niet verder hebben gebracht, zij
willen slechts droomen van de „groote we
reld", in gedachten rijden zij in andermans
auto's, schitterende premières en groote
feesten bijwonen, deel hebben aan al die
dingen, waarvan zij niets weten en niets
kunnen weten. Het is voor hen onmogelijk
een dergelijk leven te leiden, doch dan
leiden zij het in gedachten. En zelfs in die
gedachten zijn zij niet zelfstandig; hun
krant en hun boeken denken voor hen en
vooral Hedwig Courths-Mahlor denkt voor
hen.
De droomwereld viert thans wederom on
gedachte triomfen. Willen de millioenen
werkloozen zich bijv. bezighouden met een
boek, dat de ellende der werkloosheid be
schrijft? Slechts een zeer klein gedeelte is
daartoe in staat; de anderen willen, als zij
al iets lezèn. opgaan in het zoete of droe
vige genieten van een fantasie, die zoo
goed als niets kost en vooral tot niets
verplicht. Het genre, waarin de films
van den laatstcn tijd zich bewegen,
wijst daur reeds op en in Duitsehland
vindt men geen eonigszins goeden boekhan
del, of er liggen geregeld minstens drie boe
ken van Courths-Mahler in de étalage. Nu
kan men wel afkeurend kijken en zeggen:
..Welk een roeping moest die vrouw heb
ben, wier boeken door 22 millioen men
schcn kritiekloos worden gelezen! Hoeveel
goed kon zij niet doen, wanneer zij haur
populariteit slechts wilde gebruiken om op
voedend werkzaam te zijn!" Maar juist dat
ziet mevrouw CourthsMahler in het geheel
niet in. Haar opvatting is, dat zij de ellende
in de wereld juist met rooskleurige beschrij
vingen moet bedekken dat zij in het be
lang vun haar lezers de wereld moet teek*»
non, zooals zij niet is en niet zooals zij wél
is of zooals zij moest zijn. Doze opvatting
is voor haar zelfs een reden om het voor
uitzicht op te geven, dat zij als een belang
rijke persoonlijkheid of als een groote
schrijfster zal voortleven. Want ook dit doel
zou zij zeer waarschijnlijk hebben bereikt,
als zij het had nagestreefd.
De andere bezwaren, die wel tegen de
boeken van Courths Mahler worden ingc
bracht, zijn lang niet zoo belangrijk als dit
ecne verwijt. Zij schrijft niet bijzonder goed.
doch hetzelfde kan gezegd worden van ta!
looze anderen, die een veel grootere literaire
eerzucht hebben dan zij. Zij is een zeer
sentimcnleele vrouw, maar dat strekt
eigenlijk moer tot haar eer, dan dat het tot
haar nadeel kan worden aangevoerd. En
daar tegenover staan vele goede eigen
schappen. In de eerste plaats dat zij on
rlanks haar beroemdheid een bescheiden,
vlijtig vrouwtje is gebleven. Honderden an
dere schrijvers, die ook slechts schrijven om
het publiek te amuseeren, werken met
psycho analyse en geven een quasi weten
schappelijk lintje aan hun boeken, doch als
mensch zijn zij veel onsympathieker en on
evenwichtiger dan de sentimentele
CourthsMahler. Bovendien kan men niet
ontkennen dat haar stijl, hoewel komisch
en oudorwctsch aandoend, toch een sterk
persoonlijken stempel draagt en dat zij zich
daardoor onderscheidt van de velen, die de
groote literatoren trachten na te doen. En
daar denkt Hedwig Courths-Mahler niet
aan!
Laten wij nu eens niet zoo vreeselijk „ont
wikkeld" doen en geen geheel onjuiste
maatstaf aanleggen voor een persoonlijk
heid, die zich nu eenmaal een ander doel
gesteld heeft dan de meeste andere schrij
vers. Het getuigt van kortzichtigheid, wan
neer men Hedwig Courths-Mahler glim
lachend voorbijgaat. Zij heeft voor ontel
bare menschen een beteèkenis, die niet over
het hoofd kan worden gezien en deze taak
vervult zij misschien niet zoo goed als zij
zou kunnen, maar toch altijd nog goed ge
noeg. Laten wij daarom niet gewichtig doen
en baar van harte gelukwenschen met haar
verjaardag.
door GUUS BETLEM Jr.
De wind gierde om het huis, terwijl de
regen de ruiten striemde. Onzinnig idee
van Loes om buiten te willen wonen
alléén, midden op de hei! Niet om uit te
houden haast! O, zeker, als het zomer was,
dan ging hetbést zelfs, maar nü
nu do winter z'n intrede goed en wel bad
gedaan, nadat je eerst al dien ganschen
langen najaarstljd had gehad, nü was het
of je iets drukte... een sfeer van ang6t,
onrustAngst voorja, voor wat fei
telijk? Niet voor landloopers.
NéénAngst voor de éénzaamheid!
Als je daar zatlange, lange avonden
bij het gebrekkige licht, avonden die om
kropen, traag, eentonig, tot je God dankte,
dat het tijd was naar bed te kunnen gaun.
Avonden, dat het je te machtig werd
dat je zei, een eindje gaan omloopen, in
de hoop buiten afwisseling te zullen vin
den.
Maar, dón buiten... die stilte, die ellén
dlge ééuwige stilte en vooral ook, de du is
ternis! Als je nergens in den omtrek, zoo
ver je zien kon, éen lichtje, één simpel
lichtvlekje ontwaarde...
Buiten, waar je het dan wel zou willen
uitscbrééuwen, je eenzaamheid, je ellén
de... tot je, ten slotte, als een gek terug
draafde... holde... naar huis, waar ten
minste iemand was om mee te praten
Loes!
Loesnatuurlijk, hij hield van haar,
héél veel zelfs, maar dil had ze hem niet
mogen aandoenniet moeten doorzetten,
tegen zijn wil
Zij kon ertegenhaar flegmatieke aard
paste zich volkomen aan bij deze omge
ving, maar hij
Doorzetten', meende Loes, doorzet
'en, zooals zij ook aMes doorzette! Durven*
t Zal wel wennen
Maar het wende niet... het wende nooit'
Dit was je aangeboren... dat raakte je
niet kwijt met een beetje durf... een beet
ie zelfbespotting. Hoe vaak had hij zich
al niet voorgehouden: ben jij een kérel
Rn je vrouw dan waarom kan zij er wèl
tegen lóf ben jclAf!
En, als dan dien dag de zon scheen
Ie avond mooi was, rustig, zooals een eri
kele winteravond dat kón zijn, met den
helderen, strakken maan hoog aan den he
mei... en zij samen wandelden over de
uitgestrektheid van de hei... ja. dan voelde
hij zich kalmer, rustiger worden
Maar als dan de dag daarop de wind
weer om hun huisje gierde... als om twee
uur soms al de lamp moest worden aan
gestoken en de kilheid je vingers verkleur
de... dón viel het weer op je... bekroop
het je... die Angst... die éénzaamheid
De wind gierde om het huis... de regen
striemde de ruiten.
Huiverig stond hij op.
M n God het was niet uit te hou
den... dat Loes nou nóg niet kwam... Hij
ging raar de deur, zette z'n kraag op en
trad naar buiten om te zien in de donker
te... die krankzinnigmakende donkerte of
niet één enkel lichtvlekje de kuinst van -i'n
vrouw verried, die op de fiets naar het dorp
was gegaan een paar uur geleden
Nietstotaal niets.
Radeloos trad hij naar binnen, zette zich
weer aan de tafel en las voor de derde
maal een bladzijde van het boek, waaraan
hij zon juist was begonnen.
Plotseling vloog hij overeind!
Stil... was dqt niet Pluto?
Hij stond al bij de deur en luisterde.
De wind huilde... gierde... doch overi
gens... niets!
Weer wachtte de man een kwartier...
een kwartier, waarin hij doorleefde zijn
Angst, zijn krankzinnige Angst, die hem
deed op en neer lóöpen door de kamer in
rustelooze nervositeit; die hem deed uit
harsten in wilde, hartstochtelijke snikken,
tot hij één oogenblik in waarachtigen waan
zin het boek opnam om ermee to gooien
ie smijten... teneinde die tèrgende stilte
te breken
Dan stond hij opwankelend
Even later reed in razend tempo een man
op zijn fiets langs het smalle heidepaadje,
vluchtend voor de eenzaamheid
UIT PARIJS
Het wordt eigenlijk vervelend maar
steeds weer het woord „crisis" in den mond
te nemen, maar het hatelijke woord wordt
hoe langer hoe meer rekbaar, het wordt
even weinig zeggend als het woord „tem
peratuur". Als ik over de temperatuur in
de Sahara spreek, transpireer ik, maar bij
een reisbeschrijving van een Alaskatocht,
klappertand, ik rechtgeaard lezer bij bet
zelfde woord.
In een heterogene maatschappij van de
wereldstad beteekent de crisis bijna tot
een klassenbelang. Elke klasse van de
samenleving wordt door een crisis als wij
thans doormaken op andere wijze aange
tast. Voor mijne collega's, die zich op het
onuitputtelijke terrein van berichtgeving
bewegen, is de crisis een goudmijntje. Elk
moment van den dag hebben zij gelegen
heid de internationale telefoon van den
haak te nemen en weer een nieuwtje naar
het vaderland te fluisteren. Voor mijn col
lega's die al de lunchen, de thee's, de di
ners, de soupers cn tusschenvallende maal
tijden van „De Conferentie" meemaken, is
de crisis geen goudmijntje, maar 'n „Klon
dyke".
Voor den braven rentenier, die sou bij
sou in den kous heeft gepot en de ver
zameling na jarenlang geduld in veelbelo
vende papiertjes heeft belegd, is het een el
lende. Voor hem heteekent dc crisis een
klontje suiker minder in zijn koffie, bezui
niging op zijn gas, op zijn electriciteit, een
maal per week schoone sokken in plaats
van drie maal, gerafelde boorden dragen,
al stoken en schaven ze. Groote bezuiniging
op schoone overhemden, onderbroekjes, hal
ve zolen on achterlappen en meer soortge
lijke zaken. Het beteekent voor hem ont
zegging van nieuwe aankoopen, kort en
goed negatie van alle bestaande industrie
ën, hoe zeor men hem ook tracht aai. te.
sporen slechts „Fransche waar" te koopen.
De goede man koopt niets zoo lang ze in
Shanghai vechten en in Genève wat voor
praten.
De huiseigenaar voelt de crisis in leeg
staande luxe woningen, in achterstallige
huren, in dringende verzoeken om verla
ging van huurpenningen, de belasting-bo-
taler ziet bij achtcrstalligHeid van zijn fis
cale verplichtingen tot zijn niet geringe
verbazing een Rijksontvanger, die de posi
tie schijnt te begrijpen er. met een zachte
achterdocht verwonderen we ons over het
uitblijven van dreigbrieven over beslagleg
ging. Dé principieele laat betaler voelt een
leemte in zijn bestaan nu hij de roode en
gelg aanmaningen niet meer ontvangt.
Crisis uitverkoopen. crisis collecten, cri
sis bezuinigingen. crisis fallissementen. Het
leven hangt aaneen van crisis en zelfs zij,
die van jomrs-aan in een nooit eindigende
„purée" hebben geleefd lezen en hooren er
zooveel over, dat zij de misère van hun be
staan eveneens aan dén crisis gaan wijten,
te meer daar er bijna overal crisis-comité's
bestaan of worden opgericht, terwijl een
„Comité ter steuning van purée klanten
lot dusver onbekend is.
Wakkere kunstenaars van het penseel
langharigen, die uitsluitend in rijm den
ken, flodder-dasserigen, die met muziek
aan den kost trachten te komen. Kort en
goed, alles wat kunstenaar is of zich kun
stenaar voelt en door den steeds groven
Jan Publiek niet werd geapprecieerd, is
plotseling tot de ontdekking gekomen, dat
hun „purée" uitsluitend aan de crisis is
te wijten, de niets-ontziende crisis. Een
glorieuze ontdekking, die hen met nog nim
mer ontplooide energie naar de Crisis-Co-
mité's drijft orn steun aan te vragen.
Dat hun meesterwerken ook voor het in
zetten van de crisis geen koopers vonden,
dat het eerlijk gezegd beter ware geweest
indien zij zich van meet-aan verre van de
„Kunst" hadden gehouden, dat alles heeft
blijkbaar niets met hun tegenwoordige po
sitie te maken. De kunstbeschermer, de
kunsthandel en de kleine liefhebber met
bescheiden middelen hebben zich bij onder
linge afspraak teruggetrokken en dit is
argument genoeg voor alles wat „cabotin"
is om voor steun aan te kloppen. Het lijkt
luilekkerland, maar de rtjstebreiberg, het
Comité, zal wel blijken wat te veel te zijn
voor deze geachte categorie, die van de ge
legenheid gebruik wil maken in het beloof
de steun land binnen te trekken.
Dit zijn de slechten, de stakkers, die zich
zelf tot kunstenaar hebben benoemd, doch
ongetwijfeld zijn er eveneens ontelbare
werkelijke artisten, die rnaar al te zeer
door de moeilijke tijden zijn getroffen. De
volgende vernederende ^geschiedenis zegt
voldoende. Een energieke firma, waarvan
wij den naam lit ver niet aan de vergetel
heid zullen ontrukken, heeft een circulaire
de» wereld ingezonden, die met de bemoe-
digendp waarschuwing aanvangt „Avant la
mise au pilon", hetgeen zooveel wil zeggen
als „Voordat het op de vuilnisbelt gaat".
Daarna bicden zij u aan een collectie van
verschillende tonnen litteraire romans. Ik
zeg tonnen, want de onde-nemende gees
ten bieden u hun voorraad por gewicht
aan, de luttele som van J 12 geeft u recht
op 100 kilo boeken on teneinde u verdere
berekening te besparen v\ordt er oogen
blikkelijk bijgevoegd, dat kleine twee mud
boeken circa 425 doelen inhoudt. Voor een
lapje >an 25 guld.-n heeft mei derhalve
een bibliotheek van 1000 deelen, lectuur
voor bijna 10 jaar indien rnen twee boeken
per week leest. Maar in ons land van
hooge huren zullen er slechts weinigen zijn
die zich de luxe van een bibliotheek van
1000 deelen kunnen veroorloven, hetgeon
eveneens door de brave handelaren in lit
teraire kunst werd voorzien.
Vergeet niet, dat de meeste deelen, die
U hier voor 2'/a ct. per stuk worden aan
geboden, onopengesneden zijn, waardevolle
geschenken derhalve, die als premies bij
aankoop van een pond margarine of een
liter slaolie schitterende diensten kunnen
bewijzen. Ongelukkigerwijze is er te veel
ruchtbaarheid aan deze wonderbaarlijke
aanbieding gegeven en de huismoeder, die
bij een aankoop van frs. 10.— huishoud-
waren een boek van frs. 15.- cadeau krijgt
zal het met eonigszins te verklaren veront
waardiging naar het hoofd van den koop
man slingeren onder de alleszins gerecht
vaardigde uitroep: „wat, bij een aankoop
van tien frank goed durf je me een boek
van een paar sous cadeau te geven? Ik
moet minstens een volledige editie van
Zola hebben, anders zet ik geen voet meer
in je winkel I"
Een hoopvolle positie inderdaad voor de
jongeren, die meencn schrijftalent te heb
ben en eens hoop hadden hun geestes
kinderen bij een apprecieerend publiek
onder te brengen. Daar ligt hun toekomst:
„Primes litteraires chez l'épicier." Znlfs
een Edgar Wallace zou geen droog brood
te eten hebben gehad, indien hij zijn mon
ster productie tot deze prijzen zou hebben
moeten slijten.
Doch de crisis heeft ook kleine lichtpun
ten. De beroepsmusici, evenals de andere
collega's in de kunst hadden het zwaar te
verantwoorden, doch een caféhouder (zelfs
in de moeilijkste tijden vindt men men
schen met ondernemingsgeest), gaf enkelen
van hen gelegenheid 's avonds in zijn café
op te treden. Aanvankelijk op eigen risico.
En nadat hun liedjes waren gezongen, het
Fransche lied, dat zoolang er nog iemand
in Frankrijk kan zingen, een gunstig ont
haal bij het publiek vindt, werd er met de
pet rond gaan en offerde Jan en alleman,
totdat de zangers dachten, dat de gouden
eeuw was aangebroken. En café na café
volgde, de bazen, die schuinsweg eens een
oogje gooiden in de hoed van den zanger,
telden hun kassa na en zagen, dat hun in
komsten stegen. Ze boden een klein sala-
risje zoodat ze zeker waren van hun lied
jeszangers; de liedjeszanger kon wederom
het hoofd boven water houden, de Fran
sche Pa met zijn parapluie tusschen de
knieën geklemd om beter te kunnen ap-
plaudisseeren kwam de volgende avond
reeds met moeder de vrouw terug en voor
dat iemand er zich voldoende rekenschap
van had gegeven, was het oude gemoede
lijke Fransche Caf'-Conc' herleefd
Parijs, Februari 1932. A. P.
HAAGSCHE BRIEVEN
Crisis? Malaise? Een algemeene trek
naar andere wijken, die meer in de mode
en in den smaak komen? Of alleen maar
het gewone jaarlijksche terugkeerende
verschijnsel van te huur en te koop staan
de huizen in de eerste maanden van het
jaar? Het zal moeilijk uit te maken zijn,
waarschijnlijk werken al deze factoren sa
men en iemand, die zou beweren, dat de
halve stad zoo niet leeg dan toch te huur
Of to koop staat, zou de plank niet ver
mis zijn.
Het ziet er inderdaad naar uit alsof er
nog nimmer zooveel huizen tegelijk voor
de liefhebbers klaar stonden als dit jaar
Overal, in alle wijken, op alle punten en
aan de meest uitecnloopcnde soorten van
huizen zijn de veelzeggende bordjes gespij
kerd en vaak 'zijn de ramen ook nog vol
geplakt met biljetten, die vermelden waar
inlichtingen te verkrijgen zijn.
Vooral groote heerenhuizen staan leeg.
In het park Zorgvliet staan de groote bor
den in de tuinen der villa's en daar zijn
cr bij waar ze reeds zoo lang staan, dat
je je begint af te vragen of ze daar soms
wortel geschoten hebben. Het tegendeel is
waar, want door hun lang verblijf in den
lossen grond staan ze wankel en scheef
gezakt en dat geeft een min of meer deso-
laten aanblik. Verscheidene van die villa's,
zoowel in het park. dat volgens zijn naam
gevrijwaard zou moeten zijn tegen de zor
gen des dagelijkschen levens als in andere
voorname wijken, als het Willemspark, het
aan Zorgvliet grenzende Stadhouder- en
Statenkwartier en het voorname gedeelte
van de Bezuidenhoutbuurt, voor zoover dat
er nog is, staan leeg. De rolluiken zijn
voor de vensters neergelaten, de tuinen
hebben dat lichtelijk verwaarloosde aan
zien, dat zoo'n eigenaardig kenmerk is van
een leegstaand huis. En zelfs de Scheve
ningsche Weg is er niet vrij van. Daar
dragen verscheidene van de imposante
groote lusthuizen de welsprekende bord
jes. Maar dat is toch waarschijnlijk wel een
ander geval dan met de huizen in Zorg
vliet en de andere genoemde wijken.
Het is heel jammer om het te moeten
zeggen, maar de Oude Schevcningsehe
Weg heeft als woonkwartier zijn roem
overleefd. Hij is niet meer in trek. Hij is
en décadence, zooals de vroeger om zijn
deftigheid beroemde Laan Copes van Cat-
tenburgh, die eveneens in reuk van voor
naamheid stond. En het daaraan grenzen
de Nassauplcin deed daarvoor niet onder.
Rijke en voorname lieden in Haagsche ro
mans, woonden onveranderlijk aan de Laan
Copes van Cattenburgh of op den Scheve-
ningschcn Weg, een enkele maal aan het
Nassauplpin en soms, maar toch zelden,
in het Willemspark. Maar dat is allemaal
veranderd. De smaak en de gewoonten zijn
veranderd en daarmede de eischen, welke
men stelde aan een voornaam huis. De
groote villa's, waar de burgerman vroeger
tegen opzag, omdat ze zooveel deftigheid
herbergden, worden nu bestempeld met den
weinig waardeerenden naam van „sombere
kasten", „oude barakken" en meer liefe
lijks. Slechts een heel enkele straat, wat
meer in de binnenstad, die als versteend
ligt tusschen het bruisende, woelige, mo
derne leven van rondom, is gebleven wat
ze jaren geweest is en haar huizen schij
non niet in discredict geraakt te zijn, hoe
vreemd en ongeloofelijk het klinken moge.
Als je een enkele maal voor de curiositeit
die straat eens doorloopt, komt even de
gedachte in je op, dat misschien daar nog
wel dezelfde menschen wonen van vroeger,
die niet veranderd zijn, evenmin als de
huizen, die geen behoefte hebben aan wat
aannemers en architecten van bewoonbare
huizen bestempelen als moderne gemak-
Ken, die geen warm en koud water op hun
slaapkamers noodig hebben, die niet ver
langen naar centrale verwarming, die niets
anders wenschen dan hun lange leven van
stille en voorname deftigheid te slijten in
die stille en voorname en deftige straat.
Maar de anctGrsn! Och arm! Niemand
wil er meer aan. Want ze missen alles-wat
de moderne mensch eischt en doordat ze
uitteraard op een peporduren grond staan,
moeten ze dus. niettegenstaande al hun
tekortkomingen, altijd duur blijven. Derge
lijke huizen, die wat meer in de binnen
stad liggen, krijgen dan altijd wel een be
stemming, omdat ze voor kantoren, han
delsondernemingen en dergelijke wel ge
schikt te maken zijn, wel allure hebben
bovendien en toch de reputatie van hun
goeden stand altijd blijven meedragen. Met
de huizen op den Scheveningschen Weg
gaat dat zoo gemakkelijk niet, al zijn or
al een paar kunsthandels en een groot en
heel voornaam meubelmagazijn. En laatst
zelfs vonden we een strooibiljet in de brie
venbus van een verkoopscentrale, die krui
denierswaren wilde leveren bij vijf of tien
pond tegelijk en dan voor belachelijk lage
prijzen en die gevestigd wasop den
Ouden Scheveningschen Weg. En dat lijkt
voor zoo'n oud patricisch huis toch wel een
heel erge degradatie.
De huizen in de moderne villawijken als
Zorgvliet lijden niet aan het gebrek van te
weinig modern comfort. Ze hebben alles
wat zelfs een verwend mensch wenschen
on verlangen kan en toch staan ze leeg.
En dat zal wel in heel nauw verband staan
met de malaise. Veel Indische magnaten
woonden en wonen nog in Zorgvliet en
voor verscheidcncn onder hen wordt het
bijna ondoenlijk om zoo'n groot huis te biij-
ven bewonen.
Daar zijn er onder, die zeggen: we zou
den wel graag in eon kleiner huis wonen
en bezuinigen, maarwe kunnen ons
buis niet kwijt cn liever dan hun woning
renteloos te laten cn geld uit te geven voor
een kleiner huis, trachten ze zich zoo goed
mogelijk door den kwaden tijd heen te
vechten. Ze sluiten een aantal kamers;
soms ook trekken familieleden bij elkaar
in. Anderen laten den boel in den steek en
trekken zich ergens in een stil klein plaats
je binnen of buiten de grenzen, waar het
leven goedkoop is, in eenzaamheid terug.
Anderen weer trachten hun overvloed van
ruimte productief te maken. Het groote
bezwaar van dit alles is natuurlijk, dat
de hooge lasten, die zoo'n bezit meebrengt,
blijven.
Behalve al die zoogenaamd kapitale hee
renhuizen staan ook nog leeg of te huur
of te koop de gewone groote heerenhuizen,
rlie gezellige gemoedelijke „kasten", waar
groote families in huisden, met hooge ka
mers en breede deuren en vensters. Daar
kan van alles schuld aan zijn. Het verloo
pen van een straat, die vroeger van goe
den stand heette en nu maar een stille
dooie zijstraat is, het verspreid raken van
het groote gezin, zoodat de overblijvenden
verlangen naar kleiner gerieflijker woning
met kleinere kamers, met moderne lage
vensters en met stroome'nd water en min
der personeel. En de crisis kan zich ook
hier doen gevoelen door vermindering van
inkomsten-
Bepaalde nieuwe wijken met moderne
huizen zijn bijzonder in trek, hebben een
geweldigen naam wat „stand" betreft, iets
waarvoor de Hagenaar buitengewoon ge
voelig is, zonder dat een buitenstaander
goed begrijpt waarom. Eén van deze wij
ken is de nieuwe Waalsdorpbuurt, waar
gebouwd wordt, steeds maar door, met een
ijver of niet de halve stad gelegenheid om
te wonen to over bood.
Ik moet eerlijk bekennen, dat de groote
attractie van deze wijk me nog niet duide
lijk is. Nu ja, ze is bij Waalsdorp. dat wil
zeggen vlak bij wat vroeger duinen waren
en waarvan weldra nog maar een heel
schamel beetje over zal zijn. Daarmee is
alles gezegd. De straten zijn er recht en
geasfalteerd, de huizen zijn modern e.n met
dat al toch tamelijk gelijk en gelijkvormig,
de huren zijn hoog en de kamers klein. En
de verbinding met de stad isnu ja,
men mag geen kwaad spreken van tram-
en busverbindingen. Laten we dus zeggen,
zoo, dat iemand, wiens tijd min of meer
geld is en die houdt van een snel en doel
matig vervoer er niet mee tevreden zou
zijn. Wie stand op prijs stelt, behoort ech
ter daar te wonen en nergens anders.
Zooals een steen, die in het water gewor
pen wordt, steeds grootere kringen maakt,
zoo strekt het „te huur en te koop" zich
uit ook over do minder voorname wijken.
Heele straten met boven- en benedenhui
zen schijnen on bloc te huur, onverschillig
waar ze staan of hoe ze gebouwd zijn en
wie er voorbij gaat moet zich toch wel eens
afvragen:
„Wie moeten daar nu allemaal in wo*
ncn?"
Zouden we een algemeene vermindering
van huren, grooter tegemoetkoming van
huisbazen en dus voor velen een toch wel
gemakkelijker tijd tegemoet gaan, in weer*
wil van de crisis?
WILLY PÊTILLON.J