FRANS MOLLE'S Nieuw Parijs Gezelsckapspelen Dam- Schaakspelen Tric-Trac borden T yyy.y.yyyyyyyyy yy y y y y y y y y ;y y y y y y y y y y ;y y y DE NIEUWE BUREN IN DE TASCK VAN DEN POSTBODE KLEIN JETJE Langestraat 35. Tel. 308 Opgericht 1901 BEDDEN- en TAPIJTHANDEL LANGESTRAAT 5, TEL. 639 Het adres, waar elke rang en stand, tegen lage prijzen, prima goederen koopt. door C E. DE LILLE HOGERWAARD. Hoofdstuk IV. Wout brengt een Bezoek aan „het Uilennest". Natuurlijk werd Moeders plan: dat Wout door de niet alleen herstelde, maar zelfs aanmerkelijk verbreede „Poort" met rust stoel en al naar „liet Uilennest" gedragen zou worden, den volgenden dag onmiddel lijk aan de bewoners van „Boschlust" mede gedeeld. En even vanzelfsprekend was het, dat dit voorstel daar algemeenen bijval vond. „Vader zal het zeker goedvinden,'' riep Wout overtuigd uit en toen meneer van der Linde gvcd later binnentrad en van het plan op de hoogte werd gebracht, was hij er niet alleen onmiddellijk voor te vinden, doch bood hij zelfs zijn diensten aan bij het uitvoeren van dit werk. „En wij, die dachten, dat hier oude men schen kwamen wonen!" riep Jaap berouw vol uit, in een plotselinge behoefte het on recht, dat hij en de andere Brandtjes den nieuwen buren hadden aangedaan, goed te maken. „O, ik begrijp het al!" helderde mevrouw van. der Linde de zaak op. „Jullie zult Wonts Grootouders, mijn Vader en Moeder, hier gezien hebben. Ze kwamen het nieuwe huis ook eens kijken en bewonen een ge deel te er van." ,,'t Zijn wat aardige lui!" zei Wout. „Ja, dat zal natuurlijk wel!" meende Jaap en als verontschuldiging voegde hij er aan toe* „Alleen vonden wij het jammer, dat er oude menschen kwamen wonen. Maar ge lukkig hebben we ons vergist en..." „Zijn wij dus ook voor jullie uit de lucht komen vallen!" riep Wout vroolijk uit. „Net als de bal?" vroeg Bob ernstig. De kleine jongen begreep heelemaal niet. waarom allen op eens zoo vroolijk lachten Hij had toch heusch niets geks gezegd! Dienzelfden dag nog werd er een begin gemaakt met de herstelling en verbreeding van „de Poort" en vóór de avond viel, was deze zóó breed, dat zooals mevrouw Brandt het uitdrukte, je cr wel met paard en wagen door kon. „Dat hoeft niet!" zei mevrouw van der Linde lachend. „Als onze Wout er maar met zijn ruststoel door kan, is „de Poort" breed genoeg. En dat gaat gemakkelijk!" „Hij moet er morgen maar dadelijk de proef van nemen'" zei mevrouw Brandt ,,'t Is eigenlijk jammer, dat hij daarmee wachten moet, tot de Vaders thuis zijn." „Maar dat hoeft niet," zei Wouts Moeder nu. „Jan, onze tuinman, kan den ruststoel aan den éénen kant opnemen on Jaap en ik aan den anderen kant." Dit was een prachtig plan en zoo „reed" Wout den volgenden middag door de ver breede Poort „het Uilennest" binnen. De jongen 6traaJde en zag er uit, alsof hij een groote buitenlandsche reis ging maken in plaats van naar den tuin der buren. Hij had wat meer klour op zijn anders zoo bleeke wangen. „Als 't zoó doorgaat, zal de dokter wel tevreden zijn en Wout spoedig beter wor den!" dacht mevrouw van der Linde. In hot prieel van „het Uilennest" ging bet vroolijk toe. Natuurlijk waren EUy en Bob ook van de partij, die lot nu toe hoofd zakelijk op elkanders gezelschap aangewe zen waren en zich zeer vereerd voelden door hun vriendschap met de buurkinde ren. Bob was cr niet weinig trotsch op, dat bij het eerst in den tuin van „het Uilen nest" geweest was. Ter verhooging van de plechtigheid waren de leden van de Club der Zeven Buurkinderen overeengekomen hun eerste vergadering te houden op dezen dag en wel in het prieel van het Uilennest. Wout, die een kleinen presidentshamer van zijn vader gekregen had, opende de vergadering en gaf het woord aan Jaap die bij algemeenc stemmen tot secretaris gekozen was en nu bij gebrek aan notulen het reglement nog maar eens voorlas. Ernstig luisterden alle leden toe. Bob en EUy begrepen er wel niet veel van, maar ze schenen er toch van doordrongen te zijn. dat het veiliger was, dit niet te verraden an zich door de grootcn voor „kleine kin deren" te laten uitmaken. Zij zaten er dus muisstil bij. Na voorlezing van het reglement, klopte Wout eens met zijn hamer op de tafel, kuchte gewichtig en zei: „Dames en Heeren, Het is mij een behoefte hier een woord van dank uit te spreken aan mevrouw Brandt, die wel niet aanwezig is, doch die speciaal mij als president een zeer gevvich- tigen dienst bewezen beeft met haar voor stel: de verbreed ing van „de Poort". Op haar initiatief dus werd dit werk onder nomen en werd ik in slaat gesteld het ter rein van „het Uilennest" te leeren kennen en in dit prieel de vergadering te leiden. Ik stel daarom voor: mevrouw Brandt tol eerelid van onze club te benoemen. W*e tegen dit voorstel mocht willen stemmen, steke zijn vinger op." En toen er geen enkele vinger opgesto ken werd, ging de president voort: „Mevrouw Brandt is dus met iilgemeene stemmen tot Eerelid van de Club d«r Zeven Buurkinderen benoemd. Leve mevrouw Brandt! Hiep. hiep, hoera!" Een algemeen handgeklap zei duidelijk genoeg, hoe ingenomen alle leden met de aanneming van dit voorstel waren. Op Jaap, als secretaris, rustte de plicht het cerelid van haar benoeming in een brief kennis te geven. liet spreekt vanzelf, dat mevrouw Brandt gaarne haar benoeming aannam en haar toetreden tot de club extra „gevierd" werd. (Wordt vorvolgd). (Nadruk verboden). 't Gebeurde op een móoien dóg tegen het eind van Februari, dat Japik, die postbode in het dorpje Nergcnshuizen was, op zijn fiets stapte, om de geschreven en gedrukte stukken, welke in zijn tasch geperst waren, op hun bestemming te brengen. Voor hem waren het slechts brieven en drukwerken, anders niet, en hij zou vroemd opgekeken hebben, als iemand'tegen hem gezegd had: „Japik, je moet eens luisteren naar de gesprekken in je tasch!" Japik, d,ie het verschil tusschen een stomme en een sprekende film wel kende uit zijn bezoeken aan de bioscoop in de na burige stad, zou verschrikt gekeken en ont steld uitgeroepen hebben: „M ij hoeven ze niet te filmen!" Japik wilde nog niet eens, toeu hij vijf-en- twintig jaar met Teuntje getrouwd was. dal er een portret van hem gemaakt werd en nog veel minder, dat het in de krant zou komen te staan. Waarvoor was dat noodig? Iedereen op 't dorp kende 'm immers, ook zonder porlret en mocht er al eens iemand pas zijn komen wonen, die 'm niet kende, nou die kende 'm dan niet en daarmee af- geloopen! Japik zou dus uit zijn rustigen gedach- tengang van plattelands-brievenbesteller gehaald worden, als iemand er hem op merkzaam op maakte, wat een gezellig ge babbel hij in zijD brieventasch beluisteren kon en daarom heb ik 't hem maar niet ge zegd. Moesten die gesprekken dan geheel verloren gaan? Dat zou toch jammer zijn! Ik dacht er eens goed over na en kwam tot het besluit, er iets van te vertellen in de Kinderkrant. Alleen hoop ik nu maar, dat Japik daar geen exemplaar van in han den krijgt. Laten wc afspreken, dat niemand van jullie, die dit leest, er iets van aan Japik verklapt. Misschien verstaat hij op een goedeD dag zelf wel, wat al die fijne stemmetjes in zijn brieventasch zeggen, maar w ij willen dien ouden, trouwen Japik, die al meer dan vijf-cn twintig jaar de post bij rijk en arm bezorgt, in het denk beeld laten, dat hij slechts „stomme" brie ven en drukwerken vervoert. Jullie wil ik dan vertellen, wat er op den 27sten Februari in zijn brieventasch gespro ken werd. „Au! Au!"-zei-een groot, blauw couvert, dat wel vijf groote lakken vertoonde. ^Jul lie moet niet zoo dringen. Denk er aan, wie je vóór ik bedoel in jé midden hebt: ik ben maar niet de eerste de beste kwajongen, maar iemand, die een verre reis achter den rug heeft. Bovendien ben ik De zon had zich verslapen, Bleef vrees'lijk lang in bed. 't Was aak'lig regen weertje De lucht ziet grauw! zei Jet. Klein Jetje werd humeurig, Verveelde zich geducht, Stond vóór het raaam tc mopp'ren, Keek heel boos naar do lucht. Zelfs waterlanders kwamen „Vanzelf heusch" in haar oog. Kon ze dan nooit naar builen? Werd het dan nog niet droog? Het ging met haar zooals het Met stoute kind'ren gaat. En eind'lijk werd Jet's Moeder Op 't pruilend meisje kwaad. Ze zei: Foei, lastig Jetje, Wat brom je toch op 't weer! Ik wil dot dom gemopper Niet langer hooien meer. Ga liever maar wat spelen. 't Is buiten al zoo nat! Je tranen maken 't werk'lijk Niet droger. Dacht je dat? (Nadruk verboden). Jet moest nu even lachen Tusschen haar tranen door En ging eentoren bouwen. Het was juist weer ervoor! En weldra was ons Jctjo Geheel verdiept in 't spel. Moes knikt' eens even vriend'Jijk, Ja, ja, zij zag het wel! Dc zon brak door de wolken, In huis was t zonneschijn. Juist als het buitcn^regent, Moet "t binnen vroolijk zijn! Klein Jetje lacht* op éénmaal Zoo hard, dat zelfs dc Zon Zich langer niet verslapen Of zich verstoppen kon. Zij moest eens even kijken: Wie had daar toch zoo'n pret? Ze gluurde door de wolken En lachte tegen Jet. Nu* waren beiden vroolijk: Klem Jetje en de Zon. Hoe dat toch zoo op éénmaal Geheel verand'ren kon?! CARLA HOOG. van adel, dat kun je wel aan de blauwe kleur van mijn envelop zien. En draag ik soms niet vijf wapens als teeken mijner waardigheid? 'k Voel me eigenlijk een soort koning tusschen jullie, gewone brieven, in „En tocb ben je maar een brief, net als wij." zei nu een wit couvert, dat het ge- snoef niet langer kon aanbooren en zelf graag de voornaamste in cle tasch had wil len zijn. „Geen van jullie is zoo dik als ik!" zei nu een Haagsche Post. „Wie heeft er zoo'n mooi, vleeschkleurig uiterlijk als ik? Maarik kom dan ook uit de Resl denlie. O zoo! Gek, toen ik met al mijn zusjes en broertjes nog bij den drukker was, vond ik onze familie heel gewoon, maar sinds wij door de hoele wereld ver spreid zijn en ik de cenige H. P. ben in deze tasch, begrijp ik pas, tot welk een voor name familie ik behoor." „Voorname familie!" smaalde de blauwe brief nu. „Dacht je soms, dat jij, druk werk, je roet ons, brieven, kon meten? Nee, mannetje, geen sprake van! Jij mag dan grooter en dikker zijn dan één van ons, daar zit 't 'm heusch niet in, wel in het inwendige; 't komt op den inhoud aan!" „Alsof mijn inhoud niet dc allerbeste was!" ritselde de Haagsche Post nu zóó boos, dat ik even verschrikt naar den post bode keek, of hij niets hoorde. Maar neen! Japik scheen niet het minste vermoeden tc hebben van datgene, wat zich in zijn tasch afspeelde. ,,'t Mocht wat!" kraakte de blauwe brief. „Jouw inhoud kan onmogelijk veel te be teekenen hebben!" „Hoe weet jij dat?" klonk het woedend. Ik was werkelijk bang, dat de H. P. zou scheuren van drift! „Wel, kijk maar eens naar je postzegel, manneke!" „Wat heeft die er mee te maken?" vroeg de vleöschkleurige krant al iets minder zelfbewust. „Wat die er mee te maken heeft? Wel, alles natuurlijk! Denk jij soms, dat de menschen je voor „vol" aanzien, als ze je maar als drukwerk frankeeren en je dus minder waard vinden dan een geschreven brief, waarvoor zo veel meer port over hebben?" Nu wist zelfs de H. P. niet, wat hij ant woorden moest. Had hij op dit oogenbük den schrijver der rubriek „Lastige Geval len" maar bij zich! Die zou natuurlijk het antwoord niet schuldig blijven. De FI. P. zou er zijn postzegel voor gegeven hebben, als hij 't hem even had kunnen vragen. Maar dat behoorde nu eenmaal tot de on mogelijkheden! „Wat kibbelen jullie toch over voor- n a a m h e i d! Ik vind, dat het op het hart aankomt," zei nu een vuil geworden cou vert, waarop met hanepooton een adres ge schreven stond. „Dachten jullie, dat ik om aanzien en uiterlijk gaf? Nee, ik ben trotsch op mijn inhoud het briefje van een klein meisje, dat voor het eerst aan haar groot moeder schrijft, om haar met haar verjaar dag geluk tc wenschen." „Bah! Kindergedoe! Er zit niet één enkel lak op den blief!" riep het blauwe couvert uit. „Hóeft ook niet!" zei de smoezelige brief. „Je kent het spreekwoord van den aap en den ring toch zeker wel? Nu, zoo is 't bij jou ook. Jij blijft precies dezelfde, ook al is je jas nog zoo mooi en van wapens voor zien." De blauwe brief verwaardigde zich niet hierop te antwoorden en deed zijn best den anderen kant uit te kijken, al was zijn stijve voornaamheid schuld, dat dit hem slechts met de grootste moeite gelukte. Het kleine visitekaartje, dat aan den an deren kant naast hem een plaatsje gevon den had, voelde zich niet weinig gevleid, dat zijn buurman hom scheen op te merkoD en vroeg beleefd* „Moet u nog ver, meneer?" „Nee; *k ben er dadelijk!" luidde het ant woord. „Ik moet bij de burgemeestersvrouw, mevrouw van Veldhoven, zijn." „Mevrouw vun Veldhoven?!" riep het kaartje verrast uit „Maar dat is al heel toevallig! Daar moet ik ook zijn!" „Ik ook! ik ook!" riepen nu het witte couvert, de H. P., liet kinderbriefje en nog verscheiden anderen, allen behoorend tot dc naaste omgeving der sprekers. „Ja, dat is zeker toevallig!" mompelde de blauwe brief, die 't eigenlijk niets prettig vond, in zulk gemengd gezelschap bij de burgemeestersvrouw bezorgd te worden. Aangenamer zou 't hem geweest zijn er al leen af te stappen, maar nu dit blijkbaar niet het geval was, tro«.sttv hij zich met do gedachte: dat hij dan toch zeker de voor naamste bezoeker zijn zou en ook met de meeste blijdschap ontvangen zou worden. De anderen?nu ja, ze zouden ge duld worden. dat was alles, terwijl hij de.hoofdpersoon zou zijn, zoodra de adres sen bekeken werden. De hand van Japik dook op dit oogenbük in de tasch en haalde er een heel pak uit Nauwkeurig bestudeerde hij de adressen, liet enkele, die blijkbaar niet bij de burge meestersfamilie thuis hoorden, weer in de tasch glijden en overhandigde de rest aan het dienstmeisje, dat op zijn bellen de voor deur opengedaan had. ,.*n Dik pak! Mevrouw is zeker jarig!* zei Japik, die zich altijd belangstellend in de huiselijke omstandigheden van zijn „menschen" verdiepte. „Ja. 't is feest!" antwoordde het meisje vroolijk. In het volgend oogenbük werd de blauwe brief met zijn kameraden op een gedekte tafel naast een bord gelegd, t Liefst zou hij daar natuurlijk alleen gelogen hebbep, maar hij kon dc anderen nu eenmaal niot wegkijken, al deed hij daar ook nog zoo zijn best voor! Gezellig zag het er op de tafel uit en wat stonden er veel bloemen! Je kou wel zien, dat er iemand jarig was! Toen even later de burgemeestersvrouw met den burgemeester binnenkwam, lach te zij bij het zien van dien bloemenschat Haastig greep» haar hand naar de post en bekeek zij de adressen, geen van haar kin deren had haar vergeten: dat blauwe cou vert was van haar oudste dochter uit Ame rika, hot wil te van haar zoon, de afidera van familieleden en vriendinnen, een kaartjo zolfs van Betje, de werkster. De Haagsche Post was er ook bij, maar die iegdc ze ongelezoD ter zijde. O, daar was zelfs een eigenhandig geschreven briefjé van Anneke, haar kleindochtertje, dat pas naar school ging en met moeite geschreven had: Liefe Oomaa wel gefillissisteert en hon- dert kusjes en ik ben so freselik blei. U Aneke. Lachend vroeg de burgemeester: „En met welken brief ben je nu 't meest in je schik?" „Met dien van Anneke," luidde het ant woord. De andere brieven voelden zich wel wat beleedigd, maar wilden de vreugde der bur gemeestersvrouw niet bederven door hun ongenoegen te kennen te geven. En zij wer den orn beurten beloond, want elk hunner mocht het voorrecht smaken, een glim lach op het lieve gelaat der burgemeesters vrouw te voorschijn te roepen onder het lezen van zijn inhoud. Alleen de H. P. voelde zich vorongelijkt, maar ook dat leed was vergeten, toen de heer des huizes zich aandachtig verdiepte in hetgeen hij uit de Residentie te vertellen had. En intusschen peddelde oude Japik met zijn brieventasch maar weer verder, on kundig van de gesprekken, die er in zijn onmiddellijke nabijheid gevoerd waren. A 1 s zijn ooren daar eenmaal voor open* gaan, zal hij vreemd opkijken! ANNIE O. (Nadruk verboden).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1932 | | pagina 19