HANDEL'S CARNAVAL AAN BLAUWE KUST KLEEDING NAAR MAAT NIEUWSTE STOFFEN B. Ruitenberg Hzn. Utrechtsche straat 26, Tel. 243 ENGELSCHE HEERENCONFECTIE MODE-ARTIKELEN VACANT BUSGROENTE Eerstdaags (8 Maart) zal de afdeeling 'Amersfoort van de Maatschappij ter Be vordering der Toonkunst „Sarnson" van Handel ten gehoore brengen. Waar het hier een werk geldt van niet zóó algemeene be kendheid als „Der Messias" en „Judas Moccabaeus", niet welke het de trits van belangrijkste oratoria van den toondichter vormt, lijkt het niet ongewenscht een en ander ter algemeene orienteering aan de uitvoering vooraf te doen gaan. De eerste helft der lSe eeuw is in de ont wikkeling der Muziek misschien wel dè grootste periode geweest, een tijd van gi gantische expansie, in een „volheid der da gen". Twee genieën iedere andere pe riode .heeft één centrale figuur aan te wij zen beliecrschen dan vocaal en instru mentaal de wereld, Dioscuren als het ware aan den muzikalen hemel: Bach en II ando 1. Beide werden geboren in het jaar 1685 Handel ging Bach een maand voor af beide stamden uit liet landschap Thüringen, beide vertegenwoordigen in hoogste instantie den protestantsclien kerk- stijl beide blonken uit als formidabele orga nisten en onverbleekt bleef tot heden hun faam als grootmeesters van den polvpho- nen stijl,... beide eindigden hun leven, meerder/? jaren beroofd van het licht hun ner oogen, Bach in 1750, Handel negen ja ren later. Dioscuren, maar óók: antipoden. Bach leeft geheel in eigen, innerlijke we reld, Handel geeft in zijn kunst de schit terende weerspiegeling van de buitenwe reld, van zijn tijd, welk contrast ook spreekt uit de bewaard gebleven portretten, met name uit don stand en uitdrukking der oogen. Bach de diepzinnige, en terugge- trokkene, Handel man-van-de-wereld, opkomend voor het belang van zijn werk, reizend en trekkend, grand-seigneur in zijn kunst. Bach :n zijn vrome lyriek niet zoo algemeen toegankelijk, goed verstaan baar slechts voor een uitverkoren gemeen te, Handel de epicus, en als zoodanig populair (in hoogeren zin!), componist bij uitstek voor de groote muziekfeesten, met dichto drommen van koorzangers en een phalanx van instrumentalisten. Wanneer wij zeggen „Bach-en-Handel" als periode aanduiding, dan is dit een volgorde, nóch chronologisch, nóch alphabctisch, maar met toekenning van vóórrang daarin be sloten. Niettemin zijn de beide grootheden eikaars noodzakelijk complement, zij zijn, gescheiden, in hun ware wezen eigenlijk niet ten volle te verstaan en te waardee- ren, evenmin als b.v. Schiller en Goethe op litterair gebied. Dit laatste wettigt derhalve deze korte paraphrase van Naumann's nog immer pakkend kapittel over de beide groo- ten der grootcn, ter inleiding van werk van écn hunner. Handel is schepper voornamelijk in twee genres: de opera en het oratorium. De eerste vervult hem vrijwel geheel tot 1739, dan met „Saul" vangt de reeks van koorcomposities aan, die mot den naam „oratorium" worden aangeduid. Weldra verscheen „Israel in Aegyptcn" en in 1711 leverde Handel in vijf weken tijd „Der Messias" en „Sarnson". Een heelc reeks, waaronder Hercules (1744), Judas Macca- baeus (1746), Josua (1747) en Jephtah (1751), volgden, waarvan „Messias", „Judas Mac- cabaeus" en „Sarnson" de wereld zijn in gegaan als repertoirewerken van blijven de waarde, als modellen van deze kunst soort. Koor composities noemde ik de oratoria van Handel. Want, waar Bach overwegend lyrisch is van uitdrukking in zijn aria's en in zijn koralen nauw verband houdt met de kerk, legt Handel den vollen nadruk op zijn heroïsche koren men denke b.v. aan het on\ergankelijke „Allcluvah-koor in de Messias" naast de groote coloratuur- aria's. Op de koren komt het bij Handel echter allcréórst aan, meer dan bij eenig ander componist. Zij schilderen in hun felle bewogenheid of plechtige sonoriteit aangrijpende tooneolcn of verbijsterende gebeurtenissen met geweldige, zij het niet ongebreidelde kracht. „Wo er will, schlagt er ein wie ein Donnerwetter", getuigde la ter Mozart van Handel. En Beethoven, die incidenteel ook in zijn muziek zijn veree ring van Handel verraadt: „Geht bin, und lornt mit weinig Mitteln so grosse Wirkun- gen hervorbringen!" Ook in „Sarnson" vin don wc dit kenmerk van Handel's genie terug. Do waarde en beteekenis van „Sarnson" onder de lange reeks van Handel's orato ria, wordt bepaald door twee hoofdfacto ren: de dramatische inhoud en de groot- sclie karakterteekening. Niet het hééle Simson-verhaal heeft Handel muzikaal uit gebeeld gelijk later, in de 19e eeuw, Saint Saëns in dramatischen vorm zou doen, maar bij den aanvang reeds is Israels kampvechter verraden, in gevangenschap geraakt, vap zijn oogen beroofd en tot dwangarbeid gedoemd. Als zoodanig treedt hij ten tooneele, evenals in Milton's „Sarn son Agonistes", het gedicht, dat door Han del's librettist Newton Hamilton aan zijn tekst werd ten grondslag gelegd. De par tijen zijn: Dalila (sopraan), Mikali (alt) Sarnson (tenor), Manoah (bas), Harapha (bas). Na een breedc instrumentale inleiding („pomposo") verhaalt Sarnson, dat het na derende Dagonfcest hem de boeien gemak kelijker doet dragen. Een feestzang der Dagonpriesters volgt, waarin zij hun vreug de uiten over de door hun stamgod be haalde overwinning. Mikah beklaagt het droevig lot van Sarnson, door dezen beant woord met het weemoedige „Nacht ist's umher". Negen jaar na het componeeren van deze aria zou Handel zelf, gedurende de rest van zijn leven blind, 's Zondags door een jongen naar het orgel geleid moe ten worden. De Israëlieten smeeken, dat Sarnson het licht en de kracht teruggegeven moge worden. Manoah treedt op en stelt verle den en lieden tegenover elkaar: Sarnson eertijds de beroemde richter, de schrik der Philistijnen, wiens „Heldenarm war cinst mcin Lied", en thans: „hui* Traucrtóne sing' ich nun". Samson erkent de recht vaardigheid van zijn lot: „Mein ist die Schuld allcin". Dat geval laat hem niet met rust. Maar: Dagon waagt, na zijn (S.)- val, den strijd tegen Jehovah. Die overmoed zal Dagon ten verderve voeren. Waarop de Israëlieten met een profetisch koor ant woorden, aankondigende de uiteindelijke overwinning van Jehovah, een koor, dat bij lezing van het klavieruittreksel al dadelijk imponeert door de brecde en „wuchtige" structuur van deze fuga. Als Manoah poogt Sarnson te bewegen zijn dorst te lesschen, antwoordt deze, dat hij niets meer van het leven verwacht en den dood, nu Israël geknecht is, als eenige uitkomst beschouwt. Dan zal Samson's ziel voor spellen de Israëlieten in een koorsatz we derom prachtig van bouw zich begeven „zum glanz erfullton Sternenzelt", bevrijd van alle leed „die Strahlenkron' um ihre Stirn, erhaben uber Tod und Zcit". Een treurzang van Mikah opent het tweede deel, waarin deze Samsons ellende schildert en bidt, dat de last van zijn schou ders genomen moge worden, opdat niet lan ger zijn vijanden zich zullen verheugen. 1-let koor zet aan die klacht en smeekbede kracht bij in beurtzang rnct Mikah, een vorm, die de polyphonicus Handel zoo bij uitstek wist te hanteeren. En dan ver schijnt. Dalila, wier houding en bedoelin gen Mikali aankondigt, beantwoord door Samson's woorden van afschuw. Vleiend zingt de bewerkster van zijn ongeluk: „Vertrau, o Samson, rncinen Wort und liöre, hor der Liebe Ruf!", een passage, die bij Handel muzikaal vrijwel een unicum is door het ontbreken van iedere instru mentale onderlijning, met het kennelijk doel het valsclie der woorden te scherper te doen uitkomen. Gefigureerd neemt een koor van meisjes hot telkens over, „der Liebe Ruf" óók telkens a capclla. Sarnson wijst haar af in recitatief en duet (Fort, fort von hier!), waarop Mikah de komst van „ein raucher Redner" aankondigt, Hara pha den reus, een creatie van Milton's dichterlijke fantasie, maar een figuur zoo als er ook in vroegere werken uit Handel's Italiaanschcn tijd optreden, evenzeer als Manoah en Mikah ook hun voorgangers hebben in gestalten, waarmee Handel zijn helden graug omringt, Ilarapha betreurt, zich niet met Samson, van wien hij zoo veel gehoord heeft, te kunnen meten in kracht, maar hij veracht den strijd met een blinde. De aria waarin deze gevoelens ondubbelzinnig worden uitgesproken heeft een overwegend homophone begeleiding. Sarnson neemt niettemin „mein Fuss tr&gt Fesseln, doch die Hand ist frei!" de uitdaging aan en in een tweezang maant Sarnson zijn tegenstander tot roem- looze vlucht, deze laatste den blinden rich ter, niet op Jehovah te vertrouwen, die im mers zelf Samson lot spot der Philistijnen „mit Ftissen trat". Mikah spoort aan tot het nemen van de proef ter beslissing tus- schen Dagon en Jehova. Dan roepen de Israëlieten in koor (Grave) Jehovali aan tot redding uit de macht der Philistijnen. De Dagonpriesters van hun kant doen een beroep op hun god. Met dubbclkoor, waar in beide partijen met hun smeekbeden recht tegen elkaar ingaan; onder een storm achtige achtsten-begeleiding in de bas, ein digt het tweede deel. Ilarapha komt Samson aanzeggen op de zen feestdag in Dagon's tempel te verschij nen, zooals in den vorstenraad is beslo ten, om proeven van zijn kracht af tc leg gen. Sarnson weigert als Hebreeër aan den afgodendienst deel tc nemen, waarop Ila rapha hem met den dood bedreigt, indien hij bij zijn weigering volhardt. Ook in deze aria dezelfde „wuchtige" homophone bege leiding als te voren, waarmee Handel den reus Harapha karakteriseert. Mikah dringt Sarnson tot toegeven, maar deze ziet daar in een verzoeken van Jehovah. De Israëlie ten bidden dan in een onstuimig koor: „lm Donner kómm, o Gott herab", ten ein de Sarnson te redden. Dczo geeft gevolg aan het bevel van Ilarapha, maar neemt eerst afscheid van zijn volk. Dan bidt hij, de vroegere kracht nog eenmaal tc mogen herkrijgen om de macht van Dagon weg te vagen „wie leichte Sprcu, vom Sturmwiud ningcwelit". Dalila is met de Philistijnen voor Dagon aan liet offeren, zegezangen weerklinken, totdat Manoah plotseling noodgeschrei uit den tempel hoort opstij gen: „das ist kcin Jubelton"! In kort op ééngedrongen presto-fuga wordt de inéén storting van den tempel geschilderd, eindi gend in een pianissimo, een laatste dood snik als het ware. Manoah vertelt in kort afgebroken zinnen het gebeurde, in den stijl van het bodenverhaal in de oude klassieke tragedies. De Israëlieten beweenen Sam son's dood en treurmuziek weerklinkt in het orkest. Het lijk van den held wordt aan de aarde toevertrouwd, waarbij de schare onder vóórgaan van Manoah een lofzang aanheft van geweldige rhythmischc kracht, ten besluite van dit schitterende werk. Veel is er in „Sarnson" dat evenals in dc meeste andere oratoria van Handel, wijst in de richting van het tooneel. Ik noem slechts de klassieke eenheid van plaats en tijd. Dramatische opvoering was destijds en vooral in Engeland streng ver boden. Dit dient evenwel ten slotte gecon stateerd, dat reeds het, lezen alléén van dezen tekst en deze muziek het beschre vene en verklankte plastisch doet aanschou wen. Daarin openbaart zich hot genie van den toondichter, die, volgens velen, mèt dc creatie tevens de verdere ontwik kelingsmogelijkheden van het genre heeft uitgoput. H. E. BECHT. door II. G. CANNEGIETER. Wanneer in het voorjaar dc versche groenten verschijnen, zijn er nog altijd mcnschen, dn; blikjes eten. liet kan zijn, dat deze voorkeur voor zuinigheidsoverwo- gingen samenhangt. Maar zelfs wanneer de jonge spinazie goedkooper is geworden dan busgroente, blijven sommige huisvrou-' wen deze laatste getrouw. Kan het zijn, dat zich hier een oude over levering doet gelden? Geslacht na geslacht heeft zich met inmaak gevoed en onbewust heeft zich misschien dc opvatting besten digd, dat een welgevulde provisie-kast hel bewijs van welstand is. Onze grootmoeders voorzagen zich tegen wintertijd op zoo de gelijke wijze, dat kelder en zolder na Pa- schen nog slechts ten halve waren gele digd. Wat moest men met dezen overvloed doen? Wegwerpen zou zonde zijn. Dus: maar gedroogd en gepekeld eten,, ook al schoot in den tuin reeds dc jonge groente in 't zaad! Wij hebben onze levensgewoonten gron dig gewijzigd. Onze huizen lccncn zich niet langer tot inmaak oen kelder en een zolder bezitten wij niet meer en bovendien komt de groentekar eiken dag aan de deur. Maar wij weten tevens, dat versche groen te bestanddeelen bevat, welke busgroente mist. Zelfs de eenvoudigste huissloof kent het woord vitamine. Waren wij op alle gebied maar zoo wijs als wanneer het onze maag betreft! In hoe- vele opzichten voeden wij ons nog met busgroente inplaats met de versche vrucht van den akker! Busgrecnte is eenmaal malsch en sma kelijk geweest; busgroente zat eenmaal vol itaminen. Maar dat is jaren geleden, voordat zij geconserveerd werd. Zoo zijn er ook levensgewoonten, maat schappelijke toestanden, wijsgeerige opvat tingen, wetenschappelijke methoden, woor den en uitdrukkingen, die eenmaal vol le venskracht zaten en geurden naar het veld en de morgendauw. Maar nu zijn zo ver droogd en duf en alle levenssap is er uit. Waarom ruimen wij zo niet op, nu de nieu we oogst in den tuin is gerijpt? Waarom houden wij ons aan deze busgroente, dio wie weet hoeveel jaren in het pakhuis van den tijd heeft gelegen? Een teekenend voorbeeld van onze liefde voor busgroente levert de spelling. Wij zijn nog steeds verplicht volgens dc regels van De Vries en Te Winkel te schrijven. Een maal zijn De Vries en Te Winkel geweldi ge hervormers geweest. Zij ruimden do overjarige inmaak van Siegcnbcck op en plukten de nieuwe spelling uit den tuin \an hun tijd. En dien versclien oogst heb ben ze in hun woordonboek ingemaakt. Tegenwoordig is die spelling volmaakt verouderd. Al is men dertig jaar schrijver van beroep, toch weet men nog niet uit het hoofd, of een tafel mannelijk of vrouwelijk is en of tonen teencn of muzieknoten zijn. De vereenvoudigde spelling is gekomen en is al geen nieuwtje meer; haar plant schiet reeds in 't zaad en nóg voeden wij ons met het ingemaakte goed van Dc Vries en To Winkel. Dit ééne voorbeeld is voldoende om een algemeene levenshouding duidelijk te ma ken. Op het veld van den tijd, waar het immerdoor voorjaar is, groeit telkens jong gewas, dat de kracht van zon en buiten lucht in zijn vezels heeft opgezogen. Fris- schc planten, vol levenssap. Geladen met krachtige vitaminen. Maar wij laten het staan. Wij hebben kelder en zolder nog bepakt met oude bus groente. Die moet eerst op. Ga voorbij* groenteboer niet jc versche spinazie! Niet noodig vandaag! Zou de dufheid en de sufheid, welke on ze samenleving zoo gemelijk maakt; de machteloosheid om maatschappelijke moeilijkheden te boven tc komen; het te ringachtig bestaan van eerwaardige instel lingen niet zijn te verklaren uit het gebrek aan vitaminen, dat onze busgroenton-elen- de wereld ondermijnt? Vreemde voorliefde voor inmaak, hoe veel schade hebt ge de maatschappelijke gezondheid al berokkend! Waarom voeden wij ons met het verouderde op alle gebied en laten wij de versche oogst op het veld van den tijd verrotten? Er is zooveel frisch gevoel, zooveel jonge gedachte, zooveel oorspronkelijk inzicht, zooveel nieuwo durf juist op dit oogenblik in de wereld, dat we waarlijk kelder en zolder wel kunnen slui ten. Kom, stuur nu vandaag den groente boer, als hij met versche pluk aan uw deur staat, eens niet met een „Niet noodig!" voorbij (Van onze eigen correspondente). Nice, Februari 1932. Voila, wij bekooren nu au grand complet te zijn. Alle aangekondigde voorname be zoekers zijn gearriveerd wat niet weg neemt, dat er altijd nog wel ettelijke a l'improviste volgen en hebben het Car naval opgewekt meegevierd. Ieder probeert natuurlijk bij zoo een gelegenheid op zijn eigen „fagon selig zu werden", en de eenc zijn wijze is die van de andere nog niet, maar een zekere kinderlijkheid komt dan soms bij allen onverwacht te voorschijn. De vreemdelingen, die 's ochtends met ake lig wereldwijze gezichten, waarop voor een groot deel te lezen staat: jo moet al heel knap zijn, om van één zonde in de wereld te vertellen, waarvan ik het bestaan nog niet kenop de Prome nade des Anglais naar eikaars voorbij drentelen plegen te kijken, die zelfde lie den loopen 's avonds met hun zakje papie ren confetti langs de Avenue de la Victoire, dol-gelukkig als zij geslaagd zijn een handvol in een lachend geopenden mond te mikken De café's zijn tot berstens toe vol. Aan een klein tafeltje stoot men zijn ellebogen ter linkerzijde tegen een Noor, aan den rechterkant tegen 'n Argentijn. De Rus tegenover u rookt nadenkend zijn goed- koopo Fransche regie-sigaret en droomt van den tijd, dat hij het Carnaval te Nice placht te vieren in gezelschap van vluch- tig gemaakte en geslaakte vrouwenvriend schap; Aan zijn toenmalige gewoonte om als grand-seigneur telkenmale zijn erken telijkheid uit tc drukken door een geza menlijk bezoek aan een der vele juweliers- zakenNitsjcwoHij staat traag op, telt behalve het bedrag voor de verte ring vijf-en-twintig-centimcs (twee en een halve cent) voor de fooi neer, stapt voor de deur in de wachtende taxi, neemt ach ter het stuur plaats en gaat gelaten in de file stationnceren, tot er zich een vrachtje voor hem voordoet. Nitsjcwo Dc groote bals, de redoutes en vegliones, waarbij tot in bijzonderheden de kleuren en 6toffen worden opgegeven voor degenen, die er aan deelnemen, hebben weer een ont zaglijke massa aangelokt. De champagne heeft gestroomd en van een malaise was ter nauwernood iets te merken. Waarschijn lijk liecft iedereen geprobeerd zich geduren de die paar dagen zoo onbezorgd mogelijk te laten gaan. De vreemdeling zoekt zijn Carnavals- pret hoofdzakelijk in dure restaurants en Casino's. De bevolking van hét land houdt er echter een eigen manier van vieren op na. Dc in cortège rondrijdende groote wa gens met reusachtige voorstellingen van komieke voorvallen, van een calembourg of een ter plaatse gangbare grap, dat alles vindt de Nigois zonder twijfel heel aardig, hii gaat. er trouw naar kijken, raakt ook natuurlijk slaags in een papieren confetti- gevecht; maar, vindt hij, eigenlijk is dit alles iets voor buitenstaanders, voor vreemdelingen of menschen uit den omtrek, die er speciaal voor overkomen. Het echte feest der Nigois is dc „bataille dc confetti en platre." Daar hoor jc heen tc gaan in een oudo plunje, goed hoog aan den hals gesloten. En dan liefst boven op een oude vracht-auto, rlic je vindingrijk moet versieren, zonder flut het vee) geld kost. Het merkwaardige is, dat de feestcommissie ieder jaar moet bekennen, dat juist in die door liet volk bedachte carnavals-grapjes altijd een schat van nieuwe ideeën zit. Het gezicht bedekt door een masker van ijzergaas, een schep je in dc hand, en slagbcreicl trekken de be manningen van de „balailleerende" wagens door dc stad. Hoepla! Met scheppenvol gooit men elkaar dc witte vcrpulvcrcndo bonbons naar het hoofd. Hot boertje van buiten, dat onwetend en argeloos juist deze dag in Nice verzeild geraakt is, wordt meedoogenloos bekogeld, en voor en aleer hij over liet bederven van zijn beste pak heen is, kan hij geen aardigheid aan dit ge doe vindenTen slotte geeft hij zich gewonnen, koopt zijn „bonbons" en batail- leert verwoest terug. Op zachtzinnigheid heeft men den dag van de „plütrc" niet tc rekenen. U kunt óf het hoofd diep tussclien de schouders te rugtrekken bij een witten kogelregen, óf de vlucht nemen. Het aantal kubieke Me ters kalk, die dc straat-reiniging hierna heeft op te ruimen is fantastisch. Mocht evenwel ooit iemand het in zijn hoofd krijgen om den Nigois zijn ruwe en onzin delijke bataille met „bonbons" af te nemen, dan kan liij verzekerd zijn van een regel rechten opstand. De steden uit. den omtrek doen liun best om een deel van den vreemdelingen stroom naar zich toe to trekken. Het berg- stadje Grasse, bijgenaamd „La Parfumée" de geboorteplaats van Fragonard, don schilder der galante tafcreelcn komt met een „Braderie Provcngale" op dc prop pen. Eigenlijk zouden de bewoners van Grasse niets anders te doen moeten hebben dan vanaf hunne zonnige berghelling in dc omringende vlakte tc kijken, de bloe men te plukken, welke in zoo overweldi gende hoeveelheden in den omtrek groeien, kortom het leven te genieten zooals het zich aanlokkelijk in hun landstreek voor doet. Niets van dat alles. Dc Grasse- naren, zooals deze lieden waarschijn lijk in het llollandscli moeten lieeten, zijn menschen van de pracktijk. Wel bedankt voor dc zonnestralen, welke hun jasmijnen, violetten en mimosa's mogen opvangen De natuur is zoo vriendelijk om daarin voorloopig zoete geuren te bottelen, en dan hupgaat. alles dc parfumerie-fabrie ken in, waar het uitkomt met een duur etiket a zooveel de flacon. De perziken, goudkleurige sinaasappelen en mandarij nen, de groote geurige peren, beurtelings geteisterd door den feilen Provengaal- schen wind of schroeiend door de zon ge kocstcrd; rappe Provengaalschen meisjes handen hebben ze van den boom geplukt; langs windende bergwegen zijn ze vervoerd en dan floepbij Grasse de fabriek inWie kent niet de verleidelijk opgc maakte manden met „fruits confits", ge garneerd met geconfijte viooltjes en rozc- bladenAlles werk van Grasse. Van de belangrijkheid als handelscentrum de zer stad getuigt zoowel de krans van filia len der groote Banken, welke om het voornaamste plein liggen, als de aanwc zigheid van tallooze geiiffaireerde heeren met aetelasschen, welke in de stad rond- loopen. Dc „braderie" nu, uitgaande en onder protectie staande van den toevallig aanwe zigen Clément Vautcl, auteur van de vele curé's bij dc Armen en Rijken, is een reus achtige uitverkoop in dc geheele stad van tweedchandscli en niet-meer-zoo-erg-gang- bare artikelen. „Fouillez, fouillez a voire aisenoo- digt een man met een kolossale witte recla me-parasol voor zijn magazijn. Het is df bedoeling, dat men alles overhoop haalt en er uit pikt wat naar den zin is. Een rat jetoe van leehjke likeur-stellen en onge sorteerde drinkglazen. Van niet te bepalen hoeveelste handschc auto's. „On brade aussi A l'intérieur" wordt hoopvol geannon ceerd, als men misschien uit die vehikels nog geen keus zou kunnen doen, kan men binnen nog terecht. Bergschoenen, waarvan het leer geen kleur meer heeft, groote Provengaalschc zonnehoeden. Do nauwe stijgende straatjes zijn met wimpel tjes en guirlandes overspannen en kun nen haast de toegestroomde menigte niet bevatten. „On bradcon brade Mooier dan dc dubicuse handelswaar is het moment, waarop dc Provengaalsche jongens en meisjes, de Mireilles, de Marius', elkander in een lange rij bij dc hand vat ten en onder het flakkerende fakkellicht naar 's la%ds gewoonte zingend van het hoogste punt der stad naar beneden trek ken. Dc lange slinger hunner farandolo windt zich langs de versierde uitstallingen der straten, die laat in den nacht nog van nieuwsgierigen krioelen „On bradeon brade ANNA BENAVENTE*

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1932 | | pagina 15