HANDEL'S
CARNAVAL AAN
BLAUWE KUST
KLEEDING NAAR MAAT
NIEUWSTE STOFFEN
B. Ruitenberg Hzn.
Utrechtsche straat 26, Tel. 243
ENGELSCHE
HEERENCONFECTIE
MODE-ARTIKELEN
VACANT
BUSGROENTE
Eerstdaags (8 Maart) zal de afdeeling
'Amersfoort van de Maatschappij ter Be
vordering der Toonkunst „Sarnson" van
Handel ten gehoore brengen. Waar het hier
een werk geldt van niet zóó algemeene be
kendheid als „Der Messias" en „Judas
Moccabaeus", niet welke het de trits van
belangrijkste oratoria van den toondichter
vormt, lijkt het niet ongewenscht een en
ander ter algemeene orienteering aan de
uitvoering vooraf te doen gaan.
De eerste helft der lSe eeuw is in de ont
wikkeling der Muziek misschien wel dè
grootste periode geweest, een tijd van gi
gantische expansie, in een „volheid der da
gen". Twee genieën iedere andere pe
riode .heeft één centrale figuur aan te wij
zen beliecrschen dan vocaal en instru
mentaal de wereld, Dioscuren als het ware
aan den muzikalen hemel: Bach en
II ando 1. Beide werden geboren in het jaar
1685 Handel ging Bach een maand voor
af beide stamden uit liet landschap
Thüringen, beide vertegenwoordigen in
hoogste instantie den protestantsclien kerk-
stijl beide blonken uit als formidabele orga
nisten en onverbleekt bleef tot heden hun
faam als grootmeesters van den polvpho-
nen stijl,... beide eindigden hun leven,
meerder/? jaren beroofd van het licht hun
ner oogen, Bach in 1750, Handel negen ja
ren later. Dioscuren, maar óók: antipoden.
Bach leeft geheel in eigen, innerlijke we
reld, Handel geeft in zijn kunst de schit
terende weerspiegeling van de buitenwe
reld, van zijn tijd, welk contrast ook spreekt
uit de bewaard gebleven portretten, met
name uit don stand en uitdrukking der
oogen. Bach de diepzinnige, en terugge-
trokkene, Handel man-van-de-wereld,
opkomend voor het belang van zijn werk,
reizend en trekkend, grand-seigneur in
zijn kunst. Bach :n zijn vrome lyriek niet
zoo algemeen toegankelijk, goed verstaan
baar slechts voor een uitverkoren gemeen
te, Handel de epicus, en als zoodanig
populair (in hoogeren zin!), componist bij
uitstek voor de groote muziekfeesten, met
dichto drommen van koorzangers en een
phalanx van instrumentalisten. Wanneer
wij zeggen „Bach-en-Handel" als periode
aanduiding, dan is dit een volgorde, nóch
chronologisch, nóch alphabctisch, maar
met toekenning van vóórrang daarin be
sloten. Niettemin zijn de beide grootheden
eikaars noodzakelijk complement, zij zijn,
gescheiden, in hun ware wezen eigenlijk
niet ten volle te verstaan en te waardee-
ren, evenmin als b.v. Schiller en Goethe op
litterair gebied. Dit laatste wettigt derhalve
deze korte paraphrase van Naumann's nog
immer pakkend kapittel over de beide groo-
ten der grootcn, ter inleiding van werk van
écn hunner.
Handel is schepper voornamelijk in twee
genres: de opera en het oratorium.
De eerste vervult hem vrijwel geheel tot
1739, dan met „Saul" vangt de reeks van
koorcomposities aan, die mot den naam
„oratorium" worden aangeduid. Weldra
verscheen „Israel in Aegyptcn" en in 1711
leverde Handel in vijf weken tijd „Der
Messias" en „Sarnson". Een heelc reeks,
waaronder Hercules (1744), Judas Macca-
baeus (1746), Josua (1747) en Jephtah (1751),
volgden, waarvan „Messias", „Judas Mac-
cabaeus" en „Sarnson" de wereld zijn in
gegaan als repertoirewerken van blijven
de waarde, als modellen van deze kunst
soort.
Koor composities noemde ik de oratoria
van Handel. Want, waar Bach overwegend
lyrisch is van uitdrukking in zijn aria's en
in zijn koralen nauw verband houdt met
de kerk, legt Handel den vollen nadruk op
zijn heroïsche koren men denke b.v.
aan het on\ergankelijke „Allcluvah-koor in
de Messias" naast de groote coloratuur-
aria's. Op de koren komt het bij Handel
echter allcréórst aan, meer dan bij eenig
ander componist. Zij schilderen in hun
felle bewogenheid of plechtige sonoriteit
aangrijpende tooneolcn of verbijsterende
gebeurtenissen met geweldige, zij het niet
ongebreidelde kracht. „Wo er will, schlagt
er ein wie ein Donnerwetter", getuigde la
ter Mozart van Handel. En Beethoven, die
incidenteel ook in zijn muziek zijn veree
ring van Handel verraadt: „Geht bin, und
lornt mit weinig Mitteln so grosse Wirkun-
gen hervorbringen!" Ook in „Sarnson" vin
don wc dit kenmerk van Handel's genie
terug.
Do waarde en beteekenis van „Sarnson"
onder de lange reeks van Handel's orato
ria, wordt bepaald door twee hoofdfacto
ren: de dramatische inhoud en de groot-
sclie karakterteekening. Niet het hééle
Simson-verhaal heeft Handel muzikaal uit
gebeeld gelijk later, in de 19e eeuw, Saint
Saëns in dramatischen vorm zou doen,
maar bij den aanvang reeds is Israels
kampvechter verraden, in gevangenschap
geraakt, vap zijn oogen beroofd en tot
dwangarbeid gedoemd. Als zoodanig treedt
hij ten tooneele, evenals in Milton's „Sarn
son Agonistes", het gedicht, dat door Han
del's librettist Newton Hamilton aan zijn
tekst werd ten grondslag gelegd. De par
tijen zijn: Dalila (sopraan), Mikali (alt)
Sarnson (tenor), Manoah (bas), Harapha
(bas).
Na een breedc instrumentale inleiding
(„pomposo") verhaalt Sarnson, dat het na
derende Dagonfcest hem de boeien gemak
kelijker doet dragen. Een feestzang der
Dagonpriesters volgt, waarin zij hun vreug
de uiten over de door hun stamgod be
haalde overwinning. Mikah beklaagt het
droevig lot van Sarnson, door dezen beant
woord met het weemoedige „Nacht ist's
umher". Negen jaar na het componeeren
van deze aria zou Handel zelf, gedurende
de rest van zijn leven blind, 's Zondags
door een jongen naar het orgel geleid moe
ten worden.
De Israëlieten smeeken, dat Sarnson het
licht en de kracht teruggegeven moge
worden. Manoah treedt op en stelt verle
den en lieden tegenover elkaar: Sarnson
eertijds de beroemde richter, de schrik der
Philistijnen, wiens „Heldenarm war cinst
mcin Lied", en thans: „hui* Traucrtóne
sing' ich nun". Samson erkent de recht
vaardigheid van zijn lot: „Mein ist die
Schuld allcin". Dat geval laat hem niet
met rust. Maar: Dagon waagt, na zijn (S.)-
val, den strijd tegen Jehovah. Die overmoed
zal Dagon ten verderve voeren. Waarop de
Israëlieten met een profetisch koor ant
woorden, aankondigende de uiteindelijke
overwinning van Jehovah, een koor, dat bij
lezing van het klavieruittreksel al dadelijk
imponeert door de brecde en „wuchtige"
structuur van deze fuga. Als Manoah
poogt Sarnson te bewegen zijn dorst te
lesschen, antwoordt deze, dat hij niets
meer van het leven verwacht en den dood,
nu Israël geknecht is, als eenige uitkomst
beschouwt. Dan zal Samson's ziel voor
spellen de Israëlieten in een koorsatz we
derom prachtig van bouw zich begeven
„zum glanz erfullton Sternenzelt", bevrijd
van alle leed „die Strahlenkron' um ihre
Stirn, erhaben uber Tod und Zcit".
Een treurzang van Mikah opent het
tweede deel, waarin deze Samsons ellende
schildert en bidt, dat de last van zijn schou
ders genomen moge worden, opdat niet lan
ger zijn vijanden zich zullen verheugen.
1-let koor zet aan die klacht en smeekbede
kracht bij in beurtzang rnct Mikah, een
vorm, die de polyphonicus Handel zoo bij
uitstek wist te hanteeren. En dan ver
schijnt. Dalila, wier houding en bedoelin
gen Mikali aankondigt, beantwoord door
Samson's woorden van afschuw. Vleiend
zingt de bewerkster van zijn ongeluk:
„Vertrau, o Samson, rncinen Wort und
liöre, hor der Liebe Ruf!", een passage, die
bij Handel muzikaal vrijwel een unicum
is door het ontbreken van iedere instru
mentale onderlijning, met het kennelijk
doel het valsclie der woorden te scherper
te doen uitkomen. Gefigureerd neemt een
koor van meisjes hot telkens over, „der
Liebe Ruf" óók telkens a capclla. Sarnson
wijst haar af in recitatief en duet (Fort,
fort von hier!), waarop Mikah de komst
van „ein raucher Redner" aankondigt, Hara
pha den reus, een creatie van Milton's
dichterlijke fantasie, maar een figuur zoo
als er ook in vroegere werken uit Handel's
Italiaanschcn tijd optreden, evenzeer als
Manoah en Mikah ook hun voorgangers
hebben in gestalten, waarmee Handel zijn
helden graug omringt, Ilarapha betreurt,
zich niet met Samson, van wien hij zoo
veel gehoord heeft, te kunnen meten in
kracht, maar hij veracht den strijd met
een blinde. De aria waarin deze gevoelens
ondubbelzinnig worden uitgesproken heeft
een overwegend homophone begeleiding.
Sarnson neemt niettemin „mein Fuss
tr> Fesseln, doch die Hand ist frei!"
de uitdaging aan en in een tweezang
maant Sarnson zijn tegenstander tot roem-
looze vlucht, deze laatste den blinden rich
ter, niet op Jehovah te vertrouwen, die im
mers zelf Samson lot spot der Philistijnen
„mit Ftissen trat". Mikah spoort aan tot
het nemen van de proef ter beslissing tus-
schen Dagon en Jehova. Dan roepen de
Israëlieten in koor (Grave) Jehovali aan
tot redding uit de macht der Philistijnen.
De Dagonpriesters van hun kant doen een
beroep op hun god. Met dubbclkoor, waar
in beide partijen met hun smeekbeden
recht tegen elkaar ingaan; onder een storm
achtige achtsten-begeleiding in de bas, ein
digt het tweede deel.
Ilarapha komt Samson aanzeggen op de
zen feestdag in Dagon's tempel te verschij
nen, zooals in den vorstenraad is beslo
ten, om proeven van zijn kracht af tc leg
gen. Sarnson weigert als Hebreeër aan den
afgodendienst deel tc nemen, waarop Ila
rapha hem met den dood bedreigt, indien
hij bij zijn weigering volhardt. Ook in deze
aria dezelfde „wuchtige" homophone bege
leiding als te voren, waarmee Handel den
reus Harapha karakteriseert. Mikah dringt
Sarnson tot toegeven, maar deze ziet daar
in een verzoeken van Jehovah. De Israëlie
ten bidden dan in een onstuimig koor:
„lm Donner kómm, o Gott herab", ten ein
de Sarnson te redden. Dczo geeft gevolg aan
het bevel van Ilarapha, maar neemt eerst
afscheid van zijn volk. Dan bidt hij, de
vroegere kracht nog eenmaal tc mogen
herkrijgen om de macht van Dagon weg te
vagen „wie leichte Sprcu, vom Sturmwiud
ningcwelit". Dalila is met de Philistijnen
voor Dagon aan liet offeren, zegezangen
weerklinken, totdat Manoah plotseling
noodgeschrei uit den tempel hoort opstij
gen: „das ist kcin Jubelton"! In kort op
ééngedrongen presto-fuga wordt de inéén
storting van den tempel geschilderd, eindi
gend in een pianissimo, een laatste dood
snik als het ware. Manoah vertelt in kort
afgebroken zinnen het gebeurde, in den stijl
van het bodenverhaal in de oude klassieke
tragedies. De Israëlieten beweenen Sam
son's dood en treurmuziek weerklinkt in
het orkest. Het lijk van den held wordt
aan de aarde toevertrouwd, waarbij de
schare onder vóórgaan van Manoah een
lofzang aanheft van geweldige rhythmischc
kracht, ten besluite van dit schitterende
werk.
Veel is er in „Sarnson" dat evenals in
dc meeste andere oratoria van Handel,
wijst in de richting van het tooneel. Ik
noem slechts de klassieke eenheid van
plaats en tijd. Dramatische opvoering was
destijds en vooral in Engeland streng ver
boden. Dit dient evenwel ten slotte gecon
stateerd, dat reeds het, lezen alléén van
dezen tekst en deze muziek het beschre
vene en verklankte plastisch doet aanschou
wen. Daarin openbaart zich hot genie
van den toondichter, die, volgens velen,
mèt dc creatie tevens de verdere ontwik
kelingsmogelijkheden van het genre heeft
uitgoput.
H. E. BECHT.
door II. G. CANNEGIETER.
Wanneer in het voorjaar dc versche
groenten verschijnen, zijn er nog altijd
mcnschen, dn; blikjes eten. liet kan zijn,
dat deze voorkeur voor zuinigheidsoverwo-
gingen samenhangt. Maar zelfs wanneer
de jonge spinazie goedkooper is geworden
dan busgroente, blijven sommige huisvrou-'
wen deze laatste getrouw.
Kan het zijn, dat zich hier een oude over
levering doet gelden? Geslacht na geslacht
heeft zich met inmaak gevoed en onbewust
heeft zich misschien dc opvatting besten
digd, dat een welgevulde provisie-kast hel
bewijs van welstand is. Onze grootmoeders
voorzagen zich tegen wintertijd op zoo de
gelijke wijze, dat kelder en zolder na Pa-
schen nog slechts ten halve waren gele
digd. Wat moest men met dezen overvloed
doen? Wegwerpen zou zonde zijn. Dus:
maar gedroogd en gepekeld eten,, ook al
schoot in den tuin reeds dc jonge groente
in 't zaad!
Wij hebben onze levensgewoonten gron
dig gewijzigd. Onze huizen lccncn zich niet
langer tot inmaak oen kelder en een zolder
bezitten wij niet meer en bovendien komt
de groentekar eiken dag aan de deur.
Maar wij weten tevens, dat versche groen
te bestanddeelen bevat, welke busgroente
mist. Zelfs de eenvoudigste huissloof kent
het woord vitamine.
Waren wij op alle gebied maar zoo wijs
als wanneer het onze maag betreft! In hoe-
vele opzichten voeden wij ons nog met
busgroente inplaats met de versche vrucht
van den akker!
Busgrecnte is eenmaal malsch en sma
kelijk geweest; busgroente zat eenmaal vol
itaminen. Maar dat is jaren geleden,
voordat zij geconserveerd werd.
Zoo zijn er ook levensgewoonten, maat
schappelijke toestanden, wijsgeerige opvat
tingen, wetenschappelijke methoden, woor
den en uitdrukkingen, die eenmaal vol le
venskracht zaten en geurden naar het veld
en de morgendauw. Maar nu zijn zo ver
droogd en duf en alle levenssap is er uit.
Waarom ruimen wij zo niet op, nu de nieu
we oogst in den tuin is gerijpt? Waarom
houden wij ons aan deze busgroente, dio
wie weet hoeveel jaren in het pakhuis van
den tijd heeft gelegen?
Een teekenend voorbeeld van onze liefde
voor busgroente levert de spelling. Wij zijn
nog steeds verplicht volgens dc regels van
De Vries en Te Winkel te schrijven. Een
maal zijn De Vries en Te Winkel geweldi
ge hervormers geweest. Zij ruimden do
overjarige inmaak van Siegcnbcck op en
plukten de nieuwe spelling uit den tuin
\an hun tijd. En dien versclien oogst heb
ben ze in hun woordonboek ingemaakt.
Tegenwoordig is die spelling volmaakt
verouderd. Al is men dertig jaar schrijver
van beroep, toch weet men nog niet uit het
hoofd, of een tafel mannelijk of vrouwelijk
is en of tonen teencn of muzieknoten zijn.
De vereenvoudigde spelling is gekomen en
is al geen nieuwtje meer; haar plant schiet
reeds in 't zaad en nóg voeden wij ons met
het ingemaakte goed van Dc Vries en To
Winkel.
Dit ééne voorbeeld is voldoende om een
algemeene levenshouding duidelijk te ma
ken. Op het veld van den tijd, waar het
immerdoor voorjaar is, groeit telkens jong
gewas, dat de kracht van zon en buiten
lucht in zijn vezels heeft opgezogen. Fris-
schc planten, vol levenssap. Geladen met
krachtige vitaminen.
Maar wij laten het staan. Wij hebben
kelder en zolder nog bepakt met oude bus
groente. Die moet eerst op. Ga voorbij*
groenteboer niet jc versche spinazie! Niet
noodig vandaag!
Zou de dufheid en de sufheid, welke on
ze samenleving zoo gemelijk maakt; de
machteloosheid om maatschappelijke
moeilijkheden te boven tc komen; het te
ringachtig bestaan van eerwaardige instel
lingen niet zijn te verklaren uit het gebrek
aan vitaminen, dat onze busgroenton-elen-
de wereld ondermijnt?
Vreemde voorliefde voor inmaak, hoe
veel schade hebt ge de maatschappelijke
gezondheid al berokkend! Waarom voeden
wij ons met het verouderde op alle gebied
en laten wij de versche oogst op het veld
van den tijd verrotten? Er is zooveel frisch
gevoel, zooveel jonge gedachte, zooveel
oorspronkelijk inzicht, zooveel nieuwo durf
juist op dit oogenblik in de wereld, dat we
waarlijk kelder en zolder wel kunnen slui
ten. Kom, stuur nu vandaag den groente
boer, als hij met versche pluk aan uw deur
staat, eens niet met een „Niet noodig!"
voorbij
(Van onze eigen correspondente).
Nice, Februari 1932.
Voila, wij bekooren nu au grand complet
te zijn. Alle aangekondigde voorname be
zoekers zijn gearriveerd wat niet weg
neemt, dat er altijd nog wel ettelijke a
l'improviste volgen en hebben het Car
naval opgewekt meegevierd. Ieder probeert
natuurlijk bij zoo een gelegenheid op zijn
eigen „fagon selig zu werden", en de eenc
zijn wijze is die van de andere nog niet,
maar een zekere kinderlijkheid komt dan
soms bij allen onverwacht te voorschijn.
De vreemdelingen, die 's ochtends met ake
lig wereldwijze gezichten, waarop voor
een groot deel te lezen staat: jo
moet al heel knap zijn, om van één zonde
in de wereld te vertellen, waarvan ik het
bestaan nog niet kenop de Prome
nade des Anglais naar eikaars voorbij
drentelen plegen te kijken, die zelfde lie
den loopen 's avonds met hun zakje papie
ren confetti langs de Avenue de la Victoire,
dol-gelukkig als zij geslaagd zijn een
handvol in een lachend geopenden mond
te mikken
De café's zijn tot berstens toe vol. Aan
een klein tafeltje stoot men zijn ellebogen
ter linkerzijde tegen een Noor, aan den
rechterkant tegen 'n Argentijn. De Rus
tegenover u rookt nadenkend zijn goed-
koopo Fransche regie-sigaret en droomt
van den tijd, dat hij het Carnaval te Nice
placht te vieren in gezelschap van vluch-
tig gemaakte en geslaakte vrouwenvriend
schap; Aan zijn toenmalige gewoonte om
als grand-seigneur telkenmale zijn erken
telijkheid uit tc drukken door een geza
menlijk bezoek aan een der vele juweliers-
zakenNitsjcwoHij staat traag
op, telt behalve het bedrag voor de verte
ring vijf-en-twintig-centimcs (twee en een
halve cent) voor de fooi neer, stapt voor
de deur in de wachtende taxi, neemt ach
ter het stuur plaats en gaat gelaten in de
file stationnceren, tot er zich een vrachtje
voor hem voordoet. Nitsjcwo
Dc groote bals, de redoutes en vegliones,
waarbij tot in bijzonderheden de kleuren
en 6toffen worden opgegeven voor degenen,
die er aan deelnemen, hebben weer een ont
zaglijke massa aangelokt. De champagne
heeft gestroomd en van een malaise was ter
nauwernood iets te merken. Waarschijn
lijk liecft iedereen geprobeerd zich geduren
de die paar dagen zoo onbezorgd mogelijk
te laten gaan.
De vreemdeling zoekt zijn Carnavals-
pret hoofdzakelijk in dure restaurants en
Casino's. De bevolking van hét land houdt
er echter een eigen manier van vieren op
na. Dc in cortège rondrijdende groote wa
gens met reusachtige voorstellingen van
komieke voorvallen, van een calembourg
of een ter plaatse gangbare grap, dat alles
vindt de Nigois zonder twijfel heel aardig,
hii gaat. er trouw naar kijken, raakt ook
natuurlijk slaags in een papieren confetti-
gevecht; maar, vindt hij, eigenlijk is dit
alles iets voor buitenstaanders, voor
vreemdelingen of menschen uit den omtrek,
die er speciaal voor overkomen. Het echte
feest der Nigois is dc „bataille dc confetti
en platre."
Daar hoor jc heen tc gaan in een oudo
plunje, goed hoog aan den hals gesloten. En
dan liefst boven op een oude vracht-auto,
rlic je vindingrijk moet versieren, zonder
flut het vee) geld kost. Het merkwaardige
is, dat de feestcommissie ieder jaar moet
bekennen, dat juist in die door liet volk
bedachte carnavals-grapjes altijd een schat
van nieuwe ideeën zit. Het gezicht bedekt
door een masker van ijzergaas, een schep
je in dc hand, en slagbcreicl trekken de be
manningen van de „balailleerende" wagens
door dc stad. Hoepla! Met scheppenvol
gooit men elkaar dc witte vcrpulvcrcndo
bonbons naar het hoofd. Hot boertje van
buiten, dat onwetend en argeloos juist
deze dag in Nice verzeild geraakt is, wordt
meedoogenloos bekogeld, en voor en aleer
hij over liet bederven van zijn beste pak
heen is, kan hij geen aardigheid aan dit ge
doe vindenTen slotte geeft hij zich
gewonnen, koopt zijn „bonbons" en batail-
leert verwoest terug.
Op zachtzinnigheid heeft men den dag
van de „plütrc" niet tc rekenen. U kunt óf
het hoofd diep tussclien de schouders te
rugtrekken bij een witten kogelregen, óf
de vlucht nemen. Het aantal kubieke Me
ters kalk, die dc straat-reiniging hierna
heeft op te ruimen is fantastisch. Mocht
evenwel ooit iemand het in zijn hoofd
krijgen om den Nigois zijn ruwe en onzin
delijke bataille met „bonbons" af te nemen,
dan kan liij verzekerd zijn van een regel
rechten opstand.
De steden uit. den omtrek doen liun best
om een deel van den vreemdelingen
stroom naar zich toe to trekken. Het berg-
stadje Grasse, bijgenaamd „La Parfumée"
de geboorteplaats van Fragonard, don
schilder der galante tafcreelcn komt
met een „Braderie Provcngale" op dc prop
pen. Eigenlijk zouden de bewoners van
Grasse niets anders te doen moeten hebben
dan vanaf hunne zonnige berghelling in
dc omringende vlakte tc kijken, de bloe
men te plukken, welke in zoo overweldi
gende hoeveelheden in den omtrek groeien,
kortom het leven te genieten zooals het
zich aanlokkelijk in hun landstreek voor
doet. Niets van dat alles. Dc Grasse-
naren, zooals deze lieden waarschijn
lijk in het llollandscli moeten lieeten, zijn
menschen van de pracktijk. Wel bedankt
voor dc zonnestralen, welke hun jasmijnen,
violetten en mimosa's mogen opvangen
De natuur is zoo vriendelijk om daarin
voorloopig zoete geuren te bottelen, en dan
hupgaat. alles dc parfumerie-fabrie
ken in, waar het uitkomt met een duur
etiket a zooveel de flacon. De perziken,
goudkleurige sinaasappelen en mandarij
nen, de groote geurige peren, beurtelings
geteisterd door den feilen Provengaal-
schen wind of schroeiend door de zon ge
kocstcrd; rappe Provengaalschen meisjes
handen hebben ze van den boom geplukt;
langs windende bergwegen zijn ze vervoerd
en dan floepbij Grasse de fabriek
inWie kent niet de verleidelijk opgc
maakte manden met „fruits confits", ge
garneerd met geconfijte viooltjes en rozc-
bladenAlles werk van Grasse. Van
de belangrijkheid als handelscentrum de
zer stad getuigt zoowel de krans van filia
len der groote Banken, welke om het
voornaamste plein liggen, als de aanwc
zigheid van tallooze geiiffaireerde heeren
met aetelasschen, welke in de stad rond-
loopen.
Dc „braderie" nu, uitgaande en onder
protectie staande van den toevallig aanwe
zigen Clément Vautcl, auteur van de vele
curé's bij dc Armen en Rijken, is een reus
achtige uitverkoop in dc geheele stad van
tweedchandscli en niet-meer-zoo-erg-gang-
bare artikelen.
„Fouillez, fouillez a voire aisenoo-
digt een man met een kolossale witte recla
me-parasol voor zijn magazijn. Het is df
bedoeling, dat men alles overhoop haalt
en er uit pikt wat naar den zin is. Een rat
jetoe van leehjke likeur-stellen en onge
sorteerde drinkglazen. Van niet te bepalen
hoeveelste handschc auto's. „On brade
aussi A l'intérieur" wordt hoopvol geannon
ceerd, als men misschien uit die vehikels
nog geen keus zou kunnen doen, kan
men binnen nog terecht. Bergschoenen,
waarvan het leer geen kleur meer heeft,
groote Provengaalschc zonnehoeden. Do
nauwe stijgende straatjes zijn met wimpel
tjes en guirlandes overspannen en kun
nen haast de toegestroomde menigte niet
bevatten. „On bradcon brade
Mooier dan dc dubicuse handelswaar is
het moment, waarop dc Provengaalsche
jongens en meisjes, de Mireilles, de Marius',
elkander in een lange rij bij dc hand vat
ten en onder het flakkerende fakkellicht
naar 's la%ds gewoonte zingend van het
hoogste punt der stad naar beneden trek
ken. Dc lange slinger hunner farandolo
windt zich langs de versierde uitstallingen
der straten, die laat in den nacht nog van
nieuwsgierigen krioelen
„On bradeon brade
ANNA BENAVENTE*