\Nieuw Parijs
Drogisterij Het Gouden Kruis
Gezelschapspelen
Dam-
Schaakspelen
Tric-Trac borden
DE NIEUWE BUREN.
HOE DE KAT WERD
GESTRAFT.
Laneestraat 35. Tel. 308
Opgericht 1901
LET ADKL3 VOOR ASPIRINE.
Voor' Poeders, Zalf e*. Glycerine
Voor Zeeip, Ton-apasta, litópirol
A'oor Zoutzuur, Boorzalf Carbol
Voor Nazan, Kolzan, Mijnhardt, Talk
Voor Broom, Chloor Kali, Zwavel, KaJSf,
Voor Schoonhed'dscrême, tVjeurs, "Viuaigre,
Voor Ca-scara cn Cachets-Faivre,
Voor Terpentijn, Ammoniak,
Voor Wybcrt, Menthol, Salmiak,
Voor Sublimaat en Permajngaan,
Voor echte Walvisch Levertraan,
Voor Idozan cn Energeen,
Voor Kukirol en Baby-speen,
Voor Soda, Stijfsel, Blauwsel, Vim,
Voor Erdal, Anistel, Nugget, Glim,
En voor nog honderd dingen moer:
Dat is „Het Gouden Kruis", Meneer!
Hellestr. b.d. Utrechtschestr. Tel. 1580
gBHBaBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBB
door
C. E, DE LILLE IIOGERWAARD
Hoofdstuk VII.
De Oplossing van het Raadsel.
Terwijl Jaap en zijn zusjes het grootste
gedeelte van den dog op „Boschlust" door
brachten, zat Hans met een knorrig gezicht
aan zijn tcckcning te werken. Zoo prettig
als hij aan de eerste gearbeid had, zoo on
plezierig ging het nu: het wilde heelcmaal
niét vlotten. En toen Ilans tegen het mid
dageten eindelijk met een kwaad gezicht
zijn teokening weglegde, was hij allesbe
halve tevreden over zijn werk.
De anderen vroegen hem er maar niet
naar. Ze zagen wel, dat zijn booze hui nog
niet overgedreven was. Wat een pech ook!
Zijn teekening voor den wedstrijd, waaraan
hij zoo menig vrij uur opgeofferd had,
op eens geheel bedorven! Begin dan maar
eens met nieuwen moed van voren af aan!
Na tafel stelde Moeder een flinke wande
ling voor. Allen waren er voor te vinden,
alleen Hans mompelde iets van „geen zin".
Maar Moeder die natuurlijk van alles op
de hoogte was deed of zij 't niet merkte,
maakte Hans onderweg op allerlei planten
en dieren opmerkzaam enzag weldra,
dat haar medicijn hielp. Hans fleurde weer
heelemaal op! 't Was net, of er iets ake
ligs, dat hem den hcelen dag gehinderd
had en 'dat zich tusschen de anderen cn
hem geplaatst had, langzamerhand ver
dween.
Voor hij dien avond naar bed ging, keek
hij nog een oogenblik haar dc teekening,
die hij in zijn kastje opgeborgen hail, Even
kwam er weer een norschc. trekpop zijn ge
zicht, maar... als wilde hij niet aan zijn
boosheid toegeven.... deed luj haastig de
deur van zijn kastje weer dicht.
Toen do jongens een uurtje in bed lagen
en Vader in.de huiskamer, die vlak onder
dc jongenskamer was, rustig zijn krant zat
te lezen, terwijl Moeder do laatste hand
legde aan een verstelde meisjesjurk, schrik
ten heiden plotseling op door een harden
slag hoven lipn hoofd. Wat kon dat zijn?
Zou één van de jongens soms uit bed ge
rold zijn? Jaap was altijd heel rustig in zijn
slaap, maar Hans was een echte woelwater
cn kwam een enkelen koer in zijn droomen
wel eens zijn bed uit.
Vader liep behoedzaam naar boven om
de anderen niet wakker te makèn cn Moe
der volgde hem.
Nauwelijks had Vader het electrisch licht
opgeknipt, of zij zagen... Hans, die op bloo
te voeten voor zijn geopend kastje stond!
Op weg daarheen had hij een stoel omge
gooid. Dat was natuurlijk de slag geweest!
Zijn ouders behoefden niet .lang te gissen,
wat hij uit het kastje nemen wilde. Reeds
had Hans zijn teekening in de hand, scheen
haar aandachtig te bekijken en... rits,
daar ging zij doormidden! Ilans scheurde
haar niet in twee. maar in een massa stuk
ken, die allen op.den grond dwarrelden en
daar hieven liggen.
In zijn droom had Hans zijn eigen teeke
ning verscheurd!
Vader en Moeder, die het geheimzinnige
geval met de eerste teekening al evenmin
haddeh kunnen verklaren als dc jeugd, be
grepen nu, dat Hans zelf de schuldige ge
weest was, al had hij dit dan ook in zijn
slaap gedaan.
Met een paar vriendelijke woorden gc
lukte het Moeder den i;og altijd slapen-
der jongen weer in bed (e krijgen Zij
dekte hem toe. .terwijl Vader zorgvuldig
de snippers opraapte, zoodat or niet één
tje liggen bleef en ze Hans dus niet, als hij
wakker werd, tot vertwijfeling konden bren
gen.
Jaap scheen van het licelo voorval niets
te merken en sliep rustig door.
Toen Hans den volgenden morgen de
oogeu open deed, was Moeder juist bezig het
gordijn op té trekken. Jaap was al goed
wakker, maar Ilans wreef zich nog slaperig
de oogen uit. Moeder wachtte dus even. tot
ook hij helder wakker was en vroeg:
„Lekker geslapen, Hans?"
„Dat wel, maar mijn hol is zoo zwaar!"
luidde het antwoord.
„Geen wonder!" zei Moeder nu, „want je
hebt flink gedroomd!"
„Hoe weet u dat, Moeder?" vroeg Hans.
„Wel, je kwam je bed uit, toen Vader en
ik nog beneden zaten."
„Weet ik niks van!'"
„Maar wij well"
„En wat deed ik dan?"
„Dat wildo ik jc nu juist eens vertellen!
Toon wij boven kwamen, stond je, na een
stoel omgegooid te hebben, vóór je kastje."
„Voor mijn kastje? Wat deed ik daar?"
„Jc nam jc teekening in de hand...."
„Waar ik gisteren den hcelen dag mee be
zig geweest hen?"
„Juist!"
„Ging ik dan teekenen, Moeder?" vroeg
Ilans, heimelijk hopend, dat hij het er in
zijn 'slaap beter afgebracht had dan wa
kende overdag.
„Nee, je ging niet teekenen!" antwoordde
Moeder, „maar je hebt jc werk in ontel
baar veel snippers verscheurd".
9
„W-wat bedoelt u, Moeder?"
„Precies wat. ik zeg, jongen!"
Ilans had moeite om het tc gelooven. Als
't Moeder niet was, die 't zei
Moeder, die even de kamer uitgegaan was,
kwam nu met een doosje in dc hand te
rug.
Gretig bekeek Hans den inhoud. Ja, dit
waren dc snippers van zijn teekening. Maar
hoe kwamen die daar?
Vlug sprong hij zijn bed uit, liep naar
het kastje, maakte het open cn zag, dat zijn
laatste teekening daaruit verdwenen was.
De eerste, dio bijna doormidden gescheurd
was, lag een plank liooger.
Hans kon zijn eigen oogen nauwelijks ge
looven, keek hoogst verwonderd van Moe
der naai* de snippers, van dc snippers naar
zijn kastje en van liet'kastje naar Jaap.
Dat luid liij, II a ri s, dus zelf gcdaaïi?:!
Niet mogelijk cn toch was het zoo!
„Maar dan heb ik de eerste teekening
ook doormidden gescheurd!" riep hij einde
lijk uit.
„Ja, natuurlijk!", luidde Moeders oordeel.
„Jammer, dat ik dan vannacht de eer
ste teekening niet verder verscheurd én
de tweede met rust gelaten heb!" vond
Hans,
„Dat kan ik zoo jammer niet vinden!"
Zei Moeder.
„Waarom niet, Moeder?" vroeg Hans ver
baasd.
„Wel, jc was immers heelemaal niet te
vreden over, je tweo.de teekening!"
„Nee, dat is zoo!" gaf Ilans toe, „Maar
nu heb ik weer niets! Wat zou ik doen: den
hcelen wedstrijd opgeven of..."
„Een derde teekening maken, die je mij
's avonds toevertrouwt!" maakte Moeder
den zin af.
Zoo heel veel voelde Hans niet voor dit
plan, maar Moeder wist raad cn zei
„Nu neem je eerst drie dagen „vacantio".
Jc rnag daarin geen lijntje op papier zetten
en dan begiu je Maandag aan je nieuwe
teekening."
Die oplossing vond Hans, nog zoo ver
keerd niet.
Aan bet ontbijt hooiden dc zusjes ook
van het geheimzinnige geval. Allen waren
blij, dat het nu opgehelderd was en Hins
zelf dc schuldige bleek te zijn.
En toen de nieuwe week aanbrak, begon
Hans vol moed aan zijn nieuwe teekening.
Ilij werkte ijverig en dc teekening viel naar
zijn zin uit.
Geen enkelen avond had hij vergeten haar
aan Moeder te geven en er kwam geen
scheurtje in.
„Alle goede dingen zijn drie, Ilans!" zei
Moeder lachend, toen de teekening af en
veilig door haar opgeborgen was, totde
school weer begon.
(Wordt vervolgd).
(Nadruk verboden).
In don ouden sprookjestijd bestoud er een
land, dat door de féetjes, die in de kelken
der groote, geurige lelies woonden „De
Droomvallei" werd genoemd, 't Was dan
ook een land, schoon als dc schoonste
droom. Menschcn kwamen er niet, 't Werd
alléén bewoond door bloemen, plantën, feet-
jes en heel veel aardige dieren.
Een oude elf regeerde, als ben goede, wijze
vorstin, over heel de Droom-vallei. En de
eerste minister, een aardig, vriendelijk hond
je, behartigde alle staatszaken en .bewaakte
fjocjerWaarcl
Bij Oma op den zolder,
Daar slaat diep in een hoek
Een kist met oude klccrcn,
Waarin ik dolgraag zoek.
Ik haal er uit t.e voorschijn
Japonnen van satijn
Met strooken en met strikjes,
Die uit dc mode zijn,
't Is alles ouderwetsch, hoor!
En ik verkleed me graag.
Wat, denk jc, zijn de klecrcn,
Die ik het liefste draag?
't Is een japon met sloep cn
Een grooten vcercni hoed,
Zoodat, als ik die ttaiYhch,
Jc vast wei itichen'iii'oct,
.-. i-. rM
En toch waren die kl'óereii
Van Óma éénmaal 'mooi.
Was Oma zelf heel trotsch op
Dien kant cn vecrentooi.
Als i k die klceren aanheb.
Dan speel ik voor „mevrouw"
Of Oma in die plunje
Mij wel herkennen zou?
Zij kijkt eens even ernstig,
Maar proest het dan toch uil,
Heft dreigend op haar vinger
En zegt: Jjj bent con guit!
Ik zie weer in verbeelding
Mezelve in mijn jeugd,
Wat is dat lang geleden,
Mijn kindje, Lieve dgugd!
Je lijkt nu net on Oma.
Op jonge Oma dan,
Toe Oma, vlei ik zachtjes,
Vertel inii daar eens.van!
IIct wordt in Oma's kamer
Dan een gezellig uur.
Want oud' en jonge Oma.
Die zitten bij het vuur.
Dc één vertelt verhaaltjes,
Die w e r k c 1 ij k z ij n gebeurd!
En d'ander luistert gretig
Met wangen, rood gekleurd.
Zeg zelf eens: is het wonder,
Dat ik mij graag verkleed.
In Oma's oude spullen
En doe als Oma deed?
Tot slot moet 'k Oma pakken,
'k Geof haar een dikken zoen
En zeg: Laat mij dat spel nog
Heel dikwijls met u doen!
Dan antwoprdt Oma lachend:
Heel goed, hoor. lieve kind.
'k Ben blij, dat ik de Oma
Van vroeger nog eens vind.
'k Had bijna haar verloren,
Maar nu heb 'k haar terug.
Ga jij, mijn kleine Oma,
Nu naar jc bedje vlug!
Dan ga 'k van Oma droomen.
Zooals zij nu is. oud,
Omdat ik van dio Oma
Het allermeeste houdt
(Nadruk verboden).
bovendien, met voorbeeldige trouw, de goe
de vorstin.
Een ijverige honingbij was de hofmeester
der vorstin, die zich, zooals allo elfjes cn
feetjes, alléén met honing en dauwdruppels
voedde. lederen morgén vloog de ijverige
bij met een zwerm koks en koksjongens, al
len bijen, naar de plek, waar dc geurigsto
bloemen groeiden. Met den fijnsten honing
beladen, kwamen zij daarna bij dc vorstin
terug.
Ook dc vogels zorgden voor haar welzijn,
want zij vingen de dauwdruppels op in af
gevallen bloemkelken, en brachten haar
den frisschen morgendrank.
De koningin, die als elfje ook vliegen kon,
beschouwde dan ook alle vogels als be-
hoorende tot de Koninklijke familie, en zoo
werden dus dc vogels prinsen en prinsessen
genoemd.
Heel den dag gaven dc prinsen dc prach
tigste concerten, die pas eindigden, wan
neer dc duisternis inviel. Doch zoodra de
vogels zwpgcn, verlieten dc sierlijke feetjés
hun verblijf en vermaakten, met hun vlug
ge, gratievolle dansen, de vorstin. En on
vermoeid dansten en zweefden de feetjes,
totdat de ochtendschemering hun aankon
digde, dat het tijd werd, naar de lcliekel-
ken terug te gaan. Want hang, dat Kawouf-
waf, zoo heette de kleine hond, in zijn
speelschheid de ragfijne sluiers der feetjes
zou scheuren, mochten deze alleen uit de
kelken komen, als Kawoufwaf, die heelden
dag waakte, sliep. Zoo heers,chte er,dan. ook
altijd rust, vreugde en vrede in de Droom
vallei.
Maar op een dag vertoonde zich héél on
verwachts een vreemde, 't Was een kat,
die zeer brutaal het verblijf der vorstin bin
nenkwam cn haar verzocht in het land,
waar alles zóó mooi en zoo vredig was, te
mogen blijven. De goede, vorstin, nog niet
begrijpend, dat een dier met zulke lieve,
aanhalige maniertjes, zoo vreeselijk wreed
kon zijn, keek de zeer mooie poes, die een
prachtigen, langen staart had, heel vrien
delijk aan en sprak daarna tot Kawoufwaf:
„Ik geloof, dat die vreemdelinge wel zeer
lief en zacht is. Wij willen haar daarom
niet van hier zenden; zij kan blijven, zoo
lang zij wil..."
En Kawoufwaf, die valschheid, noch ijver
zucht kende, boog voor de vorstin cn ant
woordde: „Ik zal dé vreemdelinge als mijn
zuster beschouwen, Uwe Majesteit."
Zoo bleef toen Miauw-miauw dien
naam had dc vorstin aan de kat gegeven
in het prachtige land. Zc gedroeg zich
toen cenige dagen zóó voorbeeldig cn wist
zich, door haar aardige maniertjes, zoo in
dc gunst der vorstin tc dringen, dat deze
dacht, nimmer zulk een lief dier te heb
ben ontmoet.
Doch na eenigo dagen kwarn een der
beste zangvogels zich hij de vorstin er over
beklagen, dat het vreemde dier met den
langen staart, zijn vrouwtje uit het nest
had géhaald en opgegeten.
Heel verbaasd staarde, bij dit verhaal, de
vorstin den zanger aan. Ze kon het niet ge-
iooven, dat de poes met haar fluweelen
pootjes zóó iets wreeds kon doen.
„Je moet je vergissen," sprak zij tot den
vogel. „Tot zoo iets wreeds is die zachte
Miauw-mauw niet in staat..."
Bedroefd, omdat men hem niet geloofde,
vloog de vogel naar zijn nest terug. Maar
zingen kon -nij dien dag niet. Ook de goedige
hond had de laatste aagen veel te lijden
van de kat, die ook voor hem haar waren
aard niet langer verborg. Doch geduldig
verdroeg de hond haar plagerijen; hij sprak
er zelfs niet over met de vorstin.
Op een dag, toen de kat zich weer vrij
onhebbelijk tegenover hem gedroeg, sprak
de hond schertsende: „Kom, houd toch eens
op met je kuren, jij, die niet eens kunt
blaffen! Jij kunt alleen slapen en „miauw"
roepon!"
Wat, kan ik niet blaffen?" blies nijdig
de kat. „Als i k dit wil, doo ik het veel be
ter dan jijZo probeerde toen dadelijk
het hondengeblaf na te bootsen, doch dit
mislukte zóó jammerlijk, dat het geluid af
schuwelijk was om aan te hoóren. Natuur
lijk lachten toen de hond en ook do vo
gels, die het geschreeuw hadden gehoord,
do kat uit.
„Waf-waf, dat is waarlijk prachtig!" spot-
to do hond. „Maar 't klinkt wel wat
vreemd
.Pssst!" blies toon op eens heel nijdig do
kat; ze sprong daarna op den hond toe en
krabde hem zóó vinnig in zijn snuit, dat het
bloed er langs liep.
Dc hond, die nog nooit eenjgo wreed
heid had ondorvonden, cn dus niet weten
de, wat hem overkwam, begon toen zóó luid
te huilen, dat alle dieren op hom toekwa
men loopen cn vliegen. Ook dc hofmeester,
met zijn koks, kwam naar buiten, cn
tegelijk met dozo dieren verscheen do vor
stin.
„Mijn goede, trouwo Kawoufwaf, wat is
er met jo gebeurd?" was haar verschrikte
vraag, zoodra zij zijn gewonden snuit be
merkte.
„Niets bijzonders, Uwe Majesteit", was het
antwoord van den hond, dio niet wilde
klikken over dc boosheid der kat.
„Er is wel wat. gebeurd, Uwe Majesteit!"
verklapte een oudo Ekster. „Dat vreemde
dier met het zachte vel is hoos en valsch.
Zij was het, die onzen goeden Kawoufwaf
zoo deerlijk heeft gewond. Ja, en zij doodde
óók de vrouw van mijn \Ticnd Lijster, en
hij, één uwer beste zangers, wil daarom
niet meer zingen..."
„En zo haalde mijn kindertjes uit het
nest!" floot droef een merel, „en ook dezo
at het boozc dier op
„Het spijt mij zeer, dit nu eerst tc vcr^
nemen, goede vrienden", sprak de vorstin,
„Doch 't is nog niet te laat, om Miauw-
rnauw voor haar wreedheid te straffen.
Treed naderbij, valsch dier, dat ik zoo zacht
cn lief dacht," ging ze op strengen toon tot
de kat voort. Sluipende naderde de poes en
legde zich voor de voeten van haar gebied
ster neer. En denkende, door haar gevlei
weer alles goed te kunnen maken, begon zo
met bet geven van kopjes en een vriende
lijk gespin.
Doch de vorstin, verontwaardigd over de
begane wreedheden in haar zoo rustig en
vreedzaam land, lette niet op het gevlei.
Voor de eerste maal, sinds zij over do
Droomvallei regeerde, ontbood zij de feo
Punise, do vrouwelijke rechter, die ook da
delijk, uit een aronskelk op haar toezweef-
de cn vroeg: „Wat verlangt Uwe Majesteit?"
Do vorstin vertelde haar daarop van de
valschheid en wreedheid der kat en sprak:
„Bedenk g ij nu een straf, die zeer strong
is, Punise. Bedenk er echter een, die niet
weed, doch wel moeilijk is voor dit, aan
een rustig leven gewend, dier
„Dan veroordeel ik dezo wreedo kat tot
de volgende straf," klonk Punise's stem be
slist: „Vanaf dit oogenblik zal zij geduren
de honderd jaren en drie dagen haar eigen
staart naloopen!"
Nauwelijks had Punise deze woorden uit
gesproken, of de kat liep als een tol in do
rondte, steeds naloopende het puntje van
haar staart. En hoo ze ook liep cn draafde,
ze kon met haar voorpooten den staart niet
grijpen. Zoo rende toen honderd jaren en
drie dagen steeds Miauw-mauw achter
haar eigen staart aan. Ze liep altijd in een
cirkel, en allen, die haar zagen rond
draaien, lachten .haar uit.
Dit duurde, totdat op een dag de straftijd
verstreken was. Met verbazing bemerkte
dien dag de kat, da£ zij niet meer rond
draaide. Doch mot nog meer verbazing
keek zij toen naar al hot vreemde, dat er
in die vele jaren was gebeurd. De Droom
vallei was zelfs verdwenen en met dit rijk
was óók de vorstin heengegaan. En ook
konden do vogels en de andere dieren niet
meer tot haar spreken, terwijl de honden,
die zij ontmoette, niets meer geleken op
den goedigen Kawoufwaf. Want ze blaften
haar allen aan en wilden haar bijten. Maar
het allervreemdste vond zij de menschen,
die wel op twee beenen liepen, zooals eens
de vorstin der Droomvallei, doch die geen
prachtige vleugels hadden, en die allen zoo
groot en dik waren als een boomstam. Eri
wèl geurden nog de lelies en aronskelken*