Nieuw Parijs
Drogisterij Het Gouden Kruis
langestraat 35. Tel. 308
Opgericht 1901
Gezelschapspelen
Dam-
Schaakspelen
Tric-Trac borden
Hellestraat b. d. Utrechtschestraat
Telefoon 1580
DE NIEUWE BUREN
MET HET VERKEERDE
BEEN UIT BED GESTAPT
SCHOONMAAK
VOGELS EN MENSCHEN
AVONDLIEDJE
3B3B3B3B33BB3333B3BBBBB333BBB3
Een ieder met gezond verstand
Ilecft steeds verbandstof bij de hand
Een ongeluk is gauw geschied
Doch goede hulp vindt men vaak niet.
Let wel: Een onbedachtzaamheid
Kan maken, dat men jaren schreitl
Ga daarom lieden nog van huis
En regelrecht naar ,,'t Gouden inns'*
Voorziet U daar van goed verband
Daar vindt U alles bij de hand
Gaas, zwachtels, pleisters, enzoovoort
Een waarlijk hulpveiiccningsoord
En 't mooiste daarbij is gewis
Dat de prijs zoo concurreercnd is!
BBBBBBBBBBBBBBBBB33BBBBBBBBBBB
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD
Hoofdstuk VIII.
Er hangt iets geheimzinnigs in de lucht!
Een week na de eerst zoo geheimzinnige
geschiedenis met de verscheurde tecke-
ning, welke echter zooals wij weten
geheel opgelost werd, vierde Wout zijn
twaalfden verjaardag.
Natuurlijk waren er in den huize Bosch
lust allerlei voorbereidingen getroffen om
dit feest te doen slagen, terwijl de jcugdi
ge „Uilen" ook niet stil gezeten, maar zich
in tegendeel uitgesloofd hadden in het be
denken van allerlei verrassingen ten einde
het hunne tot de feestvreugde bij te bren
gen.
Het werd dan ook een onvergetelijke
'dag voor alle kinderen, niet het minst voor
Wout zelf, die den vorigen dag van den
dokter toestemming gekregen had een
uurtje op te zitten. Dat deze permissie juist
nu gegeven werd, maakte Wouts twaalf
den verjaardag lot een feest voor Jong en
Oud.
,,'k Wou, dat we allemaal in de vacantia
'jarig waren," zei Bep, die met schrik uit
gerekend had, dat zij op een Dinsdag ach
ter in Septomber negen jaar zou worden.
„Ik niet!" riep Wout dadelijk uit. „Want
liu 't nog een poosje duurt, denk ik vast,
dat ik na schooltijd loopende naar je toe^
kom, om'je te felicitebren!"
„Dat zou eenig zijn!" zei Bep en haar
'eigen teleurstelling vloeide weg bij de ge
dachte, hoe heerlijk dit voor Wout moest
Nvezcn.
Zoo ging de vacantic onder allerlei pret
tig samenkomen der buurkinderen voorbij,
tot er in de laatste week iels gebeurde, d^t
'de goede verstandhouding tusschen de
'jeugdige bewoners van „het Uilenncst" en
die van „Boschlust" dreigde te verstoren.
Op een morgen kwam Elly met tranen
in de oogen bij Wout en vertelde onder
horten en stootcn, dat ze niets meer van
die „akelige buurkinderen" wilden weten,
want dat ze een geheim voor haar hadden.
Ze waren met hun vieren in den tuin van
Boschlust en hadden met geheimzinnige
gezichten bij den krommen berk gestaan
zonder haar, Elly, te willen zeggen, wat ze
daar uitvoerden. Was dat niet vreeselijk
onaardig? 't Was toch hun gebied en de
buurkinderen konden dus wel zeggen, wat
zij in hun schild voerden!
„En als ze dat niet doen, moeten zo
maar in hun eigen tuin blijven!" voegde
Elly er boos aan toe.
Wout streek de verwarde krullen uit het
gloeiende gezichtje van zijn verontwaar
digd zusje en zei kalmeerend:
„Maar als er nu eens hcclmaal niets was
jen ze dus ook niets verzwegen hebben!"
„O, maar dat is 't juist!" riep Elly uit.
Toen ik er aan kwam, hielden ze opeens
op met praten. Ik hoorde nog juist, dat ze
T over een brief hadden, al snap ik niet,
wat dat met dien krommen berk te ma
ken-heeft."
„Misschien vertellen zij 't je wel!" tracht
te Wout te sussen. „Jij bent altijd zoo'n juf
fertje Ongeduld, Elly! 'k Zou maar eens
kalm afwachten en probeeren, niet al te
nieuwsgierig te zijn. Was Bob bij je, toen
jc die ontdekking deedt?v
„Ja, dat wel! Maar hij heeft niets gemerkt
Hij is ook nog zoo klein!"
Dit laatste kon Wout natuurlijk niet ont
kennen en hij nam zich voor, niets te vra
gen, maar dubbel goed op te letton, of er in
de houding der buurkinderen ook iets ver
anderd was.
Toen de jeugdige bewoners van „het
Uilcnnest" dien middag op Boschlust kwa
men, was er iets in liun optreden, dat
Wout niet ontging. Zij keken elkaar nu en
dan vcelbeteekcnend aan en schenen een
geheim te hebben. Dat dit verband hield
met hetgeen Elly dien morgen verteld bad,
stond vast bij hem. Maar wat kon het zijn?
Jaap, Hans en liun zusjes waren altijd pret
tig met lien omgegaan en hadden lien deel
genoot gemaakt van al hun lief en leed.
Vanwaar nu die plotselinge geheimzinnig
heid?
Wout wilde er niets onaardigs van den
ken, maar toch kon hij in zijn hart Elly
geen ongelijk geven. Als 't niet beter werd,
zou hij hen eens opmerkzaam maken op
het realement. dat immers alle geheimen
voor elkaar verbood! Hij ook snapte niet,
wat zij in hun schild voerden. Als hij maar
loopen kon, zou hij zich eens verdekt op
stellen bij den krommen berk. Maar dat
wisten ze juist, dat bij niet kon en... daar
van maakten zij misbruik, 't Viel hem ge
wcldig van „de Uilen" tegen, want zoo iels
zou hij allerminst van hen verwacht heb
ben. Dat er iets was, voelde hij echter dui
delijk.
Als hij maar wist, wat 't kon zijn!
(Wordt vervolgd).
(Nadruk verboden).
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
Rrrt! ging de wekker.
Bob Veenstra werd wakker, maar had
niet den minsten zin al op te staan. Hij
was nog erg slaperig, keerde zich dan
ook nog eens om en besloot zich vandaag
niet aan dien naren wekker te storen, maar
nog lekker wat te blijven liggen om
oed wakker te worden? Neen! Om nog een
klein dutje te doen. 't Kon immers best!
't Kleine dutje viel echter langer uit
dan in Bobs bedoeling had gelegen. Ver
schrikt werd hij dien morgen dan ook voor
de tweede maal wakker, toen Vader een
sqoi-t roffel op zijn deur slóeg en daarbij
riep:
„Opstaan, Bob! 't Is al bijna half negen!"
Éven schoot het door Bob heen», zich
ziek te houden en daardoor heerlijk in bed
te kunnen blijven. Maar de herinnering aan
zijn laatste zoogenaamde ziekte, toen Va
der en Moeder wat goed begrepen hadden,
welke kwaal hij had en hem lieelemaal als
een „schoolziekte" patiënt behandeld had
den, deed hem besluiten toch maar op te
slaan.
Haastig trok hij zijn kousen aan -— één
zelfs binnenste-biiiten! waschtc zich zeer
oppervlakkig en kleedde zich aan. Dat ge
dwongen haasten maakte hem korzelig en
zijn gezicht stond dan ook lang niet vrien
delijk, toen hij beneden kwam, waar Vader,
Moeder, zijn zusje Lcni en de kleine
broertjes Dik en Krik, die tweelingen
waren, al aan het ontbijt zaten.
Leni zag dadelijk, dat Bob met zijn ver
keerde been uit bed gestapt was en nam
zich voor: maar alleen naar school te gaan.
Gewoonlijk kon ze best met haar ouder
broertje opschieten, maar als hij zoo don
ker keek, vond zij liet veiliger zijn gezel
schap niet te zoeken. Zij wachtte dus niet
op liem.
Nauwelijks was Lcni vertrokken, of Bob
verslikte zich in zijn boterham. Dat kwam
natuurlijk, omdat hij te schielijk at. 't Was
een benauwde geschiedenis en toen liet ein
delijk bedaard was, had de jongen geen
minuut te verliezen en moest hij, terwijl
zijn bord nog niet eens leeg was, op een
holletje naar school.
Onderweg zag hij geen van de jongens
of meisjes meer, met wie Leni en hij ge
woonlijk naar school gingen. Hij was dan
ook erg laat en daar hij weinig lust gevoel
de te laat te komen en teruggestuurd te
worden, liep hij zoo hard als hij maar kon.
Plotseling struikelde hij over een steen,
viel en deed zich leclijk pijn. Tijd om een
onderzoek naar zijn knie in te stellen had
lnj echter niet. Hij draafde al weer verder.
Juist sloeg hij den laatsten hoek om, toen
der schoolbel geluid werd en hij nog juist
op het nippertje naar binnen glippen kon.
Ilè, hè! dat had hij gehaaid!
Maar zijn booze bui was niet verdwenen.
Bob was een jongen, die niet tegen haasten
kon en daardoor leelijk uit zijn humeur
raakte. En nu hij dezen morgen toch al
met zijn verkeerde been uit bed gestapt
was, werd dit er natuurlijk niet beter op.
Zijn taalles, die hij den vorigen avond
toch werkelijk gekend had, leverde nu al
lerlei onverwachte moeilijkheden op, zoo
dat hij onvoldoende kreeg en haar na
schooltijd 't was Woensdag moest
ovcrleercn. Van zijn sommen in liet tweede
uur bracht hij evenmin veel terecht. Alles
liep hem ook tegen vandaag! En zijn tee-
kening in het laatste uur leek al heel wei
nig op het voorbeeld, vertoonde bovendien
eon vuilen veeg en een paar knoeien, alle
leekenen van zijn slechte stemming
- Zeg, weet je, wat ik doen ga?
Vraagt Jetje op een dag.
- 'k Ga grooten schoonmaak.houden;
- 'k Vind heuscli wel, dat liet mag!
- M n poppekind ren morsen
Zoo vaak met brood of koek,
- En 'k zie zoowaar een spinweb
Daar ginder in den, hoek!
- 'k Haal vlug liet slöfdoekmaiulje,
Kom, popje, niet gezeurd!
- 'k Kan nu niet met je spelen:
De kamer krijgt een beurt!
(Nadruk verboden).
- 'k Ga eerst mijn kleedjes kloppen;
Dan wrijf ik alles op:
- M'n kastje en m'n tafel
- En 't stoeltje van de pop.
O! o! dat is een werkje,
Eer alles helder is!
- Maar nu glimt het toch prachtig,
De grond wordt heerlijk friscli!
- En, poppen, niet meer morsen!
't Is alles nu weer fijn
- Jc moedertje kan heusch niet
Altijd zoo bezig zijn!
RO FRANKFORT.
Met een knorrig gezicht zal hij na twaal
ven zijn les over te loeren en weinig opge
wekt kwam hij thuis. Zijn boterham stond
klaar, maar er was niemand in de ka
mer!
Landerig ging hij naar de keuken, waar
Mina hem vertelde, dat Moeder en Lcni
nog geen vijf minuten geleden naar de stad
waren gegaan om boodschappen te doen
en de kleintjes hun middagdutje deden.
Op eens herinnerde Bob zich, dat hij ook
naar de stad zou zijn gegaan. Moeder had
't Leni en hem immers den vorigen avond
beloofd, als zij heel vlug uit school kwa
men. TIoc was het mogelijk, dat hij daar
lieelemaal niet meer aan gedacht had?!
En nu waren ze zonder hem gegaan!
Woest was Bob en dat er nu juist nie
mand thuis was, op wie hij zijn woede koe
len kon! Even probeerde hij 't bij Mina,
maar die zette hem hardhandiger dun be
paald noodig was, de keuken uit.
Als Vader maar thuis geweest was, zou
hij zich niet verlaten gevoeld hebben, maar
Vader bleef meestal op zijn kantoor koffie
drinken vanwege den groeten afstand.
Wat zou hij doen?
In huis hield hij 't niet uit!
Dan maar eens kijken, of Wim Wolters
zijn vriend, thuis was!
Nadat Rob onnoodig hard aangebeld had,
vertelde mevrouw Wolters hem, dat Wim
met zijn Tante en zijn neefje naar de stad
was.
II ij dus ook al! Was dan iedereen van
middag naar de stad, iedereen behalve hij?!
t Was om uit jc vel te springen van
kwaadheid!
Boos liep Bob weer terug. Waar zou hij
nu naar toe gaan? Als hij een paar dub
beltjes gehad had, zou hij ook met de tram
naar de stad zijn gegaan! Maar Moeder
had zijn spaarpot onder haar veilige hoede.
Als een kleine jongen een paar dubbeltjes
aan Mina vragen... dat deed hij niet!
Ilij zou nog de kans loopen, dat zij 't hem
weigerde. Alles liep vandaag immers te
gen! En om naar de stad te loopen was
veel te ver!
Doelloos liep hij in de buurt van zijn
huis rond, toenOom Hans, de jongste
broer van Moeder, met wien Bob liet altijd
uitstekend kon vinden, er plotseling aan
kwam.
„Hè Bob, wat voer jij hier op je ééntje
uit?" vroeg Oom Hans.
Verlegen keek de jongen om zich heen
en in een plotselinge behoefte zijn hart uit
te storten, riep lnj uit: „Alles loopt me van
daag tegen, Oom!"
Oom Hans nam hem eens van het hoofd
tot de voeten op, scheen iets te ontdekken
en vroeg op den man af:
„Ben jij vanmorgen soms met het ver
keerde been uit bed gestapt, baasje?"
Even keek Bob verwonderd. Die Oom
Ilans scheen soms door jc heen^ naar bin
nen te kunnen kijken! Hoe wist hij nu weer
wat Bob zichzelf maar nauwelijks beken
nen wilde?
Nu was de jongen, al had hij veel ge
breken, bij familie en vrienden bekend om
zijn eerlijkheid en dacht hij er dan ook
niet over Oom Hans iets op de mouw te
spelden.
„Iloe hoe wcefru dat?" vroeg' hij.
Lachend wees Oom Hans op zijn kous,
die hij binnenstebuiten aangetrokken had,
zijn das, die als een touwtje om zijn hals
zat, zijn schoenen, die slordig dichtgeregen
waren en zei:
„Wie zich 's morgens zóó aankleedt, heeft
zich óf verslapen, óf is met het verkeerde
been uit bed gestapt! Biecht nu eens op,
mannetje, wat is bij jou het geval Zal ik
het eens raden? Ik geloof, dat ik de plank
niet ver missla, als ik veronderstel, dat
jc aan beide kwalen lijdt, die dan ook dik
wijls samen gaan. Is jc wekker'vanmorgen
soms niet afgcloopen?"
„Jawel, Oom, maar ik had geen zin om
dadelijk op te staan en sliep weer in
„Om later met het verkeerde been uit
bed te stappen. Is 't niet?"
„Eigenlijk wel," bekende Bob.
„Daarvoor weet ik een goed middel", zei
Oom Hans. „Jc gaat naar je slaapkamer,
maakt jc toilet keurig in orde, en neemt jc
voor: nooit meer met liet verkeerde been
uit bed te stappen. Daarna kom jc -weer
beneden en ga je met mij op stap. Ik licb
een en ander al tegen Mina gezegd en een
boodschap voor Moeder achtergelaten, voor
het geval ik jc onderweg mocht oppikken,
zooals nu gebeurd is."
Het gezicht van Bob, dat den gehcclen
dag norsch had gestaan, helderde plotse
ling op. Met Oom Hans „op stap gaan"
bctcekcndc altijd een prettig uitgangetje.
Weldra stonden ze voor de deur van
Bobs huis en deed Mina open.
„Wacht u dan even belleden op me?"
vroeg de jongen en weg was hij om spoe
dig geheel gereed voor Oom te staan.
,,'k Geloof, dat je niets vergeten hebt,"
merkte Oom tevreden op, terwijl hij zijn
neefje monsterde. „Zelfs je Zondagschc ge
zicht niet!"
„Dat hoort er toch bij, als ik met u uit
ga, Oom," zei Bob lachend. Zijn stemming
was als bij tooverslag omgekeerd.
Oom, die leeraar aan 't lyceum was en
's Woensdagsmiddags vrij had, was op weg
geweest naar Bobs Moeder om te vragen, of
de jongen mee mócht, maar had niemand
aangetroffen dan Mina, die niet wist, waar
Bob uithing.
Bob ging nu met Oom Hans naar de stad
en... kwam nog juist bijtijds in den bios
coop, waar dien middag een bijzonder mooie
film vertoond werd.
't Werd een heerlijk uitgangetje en toen
Bob afscheid van Oom Hans nam, beloofde
hij hem: nooit weer met zijn verkeerde been
uit bed te stappen, "t Bracht maar-niets
dan narigheid.
En Bob heeft woord gehouden. Ilij stond
voortaan vroeg genoeg op om er op te
kunnen letten, met welk been hij uit bed
stapte. Natuurlijk zorgde lnj er wel voor,
dat dit steeds met het goede was!
(Nadruk verboden).
Ik houd van de vogels en wij allen thuis
zijn vogelvrienden. Dat weten ze wel, de
muschjes. Eiken ochtend krijgen zo brood
en geduldig zitten ze samen op de schut
ting te wachten. Duurt 't echter al te lang
naar hun zin, dan beginnen ze uit alle
macht te tjilpen, alsof ze willen zeggen
„Zeg. ben je nu nog niet op? We zitten
hier al zoo lang!"
Wordt 't brood gestrooid, dan vliegen zo
er allen op af. En vechten als zo er om
doen! Ze pikken 't elkaar gewoon af en wie
den buit te pakken heeft, vliegt onmiddel
lijk weg, bang, dat een ander 't haar ont
futselen zal.
Aanvankelijk waren ze nog schuw. Dat had
poes op haar geweten. Maar op poesje wordt
gelet, dio wordt binnen de kamer gehou
den. En nu ze weten, dat hun terrein vei
lig is, worden zo zelfs brutaal. Eén trok
de stoute schoenen aan door op den drem
pel van de opengeslagen deur der cetkamor
te zitten wachten, lot haar een stukje
brood werd toegegooid.
De menschcn zeggen altijd, dat honden
verstand hebben, maar kunnen niet vele
dieren verstandig wezen?
Mijn zusje was te Batavia op kostschool.
Daar hadden ze een tamme kraai. Als er
's middags gegeten werd, wipte zij de kamer
binnen, noodigdc zichzelf ten eten uit en
pikte van de borden, nam daarna een bad
in één van de vingerkommetjes en spatte
't water naar rechts en naar links, natuur
lijk tot groot vermaak van alle aanwezigen.
Van baden gesproken, we hebben voor
in den tuin een drinkvijverlje voor do vo
gels. Als hel 's zomers warm is, baden de
musschen zich daar ook in. Dan hebben
wij dikwijls plezier, want als de merel haar
bad neemt, spat zij met een trotsch gebaar
om zich heen en alle musschen nemen de
vlucht.
En denk jc nu eens zoo'n diertje, gewend
in de vrije lucht, opgesloten in een kooitje!
Ik kan menschcn, die er een dergelijke lief
hebberij op nahouden, niet uitstaan. Welen
ze dan niet, dat een vogel juist 't vliegen
in de vrije natuur zoo lief is en dat nergens
anders dan buiten in 't vrije veld of in 't
diepe bosch, hun gezang zoo blij en vroo-
lijk klinkt?
Daarom is ook onze leuze:
„Geef den vogels eten, tnaar weer allo
wreedheden!"
C. d. J.
(Nadruk verboden).
's Avonds vóór wc slapen gaan,
zingen wc een liedje
en het allerhardst zingt wel
Onze zus Marietje.
Maar o wee, ze houdt niet wijs,
zingt op eigen houtje,
nu eens hoog en dan weer laag
als een grappig vrouwtje.
Moeder zegt: laat haar begaan,
m ij klinkt 't mooi in d'oorcnj
'k zou veel missen, als 'k mijn prul
's avonds niet zou hooren!
(Nadruk verboden).
ITERMANXA.