„DE WITTE"
THEE COMPLET
Antersfoorisch Dagblad
I Fa. van Achterhergh
DE APPEL' EN EVA
OORLOG ACHTER KISJINEW
Gebruikt nu
Uw GESOIGNEERDE
a 60 CENT
VAN 21/2-51/2
COMPLETE
MEUBILEERINGEN I
EEN BOEK IS EEN MENSCH
OP HET HEERLIJKE TERRAS VAN
'Va Tihei
WESTSINGEL 10-13
LETTERKUNDIGE KRONIEK.
Het nieuwe boek van Jo
van AmmersKüller. (J. M.
Meulenhoff, Amsterdam).
Dit ls bet tweede vervolg dat Jo van Am
mersKüller op haar succesbock „De Op
standigen" schreef. Het eerste, „Vrouwen
kruistocht", heb ik maar in geringe mate
kunnen bewonderen, behalve dan het koste
lijke hoofdstuk, waarmede het boek opende:
de oude Keejctje Coornvelt op haar negen
tigste verjaardag temidden van kinderen en
kleinkinderen, achterneefjes en achternicht
jes, die ze niet eens alle meer kent...een
stukje te oud geworden, uitflakkerend leven
dat door de schrijfster met een milde intuï
tie was aangevoeld en uitgebeeld. Het stond
in wondere tegenstelling met de zeer-goed-
koope, slordig-gecomponeerdc rest van het
book, en ik heb, na de lectuur van het ge
heel, dat eerste hoofdstuk nog eens moeten
herlezen om mijn geloof in het talent van
Jo van AmmersKüller ongeschokt te kun
nen bewaren. Thans wordt dit geloof met
zekere en diepe kracht bevestigd door haar
jongste publicatie „De appel en Eva", wat
ouderwetsch van allure misschien (de criti
ci onzer allerjongste 6chrijversbent zullen
het veroordeelen), maar toch een goed-ge-
schicven, boeiend verhaal, dat den lezer
plaatst voor een zeer urgent probleem-van
onzen-tijd.
Ge vindt hier enkele personen uit het laat
ste gedeelte der „Opstandigen" terug. Kent
ge ze nog? Herinnert ge u het groote, rijke,
maar eigenlijk zeer verwilderde gezin van
Steven Coornvelt en zijn vrouw Dorothee?
„Verwilderd", zeg ik, en de oorzaak dier ver
wildering was niet ver te zoeken. Ze school
in het onharmonische huwelijk der ouders,
waardoor er in het deftige, aanzienlijke huis
een sfeer van-liefde en vertrouwelijkheid
ontbrak, en waardoor tevens de band tus-
schen ouders en kinderen onherstelbaar ver
broken lag. Daarbij komt dat Moeder Doro
thee zeer vele buitenhuisclijke besognes
heeft, ze is lid van de Tweede Kamer en
verzamelde in hare gewichtige persoonlijk
heid nog zoovele andere maatschappelijke
functies, dat ze de zorgen voor haar gezin
wel moét overlaten aan een eerste, een twee
de, en derde dienstmeisje, een juffrouw
voor de huishouding, een linnenmeisje, een
keukenmeisje, enzoovoort. Het kan wel zijn
dat ik een paar te veel opnoem maar zóó
is althans de indruk, die ik er van behouden
heb. En Vader Steven is een man, die abso
luut geen afstand kan doen van zijn jeugd.
een man die niéts verstaat van de sclioo-
ne kunst van het ouder-worden, en die
meent zijn laatste zielige levensjaren te
kunnen redden door heimelijke, infantiele
amourettes aan te knoopen of door als een
piepjonge kerel lustig achter tennisballctjcs
aan te draven. De spruiten uit dit huwelijk
waren (om het euphemistisch te zeggen) erg
„modern", vrocg-rijpo egoïsten, die reeds
in de wieg wisten dat ze in „de eeuw van
het kind" geboren waren en dat hun leven
dus geen andere opgave zou hebben dan het
eigen geluk te zooken, waar ook en hoe ook.
Met de primitieve belangstelling van een ar
geloos lezer ben ik toenteitijd nieuwsgierig
geweest hoe het met deze Puck en Elly en
Kitty, met deze Pim en Lody (gé ziet aan de
namen reeds hoe up-to-date zo waren) zou
afloopen in hun verder leven, en deze
nieuwsgierigheid wordt thans door de
nieuwste roman van Mevrouw Van Ammers
—Küller ten deele bevredigd. Na de echt
scheiding van Steven en Dorothee, valt het
gezin heelemaal uiteen Steven hertrouwt
in Engeland en Dorothee trekt naar Genève
om er een functie bij een der commissies
van den Volkenbond te aanvaarden. Kitty
was reeds, na heftige scènes met haar vader
naar Parijs gegaan om aan een dansschool
te studeeren; zijn wordt er ten slotte manne
quin in een groote modezaak Elly werd ver
pleegster opdat zij later haar man in zijn
kliniek terzijde zou kunnen staan, ge
vindt haar hier op een klein Amsterdamsch
bovenhuis terug als een goede moeder en
een brave doktersvrouw. Omtrent het ver
dere levenslot van Pim en Lody worden wc
in dit nieuwe boek weinig gewaar, maar des
te meer vertelt het ons van de oudste der
moderne Coornveltsche kinderen: Puck.
Dit is de roman van Puck en van haar hu
wclijk met Hans van Doeveren. In „De Op
standigen" staat zij geteekend als het goede
type der rijke, zelfstandige jongc-vrouw van
onzen tijd: ze is gepromoveerd in de rechten
heeft op haar twintigste jaar al zoowat de
goheele wereld bereisd en bekleedt een ver
antwoordelijke betrekking aan een groote
bankinstelling; ze geniet een vrijheid van
leven en bewegen die ruimer is dan waar
van een vorig mannengeslacht durfde droo-
men. En toch gaapt er in haar hart een pijn
lijke leegte. Dit blijkt den lezer bijvoorbeeld
duidelijk uit een gesprek tusschen haar en
haar tante Wijsman. Wanneer de oude
vrouw bewonderend gezegd heeft: „Voor jul
lie jonge-mcisjes van tegenwoordig staat de
hééle wereld open", dan antwoordt Puck
zooiets als: „De hccle wereld, ja, en wat
dan nog?"
Wordt deze leegte aangevulJ door het in
dezen nieuwen roman beschreven huwelijk
met haar jeugdvriend Han van Doeveren?
Of (geplaatst op een algemeener plan gelijk
de bedoeling der schrijfster is) ls voor de
longe vrouw van tegenwoordig, die naar
het oordeel der ouderen, zoo gaarne speelt
met de liefde, voor wie het huwelijk dikwijls
een loutere kaneberekening schijnt on die
niet zelden zich afkeering toont van het
moederschap, is toch desondanks ook
voor haar het gewone huwelijik een weg tot
het verwerven van innerlijk evenwicht en
Icvensvulling?
Ja, enneen!
De vrouw, die vroeger, vergeleken met den
man, in zaken van liefde en huwelijk, gedre
ven scheen te worden door gcvoci cn intuï
tie, is blijkbaar uit de emancipatie-strijd te
voorschijn gekomen met een flinke dosis
nuchtere verstandelijkheid; zij is, laat
maar goed, tot bewustwording gekomen en
heeft stevig van den boom der kennis gege
ten, steviger dan de man. Puck, reeds
lang mevrouw Van Doeveren, vertelt aan
haar oude dokter en bloedverwant, oom Pe
ter Vegeer, een jeugdherinnering waaruit
zich hare houding in het 'huwelijk verkla
ren laat cn tevensdo trtcl van dezen
roman. Toen ze acht jaren oud was, heeft
ze met haar broertje van zes gekibbeld bij
het lezen van de kinderbijbel; zij beweerde
dat Eva, die het eerst in den appel beet,
dus al verstand moest hebben toen Adam
nog niéts wist, en natuurlijk had Eva
ook het grootste stuk van den appel voor
zich-zelve behouden. Haar broertje Ted be
gon hierop verwoed te vechten, gooide haar
op den grond en bewerkte haar zoolang met
zijn vuisten tot ze toegaf cn jokte dat Eva
het grootste deel van den appel aan Adam
«af nog vóór ze er zelf van had geproefd.
Met was het probleem der emancipatie in-
a-nut shell I
Wanneer ze het verteld heeft, zegt de ou
de dokter in beproefde wijsheid: „Het gaat
in hoogste instantie "niet om de vruchten
van de boom der kennis. Om het karakter
gaat het en meest veelalom hért".
In haar verhaal en in dit antwoord van
den dokter culmineert de gchcelc betecke-
nis dezer liefdes en huwelijks-geschiede
nis van een moderne vrouw cn een, bij
haar vergeleken, oudcrwetsch-voelenden
man. Het geval staat waarlijk niet
alleen en ge zoudt het bij jonge, intelligen
te huwelijkspaartjes uit uw naaste omge
ving welhaast stuk-voor-stuk kunnen con-
stateeren. Misschien is de vrouw wel altijd
in liefdes-zaken verstandiger, nuchterder
aangelegd geweest dan de man. maar zij is
zich daarvan nü bewust geworden; ze wèèt
nu dat Eva het eerst cn liet meest van den
appel der kennis gegeten heeft. En de man
staat met zijn onbewuste sentimentaliteiten
daar machteloos tegenover. Vooral de vrou
welijke bewustheid kwelt hem, want hij
moet er onuitgesproken een levensmoed in
erkennen die hij zelf mist; hij speelt
gaarne verstoppertje cn camoufleert zijn be
geerten achter een sclioonen schijn. Wan
neer Han met een andere vrouw tot een
liefdes-verklaring gekomen is cn Puck
reeds alles duidelijk begrijpt, durft hij noch
haar, noch zichzclve nde volle waarheid be
kennen; hij stamelt, dat Lily (de éndere
vrouw) cn hij zich niet voorgenomen hebben
hun begeerten te overwinnen cn alleen maar
goede vrienden zullen blijven Dan barst
Puck in lachen uit omdat hij zoo naïef is
tegenover hare illusie-looze, naakte wereld
wijsheid, en ze gevoelt dat hij haar bijna
béat, machteloos haat om de kracht van
haar geest die sterker is dan de zijne cn
die in koude woorden samenvat wat hij niet
durft te zoggen.
Inderdaad wordt de man gekwetst door
deze bewuste nuchterheid van de geëman
cipeerde echtgcnoote cn hij zoekt daarom
liever dié vrouw bij wie hij deze nuchter
beid niét onderscheidt doordat ze in haar
önbewust bleef. Prachtig staat aldus in dit
levensverhaal tegenover Puck de on-intel-
ligente, cultuurloozc Lily, die aanhaliger is,
aanhankelijker en... hulpbehoevend, die
Han de ijdele bevrediging geeft haar red-
der-in-den-nood te schijnen, maar wier be
doelingen in-den-grond en önbewust stel
lig van een veel grooterc verstandelijke ge
slepcnheid zijn. Zonder het opzettelijk te
willen of te weten buit zij tegenover hem
haar vrouwelijke zwakheid cn lieve moe
derlijkheid uit, en zij verstaat de kunst
die een moderne vrouw als Puck niét ver
staat: een man naar zich toe te halen,
maanden lang, hem gek te maken van ver
langen en dan netjes de stroep te trekken,
tot hier toe en niet verder, als je meer
wilt, moet je trouwen.
Zoo dreigt cr in het huwelijk tusschen
Puck en Han een zware breuk, totdat Dei
den de waarheid belijden die cr lag in het
woord van den dokter: „Het gaat niet om
de vruchten van den boom der kennis,
het gaat om karakter, cn... meest van
alom hért". Beiden erkennen als een
beter levensbezit de liefde die er achter
Puck's bewuste verstandelijkheid schuilt
en in het besef daarvan vinden ze elkaar
terug en wagen ze bet opnieuw.
Het is oen knap-geschreven, lezenswaar
dige roman, dit nieuwe boek van Jo van
AmmersKüller; het brengt ook in de
bijfiguren (Lily, Kitty) voortreffelijke
mensch-uitbeeldingen en het voert daarbij
den lezer in het zcldcn-gckcndc inte
ressante milieu van een groot Parijsch
modehuis met al zijn wonderlijke zaken-
zorgen en perverse intrige'tjes. Hoewel
«een literatuur van den allercersten rang
is het boek een zeer opmerkelijke verschij
ning.
HERMAN POORT.
Radionieuws.
EEN „MEERDERJARIG" RADIO
TIJDSCHRIFT.
Het Tijdschrift „Wireless World" mocht
dezer dagen terugzien op zijn 21-jarig be
staan. Het is het oudste radiotijdschrift van
Europa. Ter gelegenheid van dit feest zendt
Je Internationale Broadcasting Company
oer. speciaal programma uit over den Fran-
schen reclamezcnder Radio-Fecamp ten be
hoeve van de Engelsch-sprekende luiste
raars.
IN HET ROEMEENSCH-RUSSISCHE
niemandsland.
(door een bizonderen correspondent).
Sedert 1918 is het Russisch
Rocmeensche grensgebied, liet
Niemandsland aan den
Dnjestr, oorlogsgebied! Hon
derden vluchtelingen uit Rus
land moeten hier tusschen
de beide fronten door, waar
de machinegeweren nog even
regelmatig ratelen, als dertien
jaar geleden
De stad der 23 kerken en 31 synagogen
ligt in den brandenden gloed van een bij
na tropische zon. Maar dat schijnt de be
woners niet te deren. Met bewonderens
waardige. ongevoeligheid voor de bakoven-
temperatuur, die de Westerlingen totaal
uitput en verslapt, stampen de boeren, die
de weekmarkt komen bezoeken in hun
zware halve laarzen, hun harige schaaps
vellen en groote kozakkenmutsen heen cn
weer, trippelen de Joodsche kooplieden in
lange, vettige kaftans tusschen de markt-
tenten door, waar zij ijverig gesticuleerend
op de boerenwagentjes, naar waren van
hun gading speuren. Achter de wagentjes
kijken zwijgzame en wezenloozo Oekrai-
ners, die meestal pluimvee, eieren, boter cn
honing verkoopen, op hen neer.
Ergens is een vechtpartij in vollen gang,
een vrouw krijsclit er tusschen door
kreupele bedelaars, walgelijk vervuild, ver
vullen de lucht met bun eentonig gpklaag,
dronken kerels liggen zalig droomend mid
den over den weg, stofwolken stuiven op
wielen ratelen oorverdoovend, Zigeuners
zingen, kooplieden gillen en brullen cn bo
ven dat alles uit zweeft een doordringend,
verdoovende geur van mest, menschcnlucht
en bedorven visch, die de longen liaast
jioet bersten
Sedert 1918 oorlogsgebied.
„Tja, een lentewindje waait er nu wel
niet", zegt do vriendelijke majoor der Si-
guranza gemoedelijk, „maar waarom bent
u ook hierheen gekomen? U had toch reeds
te Boekarest kunnen vernemen, dat er geen
passen voor het grensgebied worden ver
strekt. Want, zooals u weet, is de Dnjestr
sedeït 1918 oorlogsgebied! U had beter ge
daan, door de bergen naar Dorna-Watra
te rijden, of naar de kust van de Zwarte
Zee, waar u heerlijke zeebaden kunt ne
men. Hier is niets gedaan en de Dnjestr
zult u niet onder de oogen krijgen."
„Maar ik wil beslist naar Tighina!"
„Onmogelijk! U had evengoed in den we
reldoorlog een pleziertochtje naar Verdun
kunnen gaan maken. Drink liever een glas
wijn met mineraalwater, dat verkoelt cn
scherpt het verstand
In do prefectuur is niemand te spreken.
Het schijnt wel, alsof alle verantwooide-
lijke ambtenaren op dienstreis zijn, of door
gewichtig" besprekingen verhinderd zijn
iemand te ontvangen. Een kanselarijamb
tenaar wordt na het opsteken van een
bankbiljet een beetje toegankelijker.
„Wij weten al, wat u wilt. Ik vrees, dat
er nog weken mee heen kunnen gaan,
voordat het de heeren mogelijk zal zijn,
uw zaak in overweging te nemen. Kent u
Boekarest? Ach, hoe heerlijk is het daar,
wat een bedrijvigheid heerscht daar en
wat een mooie vrouwen! Waarom schrijft
u niet via Boekarest?"
In het hotel komt de lijvige eigenaar
naast den met tegenzin etenden gast zit
ten. „Smaakt het kippetje u niet? Zeker
een beetje geërgerd! Dan smaakt een Wod
ka goed! Hè Nicolai!"
Dc kellner brengt de flesch. De Wodka
is scherp, brandt cn schroeit de tong, maar
men wordt er inderdaad door opgewekt.
De waard drinkt klokkend.
„U schijnt niet te weten, hoe men hier
te lande moet doen; met Westersche metho
den is hier niets te beginnen!" Zijn oogen
glanzen kleintjes boven zijn bolle, waardige
wangen. „Ik zal u Josif eens voorstellen".
Een uur later komt een magere, oudere
man met diepe buigingen de gelagkamer
binnen. Russisch hemd met gordel, een ge
scheurde linnen broek, die om de lange
beenen fladdert, zware laarzen aan dc voe
ten. Achter hem de zwaarlijvige gestalte
van den hotelier, die mij steeds aan een
natte spons doet denken, zoo deint en
kwabt alles aan hem. „Dat is Josif", zegt
hij.
Met gebogen hoofd nadert Josif en ach
ter hem de waard de wankele tafel, waar
op de Samowar pruttelt. Hoe warmer het
weer, hoe meer thee zij drinken, deze oud-
Russen. Dat is een vaste stelregel van hen
geworden. Ieder van hen giet een glas vol,
bijt een klein stukje suiker af en slurpt
met zichtbaar welbehagen. Stoelen zijn er
niet... Hoen en weer loopend, wordt er
(luisterend overleg gepleegd. Tenslotte zegt
de waard: „Josef zal u naar Tighina bren
gen. In twee uur moet u klaar zijn. U
hebt in ieder geval een binnenlandsch
paspoort noodig, kosten 500 Lei, de wagen
eveneens "00 Lei cn Josif voor de bewezen
diensten 1000 Lei. Bovendien moet u arbei-
derskleeding aantrekken."
De sluipwegen in Niemandsland.
Bij het aanbreken van den morgen houdt
er een armzalig voertuig bij de herberg
stil. Twee kleine boerenpaardjes zijn er
voor gespannen. Daarmede rijden wij af.
Onder dekking van een donker woud houdt
houdt de Joodsche koetsier, die den gehcc-
len weg scheen te slapen, stil. Loom cn
traag stapt hij af. „Wij zijn cr".
„Tighina?"
Ligt rechts van liet bosch. Maar daar zijn
te veel gendarmes. Twee Kilometer voor
ons is de Dnjestr. Ik wacht daar op u. Josif
zal u verder geleiden."
Woud, moerassig, lage. dorre struiken,
Josif houdt waarschuwend den vinger voor
den mond cn glijdt als een spook voor mij
uit. Ik hoor mijn hart kloppen en voel
mij als een soldaat in een wereldoorlog,
die op patrouille is. Met schrik deins ik te
rug, als een vallende tak mij op den schou
der tikt. Op dc sluipwegen in Niemands
land! Zijn er uren verstreken? Mijn hor
loge wijst nauwelijks 35 minuten gaans
aan
In de verre verte een scherpe knal! Jo
sif luistert, knikt geruststellend, een vaJcn
schijn aan de kim, een dof geruisch. Jjsif
is languit gaan liggen, ik volg zijn voor
beeld. Langzaam trekt hij de struiken uit
een; daar is hij, de wilde, breede stroom,
wiens golfjes in het morgenlicht schuimen
Gierig schuren de watermassa's aan den
vlakken, Bussischcn oeverwoedend
rukken zij aan den stijlen Roemeenschen
oever. Geluidloos zweven reusachtige roof
vogels boven woudwildernis en grauwe
steppe.
Plotseling blaft een machinegeweer, kor
te, afgebroken geweerschoten antwoorden.
Daarop weer drukkende, benauwende stil
te. Niets te zien, dan een paar boomstam
men, die draaiend door den stroom wor
den meegesleurd. Een vormeloos, afgerond
ding drijft in de golven. Dior of mensch?
Het is op dien afstand niet te zien. Dc
muggen steken hevig. Beklemmend zwij
gen...
Dc gedachten hameren door de slapen:
in ditzelfde uur staren honderden, ja
duizenden grenssoldaten in dezelfde gol
ven, op hetzelfde water, met dc geweerloo-
pen in den aanslag. Voorposten van twee
volken, die onverzoenlijk tegenover elkaar
staan, sedert jaar en dag
Economische wereldcrisis? Hier staan
wij veertien jaar na het sluiten van den
vrede nog midden in den oorlog! Slechts
enkele vlieguren van Amsterdam verwij
derd, dicht bij de Duitsche oostgrens, heeft
men nog dooden en gewonden, front en
etappe, lazaretten en kanonnen. Alsof
Mars zich snel een eigen speelterrein heeft
aangeschaft, voordat men zijn handelingen
een spaak in het wiel stak
door II. G. CA0CNEGIETER.
„Een krant, liet is immers maar een
meneer!", heeft een Franschman gezegd, en
dc wereld zegt het hem na om het gezeg
van de pers te klcinecrcn. Inderdaad is het
af cn toe nuttig, zich cr rekenschap van te
geven, dat achter den majcstucuzen meer
voudsvorm, waarin ens lijfblad zijn oordeel
uitspreekt .over allerlei voor ons te moei
lijke zaken, zich slechts een mensch, cn een
mensch gelijk wij, verschuilt.
Wie achter clc deftig gedrukte decreten,
waaraan wij des ochtends aan het ontbijt
en des avonds na 't eten onze dagclijksche
wijsheid onllccnen, den schrijver ontwaart,
bespeurt vaak niet anders dan een beschei
den, soms zelfs verlegen manneke, dat ach
ter het instrument van do openbare mce-
ning een even nietig figuur maakt als do
bloeke kanonnier achter zijn stuk geschut.
Maar zonder de koelbloedigheid, handig
heid cn trefzekerheid van den artillerist
zou het kanon even doelloos zijn als do
krant zonder journalist. Het is de mensch,
die dc machine bedient en de mensch, die
haar beteekenis verleent.
Inmiddels blijft dc auteur van een boek
voor zijn lezers een even geheimzinnig we
zen als dc onzichtbare bedienaar van het
geschut voor den vijand, die door zijn pro
jectielen in verwarring wordt gebracht.
Numvelijks stelt men zich voor, wanneer
men een boek leest, dat cr ook zooicts als
een schrijver bestaat.
En toch, het bock is tenslotte niet anders
dan dc ziel van den schrijver. In het boek
belichaamt hij zijn diepste gevoelens, zijn
ernstigste gedachten, zijn natuurlijkste nei
gingen. In het boek spreekt hij zich uit,
onthult hij zijn wezen, is hij zich/elf Wie
den schijvcr wil lccrcn kennen, kan hem
alleen uit zijn boek loeren kennen.
Een boek is een mensch. Een boek geeft
den mensch zuiverder weer dan alle gedra
gingen van het dagclijksche leven. In zijn
lichamelijk bestaan kon dc mensch bedrie
gen cn veinzen; doet hij zich anders voor
dan hij is; kan hij zich verhullen achter
liet masker van leugen en zwijgzaamheid.
Maar in zijn bock uit hij zich en toont hij
zijn wezen, het wezen dat ieder ander ver
bergt, open en bloot voor de hcolc gemeen
schap.
Daarom is de schrijver een kwetsbaar
persoon. Men kan elkaar wijzen op eigen
aardigheden en op gebreken, welke men
onderling pleegt te verbergen, maar welko
hij in zijn geschriften ten toon stelt. Maar
daarom is tevens dc schrijver een bevoor
recht persoon. Want hij mag ook het mooie
en fijngevoelige, dat ieder mensch in zijn
innerlijk koestert, maar onder het pantser
van de maatschappelijke conventie
schroomvallig verhult, ten toon spreiden
en ermee pronken gelijk een bloem in de
volle zon haar schitterendste kleuren doet
schijnen.
Een boek is een mensch. Wie zich in de
innige betrekking tusschen den auteur en
zijn arbeid verdiept, kan een boek niet an
ders dan met eerbiedige handen aanraken
en met deemoedige oogen beschouwen. Wie
zou niet sidderen, als éen levend mcnschon-
kind voor hem ligt; als hij dc biecht hoort,
welke slechts voor gewijde ooren bestemd
is; als hij liet geheim bloot ziet, dat achter
zware gordijnen voor de menigte pleegt
verborgen te worden gehouden!
Hier ligt het voor me, het boek. Ik ken
den auteur niet; tot voor enkele dagen had
ik zijn naam zelfs nimmer gehoord. Maar
deze mensch interesseert mij toevallig
thans meer dan alle overige menschen. Ik
heb er belang bij, te weten wie hij is en hoe
hij zijn leven leeft. Hij is plotseling zeer
nabij mijn bestaan gekomen.
Maar buiten zijn boek heb ik geen enkele
bron om iets omtrent hem te onfdekken.
Niemand die mij kan zeggen, of bij oud is
of jong; hoe hij er uit ziet en wat zijn ma
nieren zijn. Hij kan een nobele persoonlijk
heid zijn, maar hij kan ook een schurk we
zen. Is hij een teergevoelige droomer of is
hij een bruut, een idealist of een scepticus,
oen oprecht kunstenaar of een Streber?
Wie zal het me zeggen?
Dit boek hier moet liet me zeggen. Het
is een roman, die over andere menschen
handelt dan over hemzelf. Maar dio andere
menschen zijn schepsels van hem en uit
bet geschapene leert men den schepper
kennen. Zijn figuur komt onder de roman
figuren niet voor, maar tusschen de regels
staat hij en in de regels zijn te bespeuren
zijn hand en zijn hart.
Gehcimzinng wonder, dit boek dat een
mensch is! Meestal leest men een schrijver
om het bock, dat hij heeft gemaakt, maar
thans lees ik het boek, dat den schijver
voor mjj uit het Niet moet formeeren.