„DE WITTE" THEE COMPLET Antersfoorisch Dagblad I Fa. van Achterhergh DE APPEL' EN EVA OORLOG ACHTER KISJINEW Gebruikt nu Uw GESOIGNEERDE a 60 CENT VAN 21/2-51/2 COMPLETE MEUBILEERINGEN I EEN BOEK IS EEN MENSCH OP HET HEERLIJKE TERRAS VAN 'Va Tihei WESTSINGEL 10-13 LETTERKUNDIGE KRONIEK. Het nieuwe boek van Jo van AmmersKüller. (J. M. Meulenhoff, Amsterdam). Dit ls bet tweede vervolg dat Jo van Am mersKüller op haar succesbock „De Op standigen" schreef. Het eerste, „Vrouwen kruistocht", heb ik maar in geringe mate kunnen bewonderen, behalve dan het koste lijke hoofdstuk, waarmede het boek opende: de oude Keejctje Coornvelt op haar negen tigste verjaardag temidden van kinderen en kleinkinderen, achterneefjes en achternicht jes, die ze niet eens alle meer kent...een stukje te oud geworden, uitflakkerend leven dat door de schrijfster met een milde intuï tie was aangevoeld en uitgebeeld. Het stond in wondere tegenstelling met de zeer-goed- koope, slordig-gecomponeerdc rest van het book, en ik heb, na de lectuur van het ge heel, dat eerste hoofdstuk nog eens moeten herlezen om mijn geloof in het talent van Jo van AmmersKüller ongeschokt te kun nen bewaren. Thans wordt dit geloof met zekere en diepe kracht bevestigd door haar jongste publicatie „De appel en Eva", wat ouderwetsch van allure misschien (de criti ci onzer allerjongste 6chrijversbent zullen het veroordeelen), maar toch een goed-ge- schicven, boeiend verhaal, dat den lezer plaatst voor een zeer urgent probleem-van onzen-tijd. Ge vindt hier enkele personen uit het laat ste gedeelte der „Opstandigen" terug. Kent ge ze nog? Herinnert ge u het groote, rijke, maar eigenlijk zeer verwilderde gezin van Steven Coornvelt en zijn vrouw Dorothee? „Verwilderd", zeg ik, en de oorzaak dier ver wildering was niet ver te zoeken. Ze school in het onharmonische huwelijk der ouders, waardoor er in het deftige, aanzienlijke huis een sfeer van-liefde en vertrouwelijkheid ontbrak, en waardoor tevens de band tus- schen ouders en kinderen onherstelbaar ver broken lag. Daarbij komt dat Moeder Doro thee zeer vele buitenhuisclijke besognes heeft, ze is lid van de Tweede Kamer en verzamelde in hare gewichtige persoonlijk heid nog zoovele andere maatschappelijke functies, dat ze de zorgen voor haar gezin wel moét overlaten aan een eerste, een twee de, en derde dienstmeisje, een juffrouw voor de huishouding, een linnenmeisje, een keukenmeisje, enzoovoort. Het kan wel zijn dat ik een paar te veel opnoem maar zóó is althans de indruk, die ik er van behouden heb. En Vader Steven is een man, die abso luut geen afstand kan doen van zijn jeugd. een man die niéts verstaat van de sclioo- ne kunst van het ouder-worden, en die meent zijn laatste zielige levensjaren te kunnen redden door heimelijke, infantiele amourettes aan te knoopen of door als een piepjonge kerel lustig achter tennisballctjcs aan te draven. De spruiten uit dit huwelijk waren (om het euphemistisch te zeggen) erg „modern", vrocg-rijpo egoïsten, die reeds in de wieg wisten dat ze in „de eeuw van het kind" geboren waren en dat hun leven dus geen andere opgave zou hebben dan het eigen geluk te zooken, waar ook en hoe ook. Met de primitieve belangstelling van een ar geloos lezer ben ik toenteitijd nieuwsgierig geweest hoe het met deze Puck en Elly en Kitty, met deze Pim en Lody (gé ziet aan de namen reeds hoe up-to-date zo waren) zou afloopen in hun verder leven, en deze nieuwsgierigheid wordt thans door de nieuwste roman van Mevrouw Van Ammers —Küller ten deele bevredigd. Na de echt scheiding van Steven en Dorothee, valt het gezin heelemaal uiteen Steven hertrouwt in Engeland en Dorothee trekt naar Genève om er een functie bij een der commissies van den Volkenbond te aanvaarden. Kitty was reeds, na heftige scènes met haar vader naar Parijs gegaan om aan een dansschool te studeeren; zijn wordt er ten slotte manne quin in een groote modezaak Elly werd ver pleegster opdat zij later haar man in zijn kliniek terzijde zou kunnen staan, ge vindt haar hier op een klein Amsterdamsch bovenhuis terug als een goede moeder en een brave doktersvrouw. Omtrent het ver dere levenslot van Pim en Lody worden wc in dit nieuwe boek weinig gewaar, maar des te meer vertelt het ons van de oudste der moderne Coornveltsche kinderen: Puck. Dit is de roman van Puck en van haar hu wclijk met Hans van Doeveren. In „De Op standigen" staat zij geteekend als het goede type der rijke, zelfstandige jongc-vrouw van onzen tijd: ze is gepromoveerd in de rechten heeft op haar twintigste jaar al zoowat de goheele wereld bereisd en bekleedt een ver antwoordelijke betrekking aan een groote bankinstelling; ze geniet een vrijheid van leven en bewegen die ruimer is dan waar van een vorig mannengeslacht durfde droo- men. En toch gaapt er in haar hart een pijn lijke leegte. Dit blijkt den lezer bijvoorbeeld duidelijk uit een gesprek tusschen haar en haar tante Wijsman. Wanneer de oude vrouw bewonderend gezegd heeft: „Voor jul lie jonge-mcisjes van tegenwoordig staat de hééle wereld open", dan antwoordt Puck zooiets als: „De hccle wereld, ja, en wat dan nog?" Wordt deze leegte aangevulJ door het in dezen nieuwen roman beschreven huwelijk met haar jeugdvriend Han van Doeveren? Of (geplaatst op een algemeener plan gelijk de bedoeling der schrijfster is) ls voor de longe vrouw van tegenwoordig, die naar het oordeel der ouderen, zoo gaarne speelt met de liefde, voor wie het huwelijk dikwijls een loutere kaneberekening schijnt on die niet zelden zich afkeering toont van het moederschap, is toch desondanks ook voor haar het gewone huwelijik een weg tot het verwerven van innerlijk evenwicht en Icvensvulling? Ja, enneen! De vrouw, die vroeger, vergeleken met den man, in zaken van liefde en huwelijk, gedre ven scheen te worden door gcvoci cn intuï tie, is blijkbaar uit de emancipatie-strijd te voorschijn gekomen met een flinke dosis nuchtere verstandelijkheid; zij is, laat maar goed, tot bewustwording gekomen en heeft stevig van den boom der kennis gege ten, steviger dan de man. Puck, reeds lang mevrouw Van Doeveren, vertelt aan haar oude dokter en bloedverwant, oom Pe ter Vegeer, een jeugdherinnering waaruit zich hare houding in het 'huwelijk verkla ren laat cn tevensdo trtcl van dezen roman. Toen ze acht jaren oud was, heeft ze met haar broertje van zes gekibbeld bij het lezen van de kinderbijbel; zij beweerde dat Eva, die het eerst in den appel beet, dus al verstand moest hebben toen Adam nog niéts wist, en natuurlijk had Eva ook het grootste stuk van den appel voor zich-zelve behouden. Haar broertje Ted be gon hierop verwoed te vechten, gooide haar op den grond en bewerkte haar zoolang met zijn vuisten tot ze toegaf cn jokte dat Eva het grootste deel van den appel aan Adam «af nog vóór ze er zelf van had geproefd. Met was het probleem der emancipatie in- a-nut shell I Wanneer ze het verteld heeft, zegt de ou de dokter in beproefde wijsheid: „Het gaat in hoogste instantie "niet om de vruchten van de boom der kennis. Om het karakter gaat het en meest veelalom hért". In haar verhaal en in dit antwoord van den dokter culmineert de gchcelc betecke- nis dezer liefdes en huwelijks-geschiede nis van een moderne vrouw cn een, bij haar vergeleken, oudcrwetsch-voelenden man. Het geval staat waarlijk niet alleen en ge zoudt het bij jonge, intelligen te huwelijkspaartjes uit uw naaste omge ving welhaast stuk-voor-stuk kunnen con- stateeren. Misschien is de vrouw wel altijd in liefdes-zaken verstandiger, nuchterder aangelegd geweest dan de man. maar zij is zich daarvan nü bewust geworden; ze wèèt nu dat Eva het eerst cn liet meest van den appel der kennis gegeten heeft. En de man staat met zijn onbewuste sentimentaliteiten daar machteloos tegenover. Vooral de vrou welijke bewustheid kwelt hem, want hij moet er onuitgesproken een levensmoed in erkennen die hij zelf mist; hij speelt gaarne verstoppertje cn camoufleert zijn be geerten achter een sclioonen schijn. Wan neer Han met een andere vrouw tot een liefdes-verklaring gekomen is cn Puck reeds alles duidelijk begrijpt, durft hij noch haar, noch zichzclve nde volle waarheid be kennen; hij stamelt, dat Lily (de éndere vrouw) cn hij zich niet voorgenomen hebben hun begeerten te overwinnen cn alleen maar goede vrienden zullen blijven Dan barst Puck in lachen uit omdat hij zoo naïef is tegenover hare illusie-looze, naakte wereld wijsheid, en ze gevoelt dat hij haar bijna béat, machteloos haat om de kracht van haar geest die sterker is dan de zijne cn die in koude woorden samenvat wat hij niet durft te zoggen. Inderdaad wordt de man gekwetst door deze bewuste nuchterheid van de geëman cipeerde echtgcnoote cn hij zoekt daarom liever dié vrouw bij wie hij deze nuchter beid niét onderscheidt doordat ze in haar önbewust bleef. Prachtig staat aldus in dit levensverhaal tegenover Puck de on-intel- ligente, cultuurloozc Lily, die aanhaliger is, aanhankelijker en... hulpbehoevend, die Han de ijdele bevrediging geeft haar red- der-in-den-nood te schijnen, maar wier be doelingen in-den-grond en önbewust stel lig van een veel grooterc verstandelijke ge slepcnheid zijn. Zonder het opzettelijk te willen of te weten buit zij tegenover hem haar vrouwelijke zwakheid cn lieve moe derlijkheid uit, en zij verstaat de kunst die een moderne vrouw als Puck niét ver staat: een man naar zich toe te halen, maanden lang, hem gek te maken van ver langen en dan netjes de stroep te trekken, tot hier toe en niet verder, als je meer wilt, moet je trouwen. Zoo dreigt cr in het huwelijk tusschen Puck en Han een zware breuk, totdat Dei den de waarheid belijden die cr lag in het woord van den dokter: „Het gaat niet om de vruchten van den boom der kennis, het gaat om karakter, cn... meest van alom hért". Beiden erkennen als een beter levensbezit de liefde die er achter Puck's bewuste verstandelijkheid schuilt en in het besef daarvan vinden ze elkaar terug en wagen ze bet opnieuw. Het is oen knap-geschreven, lezenswaar dige roman, dit nieuwe boek van Jo van AmmersKüller; het brengt ook in de bijfiguren (Lily, Kitty) voortreffelijke mensch-uitbeeldingen en het voert daarbij den lezer in het zcldcn-gckcndc inte ressante milieu van een groot Parijsch modehuis met al zijn wonderlijke zaken- zorgen en perverse intrige'tjes. Hoewel «een literatuur van den allercersten rang is het boek een zeer opmerkelijke verschij ning. HERMAN POORT. Radionieuws. EEN „MEERDERJARIG" RADIO TIJDSCHRIFT. Het Tijdschrift „Wireless World" mocht dezer dagen terugzien op zijn 21-jarig be staan. Het is het oudste radiotijdschrift van Europa. Ter gelegenheid van dit feest zendt Je Internationale Broadcasting Company oer. speciaal programma uit over den Fran- schen reclamezcnder Radio-Fecamp ten be hoeve van de Engelsch-sprekende luiste raars. IN HET ROEMEENSCH-RUSSISCHE niemandsland. (door een bizonderen correspondent). Sedert 1918 is het Russisch Rocmeensche grensgebied, liet Niemandsland aan den Dnjestr, oorlogsgebied! Hon derden vluchtelingen uit Rus land moeten hier tusschen de beide fronten door, waar de machinegeweren nog even regelmatig ratelen, als dertien jaar geleden De stad der 23 kerken en 31 synagogen ligt in den brandenden gloed van een bij na tropische zon. Maar dat schijnt de be woners niet te deren. Met bewonderens waardige. ongevoeligheid voor de bakoven- temperatuur, die de Westerlingen totaal uitput en verslapt, stampen de boeren, die de weekmarkt komen bezoeken in hun zware halve laarzen, hun harige schaaps vellen en groote kozakkenmutsen heen cn weer, trippelen de Joodsche kooplieden in lange, vettige kaftans tusschen de markt- tenten door, waar zij ijverig gesticuleerend op de boerenwagentjes, naar waren van hun gading speuren. Achter de wagentjes kijken zwijgzame en wezenloozo Oekrai- ners, die meestal pluimvee, eieren, boter cn honing verkoopen, op hen neer. Ergens is een vechtpartij in vollen gang, een vrouw krijsclit er tusschen door kreupele bedelaars, walgelijk vervuild, ver vullen de lucht met bun eentonig gpklaag, dronken kerels liggen zalig droomend mid den over den weg, stofwolken stuiven op wielen ratelen oorverdoovend, Zigeuners zingen, kooplieden gillen en brullen cn bo ven dat alles uit zweeft een doordringend, verdoovende geur van mest, menschcnlucht en bedorven visch, die de longen liaast jioet bersten Sedert 1918 oorlogsgebied. „Tja, een lentewindje waait er nu wel niet", zegt do vriendelijke majoor der Si- guranza gemoedelijk, „maar waarom bent u ook hierheen gekomen? U had toch reeds te Boekarest kunnen vernemen, dat er geen passen voor het grensgebied worden ver strekt. Want, zooals u weet, is de Dnjestr sedeït 1918 oorlogsgebied! U had beter ge daan, door de bergen naar Dorna-Watra te rijden, of naar de kust van de Zwarte Zee, waar u heerlijke zeebaden kunt ne men. Hier is niets gedaan en de Dnjestr zult u niet onder de oogen krijgen." „Maar ik wil beslist naar Tighina!" „Onmogelijk! U had evengoed in den we reldoorlog een pleziertochtje naar Verdun kunnen gaan maken. Drink liever een glas wijn met mineraalwater, dat verkoelt cn scherpt het verstand In do prefectuur is niemand te spreken. Het schijnt wel, alsof alle verantwooide- lijke ambtenaren op dienstreis zijn, of door gewichtig" besprekingen verhinderd zijn iemand te ontvangen. Een kanselarijamb tenaar wordt na het opsteken van een bankbiljet een beetje toegankelijker. „Wij weten al, wat u wilt. Ik vrees, dat er nog weken mee heen kunnen gaan, voordat het de heeren mogelijk zal zijn, uw zaak in overweging te nemen. Kent u Boekarest? Ach, hoe heerlijk is het daar, wat een bedrijvigheid heerscht daar en wat een mooie vrouwen! Waarom schrijft u niet via Boekarest?" In het hotel komt de lijvige eigenaar naast den met tegenzin etenden gast zit ten. „Smaakt het kippetje u niet? Zeker een beetje geërgerd! Dan smaakt een Wod ka goed! Hè Nicolai!" Dc kellner brengt de flesch. De Wodka is scherp, brandt cn schroeit de tong, maar men wordt er inderdaad door opgewekt. De waard drinkt klokkend. „U schijnt niet te weten, hoe men hier te lande moet doen; met Westersche metho den is hier niets te beginnen!" Zijn oogen glanzen kleintjes boven zijn bolle, waardige wangen. „Ik zal u Josif eens voorstellen". Een uur later komt een magere, oudere man met diepe buigingen de gelagkamer binnen. Russisch hemd met gordel, een ge scheurde linnen broek, die om de lange beenen fladdert, zware laarzen aan dc voe ten. Achter hem de zwaarlijvige gestalte van den hotelier, die mij steeds aan een natte spons doet denken, zoo deint en kwabt alles aan hem. „Dat is Josif", zegt hij. Met gebogen hoofd nadert Josif en ach ter hem de waard de wankele tafel, waar op de Samowar pruttelt. Hoe warmer het weer, hoe meer thee zij drinken, deze oud- Russen. Dat is een vaste stelregel van hen geworden. Ieder van hen giet een glas vol, bijt een klein stukje suiker af en slurpt met zichtbaar welbehagen. Stoelen zijn er niet... Hoen en weer loopend, wordt er (luisterend overleg gepleegd. Tenslotte zegt de waard: „Josef zal u naar Tighina bren gen. In twee uur moet u klaar zijn. U hebt in ieder geval een binnenlandsch paspoort noodig, kosten 500 Lei, de wagen eveneens "00 Lei cn Josif voor de bewezen diensten 1000 Lei. Bovendien moet u arbei- derskleeding aantrekken." De sluipwegen in Niemandsland. Bij het aanbreken van den morgen houdt er een armzalig voertuig bij de herberg stil. Twee kleine boerenpaardjes zijn er voor gespannen. Daarmede rijden wij af. Onder dekking van een donker woud houdt houdt de Joodsche koetsier, die den gehcc- len weg scheen te slapen, stil. Loom cn traag stapt hij af. „Wij zijn cr". „Tighina?" Ligt rechts van liet bosch. Maar daar zijn te veel gendarmes. Twee Kilometer voor ons is de Dnjestr. Ik wacht daar op u. Josif zal u verder geleiden." Woud, moerassig, lage. dorre struiken, Josif houdt waarschuwend den vinger voor den mond cn glijdt als een spook voor mij uit. Ik hoor mijn hart kloppen en voel mij als een soldaat in een wereldoorlog, die op patrouille is. Met schrik deins ik te rug, als een vallende tak mij op den schou der tikt. Op dc sluipwegen in Niemands land! Zijn er uren verstreken? Mijn hor loge wijst nauwelijks 35 minuten gaans aan In de verre verte een scherpe knal! Jo sif luistert, knikt geruststellend, een vaJcn schijn aan de kim, een dof geruisch. Jjsif is languit gaan liggen, ik volg zijn voor beeld. Langzaam trekt hij de struiken uit een; daar is hij, de wilde, breede stroom, wiens golfjes in het morgenlicht schuimen Gierig schuren de watermassa's aan den vlakken, Bussischcn oeverwoedend rukken zij aan den stijlen Roemeenschen oever. Geluidloos zweven reusachtige roof vogels boven woudwildernis en grauwe steppe. Plotseling blaft een machinegeweer, kor te, afgebroken geweerschoten antwoorden. Daarop weer drukkende, benauwende stil te. Niets te zien, dan een paar boomstam men, die draaiend door den stroom wor den meegesleurd. Een vormeloos, afgerond ding drijft in de golven. Dior of mensch? Het is op dien afstand niet te zien. Dc muggen steken hevig. Beklemmend zwij gen... Dc gedachten hameren door de slapen: in ditzelfde uur staren honderden, ja duizenden grenssoldaten in dezelfde gol ven, op hetzelfde water, met dc geweerloo- pen in den aanslag. Voorposten van twee volken, die onverzoenlijk tegenover elkaar staan, sedert jaar en dag Economische wereldcrisis? Hier staan wij veertien jaar na het sluiten van den vrede nog midden in den oorlog! Slechts enkele vlieguren van Amsterdam verwij derd, dicht bij de Duitsche oostgrens, heeft men nog dooden en gewonden, front en etappe, lazaretten en kanonnen. Alsof Mars zich snel een eigen speelterrein heeft aangeschaft, voordat men zijn handelingen een spaak in het wiel stak door II. G. CA0CNEGIETER. „Een krant, liet is immers maar een meneer!", heeft een Franschman gezegd, en dc wereld zegt het hem na om het gezeg van de pers te klcinecrcn. Inderdaad is het af cn toe nuttig, zich cr rekenschap van te geven, dat achter den majcstucuzen meer voudsvorm, waarin ens lijfblad zijn oordeel uitspreekt .over allerlei voor ons te moei lijke zaken, zich slechts een mensch, cn een mensch gelijk wij, verschuilt. Wie achter clc deftig gedrukte decreten, waaraan wij des ochtends aan het ontbijt en des avonds na 't eten onze dagclijksche wijsheid onllccnen, den schrijver ontwaart, bespeurt vaak niet anders dan een beschei den, soms zelfs verlegen manneke, dat ach ter het instrument van do openbare mce- ning een even nietig figuur maakt als do bloeke kanonnier achter zijn stuk geschut. Maar zonder de koelbloedigheid, handig heid cn trefzekerheid van den artillerist zou het kanon even doelloos zijn als do krant zonder journalist. Het is de mensch, die dc machine bedient en de mensch, die haar beteekenis verleent. Inmiddels blijft dc auteur van een boek voor zijn lezers een even geheimzinnig we zen als dc onzichtbare bedienaar van het geschut voor den vijand, die door zijn pro jectielen in verwarring wordt gebracht. Numvelijks stelt men zich voor, wanneer men een boek leest, dat cr ook zooicts als een schrijver bestaat. En toch, het bock is tenslotte niet anders dan dc ziel van den schrijver. In het boek belichaamt hij zijn diepste gevoelens, zijn ernstigste gedachten, zijn natuurlijkste nei gingen. In het boek spreekt hij zich uit, onthult hij zijn wezen, is hij zich/elf Wie den schijvcr wil lccrcn kennen, kan hem alleen uit zijn boek loeren kennen. Een boek is een mensch. Een boek geeft den mensch zuiverder weer dan alle gedra gingen van het dagclijksche leven. In zijn lichamelijk bestaan kon dc mensch bedrie gen cn veinzen; doet hij zich anders voor dan hij is; kan hij zich verhullen achter liet masker van leugen en zwijgzaamheid. Maar in zijn bock uit hij zich en toont hij zijn wezen, het wezen dat ieder ander ver bergt, open en bloot voor de hcolc gemeen schap. Daarom is de schrijver een kwetsbaar persoon. Men kan elkaar wijzen op eigen aardigheden en op gebreken, welke men onderling pleegt te verbergen, maar welko hij in zijn geschriften ten toon stelt. Maar daarom is tevens dc schrijver een bevoor recht persoon. Want hij mag ook het mooie en fijngevoelige, dat ieder mensch in zijn innerlijk koestert, maar onder het pantser van de maatschappelijke conventie schroomvallig verhult, ten toon spreiden en ermee pronken gelijk een bloem in de volle zon haar schitterendste kleuren doet schijnen. Een boek is een mensch. Wie zich in de innige betrekking tusschen den auteur en zijn arbeid verdiept, kan een boek niet an ders dan met eerbiedige handen aanraken en met deemoedige oogen beschouwen. Wie zou niet sidderen, als éen levend mcnschon- kind voor hem ligt; als hij dc biecht hoort, welke slechts voor gewijde ooren bestemd is; als hij liet geheim bloot ziet, dat achter zware gordijnen voor de menigte pleegt verborgen te worden gehouden! Hier ligt het voor me, het boek. Ik ken den auteur niet; tot voor enkele dagen had ik zijn naam zelfs nimmer gehoord. Maar deze mensch interesseert mij toevallig thans meer dan alle overige menschen. Ik heb er belang bij, te weten wie hij is en hoe hij zijn leven leeft. Hij is plotseling zeer nabij mijn bestaan gekomen. Maar buiten zijn boek heb ik geen enkele bron om iets omtrent hem te onfdekken. Niemand die mij kan zeggen, of bij oud is of jong; hoe hij er uit ziet en wat zijn ma nieren zijn. Hij kan een nobele persoonlijk heid zijn, maar hij kan ook een schurk we zen. Is hij een teergevoelige droomer of is hij een bruut, een idealist of een scepticus, oen oprecht kunstenaar of een Streber? Wie zal het me zeggen? Dit boek hier moet liet me zeggen. Het is een roman, die over andere menschen handelt dan over hemzelf. Maar dio andere menschen zijn schepsels van hem en uit bet geschapene leert men den schepper kennen. Zijn figuur komt onder de roman figuren niet voor, maar tusschen de regels staat hij en in de regels zijn te bespeuren zijn hand en zijn hart. Gehcimzinng wonder, dit boek dat een mensch is! Meestal leest men een schrijver om het bock, dat hij heeft gemaakt, maar thans lees ik het boek, dat den schijver voor mjj uit het Niet moet formeeren.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1932 | | pagina 15