0
ONZE EXPEDITIE NAAR EGYPTE
TWEE BERUJNSCHE TENTOONSTELLINGEN
BEELDENDE KUNST BIJ DE
EGYPTENAREN.
door Dr. N. G. DAVIES.
Een der medewerkers van Prof. Dr. II. E.
Winlock, die zich voornamelijk met gra
fische werk beeft beziggehouden, vertelt
hier iets var. zijn aandeel in de expeditie.
Tijdens het afgeloopen seizoen heb ik
te Thebe bijna onafgebroken aan mijn
schrijftafel gezeten. Misschien verwondert
de lezer zich hierover cn had hij verwacht,
dat ik van de eeue graftombe naar do an-
dero, van den tenen tempel naar den an
deren zou trekken om schetsen te maken
van datgene, wat men opgegraven had.
Dat werk moest natuurlijk gedaan wor
den, doch ik kon er dit jaar slechts een
klein gedeelte van mijn tijd aan geven. Ik
moest mij bezighouden met andere werk
zaamheden. Reeds 'jaren geloden had ik
aan het werk willen gaan in het zwaar
beschadigde graf van Intcf, een heraut
onder de regecring van Thutmoses III, dat
ik reeds twintig jaar geleden voor het eerst
had bezocht, nadat het geheel blootgelegd
cn beschut was door do expeditie van
Mond. Ik had cr destijds o.a. een muur
schildering gezien van .do schatting op
brengende vreemdelingen, doch ook deze
was zwaar beschadigd en op do muren
was cr verder weinig waardevols te vin
den, behalve op die plaatsen, waar. aan
de band van een eeuw geleden door Hay
gemaakto teckeningen de overblijfselon
konden worden bijeengebracht. Dc op den
grond gevallen fragmenten waren over het
algemeen zeer klein, zoodat het sorteeren
ervan een echt geduldwerk was. Er lagen
honderden van die stukjes op den grond,
«oen slechts een klein gedeelte ervan kon
worden gebruikt voor iets anders dan om
het karakter vast te stellen van do tafc-
reelen waarmeo dc muren beschilderd
waren geweest. Dc afbeelding van de
schatplichtige vreemdelingen bestond uit
vier rijen boven elkaar; dc bovenste was
trijwel geheel verdwenen, doch men kon
er nog de vootbekloeding der vreemdelin
gen op onderscheiden, waaruit bleek, dat
er mannen van Mlnoa op heben gestaan.
Op do tweede rij brengen Syriörs versierde,
vazen, een hoorn met balsem, een wagen,
pijlen cn bogen, enz. De tamelijk uitvoe
rige en redelijk goed bewaard gebleven
teekening van do Syrische vaas is do
voornaamste bijdrage tot onzo archeolo
gische kennis geweest, welke door deze
muurschildering is verkregen. Op do derde
rij ziet men mannen cn vrouwen uit do
oasen mei wijn, zakken cn gevlochten
manden en op dc vierde vrijwel dezelfde
artikelen en monschen. Do laatstgenoem
den stellen misschien de bewoners van de
Oostelijke delta voor, die ook in het graf
van Poci-em-Re zijn afgebeeld.
Verder kondon wij uit zes stukken, die
op vor uiteenliggende punten waren ge
vonden, een afbeelding van een ouden
man samenstellen, terwijl er talrijke frag
menten werden gevonden van een buiten
gewoon mooi jachttafereel, een onderwerp,
dat de Egyptischo kunstenaars dikwijls tot
zeer goed werk heeft geinspireerd. Welis
waar was het ver van compleet, doch dik
wijls is een weinig duurzaam tafereel nog
het gemakkelijkst te restaureeren, omdat
de stukken, dio het eerst zijn afgevallen,
door het later neergevallen materiaal
worden beschermd en daardoor een juis
te n indruk kunnen go ven van do oorspron
kelijke kleuren en de levendigheid der
voorstelling. Dc oude man is afgebeeld met
een gerimpeld voorhoofd en een gedeelte
lijk kaal hoofd en, wat zeer interessant is,
met blauwe oogen en rood haar. Ook zijn
gelaatskleur is licht, con lichte vleesch-
kleur, welke voor do afbeeldingen van
Syriörs werden gebruikt, doch in het bo-
gin van de achttiende dynastie ook wel
voor die van Egyptenaben. De gelaatstrek
ken zijn zeer goed en nauwkeurig gotee-
kend en doen denken aan die van de Sy-
riêrs in het graf van Oeser. terwijl de al-
gemeeno indruk van zijn uiterlijk dezelfde
is als die van dc tot slaaf gemaakte
'Afbeeldingen van dieren uit het graf van Amen-em-Het. Men lette op de aan
eengesloten rijen van dieren, de vrijere voorstelling der jonge dieren, dc
opgeheven voorpooten der paarden en het onbeholpen teekeningetje
tussclien hun pooten.
vreemdelingen in het graf van Rck-mi-Re.
Het jachttafereel is, wat het onderwerp
betreft, niets bijz^dors; vanaf 2750 voor
Christus vindt nÉÉf telkens opnieuw het
motief van oen wijfjeshyena, die t^gen do
jagers gromt om haar Jong te verdedigen,
hoewel het mannetje vlucht. Zij krijgt dan
een pijl door den bek, die zij tcvorgccfs
met haar voorpoot tracht af te breken.
Zoo'n algemeen onderwerp kan door een
begaafd artist echter op onvergotclijko
wijze worden behandeld, wat vooral blijkt
uit de fragmenten van dc koppen der bei
de hyena's. Zij spreken van een fijne af
werking en een natuurgetrouwe weergave,
die men van een kunstenaar uit dit tijd
perk nauwelijks zou verwachten.
Do afbeeldingen van dieren zijn trou
wens een der meest interessante onder
werpen, welke wij bij ons werk ontmoeten.
Sommige zijn bijzonder aantrekkelijk,
doordat zij in relief gebeeldhouwd zijn en
ongewoon levendige dierenfiguren vertcto-
nen van verschillende huisdieren, o.a. van
de zeldzame schapen en varkens. De scha
pen zijn dikwijle weggekrabd, omdat de
met een ramskop voorgestelde god Amoen
gedurende, eenlgen tijd in gecnerlei vorm
mocht worden vereerd. Gewoonlijk gaan
dc dieren langzaam naast elkander voort
in aaneengesloten rijen, doch de jonge
dieren staan nog niet onder dc 9treiige
tucht der herders en geven de kunstenaars
gelegonhcid om hen af te beelden in aar
dige houdingen, meestal sprongen, omdat
dan de traditioncelo grondlijn onder de
pooten weggelaten mocht worden cn de
diertjes gebruikt kondon worden om open
ruimten to vullen. Vooral springendo ha-
zon en honden zijn daarvoor een gewild
motief. Het is interessant, hoe dc kunste
naars bij jonge dieren ook inbreuk moch
ten maken op den regel, dat de afzonder
lijke voorwerpen bijna niet door elkaar
heen mochten loopen. Op fig. I ziet mon
twee springende veulens mot de koppen
in tegengestelde richting, wat in dien tijd
revolutionair genoemd mocht worden. De
opgeheven voorpooten der paarden wijzen
er ook op, dat de kunstenaar zich niet al
te zeer door de starre convontics van zijn
ujd liet binden. Onder dezo dieren ziet
men een klein paardonfiguurtje, dat er on
geveer in denzelfdcn tijd is ingekrast, ver
moedelijk door een jongen, die zoo de
grooto figuren trachtte na to teekenen. Als
een voorbeeld, hoo de eone archeoloog het
werk van den ander aan kan vullen, ver
molden wij van hot jachttafereel in het
graf van Intef nog een groep op antilopen
gelijkende dieren, waarvan de koppen he
laas volkomen verloren waren gegaan. De
gele vacht met witte vlekken doet hen
echter kennen aU een bepaald soort her
ten. Nu heeft Hilzhcimcr reeds bewezen,
dat de Egyptische herten eigenlijk uit Per-
zie geimportóerd waren cn dat zij zoowel,
van de palmachtig gehoornde soort in Me
sopotamia als van het Noord-Afrikaansche
hert afweken. Dc typische vlekken, welke
deze dieren in dat geval moesten hebben,
had men echter nog slechts in één zeer
onduidelijko afbeelding aangetroffen.
De plantengroei in de woestijn kan aan
de hand van dezo muurschilderingen niet
bestudeerd worden, want de vormen der
planten zijn zeer onnatuurlijk. Nu groeide
er ook practisch niets in de omgeving van
Thebe, zoodat noch dc kunstenaar, nóch
opdrachtgevers en critici er een duidelijke
voorstelling van hadden. In Noord-Egvpto
geven de teekenaars daarentegen dikwijls
14\..
Jachttafereel uit liet graf van Rek-mi-Rc uit den tijd van Thutmoses III. De gol
vende lijnen, die den grond moeten voorstellen, zijn zoo getrokken, dat de meeste
dieren cr met hun pooten op rusten. Men ziet weer liet motief van den vluchtenden
mannetjeshyena en het wijfje, dat tevergeefs tracht een speer uit haar bek tc ver
wijderen. De'doorloopcndc lijnen stellen dc bewaard gebleven gedeelten voor, dc
stippellijnen datgene, wat bij de reconstructie moest worden aangevuld.
een zeer goed beeld van den plantengroei
in een „wadi" gedurende den regentijd. Tc
Thebe dienen de planten echter als deco
ratieve vulmotieven zonder meer. De
jachttafereclcn zijn voorts interessant, om
dat zij bijna alle uit dcnzclfden tijd datce-
ren. In de achttiende dynastie vallen zij
in grooten getale onder de regeering van
Thutmoses III, zoodat van de bewaard
gebleven tafereelcn er vermoedelijk ver
scheidene van denzelfden kunstenaar af
komstig zijn. Enkel datoeren nog uit den
tijd van de beide volgende vorston (o.a.
een prachtige uit het graf van Kcn-Amoenj
en dan verdwijnen zij volkomen, om nog
slechts éénmaal als iets „uit overoudo tij
den" te voorschijn te komen in con graf
van de twintigste dynastie. Misschien heeft
de toename der bevolking ten gevolge ge
had, dat de wilde dioren uitgeroeid of ver
dreven werden. Hot is echter een feit dat,
hoewel cr geen jachttafereelen meer wer
den afgebeeld in dc graven, Amen-Holpe
III een bekend jager op wilde runderen en
leeuwen was, terwijl uit het graf van Toct-
ank-Amocn schitteronde jachttafereelen af
komstig zijn en nog voor het laatst een
jacht op de donkerroode wilde runderen,
die hen ook elders afgebeeld ziet, is aange
bracht op den buitenmuuur van den tem
pel van Mcdinet Haboe. Do opgejaagde
snel bowegende dieren gaven den kunste
naar gelegenheid tot voor zijn tijd zeer
afwisselende voorstellingen, doch leverden
tevens groole moeilijkheden op. De Egypti
sche kunst beeldde oorspronkelijk slechts
kalme tooneclen uit het dagelijksch leven
af; dieren en menschen werden op een rij
achter elkaar goplaalst op een rechte
grondlijn. Dat alles was bij een jachttafc;
reel al zeer onnatuurlijk. Dc kunstenaar
besefte er ook wel iets Van, dat de dieren
gezien werden tegen den woestijn als ach
tergrond, doch dit was zooiets volkomen
nieuws voor hem, dat hij er niet in slaag
de, cr een bevredigende voorstelling van
to geven.
Do eenvoudigste oplossing was natuur
lijk, do bewegingen en het wijkende veld
tc negecren. To Bcni Kasan zijn in graven
van de twaalfdo dynastie jagers en wild
dan ook achter elkaar op een rijtje ge
plaatst,terwijl de dieren zeer kalm voor
waarts loopen, zonder zich t,e bekommeren
om pijlen of lasso's. Een beter systeem is
reeds, hot tafereel te verdoelen in rijen. Do
horizontale lijnen tussclien de rijen moes
ten eigenlijk steeds dichter bij elkaar ko
men te staan, terwijl de dieren steeds klei
ner moeston worden; als regel wordt hier
op echter niet gelet. Langzamerhand komt
er ook meer beweging in do dierenfiguren
en ze springen, dat het een lust is. Op het
laatste zweven er zooveel dicrert in do
lucht, dat ook dit onnatuurlijk is, al kon
het den kunstenaar natuurlijk niet ont
gaan, dat die over het geheele figuur ver
spreide dierenfiguren veel meer overeen
kwamen met wat hij werkelijk zag dan do
vroegere voorstellingen. V$n perspectief had
hij weinig begrip cn om nu het overigens
toch wel bevredigende tafercel meer „lo
gisch" io doen schijnen, trok hij er golven
de lijnen dwars overheen onder do pooten
der dieren. Ongetwijfeld leken golvendo lij
nen meer op het golvendo oppervlak van
den woestijn dan rechte. Een enkele hond
of haas kon blijkbaar zoo'n steun voor zijn
pooten wel missen. Het drong nu langza
merhand ook tot de kunstenaars door, dat
de dieren tegen het woestijnzand werden
gezien, vandaar dat nu do geheele achter
grond van het tafereel gekleurd werd (met
blauwe, witte en roode steentjes op het
zand om meer kleur bij tc zetten). Lang
zamerhand worden do golvende lijnen zeer
vaag, zoodat het geheel werkelijk begint
te lijken op wat. men in de natuur ziet en
in den lij d van Toet-ank-Amoen was men
deze lijnen geheel ontgroeid. Het is wel
vreemd dat, terwijl de veranderingen on
der dc achttiende dynastio wijzen op een
ontwikkelingsgang van de beeldende kunst,
het volmaakte reeds eeuwen tevoren was
benaderd te Moir, waar de wilde dioren ver
uiteen op flauwe, onregelmatige grondlijn-
tjes waren afgebeeld tegen oen geklcurdon
woestijn-achtergrond.
UIT BERLIJN
Typoerende beelden van den tijd,
Waarin wij leven.
(door onzen Berlljnschcn correspondent)
Ilicr ter stede wordt op bet oogenblik een
echt moderne tentoonstelling gehouden on
der het motto „Sonne, Luft und llaus für.
alle". Nu, do zon schijnt gratis voor alle
menschen en iedereen kan zooveel lucht
inademen, als hij wil, maar een huis voor
ipderen staatsburgerdaar ontbreekt in
Berlijn wel wat aan cn de combinatie van
zon en frisscho lucht met dat huis laat
soms ook te wenschen over. Doch dc groote
zomertcntoonstelling, welke onder bovenge
noemd motto wordt gehouden, pakt het
vraagstuk aan met moed, met smaak en
gelukkig ook met veel tact jegens de on
bemiddelde burgers dor stad. Do tentoon
stelling is schilderachtig aangelegd op het
jaarbeursterrein aan den Kabcrdamm cn
het is werkelijk een plezier, haar in de len
tezon te zien liggen. Om een goed overzicht
te krijgen, gaat mon eerst in oen klein
spoortreintje, dat met veel schokken cn puf
fen rondrijdt tusschcn terrassen, bloemen
tuinen, kunstig nagebootste bosschcn cn
kleine huisjes in allerlei kleuren. Twee
en een hajvo kilometer is de baan van liet
treintje lang; die wandeling wordt ons dus
alvast bespaard. Doch met het treintje al
leen ziet men nog niet een derde van deze
veelzijdige tentoonstelling.
Hier is letterlijk niets vergelen. Het is
zeer tc waardecicn, dat men bij do geheelo
tentoonstelling is uitgegaan van het stand
punt, dat elke bezoeker-stadsbewoner, on
verschillig wat zijn maatschappelijke cn fi
nancieel e positie cn zijn beroep zijn, cr iets
aan moet hebbon. Reeds in do hal aan den
ingang blijkt dit. Daar i3 door het hygië
nisch museum te Dresden eon aanschouwe
lijk ovorzicht gegeven van do gevaren en
gevolgen van het gejaagde levenstempo iu
de moderne steden, van de overdreven ei-
schen, welke elke stedeling aan zijn zenu
wen stelt, van liet verminderen der natuur
lij ko werkkracht met als gevolg daarvan
het overwerkt raken. Zoo wordt a.li.w. tast
baar voorgesteld, waarom met name te Ber
lijn de weekend-bewoging zich zoo buiten
gewoon heeft uitgebreid: daarin vinden de
menschen een natuurlijk en onmisbaar le
gcnwicht voor het leven, dat zij dagelijks
moeten leiden.
Er is dan ook een groot deel van dc ten
toonstelling gewijd aan de plaatsen, waar
met name 's zomers de bewoners van Ber
lijn hun weekends doorbrengen. Als men
de omstreken van Berlijn goed kent, is het
alleraardigst om te zien, hoe verschillende
punten daarvan zijn nagebootst, bijv. de
Wannsee, waar dc Borlijner zijn strandge-
nocgcns vindt, do tentendorpen van de en
thousiaste beoefenaars der watersport en
het geheele Grunewald, dat uitmunt door
de natuurgetrouwe weergave. Men ziet, hoe
ook dc minder rijken van de jacht kunnen
genieten. De vervoermiddelen zijn niet ver
geten; de Lufthansa heeft een speciale af-
dcoling gekregen, docli zelfs het grootste
vliegtuig, dat daar slaat, ziet cr „aardig"
en volstrekt niet indrukwekkend uit tus
schcn het op de ware grootte nagebootste
landschap. De staatsspoorwegen toonen op
zeer onderhoudende wijze aan, wat de goed
koopste cn meest praktische verbindingen
zijn en trachten met hun tabellen cn in
beeld gebrachte statistieken eiken bezoe
ker over te balen om af cn toe ook eens
een klein bedrag uit te geven voor een uit
stapje in clc vrije natuur. De leus van de
spoorwegen, die. in groote letters boven dit
alles prijkt, luidt niet zooals die van de
Bcrlijnschc jaarbeurs: „Iedereen eens in
Berlijn", maar „Iedereen eens uit Berlijn".
De meest interessante afdeeling is wol:
het grociendo huis. Het voorbereidend
werk, dat op dit gebied is verricht ter be
vordering van de bouwbedrijven en bij wij
ze van proef voor een grootschc kolonisa
tie-politiek, waarvan do gevolgen eenvou
dig niet te overzien zijn, wekt werkelijk den
indruk dat het „groeiende huis" fin tegen
stelling met de al dadelijk volkomen afge
werkte gebouwen van alle vroegere perlo
den) inderdaad kans beeft om „het huis
van de toekomst" te worden. Het groeien
dc huis kan niet alleen door bijbouwen
worden uitgebreid, het groeit ook wat be
treft do afwerking, do inrichting, kortom,
de kwaliteit van het geheel. Van het peil
van den grootsten convoud kan bet zich
ontwikkelen tot het peil van een zeer be
vredigende volkomenheid.
Onder leiding van den vooraanstaanden
architect Martin Wagner hebben vele archi
tecten vaa betoekenis ontwerpen en mo
dellen ingezonden en dc aanmoediging, wel
ke van deze tentoonstelling uitgaat, kan wel
niet zonder invloed blijven op de stadsont
wikkeling in do komende jaren. Met de ar-
tistiokc ontwikkeling gaat do technische
hand in hand; ook de woningbouw wordt
meer en meer geïndustrialiseerd cn tege
lijkertijd maakt het starre vasthouden aan
een aantal typen plaats voor meer leven
de, voor verandering vatbare vormen, die
ten doel hebbon, do woning te maken tot
Iets, wat zich aan kan passen aan den be
woner.
Naast de huizen zijn ook de tuinen niet
vergeten. Dit onderwerp geniet juist op het
oogenblik een groote belangstelling. Er zijn
22 tuintjes aangelegd, echte kleine stads
tuintjes, die aantoonen hoe men zooveel
mogelijk aan zoo'n tuintje kan hébben, zon
der er veel geld voor uit tc geven. In elk
tuintje bevindt zich een prieel of tuinhuis
je, uiterst goedkoop of meer comfortabel
ingericht, maar in elk geval van dien aard,
dat de tuinbezitter het zelf kan maken.
Wanneer de stedelingen er zoo toe gebracht
kondon worden, hun woonruimte uit te
breiden niet een tijdelijke verblijfplaats in
de buitenlucht, zou dit de volksgezondheid
aanmerkelijk ten goede komen. Verder ziet
men tuinen met een waarlijk indrukwok-
kenden overvloed van bloemen. Het mooist
komen natuurlijk do voorjaarsbloemen tot
hun recht, doch alle jaargetijden zijn ver
tegenwoordigd en er is een bloeiende beide,
zooals de natuur zo ons in den herfst niet
schooner kan geven.
Zoo is dezo tentoonstelling geworden tot
een symbool van datgene, waf in dc toe
komst door de stedelingen moet worden
heroverd, nadat zij het eerst door hun ont
vluchten van do natuur hadden verloren.
Hoeveel, wat vroegor gemakkelijk cn als
vanzelfsprekend binnen ieders boreik lag,
is langzamerhand weelde geworden? En dat
moet nu weer gemeen goed worden. Ver
moedelijk heeft Berlijn nog nocit een ten
toonstelling gezien, die zoo volkomen aan
sluit bij wat er in zijn burgers loeft. Men
voelt, dat de stedelingen weer gebracht
moeten worden tot con meer natuurlijk le
ven en dat alleen zoo dé oude volkskracht
woer hersteld kan wordon. Do tentoonstel
ling bewijst bovendien, dat alle mcchanisa
tie geen dool is of behoeft te zijn, maar
slochts oen middel om het loven in mate-
rieol cn ideëel opzicht gemakkelijker en
goedkooper te maken. De machine moet
den mcnsch dienen en niet omgekeerd. Do
stad kan niet buiten het platteland, de
mensch kan niet buiten de natuur.
Van deze tentoonstelling, die als een
groep prachtige tuinterrassen aan den voet
van den hoogen radiatoren ligt en o.m. ook
een ovaal sportterrein bezit, waar dagelijks
interessante demonstraties en wedstrijden
worden gehouden, gaan wij naar een ande
re tentoonstelling, die niet zoo typisch Ber-
lijnsch is, maar daarom toch niet minder
typisoh üuitsch. Wij bedoelen dc tentoon
stelling van volkskunst, huisvlijt en band-
werk. Men zou denken, dat een dergelijke
expositie misplaatst is in dezen tijd van
machines, industrie en automaten, doch de
rnenschelijkc hand blijft locb altijd de
grondslag van alle werk, dat grooto waar
de vertegenwoordigt. Dc machine en de ge
rationaliseerde werkwijze hebben ons door
de overdreven toepassing daarvan kennis
laten maken met de vroeger ongekende ver
schijnselen van overproductie cn werkloos
heid. Het handwerk beeft dan ook naast
oen aesthctischc nog een praktische betec-
kenis, want landen, waar een groot contin
gent der bevolking nog van handwerk leeft,
zijn er in den tcgenwoordigen crisistijd niet
het slechtste aan toe, vooral wanneer zij
bun eigen grondstoffen verwerken on daar
door meer onafhankelijk zijn van de we
reldmarkt.
Op deze tentoonstelling zagen wij tot on
zo verrassing, dat zelfs thans nog acht mil-
lioen menschen in Duitschland leven van
handwork. Welk een invloed moet or dan
van het handwerk uitgaan op do economi
sche samenleving van een volk; wolk een
belangrijke constante factor vormt hot daar
in! En letterlijk alle deolen van het land
zijn vertegenwoordigd in deze aan kleuren
en vormen zoo rijke tentoonstelling. De ka
rakteristieke verschillen tussclien do pro
ducten van bepaalde streken en plaatselij
ke tradities komen goed tot hun recht, ter
wijl do groote verscheidenheid van vorm
wijst op inncrlijken rijkdom, op een volks-
schat. in den vollen zin van het woord. Over
het algemeen wordt er echter niet bewust
naar gestreefd om de artistieke, doch veel
meer om do economische waardo van het
handwerk op den voorgrond te stellen. Bij
do verschillende afdeelingen wordt gede
monstreerd, welk een groote verscheiden
heid kan worden bereikt met zeer eenvou
dige werktuigen en met veel nauwkeurig
heid en geoden smaak zijn alle belangrijke
materialen cn de wijze van verwerken ge
ëxposeerd. Bij de stoffen ziet men eenvou
dige huisweverijon cn prachtige voorbeel
den van moderne kleinkunst, bij bet aarde
werk eenvoudige boersche potten cn zeer
artistieke vazen. Hout, metaal, glas en man
denvlecht werk, ivoor en glas, barnsteen en
halfedolsteenen, allo materialen, waar huis
vlijt cn handwerk gebruik van maken, zijn
hier bijeen.
Overal ziet men ook dc ontwikkeling van
dc. oude tradities tot de moderne vormen
en opvattingen. Nergens krijgt men een in
druk van achterlijkheid, van iet-s wat voor
goed tot het verleden is gaan bebooren en
slechts kunstmatig in stand wordt gehou
den. De degelijke grondslag van het oude
handwerk staat in levend verband met de
kunst van dezen tijd, terwijl het groote
voorrecht, iets persoonlijks to kunnen leg
gen, in het dagelijksch werk, bewaard is ge
bleven. De stedeling gevoelt dit dikwijls
niet meer doch 'n dergelijke tentoonstelling
leert hem dc waardo en de beteokenis ken
nen van het handwerk, van de huisvlijt en
volkskunst.
Overzicht van de tentoopstelling.