0 ONZE EXPEDITIE NAAR EGYPTE TWEE BERUJNSCHE TENTOONSTELLINGEN BEELDENDE KUNST BIJ DE EGYPTENAREN. door Dr. N. G. DAVIES. Een der medewerkers van Prof. Dr. II. E. Winlock, die zich voornamelijk met gra fische werk beeft beziggehouden, vertelt hier iets var. zijn aandeel in de expeditie. Tijdens het afgeloopen seizoen heb ik te Thebe bijna onafgebroken aan mijn schrijftafel gezeten. Misschien verwondert de lezer zich hierover cn had hij verwacht, dat ik van de eeue graftombe naar do an- dero, van den tenen tempel naar den an deren zou trekken om schetsen te maken van datgene, wat men opgegraven had. Dat werk moest natuurlijk gedaan wor den, doch ik kon er dit jaar slechts een klein gedeelte van mijn tijd aan geven. Ik moest mij bezighouden met andere werk zaamheden. Reeds 'jaren geloden had ik aan het werk willen gaan in het zwaar beschadigde graf van Intcf, een heraut onder de regecring van Thutmoses III, dat ik reeds twintig jaar geleden voor het eerst had bezocht, nadat het geheel blootgelegd cn beschut was door do expeditie van Mond. Ik had cr destijds o.a. een muur schildering gezien van .do schatting op brengende vreemdelingen, doch ook deze was zwaar beschadigd en op do muren was cr verder weinig waardevols te vin den, behalve op die plaatsen, waar. aan de band van een eeuw geleden door Hay gemaakto teckeningen de overblijfselon konden worden bijeengebracht. Dc op den grond gevallen fragmenten waren over het algemeen zeer klein, zoodat het sorteeren ervan een echt geduldwerk was. Er lagen honderden van die stukjes op den grond, «oen slechts een klein gedeelte ervan kon worden gebruikt voor iets anders dan om het karakter vast te stellen van do tafc- reelen waarmeo dc muren beschilderd waren geweest. Dc afbeelding van de schatplichtige vreemdelingen bestond uit vier rijen boven elkaar; dc bovenste was trijwel geheel verdwenen, doch men kon er nog de vootbekloeding der vreemdelin gen op onderscheiden, waaruit bleek, dat er mannen van Mlnoa op heben gestaan. Op do tweede rij brengen Syriörs versierde, vazen, een hoorn met balsem, een wagen, pijlen cn bogen, enz. De tamelijk uitvoe rige en redelijk goed bewaard gebleven teekening van do Syrische vaas is do voornaamste bijdrage tot onzo archeolo gische kennis geweest, welke door deze muurschildering is verkregen. Op do derde rij ziet men mannen cn vrouwen uit do oasen mei wijn, zakken cn gevlochten manden en op dc vierde vrijwel dezelfde artikelen en monschen. Do laatstgenoem den stellen misschien de bewoners van de Oostelijke delta voor, die ook in het graf van Poci-em-Re zijn afgebeeld. Verder kondon wij uit zes stukken, die op vor uiteenliggende punten waren ge vonden, een afbeelding van een ouden man samenstellen, terwijl er talrijke frag menten werden gevonden van een buiten gewoon mooi jachttafereel, een onderwerp, dat de Egyptischo kunstenaars dikwijls tot zeer goed werk heeft geinspireerd. Welis waar was het ver van compleet, doch dik wijls is een weinig duurzaam tafereel nog het gemakkelijkst te restaureeren, omdat de stukken, dio het eerst zijn afgevallen, door het later neergevallen materiaal worden beschermd en daardoor een juis te n indruk kunnen go ven van do oorspron kelijke kleuren en de levendigheid der voorstelling. Dc oude man is afgebeeld met een gerimpeld voorhoofd en een gedeelte lijk kaal hoofd en, wat zeer interessant is, met blauwe oogen en rood haar. Ook zijn gelaatskleur is licht, con lichte vleesch- kleur, welke voor do afbeeldingen van Syriörs werden gebruikt, doch in het bo- gin van de achttiende dynastie ook wel voor die van Egyptenaben. De gelaatstrek ken zijn zeer goed en nauwkeurig gotee- kend en doen denken aan die van de Sy- riêrs in het graf van Oeser. terwijl de al- gemeeno indruk van zijn uiterlijk dezelfde is als die van dc tot slaaf gemaakte 'Afbeeldingen van dieren uit het graf van Amen-em-Het. Men lette op de aan eengesloten rijen van dieren, de vrijere voorstelling der jonge dieren, dc opgeheven voorpooten der paarden en het onbeholpen teekeningetje tussclien hun pooten. vreemdelingen in het graf van Rck-mi-Re. Het jachttafereel is, wat het onderwerp betreft, niets bijz^dors; vanaf 2750 voor Christus vindt nÉÉf telkens opnieuw het motief van oen wijfjeshyena, die t^gen do jagers gromt om haar Jong te verdedigen, hoewel het mannetje vlucht. Zij krijgt dan een pijl door den bek, die zij tcvorgccfs met haar voorpoot tracht af te breken. Zoo'n algemeen onderwerp kan door een begaafd artist echter op onvergotclijko wijze worden behandeld, wat vooral blijkt uit de fragmenten van dc koppen der bei de hyena's. Zij spreken van een fijne af werking en een natuurgetrouwe weergave, die men van een kunstenaar uit dit tijd perk nauwelijks zou verwachten. Do afbeeldingen van dieren zijn trou wens een der meest interessante onder werpen, welke wij bij ons werk ontmoeten. Sommige zijn bijzonder aantrekkelijk, doordat zij in relief gebeeldhouwd zijn en ongewoon levendige dierenfiguren vertcto- nen van verschillende huisdieren, o.a. van de zeldzame schapen en varkens. De scha pen zijn dikwijle weggekrabd, omdat de met een ramskop voorgestelde god Amoen gedurende, eenlgen tijd in gecnerlei vorm mocht worden vereerd. Gewoonlijk gaan dc dieren langzaam naast elkander voort in aaneengesloten rijen, doch de jonge dieren staan nog niet onder dc 9treiige tucht der herders en geven de kunstenaars gelegonhcid om hen af te beelden in aar dige houdingen, meestal sprongen, omdat dan de traditioncelo grondlijn onder de pooten weggelaten mocht worden cn de diertjes gebruikt kondon worden om open ruimten to vullen. Vooral springendo ha- zon en honden zijn daarvoor een gewild motief. Het is interessant, hoe dc kunste naars bij jonge dieren ook inbreuk moch ten maken op den regel, dat de afzonder lijke voorwerpen bijna niet door elkaar heen mochten loopen. Op fig. I ziet mon twee springende veulens mot de koppen in tegengestelde richting, wat in dien tijd revolutionair genoemd mocht worden. De opgeheven voorpooten der paarden wijzen er ook op, dat de kunstenaar zich niet al te zeer door de starre convontics van zijn ujd liet binden. Onder dezo dieren ziet men een klein paardonfiguurtje, dat er on geveer in denzelfdcn tijd is ingekrast, ver moedelijk door een jongen, die zoo de grooto figuren trachtte na to teekenen. Als een voorbeeld, hoo de eone archeoloog het werk van den ander aan kan vullen, ver molden wij van hot jachttafereel in het graf van Intef nog een groep op antilopen gelijkende dieren, waarvan de koppen he laas volkomen verloren waren gegaan. De gele vacht met witte vlekken doet hen echter kennen aU een bepaald soort her ten. Nu heeft Hilzhcimcr reeds bewezen, dat de Egyptische herten eigenlijk uit Per- zie geimportóerd waren cn dat zij zoowel, van de palmachtig gehoornde soort in Me sopotamia als van het Noord-Afrikaansche hert afweken. Dc typische vlekken, welke deze dieren in dat geval moesten hebben, had men echter nog slechts in één zeer onduidelijko afbeelding aangetroffen. De plantengroei in de woestijn kan aan de hand van dezo muurschilderingen niet bestudeerd worden, want de vormen der planten zijn zeer onnatuurlijk. Nu groeide er ook practisch niets in de omgeving van Thebe, zoodat noch dc kunstenaar, nóch opdrachtgevers en critici er een duidelijke voorstelling van hadden. In Noord-Egvpto geven de teekenaars daarentegen dikwijls 14\.. Jachttafereel uit liet graf van Rek-mi-Rc uit den tijd van Thutmoses III. De gol vende lijnen, die den grond moeten voorstellen, zijn zoo getrokken, dat de meeste dieren cr met hun pooten op rusten. Men ziet weer liet motief van den vluchtenden mannetjeshyena en het wijfje, dat tevergeefs tracht een speer uit haar bek tc ver wijderen. De'doorloopcndc lijnen stellen dc bewaard gebleven gedeelten voor, dc stippellijnen datgene, wat bij de reconstructie moest worden aangevuld. een zeer goed beeld van den plantengroei in een „wadi" gedurende den regentijd. Tc Thebe dienen de planten echter als deco ratieve vulmotieven zonder meer. De jachttafereclcn zijn voorts interessant, om dat zij bijna alle uit dcnzclfden tijd datce- ren. In de achttiende dynastie vallen zij in grooten getale onder de regeering van Thutmoses III, zoodat van de bewaard gebleven tafereelcn er vermoedelijk ver scheidene van denzelfden kunstenaar af komstig zijn. Enkel datoeren nog uit den tijd van de beide volgende vorston (o.a. een prachtige uit het graf van Kcn-Amoenj en dan verdwijnen zij volkomen, om nog slechts éénmaal als iets „uit overoudo tij den" te voorschijn te komen in con graf van de twintigste dynastie. Misschien heeft de toename der bevolking ten gevolge ge had, dat de wilde dioren uitgeroeid of ver dreven werden. Hot is echter een feit dat, hoewel cr geen jachttafereelen meer wer den afgebeeld in dc graven, Amen-Holpe III een bekend jager op wilde runderen en leeuwen was, terwijl uit het graf van Toct- ank-Amocn schitteronde jachttafereelen af komstig zijn en nog voor het laatst een jacht op de donkerroode wilde runderen, die hen ook elders afgebeeld ziet, is aange bracht op den buitenmuuur van den tem pel van Mcdinet Haboe. Do opgejaagde snel bowegende dieren gaven den kunste naar gelegenheid tot voor zijn tijd zeer afwisselende voorstellingen, doch leverden tevens groole moeilijkheden op. De Egypti sche kunst beeldde oorspronkelijk slechts kalme tooneclen uit het dagelijksch leven af; dieren en menschen werden op een rij achter elkaar goplaalst op een rechte grondlijn. Dat alles was bij een jachttafc; reel al zeer onnatuurlijk. Dc kunstenaar besefte er ook wel iets Van, dat de dieren gezien werden tegen den woestijn als ach tergrond, doch dit was zooiets volkomen nieuws voor hem, dat hij er niet in slaag de, cr een bevredigende voorstelling van to geven. Do eenvoudigste oplossing was natuur lijk, do bewegingen en het wijkende veld tc negecren. To Bcni Kasan zijn in graven van de twaalfdo dynastie jagers en wild dan ook achter elkaar op een rijtje ge plaatst,terwijl de dieren zeer kalm voor waarts loopen, zonder zich t,e bekommeren om pijlen of lasso's. Een beter systeem is reeds, hot tafereel te verdoelen in rijen. Do horizontale lijnen tussclien de rijen moes ten eigenlijk steeds dichter bij elkaar ko men te staan, terwijl de dieren steeds klei ner moeston worden; als regel wordt hier op echter niet gelet. Langzamerhand komt er ook meer beweging in do dierenfiguren en ze springen, dat het een lust is. Op het laatste zweven er zooveel dicrert in do lucht, dat ook dit onnatuurlijk is, al kon het den kunstenaar natuurlijk niet ont gaan, dat die over het geheele figuur ver spreide dierenfiguren veel meer overeen kwamen met wat hij werkelijk zag dan do vroegere voorstellingen. V$n perspectief had hij weinig begrip cn om nu het overigens toch wel bevredigende tafercel meer „lo gisch" io doen schijnen, trok hij er golven de lijnen dwars overheen onder do pooten der dieren. Ongetwijfeld leken golvendo lij nen meer op het golvendo oppervlak van den woestijn dan rechte. Een enkele hond of haas kon blijkbaar zoo'n steun voor zijn pooten wel missen. Het drong nu langza merhand ook tot de kunstenaars door, dat de dieren tegen het woestijnzand werden gezien, vandaar dat nu do geheele achter grond van het tafereel gekleurd werd (met blauwe, witte en roode steentjes op het zand om meer kleur bij tc zetten). Lang zamerhand worden do golvende lijnen zeer vaag, zoodat het geheel werkelijk begint te lijken op wat. men in de natuur ziet en in den lij d van Toet-ank-Amoen was men deze lijnen geheel ontgroeid. Het is wel vreemd dat, terwijl de veranderingen on der dc achttiende dynastio wijzen op een ontwikkelingsgang van de beeldende kunst, het volmaakte reeds eeuwen tevoren was benaderd te Moir, waar de wilde dioren ver uiteen op flauwe, onregelmatige grondlijn- tjes waren afgebeeld tegen oen geklcurdon woestijn-achtergrond. UIT BERLIJN Typoerende beelden van den tijd, Waarin wij leven. (door onzen Berlljnschcn correspondent) Ilicr ter stede wordt op bet oogenblik een echt moderne tentoonstelling gehouden on der het motto „Sonne, Luft und llaus für. alle". Nu, do zon schijnt gratis voor alle menschen en iedereen kan zooveel lucht inademen, als hij wil, maar een huis voor ipderen staatsburgerdaar ontbreekt in Berlijn wel wat aan cn de combinatie van zon en frisscho lucht met dat huis laat soms ook te wenschen over. Doch dc groote zomertcntoonstelling, welke onder bovenge noemd motto wordt gehouden, pakt het vraagstuk aan met moed, met smaak en gelukkig ook met veel tact jegens de on bemiddelde burgers dor stad. Do tentoon stelling is schilderachtig aangelegd op het jaarbeursterrein aan den Kabcrdamm cn het is werkelijk een plezier, haar in de len tezon te zien liggen. Om een goed overzicht te krijgen, gaat mon eerst in oen klein spoortreintje, dat met veel schokken cn puf fen rondrijdt tusschcn terrassen, bloemen tuinen, kunstig nagebootste bosschcn cn kleine huisjes in allerlei kleuren. Twee en een hajvo kilometer is de baan van liet treintje lang; die wandeling wordt ons dus alvast bespaard. Doch met het treintje al leen ziet men nog niet een derde van deze veelzijdige tentoonstelling. Hier is letterlijk niets vergelen. Het is zeer tc waardecicn, dat men bij do geheelo tentoonstelling is uitgegaan van het stand punt, dat elke bezoeker-stadsbewoner, on verschillig wat zijn maatschappelijke cn fi nancieel e positie cn zijn beroep zijn, cr iets aan moet hebbon. Reeds in do hal aan den ingang blijkt dit. Daar i3 door het hygië nisch museum te Dresden eon aanschouwe lijk ovorzicht gegeven van do gevaren en gevolgen van het gejaagde levenstempo iu de moderne steden, van de overdreven ei- schen, welke elke stedeling aan zijn zenu wen stelt, van liet verminderen der natuur lij ko werkkracht met als gevolg daarvan het overwerkt raken. Zoo wordt a.li.w. tast baar voorgesteld, waarom met name te Ber lijn de weekend-bewoging zich zoo buiten gewoon heeft uitgebreid: daarin vinden de menschen een natuurlijk en onmisbaar le gcnwicht voor het leven, dat zij dagelijks moeten leiden. Er is dan ook een groot deel van dc ten toonstelling gewijd aan de plaatsen, waar met name 's zomers de bewoners van Ber lijn hun weekends doorbrengen. Als men de omstreken van Berlijn goed kent, is het alleraardigst om te zien, hoe verschillende punten daarvan zijn nagebootst, bijv. de Wannsee, waar dc Borlijner zijn strandge- nocgcns vindt, do tentendorpen van de en thousiaste beoefenaars der watersport en het geheele Grunewald, dat uitmunt door de natuurgetrouwe weergave. Men ziet, hoe ook dc minder rijken van de jacht kunnen genieten. De vervoermiddelen zijn niet ver geten; de Lufthansa heeft een speciale af- dcoling gekregen, docli zelfs het grootste vliegtuig, dat daar slaat, ziet cr „aardig" en volstrekt niet indrukwekkend uit tus schcn het op de ware grootte nagebootste landschap. De staatsspoorwegen toonen op zeer onderhoudende wijze aan, wat de goed koopste cn meest praktische verbindingen zijn en trachten met hun tabellen cn in beeld gebrachte statistieken eiken bezoe ker over te balen om af cn toe ook eens een klein bedrag uit te geven voor een uit stapje in clc vrije natuur. De leus van de spoorwegen, die. in groote letters boven dit alles prijkt, luidt niet zooals die van de Bcrlijnschc jaarbeurs: „Iedereen eens in Berlijn", maar „Iedereen eens uit Berlijn". De meest interessante afdeeling is wol: het grociendo huis. Het voorbereidend werk, dat op dit gebied is verricht ter be vordering van de bouwbedrijven en bij wij ze van proef voor een grootschc kolonisa tie-politiek, waarvan do gevolgen eenvou dig niet te overzien zijn, wekt werkelijk den indruk dat het „groeiende huis" fin tegen stelling met de al dadelijk volkomen afge werkte gebouwen van alle vroegere perlo den) inderdaad kans beeft om „het huis van de toekomst" te worden. Het groeien dc huis kan niet alleen door bijbouwen worden uitgebreid, het groeit ook wat be treft do afwerking, do inrichting, kortom, de kwaliteit van het geheel. Van het peil van den grootsten convoud kan bet zich ontwikkelen tot het peil van een zeer be vredigende volkomenheid. Onder leiding van den vooraanstaanden architect Martin Wagner hebben vele archi tecten vaa betoekenis ontwerpen en mo dellen ingezonden en dc aanmoediging, wel ke van deze tentoonstelling uitgaat, kan wel niet zonder invloed blijven op de stadsont wikkeling in do komende jaren. Met de ar- tistiokc ontwikkeling gaat do technische hand in hand; ook de woningbouw wordt meer en meer geïndustrialiseerd cn tege lijkertijd maakt het starre vasthouden aan een aantal typen plaats voor meer leven de, voor verandering vatbare vormen, die ten doel hebbon, do woning te maken tot Iets, wat zich aan kan passen aan den be woner. Naast de huizen zijn ook de tuinen niet vergeten. Dit onderwerp geniet juist op het oogenblik een groote belangstelling. Er zijn 22 tuintjes aangelegd, echte kleine stads tuintjes, die aantoonen hoe men zooveel mogelijk aan zoo'n tuintje kan hébben, zon der er veel geld voor uit tc geven. In elk tuintje bevindt zich een prieel of tuinhuis je, uiterst goedkoop of meer comfortabel ingericht, maar in elk geval van dien aard, dat de tuinbezitter het zelf kan maken. Wanneer de stedelingen er zoo toe gebracht kondon worden, hun woonruimte uit te breiden niet een tijdelijke verblijfplaats in de buitenlucht, zou dit de volksgezondheid aanmerkelijk ten goede komen. Verder ziet men tuinen met een waarlijk indrukwok- kenden overvloed van bloemen. Het mooist komen natuurlijk do voorjaarsbloemen tot hun recht, doch alle jaargetijden zijn ver tegenwoordigd en er is een bloeiende beide, zooals de natuur zo ons in den herfst niet schooner kan geven. Zoo is dezo tentoonstelling geworden tot een symbool van datgene, waf in dc toe komst door de stedelingen moet worden heroverd, nadat zij het eerst door hun ont vluchten van do natuur hadden verloren. Hoeveel, wat vroegor gemakkelijk cn als vanzelfsprekend binnen ieders boreik lag, is langzamerhand weelde geworden? En dat moet nu weer gemeen goed worden. Ver moedelijk heeft Berlijn nog nocit een ten toonstelling gezien, die zoo volkomen aan sluit bij wat er in zijn burgers loeft. Men voelt, dat de stedelingen weer gebracht moeten worden tot con meer natuurlijk le ven en dat alleen zoo dé oude volkskracht woer hersteld kan wordon. Do tentoonstel ling bewijst bovendien, dat alle mcchanisa tie geen dool is of behoeft te zijn, maar slochts oen middel om het loven in mate- rieol cn ideëel opzicht gemakkelijker en goedkooper te maken. De machine moet den mcnsch dienen en niet omgekeerd. Do stad kan niet buiten het platteland, de mensch kan niet buiten de natuur. Van deze tentoonstelling, die als een groep prachtige tuinterrassen aan den voet van den hoogen radiatoren ligt en o.m. ook een ovaal sportterrein bezit, waar dagelijks interessante demonstraties en wedstrijden worden gehouden, gaan wij naar een ande re tentoonstelling, die niet zoo typisch Ber- lijnsch is, maar daarom toch niet minder typisoh üuitsch. Wij bedoelen dc tentoon stelling van volkskunst, huisvlijt en band- werk. Men zou denken, dat een dergelijke expositie misplaatst is in dezen tijd van machines, industrie en automaten, doch de rnenschelijkc hand blijft locb altijd de grondslag van alle werk, dat grooto waar de vertegenwoordigt. Dc machine en de ge rationaliseerde werkwijze hebben ons door de overdreven toepassing daarvan kennis laten maken met de vroeger ongekende ver schijnselen van overproductie cn werkloos heid. Het handwerk beeft dan ook naast oen aesthctischc nog een praktische betec- kenis, want landen, waar een groot contin gent der bevolking nog van handwerk leeft, zijn er in den tcgenwoordigen crisistijd niet het slechtste aan toe, vooral wanneer zij bun eigen grondstoffen verwerken on daar door meer onafhankelijk zijn van de we reldmarkt. Op deze tentoonstelling zagen wij tot on zo verrassing, dat zelfs thans nog acht mil- lioen menschen in Duitschland leven van handwork. Welk een invloed moet or dan van het handwerk uitgaan op do economi sche samenleving van een volk; wolk een belangrijke constante factor vormt hot daar in! En letterlijk alle deolen van het land zijn vertegenwoordigd in deze aan kleuren en vormen zoo rijke tentoonstelling. De ka rakteristieke verschillen tussclien do pro ducten van bepaalde streken en plaatselij ke tradities komen goed tot hun recht, ter wijl do groote verscheidenheid van vorm wijst op inncrlijken rijkdom, op een volks- schat. in den vollen zin van het woord. Over het algemeen wordt er echter niet bewust naar gestreefd om de artistieke, doch veel meer om do economische waardo van het handwerk op den voorgrond te stellen. Bij do verschillende afdeelingen wordt gede monstreerd, welk een groote verscheiden heid kan worden bereikt met zeer eenvou dige werktuigen en met veel nauwkeurig heid en geoden smaak zijn alle belangrijke materialen cn de wijze van verwerken ge ëxposeerd. Bij de stoffen ziet men eenvou dige huisweverijon cn prachtige voorbeel den van moderne kleinkunst, bij bet aarde werk eenvoudige boersche potten cn zeer artistieke vazen. Hout, metaal, glas en man denvlecht werk, ivoor en glas, barnsteen en halfedolsteenen, allo materialen, waar huis vlijt cn handwerk gebruik van maken, zijn hier bijeen. Overal ziet men ook dc ontwikkeling van dc. oude tradities tot de moderne vormen en opvattingen. Nergens krijgt men een in druk van achterlijkheid, van iet-s wat voor goed tot het verleden is gaan bebooren en slechts kunstmatig in stand wordt gehou den. De degelijke grondslag van het oude handwerk staat in levend verband met de kunst van dezen tijd, terwijl het groote voorrecht, iets persoonlijks to kunnen leg gen, in het dagelijksch werk, bewaard is ge bleven. De stedeling gevoelt dit dikwijls niet meer doch 'n dergelijke tentoonstelling leert hem dc waardo en de beteokenis ken nen van het handwerk, van de huisvlijt en volkskunst. Overzicht van de tentoopstelling.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1932 | | pagina 16