AMEBSFOORTSCH DAGBLAD" CONGRES NEDERLAND OVERZEE Donderdag 23 Juni 1932 -DE EEMLANDER" 30e Jaargang No. 302 DERDE BLAD STAND DER LANDBOUW GEWASSEN HET WEER NA DEN LANGSTEN DAG GISTEREN TE DEN HAAG GEOPEND Wat Nederland in Indië wrocht •*v De beteelde oppervlakte De Stct, no. 11S bevat oen tabel, waarin naast de voorloopige cijfers voor het jaar 1932 zijn vermeld de definitieve cijfers aangevend de oppervlakten, in 1931 met de onderscheidene gewassen betecld, terwijl for vergelijking zijn opgenomen de over eenkomstige gemiddelden in het tijdvak 1921—1930. Evenals in bet vorige jaar zijn in 1932 belangrijke wijzigingen in bet bouwplan gekomen. De uitbreiding van de tarwcteelt treedt daarbij het meest op den voorgrond De met het betreffende gewas bezette op pervlakte is bijna 11.000 IT.A., of ruim 52 pet., grootcr dan in 1931. De teelt van de andere granen is zoodanig ingekrompen, dat de totale oppervlakte granen, ondanks de sterke uitbreiding van de tarwecultuur, geen aanzienlijke verandering onderging. De peulvruchten, welker verhouw in 1931 niet onbelangrijk was uitgebreid, worden thans aanmerkelijk minder geteeld. De veldboonen verminderden met 10 do erwten met ruim 10 en de stamboonen zelfs met ruim 27 Bij de meeste handelsgcwassen valt even eens een sterke achteruitgang van de be teelde oppervlakte waar te nemen. In to taal verminderde deze groep met ruim 15,000 II.A. Slechts de karwijteelt heeft zich, wat de uitgebreidheid betreft, geheel op het peil van 1931 kunnen handhaven. De oppervlakte kanariezaad daarentegen is ingeslonkcn tot ongeveer 11.5 van die in liet vorig jaar; met vlas zijn nog geen 2000 II.A. bezet. Voorts verminderde bet koolzaad met ruim 30 pet., het mosterd zaad met 46 terwijl het blauwmaan- zaad met meer dan de helft, van de opper vlakte in het vorig jaar achteruitging. Do teelt van consumptie-aardappelen geeft weder cene uitbreiding te zien, welke op bijna 8 kan worden gesteld. Ook do fabrieksaardappelen vertooncn cenigc toe neming. De suikerbieten zijn met bijna 2G00 II.A. uitgebreid. De door dit gewas ingenomen oppervlakte bedraagt thans 6S vuu de gemiddelde oppervlakte in de jaren 1928, 1929 en 1930. De tótaio oppervlakte bouwland vermin derde blijkens cic opgaven met bijna 0000 H.A. RIJKSWERKINRICHTINGEN. In de memorie van antwoord aan de Tweede Kamer inzake het wetsontwerp tot opheffing van de rijkswerkinrichting voor mannen te Hoorn; inrichting van-een nieu we rijkswerkinrichting te Groningen en overbrenging van de rijkswerkinrichting voor vrouwen van Gorinchem naar Breda, wijst de minister van justitie erop, dat in geval een cenigszins" belangrijko stijging van het aantal veroordeelde souteneurs de capaciteit van de inrichting te Groningen door een naar verhouding eenvoudige voor ziening kan worden vergroot. Overigens is zoodanige stijging, gezien eenigc arresten van den Hoogen Baad uit, do laatste jaren, weinig waarschijnlijk. Zoodra do recht spraak van den Hoogen Raad in deze zal hebben doorgewerkt, zal aan Groningen alleen de relatief geringe categorie van souteneurs, die wel op een publieke vrouw parasiteeren, doch niet haar ontucht mede bevorderen, worden opgezonden; de ove rigen zullen met gevangenisstraf worden gestraft. Met de beide tbans voorgestelde maat regelen hoopt de minister een besparing te bereiken van tegen de 100,000, te weten ruim ƒ80,000 door de opheffing van do rijkswerkinrichting te Hoorn en omstreeks 12,000 door de overbrenging van de rijks werkinrichting te Gorinchem naar Breda. ROODE KRUIS-COLLECTE TE DEN HAAG. Opbrengst ruim 6100. 's-G ravenhag e, 21 Juni. De collecte van het Roodo Kruis, welke lieden alhier gehouden werd, heeft bruto ruim 0100 op gebracht. Er moeten nog ecnige giften bin nen komen. ONBEWAAKTE OVERWEGEN. Hooiwageu door trein gegrepen. Maandagmiddag is de landbouwer A. met zijn hooiwagen bespannen met een paard op den onbewaakten overweg aan den Aals- ineerderwcg to Aalsmeer, door een trein naar Aalsmeer gegrepen. Het. paard werd gedood. De bestuurder gewond. DE SCHATGRAVERIJ TE ZAANDAM. Goud gevonden. Zaandam. 22 Juni. Blijkens dc mede delingen van de schatgravers zouden bij het boren op 11Y* M. diepte goud gevonden zijn wat zou moeten blijken uit de aanwezig heid van stofgoud in het zand, dat bij het boren aan de oppervlakte is gekomen. De gebroeders Hcnning dio Madame Syl via bijstaan, gelooven dat zij bij het boren eerst op de verborgen gang en daarna op de schat zijn. gestooten en or doorheen g©** boord. Hieruit zou het stofgoud zijn te ver> klaren. Men heeft aan burgemeester ter Laan de bakjes met zahd, waarin het stofgoud dui delijk te zien was, getoond. De schatgravers verwachten de schat met 2 A 3 weken bloot tc kunnen leggen. PAKJE BANKBILJETTEN VERLOREN? Men meldt uit Amsterdam: Een fietsjongen heeft aangifte gedaan, dat hij een pakje bandbiljetten, ten bedrage van J 1800, dat hij voor zijn patroon naar een tank moest' brengen, is kwijtgeraakt. Daar de voering van zijn jas en zak kapot is, vermoedt men, dat hij het geld heeft ver loren. Het valt niet te ontkennen dat het weer. in de tweede helft van Juni verandert Onze weerkundige medewerker schrijft: Vrij algemeen heerscht de meening, dat dc langste dag een kentering brengt in het verloop van de weersgesteldheid. Deze meening komt vooral tot uiting wanneer het weer vóór den langste» dag abnormaal is en daar in dezen zomer het weer tot nu loc meer koel dan warm is geweest, heb ik deze mceiiing in den laatstcn tijd nogal eens hooren uiten. Berust deze meening op feiten? Met een afdoend antwoord op zulk een vraag moet men altijd een beetje voorzich tig zijn. Diepgewortelde meeningen over natuurkundige verschijnselen, hoe onge rijmd zij ook schijnen te zijn. blijken dik wijls op goede gronden te berusten. Alleen is liet dikwijls moeielijk litt wetenschappe lijk bewijs te leveren voor feiten, die men nis vaststaand heeft aangenomen, steunen de op waarnemingen, die men heeft ge daan en die men als vaststaand heeft aan genomen, steunende op waarnemingen, die men heeft gedaan en die irien als een be wijs heeft aanvaard zonder na te gaan of zij als bewijs kunnen dienen. Een voorbeeld van een goed gefundeerd volksgeloof is b.v. het geloof aan een ster ke afkoeling, die elk jaar voorkomt om streeks den lldcn Mei. Langen tijd heeft do meteorologie door middel van een sta tistisch onderzoek beproefd het bewijs voor de juistheid van die volksmecning tc leve ren, maar toen dat niet zoo goed gelukte, waren vele meteorologen geneigd aan de juistheid te twijfelen. Er waren echter bij dat onderzoek wel eens fouten gemaakt, dje toL een onjuiste gevolgtrekking leidden. Wanneer men echter op dc juiste wijze het vyaarncmingsmateriaal bewerkt, kan men tot een overtuigend bewijs voor dc juist heid van het geloof aan die afkoeling ko men. Wat nu het verband tusschen den 21sten Juni en een kentering in de weersgesteld heid betreft, zou het volgende op te merken zijn: Vooreerst heeft het er veel van of dit jaar na het voorbijgaan van den langste» dag het weer is gaan veranderen. De lang durige droogte is plotseling uit, het weer is overigens heel anders geworden. Natuur- ijk kan dit enkele feit nooit een bewijs voor de algemeenheid zijn van de mcening, dat na 21 Juni liet weer gaat veranderen. Het is echter wel koren op den molen van de aanhangers van dit geloof. Vervolgens kan worden opgemerkt, dat de daglengte gedurende de zes weken van 1 Juni tot 11 Juli slechts 19 minuten vari eert, m. a. w. dat dc zonnewarmte drie we ken vóór den langste» dag ongeveer gelijk is aan die van dc drie weken daarna. De overgang is trouwens zoo geleidelijk, dat er geen groole en snelle veranderingen in de weersgesteldheid het gevolg van kun nen zijn. En toch valt niet tc ontkennen, dat het algemeen karakter van liet weer verandert als het grootste gedeelte van de maand Juni voorbij gegaan is. Daarvoor moet dan toch een verklaring tc vinden zijn. illet is natuurlijk niet eenvoudig om deze omwenteling in het weer statistisch na te ;aan, te bewijzen en in cijfers uit te druk- :cn, maar daarmede zouden wij de verkla- ing- nog niet gevonden hebben. Deze moe ten wij m. i. laten voortkomen uit den wis selenden invloed van den warmen Zuide lijken en den kouden Noordelijken lucht stroom, die een van beiden den wcerstoe- stan'd in West-Europa bchccrschcn. Zonder dat men zich op statistische gegevens be hoeft te beroepen is het fn de meteorologie genoeg bekend, dat in hot voorjaar en den voorzomer de Noordelijke luchtstroom her haaldelijk de overhand krijgt. Dit is eencr- zijds een gevolg van dc afnemende lucht- drukking over het Europecscli-Aziatisch asteland, die in dc lente begint, terwijl over den N.-Atlanrischen Oceaan de druk stijgt, zoodat een luchtdruk-verval van W. naar O. ontstaat, anderzijds is het mogelijk, dat door stijging van de temperatuur in het Noordpoolgchied de lucht naar het Zuiden begint af te vloeien. Er werken dan twee krachten samen die den Noordelijken lucht- troom versterken. De diepere oorzaak van dezen gang van zaken is dc wassende zons- declinatie. Na den Sisten Juni neemt deze echter af, maar in liet algemeen duurt het ongeveer een maand a oordat overal de te uggang in dc temperatuur begint. Er is dus inderdaad reden om aan te nemen, dat dc versterkte polaire luchtafvocr naar het Zuiden na den langstcn dag verzwakt, maar er is geen grond om aan te nemen, dat die verzwakking dadelijk na dien dag zou beginnen. Mits men dus den datum niet al te styeng neemt is het volksgeloof aan een ommekeer in de weersgesteldheid na den langsten dag wel gegrond, Nadruk verboden). Olid:Minister Weiter spreekt de openingsrede uit 'o-G rave n li a'g e, 22 Juni. Onder be langstelling van talrijke deelnemers en gasten is vanochtend op de Indische ten toonstelling geopend het congres Ncder- land-over Zee, dat duurt tot en met 2i Juli. Voorzitter van het congres is mr. A. B. Cohen Stuart, die de aanwezigen welkom heette namens het congrescomité. Hij zeide o.m.: Op dit congres zult gij geen juichtonen vernemen. Wie de gebeurtenissen in Oost *n West gadeslaat, zal zich wol eens heb ben afgevraagd, of deze nachtmerrie wer kelijkheid kan zijn, of dan inderdaad een zoo groot deel van hetgeen daar in zooveel jaren, met zooveel inspanning en offers is opgebouwd, nu zoo op eens in puin en scherven kan zijn verkeerd. liet. wclvaarls- tocstcl is helaas op tal van plaatsen ernstig beschadigd. De volksverzorging moet er op allerlei wijzen Ticvig onder lijden. En nog altijd ziet de toekomst er bedenkelijk uit. Maar juist daarom gevoelen wij ons ge drongen hier bijeen tc zijn. Wij hopen, door dit congres te spreken lot het Ncdcrlandsch Volksgevoel en daarmee dc bron te vinden van onze gezamenlijke kracht. Wij hopen mede, den stoot te kunnen geven tot de forschc inspanning van allo vermogens, die noodig zal zijn om de huidige moeilijk heden te overwinnen. Bij gelegenheid van de Indische Tentoon stelling tc 's-Gravenhage hebben wij willen trachten in dit congres een samenvattend overzicht te geven van Ncdcrlandsch werk in Oost en West, met name op sociaal, cul tureel en economisch terrein. Volledig is het overzicht uiteraard niet. Maar wij ho pen toch, dat het in zijn samenhang duide lijk zul spreken van hetgeen Nederlanders in een hun vreemde luchtstreek met volle toewijding van hun geestelijke en lichame lijke krachten hebben weten te scheppen Wij mennen dat het dringend noodig is, op al dien toegewijde» arbeid een helder licht (e- laten vallen.' De Nederlajldsche werk Kracht, dc N'e- derlandschc volharding en Nederlandsche toewijding blijven over als een actieve post op een balans, die veel passiva aanwijst. Laten wij zorgen dat dc Nederlandsche volkskracht in al haar opbouwende uitin gen ongerept blijft, dan hebben wij het voornaamste gered. Dit is de gedachte, die, naar wij hopen, door het congres zal wor den gewekt. Nadat dc voorzitter alle medewerkenden hartelijk dank had gezegd gaf hij het woord aan den heer Ch. Welter, oud-minister van Koloniën, oud-lid van den Raad van Ncderlandsch-Indic tot het uitspreken van de openingsrede. Oud-minister Welter sprak hierna o.m. het volgende: Voor zeer vélen onder u. die'een deel van hun leven hebben gewijd aan het dienen van ons land in zijn ovcrzeesche gebieden moet de gedachte waarvan dit congres uit gaat grootc aantrekkelijkheid hebben. Immers het beoogt de uitingen van Ne dcrlandsche Volkskracht in Oost en West Indic in liet iicht tc stellen en in een stel selmatig geheel hetgeen Nederland en Ne derlanders in en voor de ovcrzeesche gebie den hebben verricht tc doen uitkomen, ten einde nog meer belangstelling voor die ge bieden te wekken en zoo tevens den band lusschc» het rpocderland en dc ovcrzeesche gewesten nog te versterken. Ik weet en constateer met dankbaarheid, dat in de laatste decennia in steeds broeder kring bet besef is doorgedrongen van dc be- teekenis der ovcrzeesche gebiedsdeelen voor ons land liet begrip dat zonder die gebieden ens land in economisch en politiek opzicht op verre na niet dc positie zou innemen on der de volkerengemeenschap die het thans met zooveel waardigheid vervult. Er is in het Oosten ecu nieuwe wereld aan het groeien, nieuwe politieke en economische verhoudingen ontstaan, die haar invloed zullen doen gelden over de ganschc aarde cn hetgeen daardoor gaat. zai van overwe genden invloed zijn op de toekomst van alle landen on volken. Wij zijn ten nauwste bij dat proces be trokken en door den loop der feiten zullen wij gedwongen zijn een belangrijke rol te spelen in het nieuwe tijdperk van de ge schiedenis dat beginnen gaat. Want Nederlandscli-Indimoge cenigs zins excentrisch liggen ten opzichte van de stormccntra rond den stillen oceaan, het ligt er tc dicht bij, onderhoudt er te nauwe elaties mede, dan dat het onberoerd zou blijven door hetgeen daar gaat geschieden. In feite is ook in Ncdcrlandsch Indié het nieuwe tijdperk reeds ingetreden. Ik weet niet welke voorlichting het meest bedenkelijk is die van den onwetenden opti mist, of die van den wetenden defaitist, maar beide acht ik verwerpelijk. Met on wetenden kan men moeilijk disi.ussiceren en hun meening late men dus voor wat die is, maar den defaitist moet men bestrijden, om dat hij miskent, de groote zedelijke en ma- terieele kracht waarover het westen be schikt, de historische taak die het op zicli heeft genomen en omdat hij de revolutie en. den chaos aanvaardt als uitkomst van hot kenteren der tijden, instcdc van evolutie cn ordening. Ik heb getracht in korte woorden do taak waarvoor ons volk in liet Oosten is gesteld te plaatsen in het kader waarin zij behoort te worden bezien, dat is dus in verband met dc algemecne verandering in do ge steldheid van de geesten cn van dc verhou dingen, die bezig is zich te voltrekken, niet omdat ik op dat onderwerp, boe gowichtig cn aantrekkelijk ook thans door wil gaan, maar alleen om u een indruk tc geven van de moeilijkheid cn tevens van dc grootsch- hcid van die taak. Onze taak in Indic cischt omzichtigheid en beleid, maar niet minder moed en kracht omzichtigheid cn beleid om tc erkennen en te w aardceren wat goed en edel is -in dc bewegingen die door het Oosten gaan. moed en kracht om zo zoo noodig te leiden in goede richting, die eeuwen iang latent go- bleven energie, die zicb geleidelijk uiten gaat een uitweg te geven, die een ordelijk ver loop waarborgt en een bruikbare synthese verzekert voor de samenwerking tusschen Oost cn West. liet Nederlandsch Bestuur over Indié heeft in liooge rnate de ontwikkeling van de bevolking gestimuleerd en daardoor zelf den bodem bereid voor het zaad der nieu we gedachten. Van Franschc, Engclsche en Amcrikaan- schc- zijde volgt men thans ons voorbeeld na, wijl men daar, zoo goed als bij ons, de moeilijkheid heeft ondervonden van het lectuur-problccm. Maar wij zijn het ge wcest, dio dc oplossing hebben govonden cn door do lectuurvoorziening niet, alleen een leegte hebben aangevuld, maar tevens een instrument hebben gecreëerd voor dc verspreiding van dc Wcstcrschc bescha ving, waarvan do beteekenis niet hoog ge noeg kan worden aangeslagen. Aan het lager onderwijs met de volkstaal als voertaal is aangevuld op breedo schaal het onderwijs met Nederlandsch als voer taal cn het M.U.L.O., dat via 1I.B.S. cn A.M.S. den weg heeft geopend tot de drie hoogeschoien, die Indië thans telt. Daarmede hebben Westerschc Weten schappelijke methoden vasten voet gekre gen cn een allengs breeder wordende schaar van Inhecmsche academisch gevormden biedt zicli aan voor do arbeidsmarkt in Lands- cn particuliere» dienst. Ilct. is dui delijk. dat daarmede plots voor u staat het vraagstuk van wat met een lcelijk woord dc Indianisatic van 's Lands diensten en de particuliere bedrijven wordt genoemd, een vraagstuk met welks goede oplossing dc hoogste belangen van land cn volk gemoeid zijn. Op een tweetal onderwerpen moet ik ech ter nog even uw aandacht vestigen; zij be treft de moeilijkste vraagstukken waarVoor koloniale mogendheden zich geplaatst zien. In do eerste plaats de gedwongen arbeid. Het is een voor ieder onbevooroordeeld deskundige een volstrekt vaststaan feit, dat wij voor dit vraagstuk oplossingen hebben gevonden, welke den toets der strengste cri tick kunnen doorstaan. En in dc tweede plaats mag ik niet on vermeld laten hetgeen door ons is verricht ten aanzien van dc staatkundige hervor mingen, welke in toenemende ma to de me dezeggenschap der geregeerden hebben ver zekerd in de zaken van 's Lands bestuur. Men kan over dc doelmatigheid van die hervormingen van meëningvcrschillen, niet over het. feit dat wij in goede trouw hebben etracht de geregeerden te betrekken in 's Lands bestuur voor zoover dc omstandig heden dit mogelijk maakten. Er is waarlijk reden om trolsch te zijn op wat Nederlandsche volkskracht daarginds heeft tot stand gebracht, zonder vertoon, zonder grootspraak. Indic en Nederland beleven moeilijke tij den in financieel en economisch opzicht en do staatkundige problemen die zich aan cn rondom den Stillen Oceaan voordoen zijn van zoodanig aspect en voor dc toe komst van ons land en van Indié beide van zooveel gewicht, dat zij het ernstigste be raad en de grootste omzichtigheid eischen, naast den moed die ons tenslotte nimmer ontbroken heeft om de feiten onder de oogen te .zien, zooais zij zijn en daaruit de consequenties tc trekken, welke getrok ken moeten worden. Ik zou willen eindigen met de aanhaling van een woord van onze geëerbiedigde Vorstin, gesproken bij de opening van het derde jaarbeursgebouw tc Utrecht, dat zoo volkomen toepasselijk is op de verhouding tusschen Nederland cn Indië zooals ik mij die voorstel dat ik geen beteren slotzin voor mijn inleiding zou kunnen bedenken. „Thans komt liet er inderdaad op aan", zoo sprak I-Iare Majesteit, „tc volharden en doortc zetten en, vervuld door een sterk bewustzijn, van eenheid cn saamhoo- righeid de moeilijkheden van het heden on der de oogen te zien, daarbij bet beste ge vende, waarover een ieder van ons beschikt. Z.K.H. de Prins verklaardo hierop het congres geopend. Onder de aanwezigen werden opge merkt de burgemeester van den Haag, de oud-minister van koloniën dr. Konings berger, de oud-gouv.-generaal mr. Fock, de heer Van Kempen, oud-gouverneur van Sumatra's Oostkust, gepens. generaal We ber, leden van het congrescomité en vele andere belangstellenden. Na beide redevoeringen begaven dc aan wezigen zich naar de Hollandsche tooneel- zaal, waar voordrachten gehouden worden. De eerste lezing, die op het programma stond, werd gehouden door prof. G. Gong grijp, die sprak over de Indische volkshuis houding en liaar structuur in verband met de huidige moeilijkheden. Op de tentoonstelling ziet men telkens clc bewüzen van zich krachtig ontwikkelend economisch loven zeide spr. van bloei, van welvaart in clc jaren vóór 1930. Do te genstelling met het heden is wel groott School er in dien voorspoed van 1903 tot 1930 een element van begoocheling? Zeker was do welvaart lang niet overal zoo groot als men liet wel hoeft willen doen voor komen. Zeker zijn er fouten begaan, ook in Indië zelf. Zeker heeft men zich door de onjuisto en gevaarlijke leuze: „Indic is een rijk land" laten verleiden tot het scheppen van een Staatshuishouding, dis do draag kracht van hot land vroeg of laat inoost te boven gaan. Maar do economische groei van Indië was geen begoocheling, geen schijn. Wel is to vaak uit het oog verloren, dat de Westerschc, economische bovenlaag van het land, die zulk een grootc rol speelt bij de opbrengst der middelen, betrekkelijk zeer „clun" is in verhouding tot do grootc, daaronder levende massa's met zeer gerin ge inkomons, waardoor de weerslag van een zoo buitengewoon ernstige crisis als deze op dc staatsfinanciën groot moest z;ijn. Die bovenlaag, voortzetting van de \vc- reldhuishouding óver Indië, ondergaat de crisis uiteraard in volle kracht. Daarondci kunnen wij, als wij do structuur der In discho economische samenleving nagaan, ons denken aan „tusscbengebied", ontstaan door de op-elkaar-inwcrking van liet mo derne ruil- cn geldverkeer op de oorspron kelijke verzameling van dorpsgemeenschap pen. Ten slotte is cr te onderscheiden een steeds meer ingeschrompold „ondersto ge bied', waar het economisch leven nog een grooto mate van primitieve afgeslotenheid vertoont: weinig gebruik van geld, zeer veel productie voor eigen gevoelde behoef ten. Het is duidelijk, dat do economische subjecten in het tusschcngcbied van do cri sis meer of minder nadeel zullen ondervin den, naar mate zij voor hun inkomsten meer of minder afhankelijk zijn van do geldopbrengst van hun producten en van loonverdienste. Ook Is het uiteraard voor hen van het grootste belang, of zij een groo tcr of kleiner deel van de belastingen in geld zullen moeten betalen. (Dit laatste geldt natuurlijk ook voor dc mcnschcii uit de onderste, primitieve sfeer). Het Inuische, economische leven vertoont een gronlo mate van elflsticite.t en buig zaamlieid; vooral geldt dit voor het in heemsche deel. Men valt in moeilijken tij den als dezo terug op de productenhuishou ding. Men maakt meer gebruiksvoorwerpen zelf en koopt minder. Alleen de belasting betaling in geld baart grootc moeilijkheden. Gelukkig zijn over algemoen de oogsten goed uitgevallen. Dat is voor de groote mas sa der bevolking de hoofdzaak. Dat intus schen de geldschaarschtc en do verminder de gelegenheid tot loonverdiensto zeer pijn lijk gevoeld worden, is begrijpelijk. Men hoort dikwijls over do huidige moei lijkhedon spreken, alsof deze het bewij? zouden zijn, dat men op economisch gebied in Indië groote fouten begaan had. Do basis van het Indische economische loven zou „zoo smal" zijn. Indiö zou to veel afhan kelijk zijn van do Weslerscho bodrijven Men zou tc weinig de coöperatie bevorderd hebben enz. Een oogenblik nadenken kan leeren hoe ongegrond deze critfek achteraf is. Waardoor is de geMscbaarschte in do dessa zoo groot? Ongetwijfeld door vormin- derdc loonverdienste Maar veel meer nog door dc 6terk verlaagde prijzen der inheem- sclie producten! En hebben de groepen in Europa, die de productieve coöperatie op grooto 6chaal hebben toegepast, soms minder van deze crisis te lijden? Is de vorming van een in- hcemschcn middenstand misschien to wei nig bevorderd? Maar de inlandsche mid denstanders hebben dc crisis bet eerst en het ergst gevoeld. Er zijn natuurlijk fouten begaan in de sfeer der staatshuishouding, in de rubber- cultuur. Do grooto concerns hebben mis schien een le groot deel der winsten niet uitgekeerd en'°gebruikt voor uitbreiding on der omstandigheden, die te riskant waren. Neen. Indië lijdt niet doordat het zelf op economisch terrein ernstige fouten heeft ge maakt. Het ondergaat de wereldcrisis als een slachtoffer cn 6macht naar het oogen blik, waarop Europa tot Inkeer zal komen cn op het gebied van het geldwezen er van dc tarieven de maatregelen zal nemen, die noodig zijn voor herstel. JUBILEUM NED. ONDERZEEDIENST. Z.K.H. de Prins is voornemens op 25 de- zcr de viering van het 25-jarig jubileum door den Nedcrlandschen Ondom ^cdienst te Nieuvvedicp bij te wonen. De chef van de Duilsche „Marinelei- tung" heeft den Minister van Defensie zijn gelukwenschen en die van flo Duitscho mar rinc aangeboden met het 25-jarig bestaan van den Nedcrlandschen Onderzcedienst. De Minister lïeeft in een telegram zijn dank betuigd. UITZENDING KURHAUS-CONCERTEN OP VRIJDAGAVOND. Ruiling A.V.R.O.—V.P.R.O, Op verzoek van de A.V.R.O. is de VJP.R.O. bereid gevonden, om uitzending van do Kurhausconccrten op Vrijdagavond moge lijk te rnaken, op do Vrijdagavonden van Juli tot September daarvoor tijd af te staan, in dezen zin, dat do V.P.R.O. de tijd, die anders voor zijn muzikale uitzendingen wordt gebruikt, aan de A.V.R.O. afstaat» terwijl hij op de Vrijdagavonden zijn lezin gen blijft uitzenden. In ruil voor de afgestane tijd is dc A. V. R. O. bereid aan den V. P. R. O. gedurende een aantal, halfuren in hot winterseizoen zendtijd ter beschikking te stellen, op een tijd, die de V.P.R.O. daartoe bijzonder ge schikt acht. Deze regeling is een overeenkomst tus schen A.V.R.O. en V.P.R.O., behoudens goed keuring van den minister van Waterstaat.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1932 | | pagina 9