AMEBSFOORTSCH DAGBLAD"
CONGRES NEDERLAND OVERZEE
Donderdag 23 Juni 1932
-DE EEMLANDER"
30e Jaargang No. 302
DERDE BLAD
STAND DER LANDBOUW
GEWASSEN
HET WEER NA DEN
LANGSTEN DAG
GISTEREN TE DEN HAAG
GEOPEND
Wat Nederland in Indië wrocht
•*v
De beteelde oppervlakte
De Stct, no. 11S bevat oen tabel, waarin
naast de voorloopige cijfers voor het jaar
1932 zijn vermeld de definitieve cijfers
aangevend de oppervlakten, in 1931 met de
onderscheidene gewassen betecld, terwijl
for vergelijking zijn opgenomen de over
eenkomstige gemiddelden in het tijdvak
1921—1930.
Evenals in bet vorige jaar zijn in 1932
belangrijke wijzigingen in bet bouwplan
gekomen. De uitbreiding van de tarwcteelt
treedt daarbij het meest op den voorgrond
De met het betreffende gewas bezette op
pervlakte is bijna 11.000 IT.A., of ruim 52
pet., grootcr dan in 1931. De teelt van de
andere granen is zoodanig ingekrompen,
dat de totale oppervlakte granen, ondanks
de sterke uitbreiding van de tarwecultuur,
geen aanzienlijke verandering onderging.
De peulvruchten, welker verhouw in 1931
niet onbelangrijk was uitgebreid, worden
thans aanmerkelijk minder geteeld. De
veldboonen verminderden met 10 do
erwten met ruim 10 en de stamboonen
zelfs met ruim 27
Bij de meeste handelsgcwassen valt even
eens een sterke achteruitgang van de be
teelde oppervlakte waar te nemen. In to
taal verminderde deze groep met ruim
15,000 II.A. Slechts de karwijteelt heeft
zich, wat de uitgebreidheid betreft, geheel
op het peil van 1931 kunnen handhaven.
De oppervlakte kanariezaad daarentegen
is ingeslonkcn tot ongeveer 11.5 van
die in liet vorig jaar; met vlas zijn nog
geen 2000 II.A. bezet. Voorts verminderde
bet koolzaad met ruim 30 pet., het mosterd
zaad met 46 terwijl het blauwmaan-
zaad met meer dan de helft, van de opper
vlakte in het vorig jaar achteruitging.
Do teelt van consumptie-aardappelen
geeft weder cene uitbreiding te zien, welke
op bijna 8 kan worden gesteld. Ook do
fabrieksaardappelen vertooncn cenigc toe
neming.
De suikerbieten zijn met bijna 2G00 II.A.
uitgebreid. De door dit gewas ingenomen
oppervlakte bedraagt thans 6S vuu de
gemiddelde oppervlakte in de jaren 1928,
1929 en 1930.
De tótaio oppervlakte bouwland vermin
derde blijkens cic opgaven met bijna 0000
H.A.
RIJKSWERKINRICHTINGEN.
In de memorie van antwoord aan de
Tweede Kamer inzake het wetsontwerp tot
opheffing van de rijkswerkinrichting voor
mannen te Hoorn; inrichting van-een nieu
we rijkswerkinrichting te Groningen en
overbrenging van de rijkswerkinrichting
voor vrouwen van Gorinchem naar Breda,
wijst de minister van justitie erop, dat in
geval een cenigszins" belangrijko stijging
van het aantal veroordeelde souteneurs de
capaciteit van de inrichting te Groningen
door een naar verhouding eenvoudige voor
ziening kan worden vergroot. Overigens is
zoodanige stijging, gezien eenigc arresten
van den Hoogen Baad uit, do laatste jaren,
weinig waarschijnlijk. Zoodra do recht
spraak van den Hoogen Raad in deze zal
hebben doorgewerkt, zal aan Groningen
alleen de relatief geringe categorie van
souteneurs, die wel op een publieke vrouw
parasiteeren, doch niet haar ontucht mede
bevorderen, worden opgezonden; de ove
rigen zullen met gevangenisstraf worden
gestraft.
Met de beide tbans voorgestelde maat
regelen hoopt de minister een besparing
te bereiken van tegen de 100,000, te weten
ruim ƒ80,000 door de opheffing van do
rijkswerkinrichting te Hoorn en omstreeks
12,000 door de overbrenging van de rijks
werkinrichting te Gorinchem naar Breda.
ROODE KRUIS-COLLECTE
TE DEN HAAG.
Opbrengst ruim 6100.
's-G ravenhag e, 21 Juni. De collecte
van het Roodo Kruis, welke lieden alhier
gehouden werd, heeft bruto ruim 0100 op
gebracht. Er moeten nog ecnige giften bin
nen komen.
ONBEWAAKTE OVERWEGEN.
Hooiwageu door trein gegrepen.
Maandagmiddag is de landbouwer A. met
zijn hooiwagen bespannen met een paard op
den onbewaakten overweg aan den Aals-
ineerderwcg to Aalsmeer, door een trein
naar Aalsmeer gegrepen. Het. paard werd
gedood. De bestuurder gewond.
DE SCHATGRAVERIJ TE ZAANDAM.
Goud gevonden.
Zaandam. 22 Juni. Blijkens dc mede
delingen van de schatgravers zouden bij
het boren op 11Y* M. diepte goud gevonden
zijn wat zou moeten blijken uit de aanwezig
heid van stofgoud in het zand, dat bij het
boren aan de oppervlakte is gekomen.
De gebroeders Hcnning dio Madame Syl
via bijstaan, gelooven dat zij bij het boren
eerst op de verborgen gang en daarna op
de schat zijn. gestooten en or doorheen g©**
boord. Hieruit zou het stofgoud zijn te ver>
klaren.
Men heeft aan burgemeester ter Laan de
bakjes met zahd, waarin het stofgoud dui
delijk te zien was, getoond.
De schatgravers verwachten de schat met
2 A 3 weken bloot tc kunnen leggen.
PAKJE BANKBILJETTEN VERLOREN?
Men meldt uit Amsterdam:
Een fietsjongen heeft aangifte gedaan, dat
hij een pakje bandbiljetten, ten bedrage van
J 1800, dat hij voor zijn patroon naar een
tank moest' brengen, is kwijtgeraakt. Daar
de voering van zijn jas en zak kapot is,
vermoedt men, dat hij het geld heeft ver
loren.
Het valt niet te ontkennen dat het
weer. in de tweede helft van
Juni verandert
Onze weerkundige medewerker schrijft:
Vrij algemeen heerscht de meening, dat
dc langste dag een kentering brengt in
het verloop van de weersgesteldheid. Deze
meening komt vooral tot uiting wanneer
het weer vóór den langste» dag abnormaal
is en daar in dezen zomer het weer tot nu
loc meer koel dan warm is geweest, heb
ik deze mceiiing in den laatstcn tijd nogal
eens hooren uiten.
Berust deze meening op feiten?
Met een afdoend antwoord op zulk een
vraag moet men altijd een beetje voorzich
tig zijn. Diepgewortelde meeningen over
natuurkundige verschijnselen, hoe onge
rijmd zij ook schijnen te zijn. blijken dik
wijls op goede gronden te berusten. Alleen
is liet dikwijls moeielijk litt wetenschappe
lijk bewijs te leveren voor feiten, die men
nis vaststaand heeft aangenomen, steunen
de op waarnemingen, die men heeft ge
daan en die men als vaststaand heeft aan
genomen, steunende op waarnemingen, die
men heeft gedaan en die irien als een be
wijs heeft aanvaard zonder na te gaan of
zij als bewijs kunnen dienen.
Een voorbeeld van een goed gefundeerd
volksgeloof is b.v. het geloof aan een ster
ke afkoeling, die elk jaar voorkomt om
streeks den lldcn Mei. Langen tijd heeft
do meteorologie door middel van een sta
tistisch onderzoek beproefd het bewijs voor
de juistheid van die volksmecning tc leve
ren, maar toen dat niet zoo goed gelukte,
waren vele meteorologen geneigd aan de
juistheid te twijfelen. Er waren echter bij
dat onderzoek wel eens fouten gemaakt,
dje toL een onjuiste gevolgtrekking leidden.
Wanneer men echter op dc juiste wijze het
vyaarncmingsmateriaal bewerkt, kan men
tot een overtuigend bewijs voor dc juist
heid van het geloof aan die afkoeling ko
men.
Wat nu het verband tusschen den 21sten
Juni en een kentering in de weersgesteld
heid betreft, zou het volgende op te merken
zijn:
Vooreerst heeft het er veel van of dit
jaar na het voorbijgaan van den langste»
dag het weer is gaan veranderen. De lang
durige droogte is plotseling uit, het weer
is overigens heel anders geworden. Natuur-
ijk kan dit enkele feit nooit een bewijs
voor de algemeenheid zijn van de mcening,
dat na 21 Juni liet weer gaat veranderen.
Het is echter wel koren op den molen van
de aanhangers van dit geloof.
Vervolgens kan worden opgemerkt, dat
de daglengte gedurende de zes weken van
1 Juni tot 11 Juli slechts 19 minuten vari
eert, m. a. w. dat dc zonnewarmte drie we
ken vóór den langste» dag ongeveer gelijk
is aan die van dc drie weken daarna. De
overgang is trouwens zoo geleidelijk, dat
er geen groole en snelle veranderingen in
de weersgesteldheid het gevolg van kun
nen zijn.
En toch valt niet tc ontkennen, dat het
algemeen karakter van liet weer verandert
als het grootste gedeelte van de maand
Juni voorbij gegaan is. Daarvoor moet dan
toch een verklaring tc vinden zijn.
illet is natuurlijk niet eenvoudig om deze
omwenteling in het weer statistisch na te
;aan, te bewijzen en in cijfers uit te druk-
:cn, maar daarmede zouden wij de verkla-
ing- nog niet gevonden hebben. Deze moe
ten wij m. i. laten voortkomen uit den wis
selenden invloed van den warmen Zuide
lijken en den kouden Noordelijken lucht
stroom, die een van beiden den wcerstoe-
stan'd in West-Europa bchccrschcn. Zonder
dat men zich op statistische gegevens be
hoeft te beroepen is het fn de meteorologie
genoeg bekend, dat in hot voorjaar en den
voorzomer de Noordelijke luchtstroom her
haaldelijk de overhand krijgt. Dit is eencr-
zijds een gevolg van dc afnemende lucht-
drukking over het Europecscli-Aziatisch
asteland, die in dc lente begint, terwijl
over den N.-Atlanrischen Oceaan de druk
stijgt, zoodat een luchtdruk-verval van W.
naar O. ontstaat, anderzijds is het mogelijk,
dat door stijging van de temperatuur in het
Noordpoolgchied de lucht naar het Zuiden
begint af te vloeien. Er werken dan twee
krachten samen die den Noordelijken lucht-
troom versterken. De diepere oorzaak van
dezen gang van zaken is dc wassende zons-
declinatie. Na den Sisten Juni neemt deze
echter af, maar in liet algemeen duurt het
ongeveer een maand a oordat overal de te
uggang in dc temperatuur begint. Er is
dus inderdaad reden om aan te nemen, dat
dc versterkte polaire luchtafvocr naar het
Zuiden na den langstcn dag verzwakt,
maar er is geen grond om aan te nemen,
dat die verzwakking dadelijk na dien dag
zou beginnen. Mits men dus den datum
niet al te styeng neemt is het volksgeloof
aan een ommekeer in de weersgesteldheid
na den langsten dag wel gegrond,
Nadruk verboden).
Olid:Minister Weiter spreekt
de openingsrede uit
'o-G rave n li a'g e, 22 Juni. Onder be
langstelling van talrijke deelnemers en
gasten is vanochtend op de Indische ten
toonstelling geopend het congres Ncder-
land-over Zee, dat duurt tot en met 2i Juli.
Voorzitter van het congres is mr. A. B.
Cohen Stuart, die de aanwezigen welkom
heette namens het congrescomité. Hij zeide
o.m.:
Op dit congres zult gij geen juichtonen
vernemen. Wie de gebeurtenissen in Oost
*n West gadeslaat, zal zich wol eens heb
ben afgevraagd, of deze nachtmerrie wer
kelijkheid kan zijn, of dan inderdaad een
zoo groot deel van hetgeen daar in zooveel
jaren, met zooveel inspanning en offers is
opgebouwd, nu zoo op eens in puin en
scherven kan zijn verkeerd. liet. wclvaarls-
tocstcl is helaas op tal van plaatsen ernstig
beschadigd. De volksverzorging moet er op
allerlei wijzen Ticvig onder lijden. En nog
altijd ziet de toekomst er bedenkelijk uit.
Maar juist daarom gevoelen wij ons ge
drongen hier bijeen tc zijn. Wij hopen, door
dit congres te spreken lot het Ncdcrlandsch
Volksgevoel en daarmee dc bron te vinden
van onze gezamenlijke kracht. Wij hopen
mede, den stoot te kunnen geven tot de
forschc inspanning van allo vermogens,
die noodig zal zijn om de huidige moeilijk
heden te overwinnen.
Bij gelegenheid van de Indische Tentoon
stelling tc 's-Gravenhage hebben wij willen
trachten in dit congres een samenvattend
overzicht te geven van Ncdcrlandsch werk
in Oost en West, met name op sociaal, cul
tureel en economisch terrein. Volledig is
het overzicht uiteraard niet. Maar wij ho
pen toch, dat het in zijn samenhang duide
lijk zul spreken van hetgeen Nederlanders
in een hun vreemde luchtstreek met volle
toewijding van hun geestelijke en lichame
lijke krachten hebben weten te scheppen
Wij mennen dat het dringend noodig is,
op al dien toegewijde» arbeid een helder
licht (e- laten vallen.'
De Nederlajldsche werk Kracht, dc N'e-
derlandschc volharding en Nederlandsche
toewijding blijven over als een actieve post
op een balans, die veel passiva aanwijst.
Laten wij zorgen dat dc Nederlandsche
volkskracht in al haar opbouwende uitin
gen ongerept blijft, dan hebben wij het
voornaamste gered. Dit is de gedachte, die,
naar wij hopen, door het congres zal wor
den gewekt.
Nadat dc voorzitter alle medewerkenden
hartelijk dank had gezegd gaf hij het woord
aan den heer Ch. Welter, oud-minister
van Koloniën, oud-lid van den Raad van
Ncderlandsch-Indic tot het uitspreken van
de openingsrede.
Oud-minister Welter sprak hierna o.m.
het volgende:
Voor zeer vélen onder u. die'een deel van
hun leven hebben gewijd aan het dienen
van ons land in zijn ovcrzeesche gebieden
moet de gedachte waarvan dit congres uit
gaat grootc aantrekkelijkheid hebben.
Immers het beoogt de uitingen van Ne
dcrlandsche Volkskracht in Oost en West
Indic in liet iicht tc stellen en in een stel
selmatig geheel hetgeen Nederland en Ne
derlanders in en voor de ovcrzeesche gebie
den hebben verricht tc doen uitkomen, ten
einde nog meer belangstelling voor die ge
bieden te wekken en zoo tevens den band
lusschc» het rpocderland en dc ovcrzeesche
gewesten nog te versterken.
Ik weet en constateer met dankbaarheid,
dat in de laatste decennia in steeds broeder
kring bet besef is doorgedrongen van dc be-
teekenis der ovcrzeesche gebiedsdeelen voor
ons land liet begrip dat zonder die gebieden
ens land in economisch en politiek opzicht
op verre na niet dc positie zou innemen on
der de volkerengemeenschap die het thans
met zooveel waardigheid vervult.
Er is in het Oosten ecu nieuwe wereld aan
het groeien, nieuwe politieke en economische
verhoudingen ontstaan, die haar invloed
zullen doen gelden over de ganschc aarde
cn hetgeen daardoor gaat. zai van overwe
genden invloed zijn op de toekomst van alle
landen on volken.
Wij zijn ten nauwste bij dat proces be
trokken en door den loop der feiten zullen
wij gedwongen zijn een belangrijke rol te
spelen in het nieuwe tijdperk van de ge
schiedenis dat beginnen gaat.
Want Nederlandscli-Indimoge cenigs
zins excentrisch liggen ten opzichte van de
stormccntra rond den stillen oceaan, het
ligt er tc dicht bij, onderhoudt er te nauwe
elaties mede, dan dat het onberoerd zou
blijven door hetgeen daar gaat geschieden.
In feite is ook in Ncdcrlandsch Indié het
nieuwe tijdperk reeds ingetreden.
Ik weet niet welke voorlichting het meest
bedenkelijk is die van den onwetenden opti
mist, of die van den wetenden defaitist,
maar beide acht ik verwerpelijk. Met on
wetenden kan men moeilijk disi.ussiceren en
hun meening late men dus voor wat die is,
maar den defaitist moet men bestrijden, om
dat hij miskent, de groote zedelijke en ma-
terieele kracht waarover het westen be
schikt, de historische taak die het op zicli
heeft genomen en omdat hij de revolutie en.
den chaos aanvaardt als uitkomst van hot
kenteren der tijden, instcdc van evolutie cn
ordening.
Ik heb getracht in korte woorden do taak
waarvoor ons volk in liet Oosten is gesteld
te plaatsen in het kader waarin zij behoort
te worden bezien, dat is dus in verband
met dc algemecne verandering in do ge
steldheid van de geesten cn van dc verhou
dingen, die bezig is zich te voltrekken, niet
omdat ik op dat onderwerp, boe gowichtig
cn aantrekkelijk ook thans door wil gaan,
maar alleen om u een indruk tc geven van
de moeilijkheid cn tevens van dc grootsch-
hcid van die taak.
Onze taak in Indic cischt omzichtigheid
en beleid, maar niet minder moed en kracht
omzichtigheid cn beleid om tc erkennen en
te w aardceren wat goed en edel is -in dc
bewegingen die door het Oosten gaan. moed
en kracht om zo zoo noodig te leiden in
goede richting, die eeuwen iang latent go-
bleven energie, die zicb geleidelijk uiten gaat
een uitweg te geven, die een ordelijk ver
loop waarborgt en een bruikbare synthese
verzekert voor de samenwerking tusschen
Oost cn West.
liet Nederlandsch Bestuur over Indié
heeft in liooge rnate de ontwikkeling van
de bevolking gestimuleerd en daardoor zelf
den bodem bereid voor het zaad der nieu
we gedachten.
Van Franschc, Engclsche en Amcrikaan-
schc- zijde volgt men thans ons voorbeeld
na, wijl men daar, zoo goed als bij ons, de
moeilijkheid heeft ondervonden van het
lectuur-problccm. Maar wij zijn het ge
wcest, dio dc oplossing hebben govonden
cn door do lectuurvoorziening niet, alleen
een leegte hebben aangevuld, maar tevens
een instrument hebben gecreëerd voor dc
verspreiding van dc Wcstcrschc bescha
ving, waarvan do beteekenis niet hoog ge
noeg kan worden aangeslagen.
Aan het lager onderwijs met de volkstaal
als voertaal is aangevuld op breedo schaal
het onderwijs met Nederlandsch als voer
taal cn het M.U.L.O., dat via 1I.B.S. cn
A.M.S. den weg heeft geopend tot de drie
hoogeschoien, die Indië thans telt.
Daarmede hebben Westerschc Weten
schappelijke methoden vasten voet gekre
gen cn een allengs breeder wordende schaar
van Inhecmsche academisch gevormden
biedt zicli aan voor do arbeidsmarkt in
Lands- cn particuliere» dienst. Ilct. is dui
delijk. dat daarmede plots voor u staat het
vraagstuk van wat met een lcelijk woord
dc Indianisatic van 's Lands diensten en
de particuliere bedrijven wordt genoemd,
een vraagstuk met welks goede oplossing dc
hoogste belangen van land cn volk gemoeid
zijn.
Op een tweetal onderwerpen moet ik ech
ter nog even uw aandacht vestigen; zij be
treft de moeilijkste vraagstukken waarVoor
koloniale mogendheden zich geplaatst zien.
In do eerste plaats de gedwongen arbeid.
Het is een voor ieder onbevooroordeeld
deskundige een volstrekt vaststaan feit, dat
wij voor dit vraagstuk oplossingen hebben
gevonden, welke den toets der strengste cri
tick kunnen doorstaan.
En in dc tweede plaats mag ik niet on
vermeld laten hetgeen door ons is verricht
ten aanzien van dc staatkundige hervor
mingen, welke in toenemende ma to de me
dezeggenschap der geregeerden hebben ver
zekerd in de zaken van 's Lands bestuur.
Men kan over dc doelmatigheid van die
hervormingen van meëningvcrschillen, niet
over het. feit dat wij in goede trouw hebben
etracht de geregeerden te betrekken in
's Lands bestuur voor zoover dc omstandig
heden dit mogelijk maakten.
Er is waarlijk reden om trolsch te zijn op
wat Nederlandsche volkskracht daarginds
heeft tot stand gebracht, zonder vertoon,
zonder grootspraak.
Indic en Nederland beleven moeilijke tij
den in financieel en economisch opzicht en
do staatkundige problemen die zich aan
cn rondom den Stillen Oceaan voordoen
zijn van zoodanig aspect en voor dc toe
komst van ons land en van Indié beide van
zooveel gewicht, dat zij het ernstigste be
raad en de grootste omzichtigheid eischen,
naast den moed die ons tenslotte nimmer
ontbroken heeft om de feiten onder de
oogen te .zien, zooais zij zijn en daaruit
de consequenties tc trekken, welke getrok
ken moeten worden.
Ik zou willen eindigen met de aanhaling
van een woord van onze geëerbiedigde
Vorstin, gesproken bij de opening van het
derde jaarbeursgebouw tc Utrecht, dat zoo
volkomen toepasselijk is op de verhouding
tusschen Nederland cn Indië zooals ik mij
die voorstel dat ik geen beteren slotzin
voor mijn inleiding zou kunnen bedenken.
„Thans komt liet er inderdaad op aan",
zoo sprak I-Iare Majesteit, „tc volharden
en doortc zetten en, vervuld door een
sterk bewustzijn, van eenheid cn saamhoo-
righeid de moeilijkheden van het heden on
der de oogen te zien, daarbij bet beste ge
vende, waarover een ieder van ons beschikt.
Z.K.H. de Prins verklaardo hierop het
congres geopend.
Onder de aanwezigen werden opge
merkt de burgemeester van den Haag,
de oud-minister van koloniën dr. Konings
berger, de oud-gouv.-generaal mr. Fock, de
heer Van Kempen, oud-gouverneur van
Sumatra's Oostkust, gepens. generaal We
ber, leden van het congrescomité en vele
andere belangstellenden.
Na beide redevoeringen begaven dc aan
wezigen zich naar de Hollandsche tooneel-
zaal, waar voordrachten gehouden worden.
De eerste lezing, die op het programma
stond, werd gehouden door prof. G. Gong
grijp, die sprak over de Indische volkshuis
houding en liaar structuur in verband met
de huidige moeilijkheden.
Op de tentoonstelling ziet men telkens clc
bewüzen van zich krachtig ontwikkelend
economisch loven zeide spr. van bloei,
van welvaart in clc jaren vóór 1930. Do te
genstelling met het heden is wel groott
School er in dien voorspoed van 1903 tot
1930 een element van begoocheling? Zeker
was do welvaart lang niet overal zoo groot
als men liet wel hoeft willen doen voor
komen. Zeker zijn er fouten begaan, ook in
Indië zelf. Zeker heeft men zich door de
onjuisto en gevaarlijke leuze: „Indic is een
rijk land" laten verleiden tot het scheppen
van een Staatshuishouding, dis do draag
kracht van hot land vroeg of laat inoost te
boven gaan. Maar do economische groei van
Indië was geen begoocheling, geen schijn.
Wel is to vaak uit het oog verloren, dat
de Westerschc, economische bovenlaag van
het land, die zulk een grootc rol speelt bij
de opbrengst der middelen, betrekkelijk
zeer „clun" is in verhouding tot do grootc,
daaronder levende massa's met zeer gerin
ge inkomons, waardoor de weerslag van
een zoo buitengewoon ernstige crisis als
deze op dc staatsfinanciën groot moest z;ijn.
Die bovenlaag, voortzetting van de \vc-
reldhuishouding óver Indië, ondergaat de
crisis uiteraard in volle kracht. Daarondci
kunnen wij, als wij do structuur der In
discho economische samenleving nagaan,
ons denken aan „tusscbengebied", ontstaan
door de op-elkaar-inwcrking van liet mo
derne ruil- cn geldverkeer op de oorspron
kelijke verzameling van dorpsgemeenschap
pen. Ten slotte is cr te onderscheiden een
steeds meer ingeschrompold „ondersto ge
bied', waar het economisch leven nog een
grooto mate van primitieve afgeslotenheid
vertoont: weinig gebruik van geld, zeer
veel productie voor eigen gevoelde behoef
ten. Het is duidelijk, dat do economische
subjecten in het tusschcngcbied van do cri
sis meer of minder nadeel zullen ondervin
den, naar mate zij voor hun inkomsten
meer of minder afhankelijk zijn van do
geldopbrengst van hun producten en van
loonverdienste. Ook Is het uiteraard voor
hen van het grootste belang, of zij een groo
tcr of kleiner deel van de belastingen in
geld zullen moeten betalen. (Dit laatste
geldt natuurlijk ook voor dc mcnschcii uit
de onderste, primitieve sfeer).
Het Inuische, economische leven vertoont
een gronlo mate van elflsticite.t en buig
zaamlieid; vooral geldt dit voor het in
heemsche deel. Men valt in moeilijken tij
den als dezo terug op de productenhuishou
ding. Men maakt meer gebruiksvoorwerpen
zelf en koopt minder. Alleen de belasting
betaling in geld baart grootc moeilijkheden.
Gelukkig zijn over algemoen de oogsten
goed uitgevallen. Dat is voor de groote mas
sa der bevolking de hoofdzaak. Dat intus
schen de geldschaarschtc en do verminder
de gelegenheid tot loonverdiensto zeer pijn
lijk gevoeld worden, is begrijpelijk.
Men hoort dikwijls over do huidige moei
lijkhedon spreken, alsof deze het bewij?
zouden zijn, dat men op economisch gebied
in Indië groote fouten begaan had. Do basis
van het Indische economische loven zou
„zoo smal" zijn. Indiö zou to veel afhan
kelijk zijn van do Weslerscho bodrijven
Men zou tc weinig de coöperatie bevorderd
hebben enz. Een oogenblik nadenken kan
leeren hoe ongegrond deze critfek achteraf
is. Waardoor is de geMscbaarschte in do
dessa zoo groot? Ongetwijfeld door vormin-
derdc loonverdienste Maar veel meer nog
door dc 6terk verlaagde prijzen der inheem-
sclie producten!
En hebben de groepen in Europa, die de
productieve coöperatie op grooto 6chaal
hebben toegepast, soms minder van deze
crisis te lijden? Is de vorming van een in-
hcemschcn middenstand misschien to wei
nig bevorderd? Maar de inlandsche mid
denstanders hebben dc crisis bet eerst en
het ergst gevoeld.
Er zijn natuurlijk fouten begaan in de
sfeer der staatshuishouding, in de rubber-
cultuur. Do grooto concerns hebben mis
schien een le groot deel der winsten niet
uitgekeerd en'°gebruikt voor uitbreiding on
der omstandigheden, die te riskant waren.
Neen. Indië lijdt niet doordat het zelf op
economisch terrein ernstige fouten heeft ge
maakt. Het ondergaat de wereldcrisis als
een slachtoffer cn 6macht naar het oogen
blik, waarop Europa tot Inkeer zal komen
cn op het gebied van het geldwezen er van
dc tarieven de maatregelen zal nemen, die
noodig zijn voor herstel.
JUBILEUM NED. ONDERZEEDIENST.
Z.K.H. de Prins is voornemens op 25 de-
zcr de viering van het 25-jarig jubileum
door den Nedcrlandschen Ondom ^cdienst te
Nieuvvedicp bij te wonen.
De chef van de Duilsche „Marinelei-
tung" heeft den Minister van Defensie zijn
gelukwenschen en die van flo Duitscho mar
rinc aangeboden met het 25-jarig bestaan
van den Nedcrlandschen Onderzcedienst.
De Minister lïeeft in een telegram zijn
dank betuigd.
UITZENDING KURHAUS-CONCERTEN
OP VRIJDAGAVOND.
Ruiling A.V.R.O.—V.P.R.O,
Op verzoek van de A.V.R.O. is de VJP.R.O.
bereid gevonden, om uitzending van do
Kurhausconccrten op Vrijdagavond moge
lijk te rnaken, op do Vrijdagavonden van
Juli tot September daarvoor tijd af te staan,
in dezen zin, dat do V.P.R.O. de tijd, die
anders voor zijn muzikale uitzendingen
wordt gebruikt, aan de A.V.R.O. afstaat»
terwijl hij op de Vrijdagavonden zijn lezin
gen blijft uitzenden.
In ruil voor de afgestane tijd is dc A. V.
R. O. bereid aan den V. P. R. O. gedurende
een aantal, halfuren in hot winterseizoen
zendtijd ter beschikking te stellen, op een
tijd, die de V.P.R.O. daartoe bijzonder ge
schikt acht.
Deze regeling is een overeenkomst tus
schen A.V.R.O. en V.P.R.O., behoudens goed
keuring van den minister van Waterstaat.