P. mop «STRAAT sa
VLIEGEN IN DE TOEKOMST
DE INDISCHE TENTOONSTELLING
JAC. VAN GELDER
HET SPROOKJE IN DEN
HAAG
Schrijfmachines
FaH. El zenaar
TELEFOON 288
MANICURE EN GEZICHTS-MASSAGE
FLANELLEN PANTALONS
SLIP-OVERS
PLUS FOUR COSTUMES
KLEEDINGMAGAZIJN „DE ADELAAR"
BIJ OPBOD
Wanneer wij iets gaan schrijven over liet
vliogwezen in het' algemeen, dan meenen
wij niet beter te kunnen doen, aan eerst
nog iets te zeggen van de grootste vaste route
der wereld: AmsterdamBatavia.
Er is rnoed en energie voor noodig ge
weest bij de mannen, die zooiets tot stand
hebben weten te brengen!
Zoo heel lang is het eigenlijk nog niet
eens geleden, dat onze „Oostinjovaarders"
langzaam over het IJ voeren, nagewuifd
door de familieleden der bemanning. Dat
was immers een groofce cn avontuurlijke
reis! Drie maanden, dat was me even wat...
En toen later de stoomschepen kwamen en
nog later het Suez-kanaal werd geopend,
raakte men niet uitgepraat over het wonder
van zoo'n enorme vooruitgang: immers,
men voer nu naar de Oost in één maand!
En op het oogenblik? Nu gaan onze „vlie
gende" Hollanders in circa 9 dagen naar
Indic!
De vliegtuigen zijn thans allen voorzien
van radio, zoodat zij regelmatig vanuit de
lucht rnct het land berichten kunnen wis
selen.
En toch zien wij dit alles in de toekomst
steeds nog meer uitbreiden. We moeten ook
dit verkeer beschouwen als een begin, zoo
als ook de eerste spoorwegen en de eerste
etoombooten in al hun eenvoud den oor
sprong waren van het ontzaglijke wereld
verkeer dat allengs ontstond.
Hoe zal het er over eenige tientallen ja
ren verder met ons vliegerverkeer uitzien?
In onze verbeelding zien wo reeds nog
grootere vliegtuigen, we zien overal uitste
kende nachtverlichtingen langs de verschil
lende routes, tot in alle finesses uitstekend
verzorgde radiozend- cn ontvangtoestellen,
we zien de snelheid der toestellen 6teeds
toenemen, we zien zo 's nachts doorvliegen
met hun groote ladingen van post cn an
dere bagage, hun vele passagiers.
De route Holland-Indië wordt thans al
ruim anderhalf maal sneller afgelegd dan
in 1924!
Wanneer wij nu nog eens nagaan, hoe
dezo langste luchtlijn ter wereld, ook de be
langen dient van geheel Midden-Europa,
Frankrijk, Italië, Egypte, Irak, Perzië,
Britsch-Indie, enz., dan is het nipt heele-
inaai juist alleen te zeggen, dat de route een
nationaal belang is, zij is terdege een in
ternationaal belang!
Onze gedacht-en alleen op deze belang
rijke lijn gevestigd, geeft de overtuiging, dat
het vliegwezen zoo nu reeds van grootbelang
is, dit in dc toekomst niet alleen onmis
baar zal zijn, doch de eerste plaats in het
internationale verkeer zal innemen!
Nu tenslotte nog iets over het binnen-
landsch verkeer.
Heeft het. luchtverkeer binnen onze gren
zen toekomst? De heer Plesman, directeur
der K.L.M. heeft reeds eenige jaren geleden
aan de pers gezegd: „Do steden zullen goed
doen reeds thans in haar uitbreidingsplan
nen vliegvelden te reserveeren".
De vliegdienst TwenteAmsterdam doet
zich momenteel reeds aanzien als een lijn
van beteekenis en we meenen niet te op
timistisch te zijn, wanneer we geloovcn in
een snelle ontwikkeling van dit snelverkeer
op „korte" afstand. Hoe aardig is bijvoor
beeld het kortste lijntje van de wereld:
RotterdamHaemstedc (Zeeland), welke
afstand in een kwartier wordt afgelegd, ter
wijl men op andere wijze een uur of vijf
noodig heeft om van Zierikzee naar Rotter
dam te komen!
In Duitschland lieeft men indertijd het lo
cale luchtverkeer te vroeg aangepakt. De
aandacht van de Deutsche Luft Hansa
(D.L.H.) werd daardoor te veel van de bui-
tenlandsche lijnen afgetrokken. Dit heeft zij
tater echter ingezien en het hinnenlandsche
luchtverkeer heeft men daarna dan ook wat
minder sterk aangepakt.
In België is ook een vrij druk locaal lucht
verkeer tussclien Ostende, Antwerpen, Luik
cn Brussel.
Do K.L.M. echter heeft haar aandacht in
den beginne meer op het buitcnlandsch
luchtverkeer bopaald; dit neemt niet weg,
dat ook nu het locale verkeer hier te lande
haar volle aandacht heeft en zij hiervoor
door verschillende plaatselijke rondvluch
ten de noodige propaganda maakt.
Wij meenen met deze serie artikelen over
het „vliegen" onzen lezers een klein idee
te hebben gegeven van het moderne lucht
verkeer in het algemeen.
Interieur van Fokker F XII.
Deze foto werd genomen door den K.L.M.-fotograai.
In het hoofdgebouw van de Indische ten
toonstelling is de achterzaal, die, welke ach
ter de groote hall, recht tegenover den
hoofdingang ligt, een rustige en aandachti
ge beschouwing overwaard. Hier immers
vindon we de uitgebreide en belangrijke in
zending van het Koloniaal Instituut, een
collectie voorwerpen van kunst cn kunstnij
verheid, zooals die gevonden wordt in de
verschillende doelen van Indiö, die we wer
kelijk niet alleen maar met. een oppervlak-
kigen blik mogen voorbijgaan.
De zaal, die, zooals ik reeds terloops op
merkte, in acht kamers is verdeeld, is over
de gehcele lengte versierd met een zestal
Icmpelbeelden, Boeddha's in verschillende
houdingen, die van de zegening der aarde,
van de gunstverleening, van meditatie. De
laatste is het meest bekend door de tallooze
reproducties, die er van gemaakt worden;
in koper, in brons, in gips, in steen. Zelfs
degenen, die himmcr iets met Indiö. of het
oosten te maken hebben gehad, kennen den
peinzenden Boeddha. Een van de zes beelden
stelt de gemalin van Boeddha voor. En van
allen gaat. met alle primitiviteit, die de uit
beelding heeft, een zoo groote rust en wij
ding uit, dat het goed doet er even voor te
blijven stilstaan. Het zijn immers gaven, die
wij Europeanen in ons jachtende, voortra
zende leven zoo in het geheel niet meer ken
nen, dat we ze nauwelijks ontberen.
De acht kamers bevatten, naast al het an
dere bezienswaardige, waarbij we straks wat
nader zullen stilstaan, een aantal tempelre-
liefs, die de komst op aarde en de levensge
schiedenis ven Boeddha verbeelden, tot op
het oogenblik, dat hij begint zijn leer te ver
kondigen. Wie ze volgen wil, moet begin
nen dadelijk rechts van den ingang, dan
eerst de vier kamers aan die zijde nemen,
aan het achtereinde der zaal oversteken en
dan zoo verder gaan, weer naar den ingang
toe.
Als we dan in die laatste kamer staan,
kunnen we gevoegelijk daar weer beginnen
de vitrines te bezichtigen en dan liet tra
ject nog eens te nemen in omgekeerde rich
ting.
Daarbij moeten we vooral niet de prach
tige batikdoeken aan de wanden vergeten,
zoo zeldzaam mooi van kleur, zoo fantas
tisch vaak van teekening, dat we ze telkens
nog eens even willen bezien. Daar zijn een
paar blauwe en bruine doeken, zoo sierlijk
van lijn en door den tijd zoo warm en rijp
van tint, dat ze niet genoeg tc bewonderen
zijn. Dc hier tentoongestelde batiks behoo-
ren trouwens tot het mooiste, wat het Kolo
niaal Instituut op dit gebied bezit.
In den hoek van het eerste vertrek staat
een levensgrootc Papoea in feestdos. Arm
banden van dierentanden en been, over do
borst gekruiste banden van kralen en schel
pen, een soort galon van wit en zwart vor
mend, sieraden van schelpen, een flink stuk
been door den neusA er ontbreekt niets aan.
Het type zal ook wel een getrouwe afbeel
ding zijn en wonderlijk genoeg, het maakt
in al zijn wilde krijgshaftigheid lang niet
zoo'n wocsten, haast griezeligen indruk, als
dat van de Batak op het oorlogspad, in het
midden der zaal. die, hoewel veel fijner en
tengerder van bouw, in zijn loerende wreed
heid, met de starende oogen en den vooruit
gestoken mond, iets angstaanjagends heeft.
In de kamer, waar de Papoea staat, alsof
hij daar de verzamelde schatten bewaakt,
vinden we mooi vlechtwerk van Celebes en
de Mol ukken, tasschcn met vogels en bloe
men versierd, zoo fijn van bewerking, dat
een Europeeschc dame cr graag haar. zak
doekje, poederdoosje cn verdere, snorrepjjpe-
rijen in zou willen bergen. Verder doozen en
mandjes, alles even fijn en sierlijk.Verderop
zijn cr van Noord-Guinea armbanden en
speren, boenen messen, kralen vl echtwerk.
amuletten, sicrwapens en muziekinstrumen
ten.
In de derde kamer vinden we weer vlecht
werk, beschilderd en gesneden Ijamhoe er»
houtsnijwerk, uit het oostelijk deel van den
Archipel.
Dc beide laatste kamers zijn gewijd aar
de Javèansche wajang poppen.
In het eenc bevindt zich de zoogenaamde
wajang golék, in het andere de wajang
koelit. De eerste zijn poppen voor het mario
nettcnspel; cr is een groote verzameling van
bijeen gebracht, van onderscheidene grootte
en beteekenis. Daar zijn koningen en prin
sessen, duivels en booze geesten, dienaren
en krijgslieden, alle uiterst fantastisch ge
sneden en versierd met bont schilderwerk
Daar zijn duivels met roode gezichten e*
prinsen van goud en van zilver, bruine die
naren, donkere, spookachtige verschijningen
Het is alleen jammer, dat door de beperkte
ruimte de poppen heel dicht op elkaar
staan, zoodat ze afzonderlijk niet volkomen
tot hun recht komen. Men kan cr alleen
maar een globalen indruk van meenemen.
De poppen van de wajang koelit dienen
voor het schimmenspel en zijn daardoor ook
heel anders van constructie, silhouetten zon
der relief, maar wel in kleuren, wat heel ty
pisch is, omdat de schimmen toch niet an
ders dan zwart on het doek komen.
Op de wajangpoppen volgen nu nog drio
vertrekken, waarvan er nog één aan Celebes
is gewijd. Het andere bevat voorwerpen van
kunst en kunstnijverheid op Bali. Daaron
der zijn ook een aantal voorouderbcelden en
tempelwachters, fantastisch gesneden en
met veel rood en goud beschilderd. Wat Ba-
li voortbrengt óp dit gebied is, evenals het
vlechtwerk, de sieraden, het smeedwerk,
veel weelderiger in uitvoering dan van an
dere streken.
Het laatste vertrek is aan Sumatra ge
wijd; we vinden er nog een paar verkleinde
modellen van huizen, waaronder ook een
van een menakabauwsch huis met rijsthuis-
jc, zooals er in werkelijke grootte ook één
op het terrein staat.
We mogen deze zaal vooral niet verlaten
zonder te letten op de mooie beschilderde
doeken uit Bali, die boven den ingang prij
ken cn die ccn te haastige bezoeker mis
schien zou overslaan, wat jammer zou we
zen, want ze zijn heel interessant.
Hot groote diorama In de buitenlucht, de
Kloof van Harau, is nu ook gereed gekomen.
Plet is een vernuftige combinatie van natuur
en kunst. Steile blauw en bruine rotswan
den, die zich hemelhoog schijnen te verhef
fen (een beetje fantasie is er bij noodig.
lieve lezers!) sluiten de kloof in, waar water
stroomt (echt, uit de vijver om het West-
broelcpark), waar inlanders wandelen (niet
echt, panopticum waar tropische planten
groeien cn waar in dc verte een kleine des-
sa ligt (ook poppen en poppenhuizen).
Het is knap verzonnen en knap gedaan,
maar toch toch het Westbroeksche-
parkgras en de Westbroeksche boompjes
hier en daar vermogen niet, zelfs niet met
de hulp van wat palmen en andere tropi
sche gewassen, de tropische sfeer te wek
ken. En een blceke Junihemel, een Noor
denwind en een slap zonnetje op de rotsen,
Momenteel enkele zeer voor deelt ge koopjes
Langestraat 84 Tele joon 528
Drogisterij „de Gaper"
JULIANAPLEIN 4 TELEFOON 635
NAAST APOTHEEK DE HAAN
IN VOORRAAD
TAHEIROL
HET INDISCHE NIEUWE GENEESMIDDEL
TEGEN SPATADEREN EN AAMBEIEN
BERGSTRAAT 39
TEL. 334
Vanaf 4 Juli a.s. is aan onze zaak
verbonden een gediplomeerde Weert sake
specialiste voor
VOOR DE REIS
LANGESTRAAT 40 TELEFOON 224
wier kleur berekend is op moordende zonne
gloed, maken het zelfs den meest roman
tisch gestemden toeschouwer wel heel
zwaar. Ik voor mij vind het diorama van
den Preanger, dat zich in de achterzaal be
vindt, tusschen de wajangpoppen, oneindig
meer sfeer geven en stemming wekken.
Maar een brandweerman op zijn ronde,
die wel eens een praatje wou maken, ver
telde me, dat de kloof 's avonds bij maan
licht en onder den donkeren avondhemel
een buitengewone, sprookjesachtige beko
ring heeft.
Dan is het wonderlijk-wonderlijk-mooi,
zei hij, en het was te merken, dat het maan
licht op de rotsen en h.et water, de verdoe
zeling van lijnen en vormen, hem de i -
pressie hadden gebracht, die de schilder
Eland heeft trachten te geven.
En ik kan me óók voorstellen, dat een.
gloeiende Augustuszon, die het gras zal doen
schroeien, die zal branden op de rotsen, die
den hemel zal doen tintelen van het diepste
blauw, ook de juiste atmosfeer zal kunnen
scheppen. Dan ga ik stellig dc kloof van.
Harau nog eens kijken.
WILLY PETILLON.
VERHAAL VAN DE WEEK
door Dr. JAN WALCH.
Het mittagessen in den restauratiewagen
begon bij vertrek-Kculen, en mijnheer Van
Overeem en zijn secretaresse zaten al klaar
achter hun soepborden, vóór trein en „es
sen" aan den gang gingen; ze waren heel
vroeg vertrokken en hadden honger. Mijn
heer Van Overeem was de directeur en
grootste aandeelhouder van Musch Pola-
nen, het Hollandsch-Indisch kantoor, dat
van alles en nog wat in- en exporteerde, en
daarmee welvarond was geworden; zoodat
mijnheer Van Overeem nu ook wel eens on
dernemingen van grootscher allure aanpak
te, waar meer inzicht in behoeften en be
langstellingen bij vereischt was en soms
zelfs technische kennis; het financieren van
uitvindingen, het invoeren van nieuwe che
mische producten. En over-'t-algemeen
slaagde, wat hij ondernam. Mijnheer Van
Overeem was wat men. toen hij nog maar
een ondergeschikte positie op het kantoor
innam, „een handigen duivel" noemde; nu
noemde men hem „eon man van doorzicht";
eigenlijk bedoelde men hetzelfde, maar met
den maatschappelijkcn stand stijgen de
qualificatics. Hij was nu op weg naar Zwit
serland. meer speciaal naar Kandersteg,
waar in de wintersport-hotels een nieuw
zuurstof-apparaat in werking was, dat, ge
combineerd met de verwarming, ook in de
danszalen, 's avonds, een volkomen hoogte-
zonatmosfecr in stand hield. Eén van zijn
adviseerendc ingenieurs had hem een arti
kel hierover in een technisch blad aango
wezen; had gehoopt erheen gezonden te
worden, maar 't. dacht Van Overeem beter,
zelf te gaan. Hij wilde zelf die danszaal-at
mosfeer wel eens inademen; nu ja, natuur
lijk om de zaak vollediger te kunnen beoor-
deelen, en, stond het geval hem aan, direct
met de onderneming die de uitvinding ex
ploiteerde, tot onderhandeling en vlottere
afdoening te geraken. Maar ook lokte hem
die entourage-zelf van dc wintersport. Mijn
heer Van Overeem was van origine een een
voudige jongen; had altijd hard gewerkt;
had zich natuurlijk ook wel aangepast aan
zijn steeds hoogere positie; had zich ook wel
de weelde van mooie zomerreizen gegund;
hoorde erbij; maar „wintersport" was een
moderne luxe, die bij nog niet kende, en
Enfin; en hij nam zijn secretaresse mee.
Ook al om verschillende redenen; natuur
lijk in de eerste plaats omdat zoo de afdoe
ning van de dagelijksche zaken vlotter en
minder tijdroovend was; ook omdat zoo'n
„gevolg" wat imposanter kon aandoen;
nu ja, en ook omdat hij dat meisje erg
graag bij zich had. Waarom ze dan ook
allengs met den titel van secretaresse was
versierd; oorspronkelijk was ze steno-typis-
1e; en steeds was ze geweest een matador in
haar vak.
De kellncr serveerde de soep. Eerst de
dame; die daarbij een gebaar maakte van
verlegenheid; haar éérst-gevulde bord aan
den patroon wilde overreiken. Maar die
schudde lachend het hoofd, wenkte het bord
terug. „Pas op, mors maar niet". Er was
roden tot dien raad, want de wagen schud
de nogal op 't uitgebreide emplacement. En
morsen wou Marictje ook liever niet, want.
ze had een nieuw en keurig tailor-made
aan. Zoo liet ze het bord-met-de-soep maar
waar het was; cn keek onder-dc-band even
op naar den kellner. Die heel even glim
lachte.
Het was wel-zoowat „onmerkbaar". Maar
Marictje zag scherp; het was één van haar
verdiensten die 't meest tot haar promotie
tiadden bijgedragen. En doordat ze zoo
scherp zag, zag ze ook iets bijzónders aan
dien kellner.
„Wil mevrouw nog een stukje toast mis
schien?"
De vraag was niet bijzonder, maar de
toon had als je zoo scherp opmerkte als
Marietjo wel iets bijzonders. Hij was be
leefd; eerbiedig; zooals 't hóórde voor oen
kellner; maar met een nuance, die toch op
viel en haar even verwarde, voor ze er zich
rekenschap van kon geven.
„Dank u", zei ze haastig, daar hij nog
steeds in afwachting gereed stond En toen.
in zijn weggaan, in zijn wegbrengen van
den aangeboden broodkorf, zag ze weer dat
zelfde. Het waren manieren, intonaties,
die iets galants hadden in hun eerbied
Het waren dc manieren van een gentleman
tegenover een dame van denzelfden stand.
Marietje ging wat rechter-op zitten; zo
voelde ineens, dat ze een dame was; en
kéék dienovereenkomstig, terwijl zc zwij
gend haar soep lepelde. Plotseling voelde
ze den blik van den tegenover haar zitten-
den heer op zich gevestigd; van haar pa
troon. Hij leek 'n beetje verbaasd.
Het is vreemd, hoe zich plotseling veran
deringen van waardeering in ons kunnen
voltrekken. Marietje was ineens de gevoe
lens kwijt, die haar zooevcn den „patroon"
den voorrang hadden doen geven. Er was
iets overmoedigs in haar. Ze keek uit. Wat
vloog die trein! Links werd, aan den over
kant van den Rijn, de oever heuveligcr.
Over haar smoesde Van Overeem, die
achteruit reed, wat met een kellner. Een
andere; in uniform. I-Iet duurde nogal
even. De kellner wees op de wijnkaart een
merk aan. Van Overeem ja, Marietje zag
scherp' keek vlug naar de rechter blad
helft. Daar stonden dc prijzen. Wees toen
iets hooger. Ja, dat. Knikte. De man-in-
livTci verdween.
„Ik heb maar een Moezélwijntje bij de
viscli besteld".
Marietje knikte rustig. Vond ze 't niet
leuk, dat hij liaar een glaasje wijn aan
bood? Chuf, zooveel was dat kind toch niet
gewend'? Gek, hij keek naar haar met
iels scnuws... Ze zat daar, or ze "t iederen
dag zoc had. Eigenlijk wel aardig, héél aar
dig; met een dame op reis te. zijn... Van
Overeem, even veertig, al tien jaar geleden,
na een huwelijk van nog geen twee jaar,
weduwnaar geworden, was dat niet gewend.
Vluchtige verhoudingen, dat was nooit iets
voor hem geweest; daarvoor had hij te veel
solide, eerlijke burgerlijkheid in zich. Ma
rietje, ja, haar mocht hij graag; van den
omvang en de consequenties van dat gevoel
had hij zich eigenlijk nooit rekenschap ge
geven; cr was iets nederbuigends in; hij
voelde zich natuurlijk: dc patroon.
„Wilt u nog een stukje zalm?"
De kellner, de gentlcman-kellner, vroeg
het speciaal héér voor den tweeden keer.
En meer nog nu, na haar overdenking, viel
't haar op, hoe de vraag geheel gedaan
werd als door een tafelheer aan zijn dame.
Zij bedankte met een korten, beleefden
knik.
„Mij vraagt hij 't niet", constateerde
Van Overeem, die gewoon was vóél te eten;
en liij keek komisch-verbhift den bediende
na; „jij bent bijzonder bij hem in de gunst,
zeg".
Ér was in dat „zeg" iets dat haar hinder
de; toch zei meneer 't dikwijls; ze had
cr nog nooit zoo op gelet.
Nu hij toch niets te eten had, bleef Van
Overeem den kellner, die eenigszins zijn
animositeit scheen te hebben opgewekt, met
de oogen volgen, ,,'t Is een prachtkerel", zei
hij spottend.
„Pardon?" vroeg de bottelier, die juist de
flesch Moezel kwam ontkurken.
„Nee. niks ik zei 't tegenmevrouw",
antwoordde van Overeem; de- titulatuur
maar overnemend. „Maar ik bedoel: je col
lega". Hij knikte even in de richting.
„O ja, mijnheer" dc ander nam 't zeer
ernstig op „dat is ook ccn héél voor
naam heer, Erstklassig. Een Russische
groot\orst."
„Och komVan Overeem wilde zijn
toon spottend houden; maar de hoon zakte
eruit weg. Hij ook was geimpressioneerd. En
'n beetje gehinderd. Hij vond het eten zóo
niet zoo prettig meer. Onwillekeurig nam
hij een keurige houding aan; toen, plots
met ergernis zich daarvan bewust wordend,
deed hij opzettelijk ongegeneerd. Marietje
had het alios gezien.
Maar zij dacht niet veel meer aan haar
overbuurman; en patroon. Een Russische
grootvorst bediende haar! Het was roman
tisch. Het was ook geneerend; beschamend...
Maar toen hij 't vleesch en de groente-gar
neering serveerde bij Van Overeem on
berispelijk correct en strak, bij haar (o, ze
voelde 't verschil in nuance!) met iets be
minnelijk hoffelijks toen voelde zo in
zijn rustig gezicht, zijn maar even zichtba
ren glimlach iets beschermends; iets ecn-
voudig-voornaams; „het is nu eenmaal zoo:
nu ja, wat zou dat nu nog?" Een voor
naamheid, die in staat was met wijsheid 't
leven te aanvaarden, dacht ze. En ze dacht
het met iets mindor d- vcreeriig.n
.„Nou, en toen zijn de dames maar
naóst den ezel naar beneden gegaan
Verward keek zo op. Meneer verteldo van
c-en tocht déér hij was half naar den
Drachenfels gekeerd. En zijn gezicht, wat
verwonderd om haar weinige attentie, vroeg
«•en lach tot antwoord.
„Wat leuk", zei ze verward. Maar ze wist
zelf niet precies, dat er voor leuks was.
De filosofen hebben gelijk; het is maar
een héél klein gedeelte van dat complex
van reacties, dat ons „leven" heet, waarvan
we ons volkomen bewust worden. Toen ze
van tafel opstonden Van Overeem wat
bruusk; hij bad ook niet gevraagd, of
Marietje 'n pousse-café wou hebben was
hij teleurgesteld. Boozig; én... verliefd...
Ja, werkelijk was hij verliefd op Marietje?
Och, nonsens! Hij had haar altijd wel aar
dig gevonden; maar... waarom zou hij nu
inééns verliefd zijn; met een gevoel van ja
lousie?!!
En Marietje - Marietje, die geen wijn
cn overvloedige maaltijden om twaalf uur
gewoon was; enkel dc meegenomen brood
jes en een kopje koffie van 't kantoor
Marietje was romantisch en droomcrig.
Toen ze den Speisewagen uitgingen, zij als
eersten, stond de grootvorst in kellnersrok
bij den uitgang. Maakte plaats, met een
heel lichte, stil-cerbiedige buiging. Een hul-
de-buiging. En Van Overeen, hem driftig
voorbijgegaan, hield dc deur open; liet Ma
rietje eerst passeeren.
En Marietje, Marietjo ging als een prin
sesje langs den kellner. Even, heel, heel
even blozend. Nu ja, 't kon de wijn zijn! En
langs den patroon; den handigen, knappen,
wellicht spoedig: groote zakenman. Zég,
in één oogopslag, de twee mannen. Den
grootvorst, die, van de voorvaderlijke gloria
geroofd, maar kellner was. Nu ja! én: zich
zelf was! Eon aristocratisch, nutteloos, maar
o zoo vreemd impressioneerend héér. En
haar patroon, Van Overeem, met iets onge-
woon-vragends in zijn blik
Ze sloeg de oogen neer. Zo had het gevoel,
of er geboden word op haar bart.
Maar dat wras natuurlijk maar onzin.