P. mop «STRAAT sa VLIEGEN IN DE TOEKOMST DE INDISCHE TENTOONSTELLING JAC. VAN GELDER HET SPROOKJE IN DEN HAAG Schrijfmachines FaH. El zenaar TELEFOON 288 MANICURE EN GEZICHTS-MASSAGE FLANELLEN PANTALONS SLIP-OVERS PLUS FOUR COSTUMES KLEEDINGMAGAZIJN „DE ADELAAR" BIJ OPBOD Wanneer wij iets gaan schrijven over liet vliogwezen in het' algemeen, dan meenen wij niet beter te kunnen doen, aan eerst nog iets te zeggen van de grootste vaste route der wereld: AmsterdamBatavia. Er is rnoed en energie voor noodig ge weest bij de mannen, die zooiets tot stand hebben weten te brengen! Zoo heel lang is het eigenlijk nog niet eens geleden, dat onze „Oostinjovaarders" langzaam over het IJ voeren, nagewuifd door de familieleden der bemanning. Dat was immers een groofce cn avontuurlijke reis! Drie maanden, dat was me even wat... En toen later de stoomschepen kwamen en nog later het Suez-kanaal werd geopend, raakte men niet uitgepraat over het wonder van zoo'n enorme vooruitgang: immers, men voer nu naar de Oost in één maand! En op het oogenblik? Nu gaan onze „vlie gende" Hollanders in circa 9 dagen naar Indic! De vliegtuigen zijn thans allen voorzien van radio, zoodat zij regelmatig vanuit de lucht rnct het land berichten kunnen wis selen. En toch zien wij dit alles in de toekomst steeds nog meer uitbreiden. We moeten ook dit verkeer beschouwen als een begin, zoo als ook de eerste spoorwegen en de eerste etoombooten in al hun eenvoud den oor sprong waren van het ontzaglijke wereld verkeer dat allengs ontstond. Hoe zal het er over eenige tientallen ja ren verder met ons vliegerverkeer uitzien? In onze verbeelding zien wo reeds nog grootere vliegtuigen, we zien overal uitste kende nachtverlichtingen langs de verschil lende routes, tot in alle finesses uitstekend verzorgde radiozend- cn ontvangtoestellen, we zien de snelheid der toestellen 6teeds toenemen, we zien zo 's nachts doorvliegen met hun groote ladingen van post cn an dere bagage, hun vele passagiers. De route Holland-Indië wordt thans al ruim anderhalf maal sneller afgelegd dan in 1924! Wanneer wij nu nog eens nagaan, hoe dezo langste luchtlijn ter wereld, ook de be langen dient van geheel Midden-Europa, Frankrijk, Italië, Egypte, Irak, Perzië, Britsch-Indie, enz., dan is het nipt heele- inaai juist alleen te zeggen, dat de route een nationaal belang is, zij is terdege een in ternationaal belang! Onze gedacht-en alleen op deze belang rijke lijn gevestigd, geeft de overtuiging, dat het vliegwezen zoo nu reeds van grootbelang is, dit in dc toekomst niet alleen onmis baar zal zijn, doch de eerste plaats in het internationale verkeer zal innemen! Nu tenslotte nog iets over het binnen- landsch verkeer. Heeft het. luchtverkeer binnen onze gren zen toekomst? De heer Plesman, directeur der K.L.M. heeft reeds eenige jaren geleden aan de pers gezegd: „Do steden zullen goed doen reeds thans in haar uitbreidingsplan nen vliegvelden te reserveeren". De vliegdienst TwenteAmsterdam doet zich momenteel reeds aanzien als een lijn van beteekenis en we meenen niet te op timistisch te zijn, wanneer we geloovcn in een snelle ontwikkeling van dit snelverkeer op „korte" afstand. Hoe aardig is bijvoor beeld het kortste lijntje van de wereld: RotterdamHaemstedc (Zeeland), welke afstand in een kwartier wordt afgelegd, ter wijl men op andere wijze een uur of vijf noodig heeft om van Zierikzee naar Rotter dam te komen! In Duitschland lieeft men indertijd het lo cale luchtverkeer te vroeg aangepakt. De aandacht van de Deutsche Luft Hansa (D.L.H.) werd daardoor te veel van de bui- tenlandsche lijnen afgetrokken. Dit heeft zij tater echter ingezien en het hinnenlandsche luchtverkeer heeft men daarna dan ook wat minder sterk aangepakt. In België is ook een vrij druk locaal lucht verkeer tussclien Ostende, Antwerpen, Luik cn Brussel. Do K.L.M. echter heeft haar aandacht in den beginne meer op het buitcnlandsch luchtverkeer bopaald; dit neemt niet weg, dat ook nu het locale verkeer hier te lande haar volle aandacht heeft en zij hiervoor door verschillende plaatselijke rondvluch ten de noodige propaganda maakt. Wij meenen met deze serie artikelen over het „vliegen" onzen lezers een klein idee te hebben gegeven van het moderne lucht verkeer in het algemeen. Interieur van Fokker F XII. Deze foto werd genomen door den K.L.M.-fotograai. In het hoofdgebouw van de Indische ten toonstelling is de achterzaal, die, welke ach ter de groote hall, recht tegenover den hoofdingang ligt, een rustige en aandachti ge beschouwing overwaard. Hier immers vindon we de uitgebreide en belangrijke in zending van het Koloniaal Instituut, een collectie voorwerpen van kunst cn kunstnij verheid, zooals die gevonden wordt in de verschillende doelen van Indiö, die we wer kelijk niet alleen maar met. een oppervlak- kigen blik mogen voorbijgaan. De zaal, die, zooals ik reeds terloops op merkte, in acht kamers is verdeeld, is over de gehcele lengte versierd met een zestal Icmpelbeelden, Boeddha's in verschillende houdingen, die van de zegening der aarde, van de gunstverleening, van meditatie. De laatste is het meest bekend door de tallooze reproducties, die er van gemaakt worden; in koper, in brons, in gips, in steen. Zelfs degenen, die himmcr iets met Indiö. of het oosten te maken hebben gehad, kennen den peinzenden Boeddha. Een van de zes beelden stelt de gemalin van Boeddha voor. En van allen gaat. met alle primitiviteit, die de uit beelding heeft, een zoo groote rust en wij ding uit, dat het goed doet er even voor te blijven stilstaan. Het zijn immers gaven, die wij Europeanen in ons jachtende, voortra zende leven zoo in het geheel niet meer ken nen, dat we ze nauwelijks ontberen. De acht kamers bevatten, naast al het an dere bezienswaardige, waarbij we straks wat nader zullen stilstaan, een aantal tempelre- liefs, die de komst op aarde en de levensge schiedenis ven Boeddha verbeelden, tot op het oogenblik, dat hij begint zijn leer te ver kondigen. Wie ze volgen wil, moet begin nen dadelijk rechts van den ingang, dan eerst de vier kamers aan die zijde nemen, aan het achtereinde der zaal oversteken en dan zoo verder gaan, weer naar den ingang toe. Als we dan in die laatste kamer staan, kunnen we gevoegelijk daar weer beginnen de vitrines te bezichtigen en dan liet tra ject nog eens te nemen in omgekeerde rich ting. Daarbij moeten we vooral niet de prach tige batikdoeken aan de wanden vergeten, zoo zeldzaam mooi van kleur, zoo fantas tisch vaak van teekening, dat we ze telkens nog eens even willen bezien. Daar zijn een paar blauwe en bruine doeken, zoo sierlijk van lijn en door den tijd zoo warm en rijp van tint, dat ze niet genoeg tc bewonderen zijn. Dc hier tentoongestelde batiks behoo- ren trouwens tot het mooiste, wat het Kolo niaal Instituut op dit gebied bezit. In den hoek van het eerste vertrek staat een levensgrootc Papoea in feestdos. Arm banden van dierentanden en been, over do borst gekruiste banden van kralen en schel pen, een soort galon van wit en zwart vor mend, sieraden van schelpen, een flink stuk been door den neusA er ontbreekt niets aan. Het type zal ook wel een getrouwe afbeel ding zijn en wonderlijk genoeg, het maakt in al zijn wilde krijgshaftigheid lang niet zoo'n wocsten, haast griezeligen indruk, als dat van de Batak op het oorlogspad, in het midden der zaal. die, hoewel veel fijner en tengerder van bouw, in zijn loerende wreed heid, met de starende oogen en den vooruit gestoken mond, iets angstaanjagends heeft. In de kamer, waar de Papoea staat, alsof hij daar de verzamelde schatten bewaakt, vinden we mooi vlechtwerk van Celebes en de Mol ukken, tasschcn met vogels en bloe men versierd, zoo fijn van bewerking, dat een Europeeschc dame cr graag haar. zak doekje, poederdoosje cn verdere, snorrepjjpe- rijen in zou willen bergen. Verder doozen en mandjes, alles even fijn en sierlijk.Verderop zijn cr van Noord-Guinea armbanden en speren, boenen messen, kralen vl echtwerk. amuletten, sicrwapens en muziekinstrumen ten. In de derde kamer vinden we weer vlecht werk, beschilderd en gesneden Ijamhoe er» houtsnijwerk, uit het oostelijk deel van den Archipel. Dc beide laatste kamers zijn gewijd aar de Javèansche wajang poppen. In het eenc bevindt zich de zoogenaamde wajang golék, in het andere de wajang koelit. De eerste zijn poppen voor het mario nettcnspel; cr is een groote verzameling van bijeen gebracht, van onderscheidene grootte en beteekenis. Daar zijn koningen en prin sessen, duivels en booze geesten, dienaren en krijgslieden, alle uiterst fantastisch ge sneden en versierd met bont schilderwerk Daar zijn duivels met roode gezichten e* prinsen van goud en van zilver, bruine die naren, donkere, spookachtige verschijningen Het is alleen jammer, dat door de beperkte ruimte de poppen heel dicht op elkaar staan, zoodat ze afzonderlijk niet volkomen tot hun recht komen. Men kan cr alleen maar een globalen indruk van meenemen. De poppen van de wajang koelit dienen voor het schimmenspel en zijn daardoor ook heel anders van constructie, silhouetten zon der relief, maar wel in kleuren, wat heel ty pisch is, omdat de schimmen toch niet an ders dan zwart on het doek komen. Op de wajangpoppen volgen nu nog drio vertrekken, waarvan er nog één aan Celebes is gewijd. Het andere bevat voorwerpen van kunst en kunstnijverheid op Bali. Daaron der zijn ook een aantal voorouderbcelden en tempelwachters, fantastisch gesneden en met veel rood en goud beschilderd. Wat Ba- li voortbrengt óp dit gebied is, evenals het vlechtwerk, de sieraden, het smeedwerk, veel weelderiger in uitvoering dan van an dere streken. Het laatste vertrek is aan Sumatra ge wijd; we vinden er nog een paar verkleinde modellen van huizen, waaronder ook een van een menakabauwsch huis met rijsthuis- jc, zooals er in werkelijke grootte ook één op het terrein staat. We mogen deze zaal vooral niet verlaten zonder te letten op de mooie beschilderde doeken uit Bali, die boven den ingang prij ken cn die ccn te haastige bezoeker mis schien zou overslaan, wat jammer zou we zen, want ze zijn heel interessant. Hot groote diorama In de buitenlucht, de Kloof van Harau, is nu ook gereed gekomen. Plet is een vernuftige combinatie van natuur en kunst. Steile blauw en bruine rotswan den, die zich hemelhoog schijnen te verhef fen (een beetje fantasie is er bij noodig. lieve lezers!) sluiten de kloof in, waar water stroomt (echt, uit de vijver om het West- broelcpark), waar inlanders wandelen (niet echt, panopticum waar tropische planten groeien cn waar in dc verte een kleine des- sa ligt (ook poppen en poppenhuizen). Het is knap verzonnen en knap gedaan, maar toch toch het Westbroeksche- parkgras en de Westbroeksche boompjes hier en daar vermogen niet, zelfs niet met de hulp van wat palmen en andere tropi sche gewassen, de tropische sfeer te wek ken. En een blceke Junihemel, een Noor denwind en een slap zonnetje op de rotsen, Momenteel enkele zeer voor deelt ge koopjes Langestraat 84 Tele joon 528 Drogisterij „de Gaper" JULIANAPLEIN 4 TELEFOON 635 NAAST APOTHEEK DE HAAN IN VOORRAAD TAHEIROL HET INDISCHE NIEUWE GENEESMIDDEL TEGEN SPATADEREN EN AAMBEIEN BERGSTRAAT 39 TEL. 334 Vanaf 4 Juli a.s. is aan onze zaak verbonden een gediplomeerde Weert sake specialiste voor VOOR DE REIS LANGESTRAAT 40 TELEFOON 224 wier kleur berekend is op moordende zonne gloed, maken het zelfs den meest roman tisch gestemden toeschouwer wel heel zwaar. Ik voor mij vind het diorama van den Preanger, dat zich in de achterzaal be vindt, tusschen de wajangpoppen, oneindig meer sfeer geven en stemming wekken. Maar een brandweerman op zijn ronde, die wel eens een praatje wou maken, ver telde me, dat de kloof 's avonds bij maan licht en onder den donkeren avondhemel een buitengewone, sprookjesachtige beko ring heeft. Dan is het wonderlijk-wonderlijk-mooi, zei hij, en het was te merken, dat het maan licht op de rotsen en h.et water, de verdoe zeling van lijnen en vormen, hem de i - pressie hadden gebracht, die de schilder Eland heeft trachten te geven. En ik kan me óók voorstellen, dat een. gloeiende Augustuszon, die het gras zal doen schroeien, die zal branden op de rotsen, die den hemel zal doen tintelen van het diepste blauw, ook de juiste atmosfeer zal kunnen scheppen. Dan ga ik stellig dc kloof van. Harau nog eens kijken. WILLY PETILLON. VERHAAL VAN DE WEEK door Dr. JAN WALCH. Het mittagessen in den restauratiewagen begon bij vertrek-Kculen, en mijnheer Van Overeem en zijn secretaresse zaten al klaar achter hun soepborden, vóór trein en „es sen" aan den gang gingen; ze waren heel vroeg vertrokken en hadden honger. Mijn heer Van Overeem was de directeur en grootste aandeelhouder van Musch Pola- nen, het Hollandsch-Indisch kantoor, dat van alles en nog wat in- en exporteerde, en daarmee welvarond was geworden; zoodat mijnheer Van Overeem nu ook wel eens on dernemingen van grootscher allure aanpak te, waar meer inzicht in behoeften en be langstellingen bij vereischt was en soms zelfs technische kennis; het financieren van uitvindingen, het invoeren van nieuwe che mische producten. En over-'t-algemeen slaagde, wat hij ondernam. Mijnheer Van Overeem was wat men. toen hij nog maar een ondergeschikte positie op het kantoor innam, „een handigen duivel" noemde; nu noemde men hem „eon man van doorzicht"; eigenlijk bedoelde men hetzelfde, maar met den maatschappelijkcn stand stijgen de qualificatics. Hij was nu op weg naar Zwit serland. meer speciaal naar Kandersteg, waar in de wintersport-hotels een nieuw zuurstof-apparaat in werking was, dat, ge combineerd met de verwarming, ook in de danszalen, 's avonds, een volkomen hoogte- zonatmosfecr in stand hield. Eén van zijn adviseerendc ingenieurs had hem een arti kel hierover in een technisch blad aango wezen; had gehoopt erheen gezonden te worden, maar 't. dacht Van Overeem beter, zelf te gaan. Hij wilde zelf die danszaal-at mosfeer wel eens inademen; nu ja, natuur lijk om de zaak vollediger te kunnen beoor- deelen, en, stond het geval hem aan, direct met de onderneming die de uitvinding ex ploiteerde, tot onderhandeling en vlottere afdoening te geraken. Maar ook lokte hem die entourage-zelf van dc wintersport. Mijn heer Van Overeem was van origine een een voudige jongen; had altijd hard gewerkt; had zich natuurlijk ook wel aangepast aan zijn steeds hoogere positie; had zich ook wel de weelde van mooie zomerreizen gegund; hoorde erbij; maar „wintersport" was een moderne luxe, die bij nog niet kende, en Enfin; en hij nam zijn secretaresse mee. Ook al om verschillende redenen; natuur lijk in de eerste plaats omdat zoo de afdoe ning van de dagelijksche zaken vlotter en minder tijdroovend was; ook omdat zoo'n „gevolg" wat imposanter kon aandoen; nu ja, en ook omdat hij dat meisje erg graag bij zich had. Waarom ze dan ook allengs met den titel van secretaresse was versierd; oorspronkelijk was ze steno-typis- 1e; en steeds was ze geweest een matador in haar vak. De kellncr serveerde de soep. Eerst de dame; die daarbij een gebaar maakte van verlegenheid; haar éérst-gevulde bord aan den patroon wilde overreiken. Maar die schudde lachend het hoofd, wenkte het bord terug. „Pas op, mors maar niet". Er was roden tot dien raad, want de wagen schud de nogal op 't uitgebreide emplacement. En morsen wou Marictje ook liever niet, want. ze had een nieuw en keurig tailor-made aan. Zoo liet ze het bord-met-de-soep maar waar het was; cn keek onder-dc-band even op naar den kellner. Die heel even glim lachte. Het was wel-zoowat „onmerkbaar". Maar Marictje zag scherp; het was één van haar verdiensten die 't meest tot haar promotie tiadden bijgedragen. En doordat ze zoo scherp zag, zag ze ook iets bijzónders aan dien kellner. „Wil mevrouw nog een stukje toast mis schien?" De vraag was niet bijzonder, maar de toon had als je zoo scherp opmerkte als Marietjo wel iets bijzonders. Hij was be leefd; eerbiedig; zooals 't hóórde voor oen kellner; maar met een nuance, die toch op viel en haar even verwarde, voor ze er zich rekenschap van kon geven. „Dank u", zei ze haastig, daar hij nog steeds in afwachting gereed stond En toen. in zijn weggaan, in zijn wegbrengen van den aangeboden broodkorf, zag ze weer dat zelfde. Het waren manieren, intonaties, die iets galants hadden in hun eerbied Het waren dc manieren van een gentleman tegenover een dame van denzelfden stand. Marietje ging wat rechter-op zitten; zo voelde ineens, dat ze een dame was; en kéék dienovereenkomstig, terwijl zc zwij gend haar soep lepelde. Plotseling voelde ze den blik van den tegenover haar zitten- den heer op zich gevestigd; van haar pa troon. Hij leek 'n beetje verbaasd. Het is vreemd, hoe zich plotseling veran deringen van waardeering in ons kunnen voltrekken. Marietje was ineens de gevoe lens kwijt, die haar zooevcn den „patroon" den voorrang hadden doen geven. Er was iets overmoedigs in haar. Ze keek uit. Wat vloog die trein! Links werd, aan den over kant van den Rijn, de oever heuveligcr. Over haar smoesde Van Overeem, die achteruit reed, wat met een kellner. Een andere; in uniform. I-Iet duurde nogal even. De kellner wees op de wijnkaart een merk aan. Van Overeem ja, Marietje zag scherp' keek vlug naar de rechter blad helft. Daar stonden dc prijzen. Wees toen iets hooger. Ja, dat. Knikte. De man-in- livTci verdween. „Ik heb maar een Moezélwijntje bij de viscli besteld". Marietje knikte rustig. Vond ze 't niet leuk, dat hij liaar een glaasje wijn aan bood? Chuf, zooveel was dat kind toch niet gewend'? Gek, hij keek naar haar met iels scnuws... Ze zat daar, or ze "t iederen dag zoc had. Eigenlijk wel aardig, héél aar dig; met een dame op reis te. zijn... Van Overeem, even veertig, al tien jaar geleden, na een huwelijk van nog geen twee jaar, weduwnaar geworden, was dat niet gewend. Vluchtige verhoudingen, dat was nooit iets voor hem geweest; daarvoor had hij te veel solide, eerlijke burgerlijkheid in zich. Ma rietje, ja, haar mocht hij graag; van den omvang en de consequenties van dat gevoel had hij zich eigenlijk nooit rekenschap ge geven; cr was iets nederbuigends in; hij voelde zich natuurlijk: dc patroon. „Wilt u nog een stukje zalm?" De kellner, de gentlcman-kellner, vroeg het speciaal héér voor den tweeden keer. En meer nog nu, na haar overdenking, viel 't haar op, hoe de vraag geheel gedaan werd als door een tafelheer aan zijn dame. Zij bedankte met een korten, beleefden knik. „Mij vraagt hij 't niet", constateerde Van Overeem, die gewoon was vóél te eten; en liij keek komisch-verbhift den bediende na; „jij bent bijzonder bij hem in de gunst, zeg". Ér was in dat „zeg" iets dat haar hinder de; toch zei meneer 't dikwijls; ze had cr nog nooit zoo op gelet. Nu hij toch niets te eten had, bleef Van Overeem den kellner, die eenigszins zijn animositeit scheen te hebben opgewekt, met de oogen volgen, ,,'t Is een prachtkerel", zei hij spottend. „Pardon?" vroeg de bottelier, die juist de flesch Moezel kwam ontkurken. „Nee. niks ik zei 't tegenmevrouw", antwoordde van Overeem; de- titulatuur maar overnemend. „Maar ik bedoel: je col lega". Hij knikte even in de richting. „O ja, mijnheer" dc ander nam 't zeer ernstig op „dat is ook ccn héél voor naam heer, Erstklassig. Een Russische groot\orst." „Och komVan Overeem wilde zijn toon spottend houden; maar de hoon zakte eruit weg. Hij ook was geimpressioneerd. En 'n beetje gehinderd. Hij vond het eten zóo niet zoo prettig meer. Onwillekeurig nam hij een keurige houding aan; toen, plots met ergernis zich daarvan bewust wordend, deed hij opzettelijk ongegeneerd. Marietje had het alios gezien. Maar zij dacht niet veel meer aan haar overbuurman; en patroon. Een Russische grootvorst bediende haar! Het was roman tisch. Het was ook geneerend; beschamend... Maar toen hij 't vleesch en de groente-gar neering serveerde bij Van Overeem on berispelijk correct en strak, bij haar (o, ze voelde 't verschil in nuance!) met iets be minnelijk hoffelijks toen voelde zo in zijn rustig gezicht, zijn maar even zichtba ren glimlach iets beschermends; iets ecn- voudig-voornaams; „het is nu eenmaal zoo: nu ja, wat zou dat nu nog?" Een voor naamheid, die in staat was met wijsheid 't leven te aanvaarden, dacht ze. En ze dacht het met iets mindor d- vcreeriig.n .„Nou, en toen zijn de dames maar naóst den ezel naar beneden gegaan Verward keek zo op. Meneer verteldo van c-en tocht déér hij was half naar den Drachenfels gekeerd. En zijn gezicht, wat verwonderd om haar weinige attentie, vroeg «•en lach tot antwoord. „Wat leuk", zei ze verward. Maar ze wist zelf niet precies, dat er voor leuks was. De filosofen hebben gelijk; het is maar een héél klein gedeelte van dat complex van reacties, dat ons „leven" heet, waarvan we ons volkomen bewust worden. Toen ze van tafel opstonden Van Overeem wat bruusk; hij bad ook niet gevraagd, of Marietje 'n pousse-café wou hebben was hij teleurgesteld. Boozig; én... verliefd... Ja, werkelijk was hij verliefd op Marietje? Och, nonsens! Hij had haar altijd wel aar dig gevonden; maar... waarom zou hij nu inééns verliefd zijn; met een gevoel van ja lousie?!! En Marietje - Marietje, die geen wijn cn overvloedige maaltijden om twaalf uur gewoon was; enkel dc meegenomen brood jes en een kopje koffie van 't kantoor Marietje was romantisch en droomcrig. Toen ze den Speisewagen uitgingen, zij als eersten, stond de grootvorst in kellnersrok bij den uitgang. Maakte plaats, met een heel lichte, stil-cerbiedige buiging. Een hul- de-buiging. En Van Overeen, hem driftig voorbijgegaan, hield dc deur open; liet Ma rietje eerst passeeren. En Marietje, Marietjo ging als een prin sesje langs den kellner. Even, heel, heel even blozend. Nu ja, 't kon de wijn zijn! En langs den patroon; den handigen, knappen, wellicht spoedig: groote zakenman. Zég, in één oogopslag, de twee mannen. Den grootvorst, die, van de voorvaderlijke gloria geroofd, maar kellner was. Nu ja! én: zich zelf was! Eon aristocratisch, nutteloos, maar o zoo vreemd impressioneerend héér. En haar patroon, Van Overeem, met iets onge- woon-vragends in zijn blik Ze sloeg de oogen neer. Zo had het gevoel, of er geboden word op haar bart. Maar dat wras natuurlijk maar onzin.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1932 | | pagina 16