M. A. RAMSELAAR LIGSTOELEN 't SMULHUIS BAKKERIJ FIRMA Vanaf f 1.20 :;p AMERSFOORT DAMES, Koopt Uw brood en ge bak in Amersfoortsch meest hygiënisch en modernst ingerichte Tel. 890 Tel. 890 ONZE KWALITEIT STAAT AAN DE SPITS OP DENNENHEUVEL WAT DE DIEREN DEDEN TOCH EEN PRETTIGE VACANTIE! door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. V Hoofdstuk VI. De Spons er over! Dien middag bleven allen op het terrein van Dennenheuvel. Bob, die zich in de va- cantie nog eens extra wilde toeleggen op rekenen zijn zwakke punt had een ijverige bui en verdiepte zich, op een rustig plekje in den tuin gezeten, in allerlei hoofdbrekende opgavon. Miek maakte zich verdienstelijk in de keuken door Moeder en het dienstmeisje, die aan 't erwtjes doppen waren voor „de weck", een handje te hel pen. Hans knikkerde in zijn eentje met een ijver, alsof hij minstens alle knikkers van zijn denkbeeldige tegenpartij winnen moest. Jaapje reed op zijn auto-ped het huis om cn kleine Beppie deed haar middagdutje. Lock, dia zich voorgenomen had, aan geen enkel spelletje mee te doen, als de anderen het haar vroegen, kwam tot de onaangename ontdekking, dat niemand op haar scheen te letten. Natuurlijk, ze wilde niet spelen, maardat ze niet eens de gelegenheid was dit te zeggen, ja, er blijkbaar niemand op Dennenheuvel zich ook maar iets van haar booze bui aantrok, was een gewaarwording, welke geheel nieuw voor haar was. Lusteloos liep zij den tuin in om even later het huis weer binnen te gaan, haar schreden naar haar kamertje te richten on.... ze moest toch iets doen! haar dagboek tc voorschijn te halen. Na er eerst doelloos wat in gebladerd te hebben, doopte zij haar pen in den vóór haar staanden inktkoker, kauwde eens op het puntje van haar pennehouder, zette er den datum boven entuurde den tuin in. O, wat voelde zij zich eenzaam! Vader en Moeder ver weg en zij alleen op Dennen heuvel, ten minste zoo goed als alleen, want er was immers niemand, die zich ook maar iets van haar aantrok! Nu was Loek bij al haar gebreken heel eerlijk en ze moest zichzeiyo dan ook be kennen, dat dien morgen Miek en do ande ren haar niet links hadden laten liggen, "t Was pas gekomen na dat ellendige prik keldraad, nee, na den klap, dien ze Bob gegeven had. Maar daar nu niet aan den ken! Ze was immers met haar dagboek bezig. En ze schreef: Vanmorgen zijn we naar Ruimzicht ge weest Weer dwaalde haar blik den tuin in, waar ze juist Hansje zien kon, die nog altijd met den grootsten ijver aan het knikkeren was. Als ze eensneen, ze moesten het van daag verder maar zonder haar doenen ze kauwde weer op haar pennehouder. Maar haar dagboek kwam niet veel ver der. Ze had er niets geen lust meer in en liet het open op de tafel liggen. Dan wat lezen? Ook niet! Zij voelde zich moe en ver velend en besloot eindehjk maar in bed te kruipen en een dutje te doen. Als er dan niemand was, die om haar gaf, zouden ze haar ook niet missen! Maar.hoe aanlokkelijk zij haar mandje ook gevonden had, de slaap wilde toch niet komen. Boem! Hè, wie sloeg daar zoo hard met een 'deur?! Natuurlijk Bob! Die akelige jongen maakte haar weer heelemaal wakker, ter wijl zij juist op hot punt was in tc slapen! Ze was maar blij, dat ze geen broertjes had Was ze werkelijk blij? Ocb, ze wist het niet! 't Kwam er ook niets op aan! Vader en Moeder waren im mers ver weg cn op Dennenheuvel viel 't haar niet mee! Eerst had alles daar zoo prettig' gekken, maar vandaag dacht zij er cinaers over. En het ergste was, dat ze nie mand iets verwijten kon.... Ze begon opnieuw te huilen; ze wist eigenlijk niet waarom, of 't moest uit medelijden met zichzelf zijn en ze schreide zich in slaap Hoe lang zij geslapen had, wist zo niet; wel; dat zij lekker uitgerust was, toen zij de oogen opsloeg en Miek op den rand van haar bed zag zitten. Was was Miek dan niet boos om dien klap? Miek nam toch altijd de partij van Bob op! Ofof had ze alles door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. t In de wei zag ik twee kraaien Op een naaimachine naaien. 'k Keek er heel aandachtig naar Vond het wel een beetje raar. Maar de kraaitjes, lang niet dom, Gaven er geen ziertje om! ïr. Op de straat zag ik, hoe honden Netjes samen wol opwonden. 'k Keek er heel aandachtig naar, Vond het wel een beetje raai*. Maar de hondjes, lang niet dom, Gaven er geen ziertje om! III. In de dakgoot zag 'k twee poesen Deftig drinken uit twee kroezen, 'k Keek er heel aandachtig naar, Vond het wel een beetje raar. Maar de poesjes, lang niet dom. Gaven er geen ziertje om! IV. In den tuin zag ik twee kippen Op een plankje samen wippen, 'k Keek er heel aandachtig naar, Vond het wel een beetje raar. Maar de kipjes, lang niet dom, Gaven er geen ziertje om! V. Op de kermis zag 'k^twee beren Sierlijk elkaar dansen leeren. 'k Keek er heel aandachtig naar, Vond het wel een beetje raar. Maar de beertjes, lang niet dom. Gaven er geen ziertje om! VI. En in 't bosch zag ik twee meezen, Met een bril op, ernstig lezen, 'k Keek er heel aandachtig naar, Vond het wel een beetje raar. Maar de meesjes, lang niet dom. Gaven er geen ziertje om! (Nadruk verboden). gedroomd? O, als dat eens waar was! Maar nee, zij herinnerde zich het gebeurde nu tergend duidelijk en gedroomd had zij het niet! „Ik kwam eens kijken, wat je uitvoerde," begon Miek heel gewoon. „We wilden gaan croquetten. Doe je mee?" Even flitste het door Loeks bi*ein: voor de eer to bedanken. Zo moesten het dan maar zonder haar doen. Maar 't zou al heel onaardig zijn tegenover Miek En op eens voelde zij, dat Miek haar wilde helpen over haar booze hui heen te komen. Plotseling sloeg zij haar armen om den hals van haar nichtje en zei: „Je bent een snoes! Ik kom!" „Au! Au! Je smoort me!" riep Miek lachend uit, in haar nopjes, dat ze het pleit gewonnen scheen tc hebben. Maar op eens betrok Loeks gezicht, toen zij aan Bob en den klap dacht, - - - Bob zou natuurlijk boos zijn en gelijk had hij! „V vindt Bob het goed?" vroeg ze daarom aarzelend! „Bob heeft me juist naar je toe gestuurd!" luidde het antwoord. Even keek Loek haar nichtje onderzoe kend aan. Dat begreep ze niet! Maar als Miek die de oprechtheid zelve was! het zei, zou 't natuurlijk wel zoo zijn! „Nee, hoor!" antwoordde Miek. „Moeder heeft hem uitgelegd, dat je niet gewend bent met zusjes en broertjes om te gaan en nou begrijpt hij 't wel. Hij zei: „Ga jij haar dan maar balen, Miek, en vraag, of zo meespeelt!" Loek was haar bed al uit en trok haastig schoenen en jurk aan een andere dan de gescheurde! Die Bob was de bovenste beste en zij zou er. wol voor zorgen, dat ze nooit meer ruzio met hem kreeg! Als iets haar het verkeerde van haar handelwijze duidelijk onder oogen had kun nen brengen, waren het Mieks woorden, welko haar de gevoelens van Bob vertolk ten. Ze zou dadelijk tegen hem zeggen, dat 't haar geducht speet van dien klap. En op de hielen gevolgd door Miek, holde zij naar beneden. Bob stond onder aan de trap, blijkbaar in afwachting, of ze kwam. ,,'t Spijt me vrceselijk, Bob, enne begon Loek. Haar neefje liet haar echter niet uitpra- ten en zei: „De spons er over! 'k Bon 't al lang weer vorgeten!" Maar Loek vergat het gebeurde, piet, al nam zij zich voor er niet over in haar dag- hoek te schrijven. Ze zou 't Moeder later wel vertellon; dat ging gemakkelijker! En toen ze dien avond naar bed ging en Tante Truus de scheur in haar jurk bijna onzichtbaar gemaakt had, vond zij, dat er op de heele wereld niet zóó'n aardig gezin te vinden was als op Dennenheuvel. „En ikik hoor bij hen!" dacht zij met een gevoel van dankbaarlioid. (Wordt vervolgd). (Nadruk verboden). „Is er nog geen brief van Oom Daan?" vroeg Jaap, toen hij uit school kwam. „Neen, vent, nog niet," zei Moodcr, die druk bezig was met do melkbekers van de koffietafel vol te schenken. „Ik vind, dat Oom dit jaar laat is met z'n uitnoodiging,"' vond Jaap. „Wo mogen natuurlijk komen," beweerde Dik, z'n oudere broer, mot overtuiging. „We zijn toch ieder jaar in do grooto vacantie bij Oom Daan geweest!" „Mo dunkt, dat Oom verleden jaar om dezen tijd al geschreven had," opperde Jaap wat ongerust. Hij zou z'n prettige logeer partij niet graag missen. Want Oom Daan en Tante Els bewoonden een alleraardigst buitenhuis op do Veluwo. Ze hielden dol veel van kinderen, doch hadden ze helaas zelf niet cn daarom werden bijna iedere va cantie de neven gevraagd. Niet alleen Jaap en Dik, maar ook Hein en Frits uit Am sterdam. En 't was voor de neefjes nog weer een genoegen op zichzelf: telkens met z'n vieren bij elkaar te zijn. „Kom maar zitten, jongens. Datr is Vader," noodde Moeder. Nauwelijks was de heer des buizes binnen, of Jaap klaagde ook hem z'n nood over het uitblijven van Oom Daans gewichtigen brief. „Geen zorgen vóór den tijd," oordeelde Vader. „Oom Daans brief zal best komen." Den volgenden morgen kwam er ook be richt. Vader, die de post uit de bus haal de, riep al van verre: „Van Oom Daan!" Een luid hoera ging op. „Een briefkaart!" zei Vader. „O, dat 's niets," vond Jaap. „Uit Chur," voegde Vader er aan toe. „Uit Chur? Uit Zwitserland?" vroeg Jaap, op eens teleurgesteld. Vader stond de kaart te lezen en gaf haar aan Moeder, toen hij den inhoud gelezen had. „Ja, ze brengen een maand in Zwitserland door. Een week zijn ze al weg," vertelde VadeF, .die z'n boterham verder begon op te eten. „En wij nu? Wat moeten wij nu begin nen met onze vacantie?" pruttelde Jaap. „Dc vacantie duurt lang," zei Moeder. „Anders gaan Oom en Tanto eind Augus tus op reis, nu zijn ze met hun reis begon nen." Jaap was teleurgesteld, 't Liefst was hij zoo gauw de vacantie begon, in den trein naar Oom Daan gestapt. En de vacantie begon al heel vlug. „Weet je wat," troostte Moeder, „we v*»-

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1932 | | pagina 19