M. A. RAMSELAAR 't SMULHUIS BAKKERIJ FIRMA AMERSFOORT DAMES, Koopt Uw brood en ge bak in Amersfoortsch meest hygiënisch en modernst ingerichte Tel. 890 Tel. 890 ONZE KWALITEIT STAAT AAN DE SPITS OP DENNENHEUVEL .ckjCfJJe ffogerwaard Een Honden-praatje door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. HOOFDSTUK X. De Uitvoering. Het denkbeeld, dat Miek door Bob voor getrokken werd, hinderde Loek geweldig en het was zoo heel moeilijk haar booze bui, die plotseling als ccn geweldig onweer was komen opzetten, te verdrijven. Ze was ei-' genlijk boos op iedereen, omdat allen zelfs Bcppie een prettige rol te vervullen hadden gekregen, allemaal, behalve zij en het bonsde binncn-in baar van kwaadheid. Nu 't er op aankwam, lieten ze haar echt voelen, dat zij er niet bij hoorde; zoo maak te zij zïchzclve tenminste wijs en hoe lan ger zij er over nadacht, hoe boozer ze werd. O, wat voelde zij zich diep ongelukkig! Ongelukkig en eenzaam! Want liet scheen bij niemand van haar nichtjes of neefjes op te komen met haar te ruilen of er min stens om te raden, zoodat dc kansen immers gelijk zouden staan. Dat zou eerlijk ge weest zijn, maar deze rolverdceling! In haar onbillijkheid gaf zij er zich geen rekenschap van, dat de jongens moeilijk als heks konden optreden. ,'t Is valsch! echt valsch!" riep ze plotse ling en ze barstte in tranen uit. Ze was zóó aan liet snikken,dat zij hoclcmaal niet merkte, dat de deur 'achter haar op een kier werd opengedaan en.... kleine Bep- pie haar hoofdje om de deur stak, terwijl zij met een schattig stemmetje zei: „lij mag liet prinsesje zijn, Lock! Nou goed?" Plotseling keerde Loek zich om en ter wijl zij in het stralende gezichtje van haar jongste nichtje keek, was alle verdriet als bij tooverslag verdwenen. Wat een schat was die Beppie! Met uitgestoken handjes kwam het klei ne ding naar haar toe en omhelsde haar. En op eens zei Loek uit den grond van haar hart en ze sprak op dit oogenblik dc volle waarheid: „Ik vind het nu wel best om too verheks Je zijn, Bcppie!" Verbaasd keek het drie-jarige kind haar aan. „W-was je er dan niet boos om?" vroeg ze. Zij begreep er niets van! Ta, ik w a s wel hoos," bekende Loek. „Maar dat is lieelemaal over, hoor! Ik ben nu heel tevreden met mijn rol." „En," voegde zij er in gedachten aan toe, -ik kan toch beter voor heks spelen dan Beppic en zelfs ook dan Miek!" Ze was diep getroffen door de edelmoe digheid van haar jongste nichtje cn wilde niet voor haar onderdoen. En zoo voegden Loek en Beppie zich ceni gc oogenblikken later weer bij dc anderen, die hcclemaal niet schenen opgemerkt to hebben, dat Lock boos wcggeloopen was. Alleen Miek knikte haar nichtje vricndelijK toe, terwijl ze zei: „We hebben een pracht-costuum voor je, Lock! Kijk eens!" En ze liet haar een zwart-fluweelen keurs- Je en een langen zijden rok zien, benevens een grootcn punthoed, die Locks toilet vol tooien moest. Loek klapte in dc handen van plezier. Zo kreeg, neen, ze had al schik in haar rol. Vlug trok zc dc toovcrheks-spullen aan en ze vond zichzelf echt sprookjesachtig, ter wijl zc in een spiegeltje keck. Hoe had zc eigenlijk bezwaar tegen deze rol kunnen tnaken? Zij begreep het zelf niet goed, maar dat zij er nu zeer mee ingenomen was, bleek duidelijk uit haar vroolijk gezicht. „Je moet alleen veel boozer kijken!" zei Bob. „Echt tooverhoks-achtig!" En Loek slaagde er na ecnige oefening werkelijk in op uitnemende wijze een too- verheks uit te beelden. Ze kreeg steeds meer schik in haar rol. Bob, die de rollen voor ^ler keurig uit geschreven had, overhandigde ze den spe lers met een plechtig gebaar cn de oudsten begonnen ze dadelijk te lezen. Maar Jaapje en Beppic draaiden hun rol eens om, bekeken haar \an alle kanten en moesten de hulp dor ouderen bij het ontcijferen ervan inroepen. Loek las met het grootste geduld haar jongste nichtje haar rol voor. Het kleine ding had maar weinig te zeggen, maar vond de enkele zinnetjes, die zij uit te spreken had, hoogst gewichtig en bleek zc weldra uit het hoofd te kennen. Voor haar leverde het echter dc grootste moeilijkheid op: te weten, wanneer zij moest invallen. Het bleek weldra, dat de costuumvoor- raad juist datgene bevatte, wat zij noodig hadden, al paste het lang niet allemaal. Maar daarvoor wist Moeder gelukkig raad. Er werden heel wat zoomen ingeslagen cn naden ingenomen, vooral voor Jaapje en Bcppie, maar eindelijk zat alles toch in de puntjes en trokken ze bij de repetities hun fraaie kleercn aan. „Om vast aan elkaar te wennen iu die vreemde costuums!" zei Bob, die er als koning heel fier uitzag, terwijl men Ilans, als prins Wladimir, best kon aanzien, dat hij over genoeg moed beschik te om de tooverheks in het bosch op te zoe ken. Het kleine prinsesje was bctoovcrcnd. Al len roemden haar als om strijd. Moeder vond, dat de ijdelheid van haar jongste dochter wel wat heel erg gestreeld werd. Maar daar deze jongedame in de vaste ver onderstelling verkeerde, dat dc bijval alleen haar mooie prinsesso-jurk gold, kon liet feitelijk geen kwaad. Bob had van bordpapier, dat hij met goud papier beplakt had, niet alleen een kroon voor zichzelf als koning, maar ook ccn dito vooi* dc koningin vervaardigd, die keurig pasten cn het koningspaar alle waardig heid verleenden welke met hun rol over eenkwam. Bovendien had hij voor Lock een eveneens vergulden tooverstaf gemaakt, die ons heksje in dc wolken bracht cn door haar met veel zwier gehanteerd werd. Ten slotte kreeg prins Wladimir een zwaard, dat met zilverpapier beplakt was cn er zóó echt uitzag, dat Bcppie cn Jaapje zich er niet al te dicht bij durfden wagen. Je kon nooit weten! Er werd ijverig gerepeteerd en dc rollen zaten er dan ook muurvast „in" op den dag, dien men voor de generale repetitie be stemd had cn waarop Lena uitgenoodigd was om de voorstelling bij te wonen. Lena had zich keurig in het zwart gesto ken, had zelfs een nieuw, wit geborduurd kraagje aan en sloeg de handen in elkaar van verbazing, dat „de kinders zoo prach tig komedie konden spelen!" Ze kreeg er de tranen van in de oogen en dat was bij Lena altijd het bewijs, dat iets heel, heel rnooi was. Bovendien was zij er niet weinig trotsch op, dat zij de voorstelling vóór één der andere gasten mocht bijwonen. Ze was één en al lof en klapte na elk bedrijf zóó hard in de handen, dat het geluid in den toren weerkaatste en het wel leek, of er een talrijk publick van zijn ingenomenheid blijk gaf. En den volgenden dag was het de groote dag: die der uitvoering. De gasten namen plaats op de nauwe zitplaatsen, maar schenen het lieelemaal niet erg te vinden, hun lange becnen bijna dubbel tc moeten slaan en bestudeerden ijverig de door Bob geschreven program ma's. Precies op tijd begon de voorstelling, die buitengewoon vlot van stapel liep en zeer gewaardeerd werd. Na elk bedrijf was het handgeklap niet van de lucht cn na het laatste moest de veelbelovende schrijver voor het voetlicht komen. Een krans van eikebladcrcn, dien de gasten in 't geheim gevlochten hadden, werd hem aangebo den. Bob bedankte met een buiging en alle spe lers cn speelsters gaven elkaar een hand, terwijl zij dankbaar voor het publiek ho gen. Kon het echter? Allen waren het cr dan ook over eens, dat de voorstelling buitengewoon geslaagd was. De rollen waren als geknipt voor hen en zelfs Loek moest erkennen, dat zij het heerlijk gevonden had voor tooverheks te spelen, 't Was eigenlijk jammer, dat het nu voorbij was! Maar de zon, die zich verscheiden dagen schuil gehouden had, scheen liet nu toch tijd te vinden menschen en kinderen weer naar buiten te lokken, zoodat de rust in het Toovcrslot terugkeerde cn de muizen er weer ongestoord verstoppertje konden spe len. Zoo was iedereen tevreden! (Wordt vervolgd). (Nadryk verboden). Op een zomeravond Dansen poot aan poot Heel wat groene kikkers Langs den raad der sloot. Allen kwaken blijde: 't Wordt mooi weertje! Kwaak! Op ons, kikkers, rust thans Weer een schoonc taak. Wij toch moeten ïmgen; Kwaak! ons hoogste lied! Kwak, kwak, kwaak! vergelen Zijn wij dat nog niet! xrt Long heeft het geregend, Bleven wij in 't nest. Met zoo'n kou cn regen Is liet daar het best. Van het lange rusten Zijn we nog wat stijf. Maar 't zal beter worden! Mooi weer, och toe, blijf! Laat ons nog eens dansen, Vroolijk, poot aan poot! Feest is 't in dc weide Langs dc Kikkcrsloot! 't Maantje kijkt eens even, Kén oog oolijk dicht! Want dat dansend volkje Is zoo'n leuk gezicht! (Nadruk verboden). Nero, dc groote waakhond, lag achter het huis van zijn baas op het grasveld tc dut ten. 't Was dien dag zóó warm, dat dc ar me Nero, die alléén als het donker werd in den tuin vrij mocht rondloopc». het in nóch vóór zijn hok kon uithouden cn hij had zich daarom, zoover het hem maar mo gelijk was, neergelegd op deze, heel even door een boom beschaduwde plek. „Hier is het beter dan in mijn hok," grom de hij tegen een bromvlieg, die om hem heen gonsde. „En als jij 't me nu niet las tig maakt, kan ik eens fijn uitslapen 't Was alsof de bromvlieg zijn gegrom verstond, want ze vloog dadelijk weg. Nero sliep daarna al spoedig in. Doch niet lang duurde het, of een. nijdig gekef deed hem met schrik ontwaken. Grommend opende hij dc oogen en zag een klein wit hondje, dat nog keffende om hem heen sprong. „Wat doe jij hier, klein brutaal dier?" gromde hij boos. „Ik kom eens kennis met je maken," zei het keffertje. „En kom je mij daarvoor in mijn slaap storen?" was Nero's booze vraag. „Ga jij dan maar vlug uit mijn buurt, jou klein brutaal dier... Ga been, of ik bijt je..." „Doe toch niet zoo boos tegen me," begon nu wat angstig het keffertje. „Praat liever eens vriendelijk met me, en vertel me eens, boe je hier zoo in het gras ligtWant jij, die zoo groot bent, zult zeker óók wel in een mooi, groot buis wonen cn in een prach tige mand slapen, zooals ik...." Nero, gevleid door dc woorden van het witte hondje, werd wat vriendelijker, doch sprak niet over zijn hok. Hij wees alleen met zijn grooten kop in de richting van het huis cn bromde zacht: „Dit is het huis van mijn baas! Vindt je het niet prachtig?" „Wat? Woon jij in d a t huis?" kefte het witte hondje. „Maar dat is al héél vreemd!" „Waarom noem jij dat vreemd?" vroeg Nero. „Is het soms vreemd, dat een hond, zooals ik, in dat huis woont? Vindt jij het huis misschien niet mooi genoeg?" „O, neen, zoo bedoel ik het niet," viel het hondje haastig in. „Het huis is mooi genoeg cn ik begrijp best, dat zoo'n groot dier als u zijt, daarin woont! Maar toch vind ik het vreemd, date „Wat bedoel je toch met dat «vreemd"?" was weer Nero's grommende vraag. Want dat woordje „vreemd" maakte hem boos. 't Witte hondje schrok ervan. „U moet cr niet boos om worden," sprak het vriende lijk. „Maar wat ik zoo erg vreemd vind is, dat ik u dan nooit in dat groote huis heb ontmoet, want ik woon daar ook't Woon in ccn mooie kamer en slaap in ccn prach tige mand „Dan woon je zeker nog niet lang hier," viel Nero wat verlegen in. „O, 'k woon hier al heel veel dagen," ver telde liet hondje. „Hoe is dat mogelijk?" hernam Nero, „En ik zag je hier toch nooit. Want ik ben heel veel buiten, weet je? Daar houd ik van en 't is gezond om buiten te wandelen „Ja, dat denk ik ook," stemde het witte hondje toe. „Maar ik rnag nooit alleen naar buiten. Ik mag alleen wandelen met de vrouw, als zij uitgaat. En ook mag ik wel eens mee uit in de auto. Maar nooit alleen, hoor! Maar vandaag wilde ik eens erg on gehoorzaam zijn't Was ook zoo warm in do kamer, 't raam was open cnik sprong naar builen! ITé, wat is het toch fijn om eens alleen hier te mogen rondloopcn Anders word ik altijd meegenomen aan een koord, dat aan mijn halsband wordt vast gemaakt, weet je? Mag jij altijd alleen naar buiten? Of was je vandaag ook stout? Liep jij ook het huis uit?" „Ik doe altijd alles, wat ik wil," antwoord de Nero. „Als ik binnen wil blijven, dan doe ik dat. En wil ik naar buiten, dan ik. En 'k wil niet vastgebonden worden aan een koord, als ik 's avonds met den baas ccn wandeling door den tuin maak... Toen Nero zoo sprak, deed hij alle moeite, den ketting aan zijn halsband zóó tc ver bergen, dat hij niet door het. hondje werd opgemerkt. Daarna ging hij voort met te vertellen: „Ja, zie je, ik ben hier, in dit groote huis, eigenlijk dc gewichtigste, ja, ik mag wel zegccn de voornaamste, want ik bewaak hier allen in dit huis, cn jou na tuurlijk ook. En gaat de baas 's avonds slapen, dan 'weet ik zeker, dat hij zegt „We kunnen op onzen Nero vertrouwen; hij zal geen slecht menscli het tuinhek binnen laten..." Ja, ja, kleine keffer, zulk een voorname hond ben ik! Neen, ook al wonen wij in hetzelfde huis, toch ben je lang niet zoo voornaam als ik Het witte hondje had Nero's gesnoef zwij gend aangehoord. Aan keffen dacht het niet meer. Hoe zou hij dit ook nog durven tegen zoo'n grootcn hond, die allen in het groote huis, cn ook hem, die als een kindje werd vertroeteld cn bewaakt, tegen slechte menschen be schermde? Terwijl het witte hondje over dit alles nadacht, hoorde hij uit het huis een hem welbekende stem roepen: „Keesje, Keesje, waar ben je, mijn honneponnctjc!?" Maar Keesje, zoo heette liet witte hondje, wilde vandaag eens erg ongehoorzaam zijn. Ilij verstopte zich achter Nero's brccden ug, en sprak tot den grootcn hond: ,,'k W i 1 niet komen! 'k W i 1 niet in een kamer opge sloten worden! k W i 1 niet wandelen, vastgehouden aan een koord! 'k Wil alleen hier en overal rondloopcn! 'k Wil vrij zijn zooals een..., zooals ccn echte hond, zooals...." Hot witte hondje, dat wilde zeggen: „zoo als jij" zweeg op eens; liet had den ketting bemerkt, die aan Nero's halsband was be vestigd cn, schrander als het was, begreep toen al dadelijk het kleine dier, dat Nero' die zoo op zijn vrijheid had gesnoefd, daar lag vastgemaakt aan een ketting, ja, dat hij zelfs niet verder kon gaan dan dc plek, waar hij nü lag. Niets van hetgeen hij had gezien liet echter hot. slimme Keesje blij ken. Zonder zelfs nog één enkele kef, keer de hij zich om en liep naar huis. Daar begroette hem al dadelijk dezelfde vriendelijke stem met: „O, daar is ons schat je! O, jou kleine stouterd, ben jij zoo heel stilletjes weggeloopen? Foei, wat een ondeugend lioudje ben jij vandaag!" „Waf, woef, waf!" kefte Keesje, alsof hij wilde zeggen: ,,'t Is ook zoo heerlijk om eens alleen in den tuin cn over het gras veld tc wandelen." „En waar hen je nu wel geweest?" vroeg weer do stom nog vriendelijker dan straks, cn de dame, die zoo lief hem beknorde, nam hem in haar armen cn droeg haar Keesje liet huis binnen, alsof hij een kind was. „Waf, woef, waf," vertelde toen weer het witte hondje. „Ik zag op het grasveld ccn grooten hond, die zeide, dat hij vrij mocht rondloopcn cn dat hij ons bescherm de tegen slechte menschen Natuurlijk verstond de vriendelijke dame niets van het verhaal, dat Keesje haar deed. Doch dien namiddag, toen zij met het hondje in den tuin wandelde en daarna langs het grasveld, zag Keesje daar Piet, den chauffeur, die vrij hardhandig Nero hij zijn halsband vasthield en hem terug bracht naar dc plek, waar het hondenhok stond. Waarom Piet zoo boos was op den groo ten hond, begreep Keesje pas, toen Nero nijdig gromde: „Waarom mag ik, die in den nacht over' jullie allen waak, overdag niet vrij rondloopcn? Waarom mag ik niet op het grasveld liggen? En al ben ik maar een waakhond, toch heb ik evenveel recht op een goede, vriendelijke behandeling, als zoo'n kleine keffer, die niets doet dan eten cn slapen „Waf, woef, waf;" kefte toen weer het witte hondje. „Je hebt gelijk, groote hond. Maar je moet toch niet meer zoo snoeven op je vrijheid, dat is niet aardig. Vertel voortaan liever naar waarheid, wat je bent en doe je niet voor als een voorname hond, als je een doodgewone waakhond bent. Dit is véél beter en véél aardiger." „Waf woef waf!" blafte Nero op een toon, alsof hij zich geducht voor het witte hondje schaamde. „Waf woef waf, je hebt gelijk, kleine keffer... Je bent verstandiger dan ik Sinds dien dag snoefde Nero nooit meer op zijn vrijheid, noch op zijn deftige wan delingen met den baas. Hij was en bleef voortaan een eenvoudige, trouwe waak hond, en het kleine witte Keesje werd wel dra zijn beste vriendje. TANTE JOH. (Nadruk verboden).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1932 | | pagina 19