ilrtiibtf
„DE WITTE"
THEE COMPLET
DE HALVE RIVIERA STAAT TE KOOP
Gebruikt nu
Uw GESOIGNEERDE
a 60 CENT
VAH 21/2 51/2
10 JAAR
GARANTIE
jJ.W.v. Achterbergh
LI-TAI-PO
HET OUDSTE VROUWENBEROEP
„ZE AAN HET LIJNTJE HOUDEN"
ROBOTS ALSACTEURS
OP HET HEERLIJKE TERRAS VAH
FAUTEUILS,
Firma
WESTSINGEL 10-T3
'door H. G. CANNEGIETER.
Op dezen prachtigen zomermorgen was
ik vroeg opgestaan en wandelde onder het
lied van lijsters en houtduiven het bosch
door. De eenige mensch, dien ik .tegen
kwam, was een liavelooze zwerver, die op
dit ochtendlijk uur al niet meer op zijn
bcenen kon staan van den drank.
Met de kluchtige zwaaierigheid van den
beschonkcne tippelde hij op me toe en in
't voorbijgaan prevelde zijn lallende tong
„L-l-lekker weertje, meneer!"
„Fijn, liè!", riep ik terug, blij, dat deze
ontmoeting tot zulk een onschuldig ge
sprek bleef beperkt.
Ik keek nog eens om en zag hem voort-
waggelen door het geurende groen. Er lag
iets tegenstrijdigs in den man en zijn om
geving. Hoo bederft zoo'11 dronkealap de
natuurstemming. Ik kon zijn lodderige
oogen, de dwaasvergenoegde grijns op zijn
bakkes, zijn lallend geluid en de lucht
van den alcohol niet vergeten en hoorde
lijster en houtduif niet meer.
Weerzinwekkend, dit schouwspel!
Maar eensklaps voelde ik me on
rechtvaardig jegens dien man. Weerzin
wekkend? Maar er ligt thuis hij me een
hoekje, en dat boekje klaagt mij aan bij
den man. O, dat keurige boekje, voornaam
uitgegeven met gulden letters op zijig pa
pier! Een boekje voor een boudoir, waar
het naar jasmijn en rozenwater riekt. Wat
heb ik er vaak van genoten en wat geniet
ik er nu van, terwijl ik verder wandel door
't bosch. Want ik ken het van buiten, en,
terwijl de lijsters en houtduiven weer op
leven, 6preek ik ze toe:
„Zoo 't leven meer niet i6 dan droom,
Waarom dan zorg en nood?
Ik drink den langen lieven dag
Tot aan het avondrood.
En al6 ik niet meer drinken kan,
Wijl vol zijn keel en lijf,
Dan zwaai ik tot mijn deur en slaap
En droom voor tijdverdrijf.
Wat hoor ik bij ontwaken? Zang!
Een vogel in den boom.
Ik vraag hem of het lente al is,
Ik vraag het als in droom...*.
En als ik niet meer zingen kan,
Wiegt weer me in slaap de wijn.
Wat geef ik om de lentepracht?
Laat mij maar dronken zijn!
Li-Tai-Po! Ik ben Li-Tai-Po tegengeko
men op mijn ochtendwandeling in 't bosch,
den Chineeschen dichter, die nooit nuchter
was en die de dronkenschap in schitteren
de verzen verheerlijkt heeft.
Weerzinwekkend? Ja, weerzinwekkend!
Li-Tai-Po is een fijne figuur, een keurige
huisvriend, een geestig dichter, maar hij
moet in zijn boudoir-achtig hoekje blijven
met de gulden letters en 't zijig papier. Zoo
dra je hem in levenden lijve ontmoet, is
hij een smerige, naar jenever stinkende
schooier. Ik heb er geen nettere woorden
voor!
En nu betwijfel ik meteen, of mijn vriend,
die onlangs op zijn precieuze manier zoo
den lof heeft gezongen van den misdadiger,
de lichtekooi en den drinker, wel zoo heel
opgetogen zou zijn, zoo het noodlot hem
doemde, met dit illuster gezelschap, dat hij
de burgerlijke maatschappij tot voorbeeld
stelt, in levende lijve te worden opgesloten
in een of andere wachtkamer. Ach, ze ma
ken zoo'n goed effect in een boekje, maar
wanneer men ze in dc werkelijkheid tegen
het lijf loopt...
Is liet mijn schuld, dat ik op het oogen-
blik niet meer kan gclooven in dc geest
drift, welke een mijner dames-kennissen
voor de revolutie koestert? Ik zie ze ai,
geconfronteerd met een bloeddorstigen
beul, wiens onvertogen taal ze niet eens
zal verstaan! En dan mijn sludenljc, dat
als reserve-officier den oorlog heusch nog
zoo kwaad niet vindt. Netjes nipt hij een
smetje cigaretten-asch van zijn ongerepte
uniform. Maar als straks deze uniform
een6 met griezeliger dingen dan cigaretten-
asch besmeurd zal zijn Zal hij den echten
oorlog -ook niet met een dergelijk onplei-
zierig gevoel naturen als ik Li-Tai-Po, nu
ik hem in de rauwe werkelijkheid heb ont
moet?
O, smullers van bandieten, moorden en
katastrofen, blijft in uw pluclic-met-ver-
gulde bioscopen genieten, maar de Ileere
bewaar u, als de veelbcwonderde held u
daarbuiten in 't leven heusch dezelfde scè
ne zal maken! We behoeven ze maar te
ontmoeten, onze afgoden, of we worden ze
ontrouw.
Tekening van D. VAN DRIEST
voor het Amersfoortsch Dagblad.
Een reisbeschrijving van de Cóte d' azur
in mineur.
(door een bijzonderen correspondent)
Monte Carlo, Augustus '32.
Het wegkwijnen van beroemde badplaat
sen is haast nog triester dan het veroude
ren van ccn gevierde primadonna. Voor dit
lot scheen de Riviera toch wel allerminst
behoeven te vreezen, doch zonder vooraf
gaande waarschuwing zag men plotseling
het vreemdelingenverkeer in deze bijzon
dere streek tot in den wortel aangetast.
Nice, de zilveren stad, kon zich reeds lang
niet meer verweren tegen de fabricks-
schoorstecnen, die haar vroeger zoo verruk
kelijk silhouet bederven, doch zij behoefde
zich toch geen stervende stad te gevoelen,
zij beroemde zich nog vol trots op de „Pro
menade des anglais". Cannes, de hermitage
der vorsten, heeft de gelegenheid voorbij la
ten gaan, orn zich aan te passen aan een
minder select publiek, terwijl Juan les
Pins, de geraffineerde intrigante onder de
badplaatsen, te veel gecoquetteerd heeft
lHèt. de massa cn daardoor het betere pu
blick van zich heeft vervreemd. Bovendien
is het weer de laatste twee jaar zeer on
gunstig geweest, zoodat zelfs de zieken uit
Menton verdwenen.
liet internationale vreemdelingenverkeer
naar de Cóte d' azur is echter volkomen ver
nietigd door de crisis. Dc Engclsche regee
ring oefende op haar aan de Riviera wo
nende onderdanen eenige pressie uit om
in verband met de ontstellende daling van
liet pond liever een der Engelsche badplaat
sen op te zoeken. En de Engelschen ga
ven aan het overigens in zeer beleefde ter
men geklcede verzoek gevolg, omdat zij de
boycot van de Londensche society vrees
den. De Amerikanen waren reeds veel min
der talrijk dan in vroeger jaren en zelfs de
Duitschers, die anders voor het vreemdelin
genverkeer van betrekkelijk weinig belang
waren, herinnerden zich plotseling de bad
plaatsen in hun eigen land. Zelfs de spelers
onder hen schrapten de kostbare reis naar
Monte Carlo van hun verlanglijstje en gin
gen inplaats daarvan naar Spa of Zoppot.
Kortom, het is aan de Riviera leeg ge
worden en ecn7.aam. Iedereen wil verkoo-
pen. Reusachtige hotels, winkels en villa's
kan men thans voor een appel en een ei
krijgen. Een van de plaatsen, die zich het
moeilijkst kan handhaven, is Monte Car
lo! Wie had dat ooit gedacht? Tientallen
van jaren, sinds dc dagen van Louis Blanc,
heeft Monte Carlo zich verheugd in de on
verminderde gunst van een mondain pu
bliek, dat zich in het door de zee bespoelde,
door een stralende zon beschenen vorsten
dommetje k'warn amuseeren. De prachtig
mooie omgeving vormde de natuurlijke
coulissen voor dit altijd goed bezette thea
ter der wereld, die hier zorgeloos en over
moedig haar spel speelde. Monte Carlo lok
te werkelijk niet alleen de spelers aan, al
waren er velen, die officieel naar Nice of
Menton gingen en in werkelijkheid naar
Monte Carlo.
Drie, vier jaar geleden bedroegen de in
komsten van Monaco meer dan ooit tevo
ren na het einde van den oorlog het geval
was geweest. Doch de bezadigdheid van
Lobis Blanc behecrschte niet langer de di
rectie van het Casino en er was niemand,
die René Léon ervan terughield, als een
waanzinnige te bouwen. Er waren reeds
twee casino's, doch er werden er nog twee
bijgebouwd. Nice had kort tevoren een
„Palais de la Mériterranée" gekregen cn
daar tegenover kon Monte Carlo toch niets
minder doen dan in ongelooflijk korten
tijd een nieuwe Sportclub in denzelfden
stijl op te trekken naast het beroemde ca
sino. Ten Zuiden van Monte, bijna in het
gebied van Roquebrune, werd er voorts nog
een zomercasino bijgebouwd. Bovendien
was Monte Carlo niet langer tevreden met
zijn speelzaal; het kon toch ook badplaats
zijn! Alles wat de moderne tourist verlang
de, moest hij hier kunnen vinden en daar
om kreeg de beroemde Parijsche architect
Charles Letrosne opdracht om een strand-
terrein met hotels, restaurants, een bassin,
sportvelden, enz. aan te leggen, benevens
een exotischen tuin en het moet gezegd
worden: de mooiste, dien ik ooit gezien
heb. Doch na de automobielraces, die offi
cieel het winterseizoen besluiten, wist
iedereen reeds, dat Monte Carlo verloren
was.
Zeker, Monte Carlo was nog mooier ge
worden dan het reeds was, doch het kleine
staatje was eenige honderden millioenen
armer geworden. E11 juist, toen de vreem
delinge.! niet meer kwamen. Men deed van
alles: de salons privé's werden gesloten,
het Louis d' or-spel w erd verlegd naar de
salie des graces. Doch het gaf niets. Nie
mand wilde meer met Louis d' ors spelen.
De minimum-inzet werd van tien francs
verlaagd tot vijf, doch het tekort bleef stij
gen. Er werd geen dividend uitgekeerd,
personeel werd ontslagen, het bouwen hield
eindelijk op. Aandeden, die vroeger voor
geen geld te krijgen waren, zijn nu onver
koopbaar. Gebouwen van tien verdiepingen,
die elk modern comfort kunnen bieden,
staan leeg. In de luxueuse hotels woont
men even goedkoop als bij moeder thuis en
toch is op zijn best de helft van de kamers
bezet. De treurige toestand is niet langer
verborgen te houden.
Doch al is het vreemdelingenverkeer aan
dc Riviera achteruitgegaan, het aantal
avonturiers, systeemspelers, enz. is niet ver
minderd. Voor danseressen en gigolo's, die
niets meer kunnen verdienen, is dit nog
een toevluchtsoord. Met hun ondervoede
lichamen liggen zij zich in de zon te war
men; zij spelen tennis en golf als vroeger
de millionairs en hebben het betrekkelijk
beter dan vroeger. Ja, en dan zijn er nog
enkele vreemdelingen, die op het laatste
nippertje staatsburger van Monaco werden,
omdat zij dan geen belasting behoefden te
betalen. Ooch ook deze speculatie dreigt te
mislukken, want Monaco heeft alle kans,
een Fransch departement te worden en dan
moeten zijn onderdanen dezelfde belastin
gen betalen als elke andere Franschman.
Louis II, de tegenwoordige vorst van Mo
naco, is trouwens reeds tweemaal door zijn
onderdanen alles behalve vriendelijk ont
vangen en heeft in verband daarmee Beau-
lieu voor de helft opgekocht. Zal dit prach
tige stukje land dan geheel verlaten wor
den, evenals indertijd Eze, of hebben wij
slechts te doen met een verschijnsel van
tijdelijken aard? En als de tegenwoordige
bezitters van al dit schoons failliet gaan
waar het snel heengaat wie zal dan
de Riviera van hen overnemen?
VOORBEREIDINGEN IN EEN
NEW-YORKSCHEN SCHOUWBURG,
(Door onzen correspondent).
New-York, Juli 1932,
Midden in de theaterwijk van New-York,
dicht bij Broadway, vindt men het meest
moderne tooneelgezelscliap der wereld, of
liever, wat zich daartoe moet ontwikkelen.
Op het oogenblik zijn er inplaats van dra
maturgen en régisseui'3 nog horlogemakers
en electriciens aan 't werk, dio „repetities"
houden met hun ,,tooneelspelers". Bij het
begin van het volgende seizoen zullen ook
zij hun werk beginnen in het theater der
robots.
Een jonge New-Yorksche, deskundige in
tooneelkwesties, was op het ideo gekomen
om robots, zooals men ze op het feestter
rein op Coney Island cn bij automatische
buffetten ziet, ook eens als werkelijke too-
ncelspelers op de planken to brengen. Op
Coney Island staan er n.l. al jaren lang ro
bots als sigarettenverkoopers cn afroepers
bij hazardspelen, waar zij met menschclij-
ke stemmen de uitgekomen nummers noe
men. Vandaar tot het robottheater was
het eigenlijk slechts één stap cn wat het
technische gedeelto betreft, was dit spoe
dig genoeg gedaan.
Het stuk, waarin deze mechanische men-
schen optreden, wemelt natuurlijk van de
machines. Het gcheele tooneel blinkt van
het metaal; do décors bestaan uit motoren,
vliegwielen cn transformatoren van blank
staal. De robots zijn eveneens van staal,
van het hoofd tot de voeten. In de donker
gemaakte schouwburgzaal zien wij gedeel
ten van de uitvoering en het is, alsof wij
een verhaal van Jules Verne of de sage van
den homuncules tot werkelijkheid zien wor
den. In het felle licht van de schijnwerpers
staan daar vijf mcnschclijke figuren. Als zij
zich bewegen, geschiedt dat een beetje
hoekig en stijf. Wat zij elkaar te zeggen
hebben, deelen zij mede op afgemeten toon
in chemisch gereinigd Engelsch. Onver
moeid loopen zij over het tooneel heen cn
weer, terwijl zij de dikke kabels nchter zich
aantrekken, die hun do noodige energie
voor hun tooneelspel toevoeren.
Het stuk, dat opgevoerd zal worden, heet
„Doomsday Circus" en is afkomstig van
een jong Amerikaansch schrijver. Het too
neel 6telt in het gedeelte, dat wij zagen,
eerst een machinekamer voor, dan een
groot station, ccn beurs, een machineka
mer van een oceaanstoomer, weer een
bcure en tenslotte een kantoor met boek
houdmachines. De dialoog van het 6tuk
is geschreven in een expressionisti6chen
stijl, die wij in Europa reeds jaren lang
verouderd waanden maar misschien
komt dat alles weer terug met den mecha-
nischen tooneelspeler.
Wij moeten ondanks dat toegeven, dat
men door de uitvoering geboeid wordt. De
opeenvolgende tafereelen duren hoogstens
een kwartier; met de tegenwoordige hulp
middelen kan een robot niet langer ach
tereen spreken, zoodat men telkens een
korte pauze krijgt voor het inzetten van
nieuwe rollen. In de korte bedrijven wordt
met dat al veel actie gebracht, terwijl er
ook veel wordt gewerkt met herhalingen*
Zoo ziet men bijv. een tèlefonister gaat
een lampje aan voor hem, hij neemt do
hoorn van de haak cn zegt: „Ik verbind U
de beer Brown wenscht Directeur Yates
te spreken". Telkens keeren de eentonige
woorden terug: „Ik verbind U. De heer X
wenscht U te spreken s s Zeer merk
waardig is het ook, wanneer de robots in
koor de noteeringen van de Londensche
beurs noemen: „American Steel 32^, Uni
ted 10%, Rubber Consolidated t Dat
klinkt geheimzinnig en aangrijpend als
een koor van Erymniën.
Na de repetitie vroeg ik den kassier van
het nieuwe robottheater naar zijn meening
omtrent de kansen op financieel succes.
Hij zei: „Er wordt geld als water ver
diend; daar zijn wij vast van overtuigd.
Als het technische gedeelte maar in orde
komt, hebben wij vanaf 1 September,
avond aan avond een uitverkocht huis".
De régisseur, een bekwaam electrotech-
nicus, is even optimistisch gestemd. ,Maa*
wij hebben ons weken en maanden onge-<
lukkig gewerkt om het beste zwaartepunt
voor de robots te vinden. Lag het te laag,
dan konden zij nauwelijks vooruitkomen;
lag het te hoog, dan vielen zij bij elka
snellere beweging op hun stalen neus.
Enfin, dat waren de kinderziekten. Maar
nu en hij haalde een hefboom over s
Een der robots kwam recht op ons af met
uitgestrekte hand: „Good morning,
Mr Yates, how are you Een gedeelte
van zijn rol natuurlijk, doch de machinale
men6ch maakte zoo'n levende indruk, dat
men de neiging moet onderdrukken, hem
een hand te geven. Eenigszins onder den
indruk van de mogelijkheden der moderne
techniek verlieten wjj den schouwburg
der robots.