iÉÉïi
HETWEERHAANTJE
Raadselhoekje
Oplossingen der raadsels
uit 't vorige nummer.
Voor grooteren.
Voor kleineren.
Om op te lossen.
Voor grooteren.
Voor kleineren.
REBUS
y2«^NT
RuforiekvanQomPim
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
'Als 't wakkere wccrhaantje wijst naar het
Zuiden,
Dan heeft dat heel stellig iets goeds te
beduiden.
Het zogt daarmee duid'lijk: 't Wordt
zachter, m'n kind!
Ik denk, dat je d a t wel heel prettig
toch vindt!
Als 't wakkere weerhaantje wijst naar het
Noorden,
Dan zegt het en 't spreekt steeds een
taal zonder woorden
Trek 'n jas aan! Kom, vlug wat! Waar
om? Wel, 't is koud!
Aan winter denkt eensklaps wat jong is
en oud.
Als 't wakkere weerhaantje wijst naar het
Westen,
Voorspelt het het weer steeds opnieuw als
de beste,
't Zegt: Regen en wind en vaak storm
bovendien.
Je kunt 't aan de drukte der kind'ren
wel zien!
Als 't weerhaantje wijst naar den anderen
kant:
Naar 't Oosten, dan is het in ons lieve
land
Gewoonlijk heel guur en de wind blaast
dan fel
Hoe mooi staan de vliegers! Zeg, wist je
dat wel?
Bedrijvig is 't weerhaantje 't staat niet
graag stil,
Hoe 't komt? Omdat 't eigenlijk 't liefsto
wel wil
Een ieder plezier doen. Maar dat gaat toch
niet!
Want d'cén wil veel zon en de ander, dat
't gietl
Wij laten het weerhaantje kalm maar be
gaan:
Het heeft al zoo lang op den toren ge
staan!
Maar in de vacantie wou 'k toch, dat de
zon
Het haantje maar steeds laten schitteren
kon!
(Nadruk verboden).
1. t, Leeuwen*
1 e s
meeuw
L e e o w e n
e i w i fc
web
n
2. Ik zal het briefje aan je reisgenoot
sturen. (anjor)
Moeder laat liever Bon alle boodschap
pen doen. (verbena).
Marietje was te roekeloos met naar pop
pen. (aster).
Jan Bolle liep den hond tevergeefs ach
terna. (lelie).
Vulkaan. Valk, kan, nul, vaak.
4. Naar Weenen.
1. Wolf, Dolf, golf.
2. Een vlinder.
3. Riem, mier.
4. gans dans,
beer weer,
aap knaap,
uit (be) sluit.
Mijn geheel wordt met 10 letters ge
schreven en noemt een kleinen zang
vogel.
7, 6, 6, 10 is een kleur.
Een 4, 2, 9, 1 is een bewoner van het
kippenhok.
Een 3, 6, 1, 5 is een geldstukje.
Een 4, 6, 1, 7, 6, 10 is een voorwerp,
waarmee men soms uren lang aan
den kant van het water zit.
7, 6, 1, 5 is een stad in België.
1, 8, 5 is niet droog.
2. Welke natie is de meest verlichte?
3. Vedborgen kleedingstukken.
Het nieuwe huis biedt ruimte genoeg.
Ik wist niet, dat Oom Ko u straks ge
sproken heeft, (2)
Is Herman te lui-om te wandelen?
Wist je niet, dat de halve stoof geroest
was?
4. Op de zigzag-kruisjeslijn komt de naam
van een grooto bloem.
X lo rij een deel van je voet.
x 2o een vaartuig.
X 3o een zwemvogel.
X 4o een jongensnaam.
X 5o een kleur.
X 6o een vogel.
X 7o een ander woord
X voor spreuk.
X 8o een deel van je arm.
X 9o een huisdier.
lOo een ander woord .voor
rand.
Een witte stralenkrans.
Waarin een. hart van goud.
Noem mij de bloemen maar,
Waarvan je stellig houdt.
2. Moeder gaf mij een kwart van een peer,
een vijfde deel van een appel en bo
vendien nog een halve kers.
Toen ik al die stukken aan elkaar paste,
had ik een lekkere vrucht Wat denk
je, dat het was?
5. ïk noem een vrij klein lichaamsdeel,
Dat rood gekleurd is en
Noem ook een visoh. Je raadt nu wel,
.Wat of ik toch wel ben«
(Nadruk verboden).
4. Mijn eerste is een familielid, mijn
tweede steekt een eind in zee en mijn
geheel dient om op to schrijven of iets
in te pakken, terwijl het ook nog voor
andere doeleinden gebruikt wordt.
(Nadruk verboden).
Beste Nichten en Neven.
Zooals ik jullie vorige week heb beloofd
zal ik jullie nu iets gaan vertellen van den
grooten tocht welke ik naar de Rosenlauï-
gletscher heb gemaakt. Van tevoren waren
wij ervoor gewaarschuwd, dat het een zeer
zware wandeling zou worden, zoodat wij
goed moesten weten of wij het konden vol
houden ja dan neen. Degenen, die niet goed
konden loopen haddon de gelegenheid om
met een boerenkarretje naar boven te gaan,
doch zij moesten dan toch nog enkele stuk
ken loopen. Het gevolg van deze mededee-
ling was, dat er zeven met het wagentje
mee gingen en de rest te voet, waarbij ook
enkele dames.
Het pad, dat het karretje moest volgen
liep rond den berg, terwijl wij gewoon in
rechte lijn de berg bestegen. Zooals te be
grijpen werden degenen, die zich lieten rij
den voor „luilakken" uitgemaakt, hoewel zij
het in verband met hun leeftijd en lichame
lijke gesteldheid niet hadden kunnen loo
pen. Wij gingen alzoo te voet naar boven,
waar we eerst de mooie boven-Rcichen-
bachwaterval hebben bewonderd om ver
volgens over te loopen naar het Kurhaus
Rosenlaui. In de verte hoorden we steeds
het getingel van de bellen, welke de paar
den, welke 't karretje trokken om hun nek
hadden. Wij waren vrij spoedig bij een klein
herbergje aangeland, waar wc weer op den
weg kwamen, dien het wagentje ook moest
volgen. En tot onze groote vreugdo waren
wij er nog eerder dan de „luilakken", die
verkleumd van kou nog kwamen aansuk
kelen. Steenkoude voeten en beenen had
den ze van het stilzitten gekregen, terwijl
>vij van het sjouwen tegen den berg op
steeds warmer waren geworden. Warmer,
maar óók vermoeid! Wij hadden geloopen
alsof we op een goeden vlakken weg lie
pen, terwijl we inderdaad op een glibberig
stijl en heiig bergpad hadden geloopen.
M'n hart ging ik wil het eerlijk beken
nen van rikke tikketik... We wachten
met een lachend gezicht het sukkelende
wagentje op; de koetsier bracht ons even
wel aan het verstand, dat we veel kalmer
moesten loopen, daar we anders over een
uur uitgeput zouden zijn. We konden het
haast niet gelooven, doch volgden toch
maar den goeden raad van dezen ervaren
gids op. En nog geen uur later bleek al
dat hij gelijk had: een van do dames van
ons gezelschap hing een half uur later to
taal uitgeput tegen een hek; zij kon geen
voet meer verzetten, terwijl zij vuurrood
was van inspanning. Dat was er nu een die
zichzelf overschat had. Enfin, een van ons
is in een flink tempo vooruitgehold om het
wagentje te laten halt houden, terwijl de
anderen de „patiente" naar het wagentje
brachten, waar ze, na gcruimen tijd met
eau de cologne te zijn bewerkt, weer is
bijgekomen.
Dat was voor ons dus een ernstige waar
schuwing om wat kalmer aan te doen en
niet een air aan te nemen alsof we won-
dermenscken waren. Wij zijn toen kalm
doorgeloopen en na een paar uur bereik
ten we het Kurhaus Rosenlaui, temidden
van de sneeuwtoppen. Wij hadden een
prachtige wandeling achter den rug met
veel mooie bosschcn en een mooie-water
val en zoo nu en dan met uitgestrekte berg
weiden aan weerszijden van den weg. In
het Kurhaus zouden we ons twaalfuurtje
nuttigen; ik behoef zeker niet Ie zeggen
dat we daarop aanvielen als leeuwen.
's Middags stond de „wandeling" naar den
gletscher op het program, waarvoor een
speciale gids was aangewezen, aangezien
hét zonder hem een levensgevaarlijke on
derneming zou zijn. Vier luitjes vielen hier
voor uit omdat zij vreesden onderweg niet
meer verder te kunnen. Het was inderdaad
een zeer vermoeiende tocht. Het duurde
nog ruim een paar uur voor we den glet
scher bereikt hadden. En dan nog té weten
hóè wc naar boven gingen. Dikwijls langs
een smal bergpad op looze stecnen langs
diepe afgronden en met zeer weinig zicht
voor je omdat we dik in de wolken zaten.
Het was dus dubbel uitkijken. Plotseling
kwamew we in een dal bij een kleine water
val. Daar lagen tegen de berghellingen de
eerste sneeuwveldjes voor het eerst vlak
vóór ons. Dat was natuurlijk iets fijns. Onze
blikken gingen al naar de dames van ons
gezelschap om te zien wie er nu eigenlijk
voor't eerst voor een waschpartijtje in aan
merking kwamdoch plots werden we op
geschrikt door onzen gids, die ons tol stilte
maande, daar er een kudde gemsen voor
ons tegen de berghelling stond. Voor het
eerst zagen we deze rendieren in de on
gerepte natuur. Eén stoot op het fluitje
van den gids en de schuwe beesten sloe
gen op de vlucht. Wij hadden voetje voor
veet-je geloopen, doch zij vlogen als pijlen
uit do boog met een grooto snelheid tegen
do steile berghellingen op. Nu kregen we
het zwaarste trajoct: het beklimmen van
den top. Nu was de weg aangegeven door
roode strepen op enkele steenbrokken, zoo
dat we allen een voor een achter elkaar
liepen, gelijk Chincczen. Na ruim drie
kwartier achter elkaar te hebben gesjouwd,
waren wc midden in de sneeuwvelden, bo
ven de wolken en heerlijk in de zon. De
sneeuw zag blauw-wit omdat zij op groote
ijsschotsen lag: de Rosenlauiglctscher. Een
onvergelijkelijk gezicht, waar menig fo-
lotje van genomen is, maar waar ook me
nig sneeuwballetje is geworpen. Eerst hoor
de je in deze stille omgeving niets dan bet
getik van de fototoestellen, later niets an
ders dan liet geplof van de sneeuwballen
tegen de lichamen van onze tochtgenooten.
Daór, op meer dan 2000 meter hoogte is
nog geen politie, die het sneeuwballen gooien
verbiedt!
Wij zijn daar bijna een uur boven geble
ven om daarna den terugtocht te aan
vaarden, 'die wel iets vlugger ging dan
naar boven, hoewel het toch noch steeds
oppassen bleef voor het uitglijden en het
struikelen over de groote steenen, waar
mee de weg bezaaid was.
Wij hebben dien dag ongeveer 9 uur ge
loopen. Het was voor ons hotel geen voor-
deelige dag, want we hebben 's avonds
van het diner alles opgegeten, maar dan
ook letterlijk alles. Maar daar geeft men
in Zwitserland niet om; hoe meer ttnen
eet hoe liever, want dat is voor de ho
teliers een bewijs, dat do gasten het eten
lekker vinden en zich goed amuseeren.
Den volgenden dag, den laatste van onze
reis hebben wc een rustige bootreis ge
maakt over het vierwoudstedenmeer naar
Luzern. Hierover volgende week nog een
kort stukje.
DE CORRESPONDENTIE.
Tobias. Bedankt voor je gift. Gefe
licileerd met je overgang. Het eenige wat
er op zit is veel te lezen, daar leer je ook
goed Xederlandsch door. Ik moet toege
ven, dat het geen bijzonder mooi vacantie-
weer is; laten we hopen, dat het nog gauw
verandert.
Gerbera. Bedankt voor je plaatjes .Ik
wensch je veel plezier in den Haag; het
is maar te hopen dat het wat zonniger
wordt, want dat kun je aan het strand wel
hebben!
Sprinkhaan. Bedankt voor je gift.
Leuk zeg, dat je naar de huishoudschool
gaat. Ga je dan eens lekkere dingen voor
oom Pim klaar maken? Ik hou erg veel
van lekkere hopjes hoor! Neen, die film
voorstelling heb ik niet gezien; ik was
dien avond de stad uit.
Zilverblad. Gefeliciteerd met je
overgang; had je een mooi rapport? Nou
zeg, dan zullen je ouders blij geweest zijn,
dat jullie allen verhoogd bent. Veel plezier
in Friesland!
Tompoes. Mijn gelukwensch met Je
overgang en met je mooie rapport; in wel
ke klas zit je nu? Vond je dat eene raad
sel nu werkelijk zoo moeilijk?
Cupido. Wat een heerlijke lange
vacantie hebben jullie zeg! Ja, het vlieg
kamp is altijd een aardige attractie; het is
er de laatste jaren mooi geworden, vind je
niet?
Kikker. Bedankt voor je gift. Was
die prijs een verrassing voor je of had je
er soms een vermoeden van, dat je hem
een dezer weken wel zou krijgen? Hot is
jammer, dat het nu juist in de vacantie
zulk lcelijk weer is, maar daar kun je nu
eenmaal niets aan doen.
Roodborstje. Bedankt voor je
gift. Ik wou, dat ik goed weer kon bestel
len, want ik ga deze maand ook nog een
week met vacantie. Ik ging vroeger altijd
's morgens heel vroeg visschen, dan bijt
de visch beter dan later op den dag. Als ik
zooiets weet, zal ik je wel waarschuwen.
Kemphaantje. Ik hoop voor je, dat
je mooi weer hebt gehad; het is daar wel
erg mooi, vooral bij de Grebbeberg en Oos
terbeek. Gefeliciteerd met je overgang en
je mooie cijfers! Ja, roodborstplaatjes kan
ik altijd gebruiken.
Valk. Bedankt voor je gift. Wat je
met die dubbele plaatjes moet doen weet ik
niet; kan ik ze soms ruilen voor andere?
Het mooie weer heeft niet lang geduurd
hè?
Onrust. Waar ga je heen? Het weer
lokt niet erg om op reis te gaan. Ik zal de
bonnen de beele maand Augustus voor je
bewaren, als jij er dan weer aan denkt om
ze na je thuiskomst af te halen. Veel ple
zier op reis!
De oplossingen.
S
a A s
a p P e 1
g r e P p e I
SAPPENEER
s t e M p e
1 e E s t
b E 1
R
II.
Ledigheid is des duivels oorkussen met
do woorden: kluis, vuilnis, heide, Goes,
Den Doldcr en Oss.
De prijs is deze week ten deel gevallen
aan Kemphaantje, die hem Maandag aan
ons bureau kan komen afhalen.
Nieuwe raadsels.
T
(van Kikker)
X X X X X x X
X
X
X 8
X
X e
X
Op de kruisjeslijn komt de naam van een
badplaats in ons land.
Op de le rij: het gevraagde woord.
Op de 2e rij: een schaaldier.
Op de 3e rij: een vogel.
Op de 4e rij: een boom.
Op de 5e rij een vogel.
Op de 6e rij: een zangnoot.
Op do 7e rij: een medeklinker.
II.
(van Sneeuwkoningin)
Mijn geheel is een spreekwoord, dat,'uit
4 woorden bestaat en mot 22 letters wordt
geschreven.
1, 6, 17, 19 is een plaats in Overijscl.
5, 11, 7, 2, 12 zijn mooie bloemen.
19, 18, 22, is een hemellichaam.
3.14,20,16 is een zwemvogel.
15, 21, 9 is een verblijf voor kippen.
13, 8 4, is een boom.
ONZE RUILHANDEL
Tobias kan een paar cactusbonnen,
Amstelpenningen en een boekenbon ko
men halen.
Sprinkhaan kan een Van Ilouten's
bon krijgen.
Tompoes kan een boekenbon en een
Van Nelle's merk komen halen.
Kikker kan een boekenbon komen ha
len.
Roodborstje kan een paar sigarot-
tenbonnen, Amstelpenningen en een Sun-
lightbon halen.
Kemphaantje kan een paar cactus
bons en een boekenbon halen.
Micky Mouse kan in ruil voor haar
gift een paar caclusbonnen, karnemelk
zeepplaatjes en Ilille's bonnen komen halen.
Valk kan een paar Hagenbeckplaatjes,
cactusbonnen, Amstelpenningen en Hille's
bonnen halen,
nen halen.
Alle bonnen en plaatjes kunnen na
Maandagmiddag 3 uur worden afgehaald.
OOM PI NL
CHOCOLADE
door
M. C. VAN OVEN VAN DOORN.
„Choeoladereepen! Fijne chocolade!" En
voor de open doos stapte de koopman op
en neer, de handen diep in de zakken en
stampend op het ijs,- om zijn koude voeten
te warmen.
Rolf keek naar de kleurig verpakte ree-
pen en zacht liet hij in zijn jaszak de cen
ten tegen elkaar rammelen. Zeven had hij
er nog: net genoeg om een reep te koopen.
Als hij maar durfde! Maar straks, toen va
der voor hem en Lies de centen uittelde,
hadden ze er allebei de waarschuwing bij
gekregen: ,,'t Is voor de baanvegers, hoor,
en om je schaatsen aan te laten binden.
Niet om lekkers voor te koopen!"
Niet om lekkers voor te koopen. Chocola-
reepen, dat was lekkers; dat mochten ze
dus niet koopen. Maar 't was wel jammer,
want je schaatsen, nou, die kon je best zelf
aanbinden, en de baanvegers, nou ja, die
hadden gisteren ook al zijn centen gekre
gen. En 't was net of chocola-roepen op
't ijs nog veel lekkerder smaakten dan
anders.
„Choeoladereepen! Fijne chocolade jon
geheer?" drong de koopman aan, toen hij
Rolf zoo verlangend naar de reepen zag
kijken.
Rolf schudde van neen en draaide zich
om. 't Mocht immers niet! Kwaad stampte
hij zijn schaatsen recht. Vooruit, nog maar
een baantje rijden, heel hard, en dan pro-
beeren of hij Lies voorbij kon komen.
Waar was ze nu? Tusschen de rijdende
en glijdende menschen zocht Rolf of hij
zijn negenjarig zusje in haar hei-groene
manteltje ontdekken kon. Ja, daar kwam
zij aan; en zonder op Rolf te letten reed ze
hem voorbij met flinke regelmatige slagen,
een klein bontmutsje op haar blonde krul
len.
Nu probeeren of hij haar kon inhalen!
Vooruit maar jongens! Ziezoo, dat waren
mooie slagen! Maar hoe hij ook zijn best
deed om hard te rijden, toch kwam Lies
hem meer en meer vooruit en opeens viel
hij opzij van de baan achterover in de
sneeuw, zijn beenen in de lucht. Ja, schaat
senrijden was heel prettig, maar dat val
len, dat was vervelend; nog geen half uur
waren ze op 't ijs, en zeker was hij al wel
tien keer omver geduikeld! En Lies, die
niet meer dan een goed jaar ouder was
dan hij, die reed maar door en die viel
nooit! Zou 't soms aan zijn schaatsen lig
gen? Die van Lies waren veel mooier dan
de zijne.
Kijk, allemaal water op 't ijs! Dat kwam
omdat de zon er zoo fel op scheen. Maar
't dooide toch niet, had vader gezegd.
Ziezoo, nu ging 't goed, zoo met den wind
in je rug! Net of je vanzelf vooruit vloog!
He, heerlijk was 't toch op 't ijs, echt fijn,
en dan al die menschen met vroolijke ge
zichten! Daar had je Piet, die reed heele-
maal krom met zijn handen op zijn rug,
heel hard, net een echte hardrijder! En
dnar kwam Lies weer aan; nog geen en
kele witte plek had ze op haar mantel,
nog geen één keer was ze gevallen!
„Lies, Lies, willen we samen eens een
baantje rijden?" x
Lies draaide zich half om. „Zoo Rolfje,
ben j'e daar? 'k Heb je daar straks zoo
lekker zien vallen!"
,,'k Bleef haken in een scheur", zei Rolf
haastig, „willen we samen eens rijden,
Lies?"
Lies snoof minachtend. „Nee dank je, Je
rijdt me te langzaam; straks laat je mij
ook nog in de sneepw vallen, gegroet hoor!"
Rolf gaf geen antwoord, maar heel
kwaad keek hij Lie3je na, die vlug weg
reed.
Vooruit, nu bleef hij hier ook niet lan
ger op dien eersten vijver rijden; Lies
hoefde heelemaal niet op hem te passen,
volstrekt njet noodig hoor, hij was alleen
mans genoeg, en nu ging hij in zijn eentje
heelemaal achteraan rijden, waar je die
halelijken groenen mantel van Lies niet
meer zag.
En aan 't eind van de baan vond hij
Hans en Jo en Willie, allemaal jongens uit
zijn klas, en samen gingen ze krijgertje
spelen in een hoek, waar maar weinig an
dere menschen reden.
„Choeoladereepen! Fijne chocolade!"
Rolf stond weer bij de aanbindplaats en
weer stampte hij zijn schaatsen recht. De
andere jongens waren naar huis gegaan, en
alleen krijgertje spelen ging nu eenmaal
niet. O, wat waren zijn enkels moe, net of
ze door zouden breken, en wat werd het
koud op do baan! Al kroop je ook nog zoo
diep weg in je kraag, 't was net of de wind
overal doorheen blies. Kom, hij zou Lies
gaan zoeken, en dan vragen of ze meeging
naar huis.
Daar kwam ze juist aan.
Maar ze reed Rolf voorbij zonder hem te
zien, en aan den man hij de open doos hoor
de Rolf haar om een chocolareep vragen.
Met de reep in haar hand gleed ze weer
weg.
En ze mochten geen lekkers koopen! Va
der had het nog zóó gezegd! Rolf voelde
opeens niets meer van den vinnigen wind.
Nou, maar als Lies dan toch chocola kocht,
dan kon hij 't ook wel doen! Hij had zijn
centen nog, nog alle zeven! Ze hoefden er
immers thuis niets van te zeggen!
„Fijne choeoladereepen!"
„Nee, hij zou géén chocola koopen!
't mocht niet van vader, en hij zou 't niet
doen ook. Maar van Lies was 't gemeen,
dat stond vast, en dat zou hij haar zeg
gen ook.
Rolf keek naar den kant en daar... daar
zag hij vader aankomen. „Vader! Vader!"
schreeuwde hij, en hij zwaaide met zijn
armen in de lucht. Ja, vader zag hem al
en kwam naar hem toeloopen. Rolf begreep
zelf niet waarom hij 't opeens zoo bizonder
prettig vond, vaders gezicht daar zoo vlak
bij te zien.
„Dag beste jongen, gaat het goed en heb
je prettig gereden? Waar is Lies?"
„Daar komt ze al aan, tusschen die men
schen daar, ziet u wel?"
Met wijd uitgespreide armen kwam Lies
up vader toeglijden.
„Komt u ook wat meerijden vader? 't Is
zóó fijn!"
„Nee hoor, ik kom Jullie halen, 't Wordt
te koud op het ijs."
„Ik heb 't niets koud; mag ik nog even
leen klein eindje rondrijden, vader, dan
kunt u zien of 't goed gaat."
„Gauw dan maar wat."
Daar reed Lies, met ferme lange slagen,
en weer keek Rolf haar na. Kon hij 'tmaar
zoo!
„Mooi hoor kindje, je leert het uitste
kend; nu gauw de schaatsen afbinden!"
En terwijl ze allebei gebukt stonden om
de schaatsriemen los te maken, vroeg va
der of Rolf ook zoo flink reed. „Net zoo
mooi als Liesje?"
„Hij? Hij kan er nog niets van!" viel
Lies uit, „hij valt wel honderd keer en hij
rijdt zoo krom als 'n hoepel en elk oogen-
blik heeft hij wat aan z'n schaatsen te za
niken."
Rolf stond opeens rechtop. Hij schopte
zijn schaatsen uit en stampte op het ijs en
woedend riep hij: „En jij! Jij koopt stilletjes
chocola, ik heb 't zelf gezien, en vader had
nog zóó gezegd dat we geen lekkers moch
ten koopen!" Nauwelijks had hij 't gezegd,
of zijn gezicht werd vuurrood. Zwijgend
bukte hij zich om zijn schaatsen op te ra
pen. Nu had hij Lies verklikt; dat was
vreeselijk. Had hij zich maar stil ge
houden!
Niemand zei iets, en vader keek van den
een naar de ander, iets verwondords in
zijn gezicht.
Toen wandelden ze naar huis, vader in
't midden. Lies met haar puntig neusje
nog hooger in de lucht dan gewoonlijk, Rolf
stil voor zich op den grond kijkend. O, hij
had zoo 't land, hij vond 't zoo ellendig dat
hij Lies verklikt had, en zijn voeten de
den hem zoo'n pijn en 't was zoo koud
Daar wTaren ze thuis. Vader stak den
sleutel in 't slot en deed de voordeur open.
Met de jassen nog aan liepen ze door naar
de huiskamer, waar moeder bij de theeta
fel stond om warme kopjes thee in te
schenken.
„En... hebben jullie veel pret gehad?"
Niemand gaf antwoord, en toen moeder
even omkeek, zag ze twee gedichten op
storm staan.
„Daar!" zei Lies, en ze haalde een hand
vol centen uit haar mantelzak en gooide ze
op de tafel, zoo wild, dat er een paar op
den grond rolden, maar niemand bukte zich
om ze op te rapen. „Daar zijn ze nog, nog
zes heb ik er over van de negen die vader
me gaf. 'k Heb er heelemaal geen lekkers
voor gekocht. Die reep, die ik kocht, die
was voor Toosje, die mocht wel 'chocola
koopen, en ik ging 't voor haar aan den
man vragen omdat ze 't zelf niet goed
durfde. Maarmaaren Lies stokte
even, „maar 't was erg flauw van me om
to zeggen dat Rolf niet goed rijden kon, hij
doet 't heelemaal zoo erg slecht niet en als
je graag wilt zal ik morgen den heelcn
middag baantjes met je rijden, Rolf."
Do tranen waren Rolf in de oogen ge
sprongen, maar toch voelde hij opeens een
heel groote blijheid om wat Lies nu gezegd
had, en al wist hij niet dadelijk een ant
woord te bedenken, toch had hij 't gevoel
dat alles nu weer in orde was.
„Kijk eens wat ik daar in mijn jaszak
vind?" vroeg vader vroolijk, en hij hield
twee chocola-reepen in de hoogte, „ik had
ze daarstraks al gekocht om ze jullie op
't ijs te geven, maar door al die schokkende
gebeurtenissen heb ik er niet meer aan
gedacht."
Toen sloeg Rolf allebei zijn armen stevig
om vaders hals, en zonder dat iemand het
merkte, veegde hij gauw zijn tranon aan
vaders schouder af.
(Uit: „Ons Eigen Tlj(lschriftw4i