iÉÉïi HETWEERHAANTJE Raadselhoekje Oplossingen der raadsels uit 't vorige nummer. Voor grooteren. Voor kleineren. Om op te lossen. Voor grooteren. Voor kleineren. REBUS y2«^NT RuforiekvanQomPim door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. 'Als 't wakkere wccrhaantje wijst naar het Zuiden, Dan heeft dat heel stellig iets goeds te beduiden. Het zogt daarmee duid'lijk: 't Wordt zachter, m'n kind! Ik denk, dat je d a t wel heel prettig toch vindt! Als 't wakkere weerhaantje wijst naar het Noorden, Dan zegt het en 't spreekt steeds een taal zonder woorden Trek 'n jas aan! Kom, vlug wat! Waar om? Wel, 't is koud! Aan winter denkt eensklaps wat jong is en oud. Als 't wakkere weerhaantje wijst naar het Westen, Voorspelt het het weer steeds opnieuw als de beste, 't Zegt: Regen en wind en vaak storm bovendien. Je kunt 't aan de drukte der kind'ren wel zien! Als 't weerhaantje wijst naar den anderen kant: Naar 't Oosten, dan is het in ons lieve land Gewoonlijk heel guur en de wind blaast dan fel Hoe mooi staan de vliegers! Zeg, wist je dat wel? Bedrijvig is 't weerhaantje 't staat niet graag stil, Hoe 't komt? Omdat 't eigenlijk 't liefsto wel wil Een ieder plezier doen. Maar dat gaat toch niet! Want d'cén wil veel zon en de ander, dat 't gietl Wij laten het weerhaantje kalm maar be gaan: Het heeft al zoo lang op den toren ge staan! Maar in de vacantie wou 'k toch, dat de zon Het haantje maar steeds laten schitteren kon! (Nadruk verboden). 1. t, Leeuwen* 1 e s meeuw L e e o w e n e i w i fc web n 2. Ik zal het briefje aan je reisgenoot sturen. (anjor) Moeder laat liever Bon alle boodschap pen doen. (verbena). Marietje was te roekeloos met naar pop pen. (aster). Jan Bolle liep den hond tevergeefs ach terna. (lelie). Vulkaan. Valk, kan, nul, vaak. 4. Naar Weenen. 1. Wolf, Dolf, golf. 2. Een vlinder. 3. Riem, mier. 4. gans dans, beer weer, aap knaap, uit (be) sluit. Mijn geheel wordt met 10 letters ge schreven en noemt een kleinen zang vogel. 7, 6, 6, 10 is een kleur. Een 4, 2, 9, 1 is een bewoner van het kippenhok. Een 3, 6, 1, 5 is een geldstukje. Een 4, 6, 1, 7, 6, 10 is een voorwerp, waarmee men soms uren lang aan den kant van het water zit. 7, 6, 1, 5 is een stad in België. 1, 8, 5 is niet droog. 2. Welke natie is de meest verlichte? 3. Vedborgen kleedingstukken. Het nieuwe huis biedt ruimte genoeg. Ik wist niet, dat Oom Ko u straks ge sproken heeft, (2) Is Herman te lui-om te wandelen? Wist je niet, dat de halve stoof geroest was? 4. Op de zigzag-kruisjeslijn komt de naam van een grooto bloem. X lo rij een deel van je voet. x 2o een vaartuig. X 3o een zwemvogel. X 4o een jongensnaam. X 5o een kleur. X 6o een vogel. X 7o een ander woord X voor spreuk. X 8o een deel van je arm. X 9o een huisdier. lOo een ander woord .voor rand. Een witte stralenkrans. Waarin een. hart van goud. Noem mij de bloemen maar, Waarvan je stellig houdt. 2. Moeder gaf mij een kwart van een peer, een vijfde deel van een appel en bo vendien nog een halve kers. Toen ik al die stukken aan elkaar paste, had ik een lekkere vrucht Wat denk je, dat het was? 5. ïk noem een vrij klein lichaamsdeel, Dat rood gekleurd is en Noem ook een visoh. Je raadt nu wel, .Wat of ik toch wel ben« (Nadruk verboden). 4. Mijn eerste is een familielid, mijn tweede steekt een eind in zee en mijn geheel dient om op to schrijven of iets in te pakken, terwijl het ook nog voor andere doeleinden gebruikt wordt. (Nadruk verboden). Beste Nichten en Neven. Zooals ik jullie vorige week heb beloofd zal ik jullie nu iets gaan vertellen van den grooten tocht welke ik naar de Rosenlauï- gletscher heb gemaakt. Van tevoren waren wij ervoor gewaarschuwd, dat het een zeer zware wandeling zou worden, zoodat wij goed moesten weten of wij het konden vol houden ja dan neen. Degenen, die niet goed konden loopen haddon de gelegenheid om met een boerenkarretje naar boven te gaan, doch zij moesten dan toch nog enkele stuk ken loopen. Het gevolg van deze mededee- ling was, dat er zeven met het wagentje mee gingen en de rest te voet, waarbij ook enkele dames. Het pad, dat het karretje moest volgen liep rond den berg, terwijl wij gewoon in rechte lijn de berg bestegen. Zooals te be grijpen werden degenen, die zich lieten rij den voor „luilakken" uitgemaakt, hoewel zij het in verband met hun leeftijd en lichame lijke gesteldheid niet hadden kunnen loo pen. Wij gingen alzoo te voet naar boven, waar we eerst de mooie boven-Rcichen- bachwaterval hebben bewonderd om ver volgens over te loopen naar het Kurhaus Rosenlaui. In de verte hoorden we steeds het getingel van de bellen, welke de paar den, welke 't karretje trokken om hun nek hadden. Wij waren vrij spoedig bij een klein herbergje aangeland, waar wc weer op den weg kwamen, dien het wagentje ook moest volgen. En tot onze groote vreugdo waren wij er nog eerder dan de „luilakken", die verkleumd van kou nog kwamen aansuk kelen. Steenkoude voeten en beenen had den ze van het stilzitten gekregen, terwijl >vij van het sjouwen tegen den berg op steeds warmer waren geworden. Warmer, maar óók vermoeid! Wij hadden geloopen alsof we op een goeden vlakken weg lie pen, terwijl we inderdaad op een glibberig stijl en heiig bergpad hadden geloopen. M'n hart ging ik wil het eerlijk beken nen van rikke tikketik... We wachten met een lachend gezicht het sukkelende wagentje op; de koetsier bracht ons even wel aan het verstand, dat we veel kalmer moesten loopen, daar we anders over een uur uitgeput zouden zijn. We konden het haast niet gelooven, doch volgden toch maar den goeden raad van dezen ervaren gids op. En nog geen uur later bleek al dat hij gelijk had: een van do dames van ons gezelschap hing een half uur later to taal uitgeput tegen een hek; zij kon geen voet meer verzetten, terwijl zij vuurrood was van inspanning. Dat was er nu een die zichzelf overschat had. Enfin, een van ons is in een flink tempo vooruitgehold om het wagentje te laten halt houden, terwijl de anderen de „patiente" naar het wagentje brachten, waar ze, na gcruimen tijd met eau de cologne te zijn bewerkt, weer is bijgekomen. Dat was voor ons dus een ernstige waar schuwing om wat kalmer aan te doen en niet een air aan te nemen alsof we won- dermenscken waren. Wij zijn toen kalm doorgeloopen en na een paar uur bereik ten we het Kurhaus Rosenlaui, temidden van de sneeuwtoppen. Wij hadden een prachtige wandeling achter den rug met veel mooie bosschcn en een mooie-water val en zoo nu en dan met uitgestrekte berg weiden aan weerszijden van den weg. In het Kurhaus zouden we ons twaalfuurtje nuttigen; ik behoef zeker niet Ie zeggen dat we daarop aanvielen als leeuwen. 's Middags stond de „wandeling" naar den gletscher op het program, waarvoor een speciale gids was aangewezen, aangezien hét zonder hem een levensgevaarlijke on derneming zou zijn. Vier luitjes vielen hier voor uit omdat zij vreesden onderweg niet meer verder te kunnen. Het was inderdaad een zeer vermoeiende tocht. Het duurde nog ruim een paar uur voor we den glet scher bereikt hadden. En dan nog té weten hóè wc naar boven gingen. Dikwijls langs een smal bergpad op looze stecnen langs diepe afgronden en met zeer weinig zicht voor je omdat we dik in de wolken zaten. Het was dus dubbel uitkijken. Plotseling kwamew we in een dal bij een kleine water val. Daar lagen tegen de berghellingen de eerste sneeuwveldjes voor het eerst vlak vóór ons. Dat was natuurlijk iets fijns. Onze blikken gingen al naar de dames van ons gezelschap om te zien wie er nu eigenlijk voor't eerst voor een waschpartijtje in aan merking kwamdoch plots werden we op geschrikt door onzen gids, die ons tol stilte maande, daar er een kudde gemsen voor ons tegen de berghelling stond. Voor het eerst zagen we deze rendieren in de on gerepte natuur. Eén stoot op het fluitje van den gids en de schuwe beesten sloe gen op de vlucht. Wij hadden voetje voor veet-je geloopen, doch zij vlogen als pijlen uit do boog met een grooto snelheid tegen do steile berghellingen op. Nu kregen we het zwaarste trajoct: het beklimmen van den top. Nu was de weg aangegeven door roode strepen op enkele steenbrokken, zoo dat we allen een voor een achter elkaar liepen, gelijk Chincczen. Na ruim drie kwartier achter elkaar te hebben gesjouwd, waren wc midden in de sneeuwvelden, bo ven de wolken en heerlijk in de zon. De sneeuw zag blauw-wit omdat zij op groote ijsschotsen lag: de Rosenlauiglctscher. Een onvergelijkelijk gezicht, waar menig fo- lotje van genomen is, maar waar ook me nig sneeuwballetje is geworpen. Eerst hoor de je in deze stille omgeving niets dan bet getik van de fototoestellen, later niets an ders dan liet geplof van de sneeuwballen tegen de lichamen van onze tochtgenooten. Daór, op meer dan 2000 meter hoogte is nog geen politie, die het sneeuwballen gooien verbiedt! Wij zijn daar bijna een uur boven geble ven om daarna den terugtocht te aan vaarden, 'die wel iets vlugger ging dan naar boven, hoewel het toch noch steeds oppassen bleef voor het uitglijden en het struikelen over de groote steenen, waar mee de weg bezaaid was. Wij hebben dien dag ongeveer 9 uur ge loopen. Het was voor ons hotel geen voor- deelige dag, want we hebben 's avonds van het diner alles opgegeten, maar dan ook letterlijk alles. Maar daar geeft men in Zwitserland niet om; hoe meer ttnen eet hoe liever, want dat is voor de ho teliers een bewijs, dat do gasten het eten lekker vinden en zich goed amuseeren. Den volgenden dag, den laatste van onze reis hebben wc een rustige bootreis ge maakt over het vierwoudstedenmeer naar Luzern. Hierover volgende week nog een kort stukje. DE CORRESPONDENTIE. Tobias. Bedankt voor je gift. Gefe licileerd met je overgang. Het eenige wat er op zit is veel te lezen, daar leer je ook goed Xederlandsch door. Ik moet toege ven, dat het geen bijzonder mooi vacantie- weer is; laten we hopen, dat het nog gauw verandert. Gerbera. Bedankt voor je plaatjes .Ik wensch je veel plezier in den Haag; het is maar te hopen dat het wat zonniger wordt, want dat kun je aan het strand wel hebben! Sprinkhaan. Bedankt voor je gift. Leuk zeg, dat je naar de huishoudschool gaat. Ga je dan eens lekkere dingen voor oom Pim klaar maken? Ik hou erg veel van lekkere hopjes hoor! Neen, die film voorstelling heb ik niet gezien; ik was dien avond de stad uit. Zilverblad. Gefeliciteerd met je overgang; had je een mooi rapport? Nou zeg, dan zullen je ouders blij geweest zijn, dat jullie allen verhoogd bent. Veel plezier in Friesland! Tompoes. Mijn gelukwensch met Je overgang en met je mooie rapport; in wel ke klas zit je nu? Vond je dat eene raad sel nu werkelijk zoo moeilijk? Cupido. Wat een heerlijke lange vacantie hebben jullie zeg! Ja, het vlieg kamp is altijd een aardige attractie; het is er de laatste jaren mooi geworden, vind je niet? Kikker. Bedankt voor je gift. Was die prijs een verrassing voor je of had je er soms een vermoeden van, dat je hem een dezer weken wel zou krijgen? Hot is jammer, dat het nu juist in de vacantie zulk lcelijk weer is, maar daar kun je nu eenmaal niets aan doen. Roodborstje. Bedankt voor je gift. Ik wou, dat ik goed weer kon bestel len, want ik ga deze maand ook nog een week met vacantie. Ik ging vroeger altijd 's morgens heel vroeg visschen, dan bijt de visch beter dan later op den dag. Als ik zooiets weet, zal ik je wel waarschuwen. Kemphaantje. Ik hoop voor je, dat je mooi weer hebt gehad; het is daar wel erg mooi, vooral bij de Grebbeberg en Oos terbeek. Gefeliciteerd met je overgang en je mooie cijfers! Ja, roodborstplaatjes kan ik altijd gebruiken. Valk. Bedankt voor je gift. Wat je met die dubbele plaatjes moet doen weet ik niet; kan ik ze soms ruilen voor andere? Het mooie weer heeft niet lang geduurd hè? Onrust. Waar ga je heen? Het weer lokt niet erg om op reis te gaan. Ik zal de bonnen de beele maand Augustus voor je bewaren, als jij er dan weer aan denkt om ze na je thuiskomst af te halen. Veel ple zier op reis! De oplossingen. S a A s a p P e 1 g r e P p e I SAPPENEER s t e M p e 1 e E s t b E 1 R II. Ledigheid is des duivels oorkussen met do woorden: kluis, vuilnis, heide, Goes, Den Doldcr en Oss. De prijs is deze week ten deel gevallen aan Kemphaantje, die hem Maandag aan ons bureau kan komen afhalen. Nieuwe raadsels. T (van Kikker) X X X X X x X X X X 8 X X e X Op de kruisjeslijn komt de naam van een badplaats in ons land. Op de le rij: het gevraagde woord. Op de 2e rij: een schaaldier. Op de 3e rij: een vogel. Op de 4e rij: een boom. Op de 5e rij een vogel. Op de 6e rij: een zangnoot. Op do 7e rij: een medeklinker. II. (van Sneeuwkoningin) Mijn geheel is een spreekwoord, dat,'uit 4 woorden bestaat en mot 22 letters wordt geschreven. 1, 6, 17, 19 is een plaats in Overijscl. 5, 11, 7, 2, 12 zijn mooie bloemen. 19, 18, 22, is een hemellichaam. 3.14,20,16 is een zwemvogel. 15, 21, 9 is een verblijf voor kippen. 13, 8 4, is een boom. ONZE RUILHANDEL Tobias kan een paar cactusbonnen, Amstelpenningen en een boekenbon ko men halen. Sprinkhaan kan een Van Ilouten's bon krijgen. Tompoes kan een boekenbon en een Van Nelle's merk komen halen. Kikker kan een boekenbon komen ha len. Roodborstje kan een paar sigarot- tenbonnen, Amstelpenningen en een Sun- lightbon halen. Kemphaantje kan een paar cactus bons en een boekenbon halen. Micky Mouse kan in ruil voor haar gift een paar caclusbonnen, karnemelk zeepplaatjes en Ilille's bonnen komen halen. Valk kan een paar Hagenbeckplaatjes, cactusbonnen, Amstelpenningen en Hille's bonnen halen, nen halen. Alle bonnen en plaatjes kunnen na Maandagmiddag 3 uur worden afgehaald. OOM PI NL CHOCOLADE door M. C. VAN OVEN VAN DOORN. „Choeoladereepen! Fijne chocolade!" En voor de open doos stapte de koopman op en neer, de handen diep in de zakken en stampend op het ijs,- om zijn koude voeten te warmen. Rolf keek naar de kleurig verpakte ree- pen en zacht liet hij in zijn jaszak de cen ten tegen elkaar rammelen. Zeven had hij er nog: net genoeg om een reep te koopen. Als hij maar durfde! Maar straks, toen va der voor hem en Lies de centen uittelde, hadden ze er allebei de waarschuwing bij gekregen: ,,'t Is voor de baanvegers, hoor, en om je schaatsen aan te laten binden. Niet om lekkers voor te koopen!" Niet om lekkers voor te koopen. Chocola- reepen, dat was lekkers; dat mochten ze dus niet koopen. Maar 't was wel jammer, want je schaatsen, nou, die kon je best zelf aanbinden, en de baanvegers, nou ja, die hadden gisteren ook al zijn centen gekre gen. En 't was net of chocola-roepen op 't ijs nog veel lekkerder smaakten dan anders. „Choeoladereepen! Fijne chocolade jon geheer?" drong de koopman aan, toen hij Rolf zoo verlangend naar de reepen zag kijken. Rolf schudde van neen en draaide zich om. 't Mocht immers niet! Kwaad stampte hij zijn schaatsen recht. Vooruit, nog maar een baantje rijden, heel hard, en dan pro- beeren of hij Lies voorbij kon komen. Waar was ze nu? Tusschen de rijdende en glijdende menschen zocht Rolf of hij zijn negenjarig zusje in haar hei-groene manteltje ontdekken kon. Ja, daar kwam zij aan; en zonder op Rolf te letten reed ze hem voorbij met flinke regelmatige slagen, een klein bontmutsje op haar blonde krul len. Nu probeeren of hij haar kon inhalen! Vooruit maar jongens! Ziezoo, dat waren mooie slagen! Maar hoe hij ook zijn best deed om hard te rijden, toch kwam Lies hem meer en meer vooruit en opeens viel hij opzij van de baan achterover in de sneeuw, zijn beenen in de lucht. Ja, schaat senrijden was heel prettig, maar dat val len, dat was vervelend; nog geen half uur waren ze op 't ijs, en zeker was hij al wel tien keer omver geduikeld! En Lies, die niet meer dan een goed jaar ouder was dan hij, die reed maar door en die viel nooit! Zou 't soms aan zijn schaatsen lig gen? Die van Lies waren veel mooier dan de zijne. Kijk, allemaal water op 't ijs! Dat kwam omdat de zon er zoo fel op scheen. Maar 't dooide toch niet, had vader gezegd. Ziezoo, nu ging 't goed, zoo met den wind in je rug! Net of je vanzelf vooruit vloog! He, heerlijk was 't toch op 't ijs, echt fijn, en dan al die menschen met vroolijke ge zichten! Daar had je Piet, die reed heele- maal krom met zijn handen op zijn rug, heel hard, net een echte hardrijder! En dnar kwam Lies weer aan; nog geen en kele witte plek had ze op haar mantel, nog geen één keer was ze gevallen! „Lies, Lies, willen we samen eens een baantje rijden?" x Lies draaide zich half om. „Zoo Rolfje, ben j'e daar? 'k Heb je daar straks zoo lekker zien vallen!" ,,'k Bleef haken in een scheur", zei Rolf haastig, „willen we samen eens rijden, Lies?" Lies snoof minachtend. „Nee dank je, Je rijdt me te langzaam; straks laat je mij ook nog in de sneepw vallen, gegroet hoor!" Rolf gaf geen antwoord, maar heel kwaad keek hij Lie3je na, die vlug weg reed. Vooruit, nu bleef hij hier ook niet lan ger op dien eersten vijver rijden; Lies hoefde heelemaal niet op hem te passen, volstrekt njet noodig hoor, hij was alleen mans genoeg, en nu ging hij in zijn eentje heelemaal achteraan rijden, waar je die halelijken groenen mantel van Lies niet meer zag. En aan 't eind van de baan vond hij Hans en Jo en Willie, allemaal jongens uit zijn klas, en samen gingen ze krijgertje spelen in een hoek, waar maar weinig an dere menschen reden. „Choeoladereepen! Fijne chocolade!" Rolf stond weer bij de aanbindplaats en weer stampte hij zijn schaatsen recht. De andere jongens waren naar huis gegaan, en alleen krijgertje spelen ging nu eenmaal niet. O, wat waren zijn enkels moe, net of ze door zouden breken, en wat werd het koud op do baan! Al kroop je ook nog zoo diep weg in je kraag, 't was net of de wind overal doorheen blies. Kom, hij zou Lies gaan zoeken, en dan vragen of ze meeging naar huis. Daar kwam ze juist aan. Maar ze reed Rolf voorbij zonder hem te zien, en aan den man hij de open doos hoor de Rolf haar om een chocolareep vragen. Met de reep in haar hand gleed ze weer weg. En ze mochten geen lekkers koopen! Va der had het nog zóó gezegd! Rolf voelde opeens niets meer van den vinnigen wind. Nou, maar als Lies dan toch chocola kocht, dan kon hij 't ook wel doen! Hij had zijn centen nog, nog alle zeven! Ze hoefden er immers thuis niets van te zeggen! „Fijne choeoladereepen!" „Nee, hij zou géén chocola koopen! 't mocht niet van vader, en hij zou 't niet doen ook. Maar van Lies was 't gemeen, dat stond vast, en dat zou hij haar zeg gen ook. Rolf keek naar den kant en daar... daar zag hij vader aankomen. „Vader! Vader!" schreeuwde hij, en hij zwaaide met zijn armen in de lucht. Ja, vader zag hem al en kwam naar hem toeloopen. Rolf begreep zelf niet waarom hij 't opeens zoo bizonder prettig vond, vaders gezicht daar zoo vlak bij te zien. „Dag beste jongen, gaat het goed en heb je prettig gereden? Waar is Lies?" „Daar komt ze al aan, tusschen die men schen daar, ziet u wel?" Met wijd uitgespreide armen kwam Lies up vader toeglijden. „Komt u ook wat meerijden vader? 't Is zóó fijn!" „Nee hoor, ik kom Jullie halen, 't Wordt te koud op het ijs." „Ik heb 't niets koud; mag ik nog even leen klein eindje rondrijden, vader, dan kunt u zien of 't goed gaat." „Gauw dan maar wat." Daar reed Lies, met ferme lange slagen, en weer keek Rolf haar na. Kon hij 'tmaar zoo! „Mooi hoor kindje, je leert het uitste kend; nu gauw de schaatsen afbinden!" En terwijl ze allebei gebukt stonden om de schaatsriemen los te maken, vroeg va der of Rolf ook zoo flink reed. „Net zoo mooi als Liesje?" „Hij? Hij kan er nog niets van!" viel Lies uit, „hij valt wel honderd keer en hij rijdt zoo krom als 'n hoepel en elk oogen- blik heeft hij wat aan z'n schaatsen te za niken." Rolf stond opeens rechtop. Hij schopte zijn schaatsen uit en stampte op het ijs en woedend riep hij: „En jij! Jij koopt stilletjes chocola, ik heb 't zelf gezien, en vader had nog zóó gezegd dat we geen lekkers moch ten koopen!" Nauwelijks had hij 't gezegd, of zijn gezicht werd vuurrood. Zwijgend bukte hij zich om zijn schaatsen op te ra pen. Nu had hij Lies verklikt; dat was vreeselijk. Had hij zich maar stil ge houden! Niemand zei iets, en vader keek van den een naar de ander, iets verwondords in zijn gezicht. Toen wandelden ze naar huis, vader in 't midden. Lies met haar puntig neusje nog hooger in de lucht dan gewoonlijk, Rolf stil voor zich op den grond kijkend. O, hij had zoo 't land, hij vond 't zoo ellendig dat hij Lies verklikt had, en zijn voeten de den hem zoo'n pijn en 't was zoo koud Daar wTaren ze thuis. Vader stak den sleutel in 't slot en deed de voordeur open. Met de jassen nog aan liepen ze door naar de huiskamer, waar moeder bij de theeta fel stond om warme kopjes thee in te schenken. „En... hebben jullie veel pret gehad?" Niemand gaf antwoord, en toen moeder even omkeek, zag ze twee gedichten op storm staan. „Daar!" zei Lies, en ze haalde een hand vol centen uit haar mantelzak en gooide ze op de tafel, zoo wild, dat er een paar op den grond rolden, maar niemand bukte zich om ze op te rapen. „Daar zijn ze nog, nog zes heb ik er over van de negen die vader me gaf. 'k Heb er heelemaal geen lekkers voor gekocht. Die reep, die ik kocht, die was voor Toosje, die mocht wel 'chocola koopen, en ik ging 't voor haar aan den man vragen omdat ze 't zelf niet goed durfde. Maarmaaren Lies stokte even, „maar 't was erg flauw van me om to zeggen dat Rolf niet goed rijden kon, hij doet 't heelemaal zoo erg slecht niet en als je graag wilt zal ik morgen den heelcn middag baantjes met je rijden, Rolf." Do tranen waren Rolf in de oogen ge sprongen, maar toch voelde hij opeens een heel groote blijheid om wat Lies nu gezegd had, en al wist hij niet dadelijk een ant woord te bedenken, toch had hij 't gevoel dat alles nu weer in orde was. „Kijk eens wat ik daar in mijn jaszak vind?" vroeg vader vroolijk, en hij hield twee chocola-reepen in de hoogte, „ik had ze daarstraks al gekocht om ze jullie op 't ijs te geven, maar door al die schokkende gebeurtenissen heb ik er niet meer aan gedacht." Toen sloeg Rolf allebei zijn armen stevig om vaders hals, en zonder dat iemand het merkte, veegde hij gauw zijn tranon aan vaders schouder af. (Uit: „Ons Eigen Tlj(lschriftw4i

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1932 | | pagina 20