(Mibrf
„DE WITTE"
THEE COMPLET
Gebruikt nu
Uw GESOIGNEERDE
a 60 CENT
VAN 21/2-51/2
10 JAAR
GARANTIE
[J.W.v. Achterbergh
AFSCHEID
DRIE GESTORVENEN
SHAW'S NIEUWE STUK
Too True To Be Good
OP HET HEERLIJKE TERRAS VAN
FAUTEUILS
Firma
WESTSINGEL 10-13
door
H. G. CANNEGIETER.
De mailboot vertrekt en de achterblijven
den wuiven haar na. Hier een jonge man,
ginds een jong meisje. Ze trachten eikaars
blikken vast te houden. Zelfs als de oogen
elkaar niet meer zien, turen ze door in el-
kaars richting. Gedachtekracht concen
treert zich op hetgeen ze nu in tastbaren
vorm moeten missen. Het is grootsch, dit
spannende spel, deze wisselwerking tus-
schen twee plotseling van elkander ge
scheurde helften, die in den vervolge op
zelfstandige eenzaamheid zullen zijn aan
gewezen.
Ze willen elkaar vasthouden, ook nu ze
gescheiden zijn. Want ze behooren bij
een. De breuk is slechts tijdelijk. Na zes
jaar zullen ze hereenigd elkander terug
vinden.
Zes jaar is een korte tijd. Jacob diende
om Rachel zeven jaren en die waren in
zijn oogen als eenige dagen, omdat hij
haar liefhad.
Zes jaar Is een lange tijd. Want om de
zeven jaar zegt men, verandert de mensch.
En zal hij in zes jaar dezelfde gebleven
zijn'?
Dit is de tragiek van elk afscheid: dat
men hoopt dezelfde te blijven, maar inner
lijk weet, dat men als een ander terug-
keeren zal. De mensch is geen edelsteen,
welken men hier of daar opbergt, het doet
e'r niet toe, waar, maar overal zal men
hem in denzelfden 6taat weder te voor
schijn halen. De mensch is een organisme,
met tienduizenden draden aan zijn omge
ving gehecht en aan die omgeving gebon
den. Verandert die omgeving, dan veran
dert hij mee
De mensch is als een gewas, dat men
verplant. Doet het er niet toe, of het plant
je in nieuwe aarde komt, het zand ruilt
voor klei, de schaduw voor zon? Het wordt
door verplanting vaak een geheel nieuw
gewas.
De mensch is al6 een sprinkhaan, wiens
uiterlijk zich voegt naar de plek, waar hij
leeft; hier lijkt hij een stokje, daar een
stuk boombast en ginds weer een blad. Als
een kameleon, wiens kleur wisselt met
de kleur van zijn schuilplaats.
Aan dergelijke vormverandering ont
komt ook de zelfstandigste niet. Stug is
vaak de strijddien men om 't behoud der
persoonlijkheid voert. Ja, als de mensch
een vreemd' voorwerp was in 't groote
heelal, als hij stond buiten 't verband van
de overige schepping. Maar hij maakt
6lechts een deel uit, een bestanddeel, voort
durend door menging zich vormend. In
vloeden ondergaat hij, op prikkels reageert
hij, meoningen, gevoelens en neigingen
neemt hij in zich op.
Evenzoogoed als een kluit wordt hij
deel van het land, met die kluit zal hij
verregenen, verstuiven, nieuwe verbin
dingen aangaan, oude bestanddeelcn uit-
stooten. O, de waan van het onverander
lijk zichzelf gelijk blijven! De illusie van
het ongerept elkander weerom zien!
Dit is de tragiek van het afscheid, dat
men onder alle beloften en alle verwach
tingen beseft, dat elk afscheid is: een af
scheid voor goed. Als men elkander terug
vindt, zal men een nieuwe verbintenis tus-
6chen twee nieuwe menschen moeten tot
6tand brengen. Misschien een betere ver
bintenis, een mooiere, een hechtere,
maar een andere dan toch. Misschien zal
men elkaar niet meer herkennen in de
hernieuwde gestalte. Men zal zich afvra
gen, verwonderd, wat men zes jaar gele
den toch in elkander gevonden heeft. Men
voe'lt zich vervreemd, volkomen vervreemd
van elkaar.
Wazig is reeds de omtrek van de boot in
de verte. De jonge man staakt het turen
en keert met triesten stap huiswaarts. Hij
gaat eenzaam het leven in, het Holland-
€cbe leven; zijn arbeid hervat hij en zijn
dagelijk6ch verkeer zet hij voort. Met het
6tof, dat zijn kleeren indringt, met de
lucht, die hij inademt, met het voedsel,
dat hij eet, zal hij de geestelijke 6fecr van
zijn land tot zich nemen. Zes maal drie
honderd vijf en zestig dagen zal hij zich
met eenzelfden kost voeden.
En zij zal daarginds nieuw ongekend
voedsel leeren gebruiken. Nu, op de boot
reeds, in dit eigenaardig milieu, deze com
pacte kolonie tu6schen de wijde vaagheid
van zee en hemel voelt ze, dat ze iets
>an zichzelf te verdedigen heeft tegen het
vreemde, dat het eigene verdringen wil.
Zes jaar lang zal, gelijk de branding
knabbelt aan de kust, de nieuwe sfeer op
haar binnenste inwerken en veel van het
oude zal afslijten onder dien prikkelenden
invloed.
16 niet elk afscheid een afscheid voor
goed?
Van Eeden, Quérido en
L. Simons
Onverbiddelijk eischt de dood ze één voor
één op: Emants, Couperus, Gorter, Heyer-
raans, Adama van Scheltema, en nu, kort
na elkaar: Van Eeden, Qucrido, L. Simons.
Wat vooral smartelijk treft, wanneer ge op
het einde dezer levens staart, is de een
zaamheid. Elk dezer begaafde mannen
scheen door het gewoel der wereld, door
den strijd der jongere krachten, door den
heftigen haast der evolutie gevoerd te zijn
op een eiland, geworpen op een verlaten
kust, waar ze wel niet als schipbreukelin
gen vertwijfeld naast een hoopje wrakhout
zaten, maar waar ze toch buiten de bran
ding stonden van het allerjongste getij, en
waar hun lichtelijk de atmosfeer omhing
voor den alleen-gelatenen. Dit ondervonden
zelfs diegenen onder hen wier leven-en-werk
triomfantelijk gesteund had op do kame
raadschap dor massa: Gorter, Ilcyermans,
Scheltema, en ten deele ook Qucrido. Al
jaren vóór hun heengaan was het rondom
Gorter en Scheltema niets dan stilte en
eenzaamheid. Heycrmans stierf aan lee-
go zalen en deurwaarders-exploiten, en
zoojuist is, bij de begrafenis van Querido,
terecht gevraagd waar het Jordaansche volk
bleef welks leven hij voor altijd groot heeft
uitgebeeld. Vooral Van Eeden is gedu
rende zijn laatste levensjaren het slacht
offer geworden van vele openlijke en be
dekte aanvallen op zijn persoon en zijn
werk, en deze aanvallen culmineerden
tenslotte, zooals men weet, in het krank
zinnige, zware boek van Dr. Kalff. Wan
neer ge dezen geleerde gelooven moet, dan
heeft God-de-IIeer zich met zijn arm men-
schenkind Frederik van Eeden leelijk ver
gist. Niets heeft hij, Van Eeden, ooit goed
gedaan; alles is hem mislukt: hij was
een half mensch en een half kunstenaar, en
op zijn zestigste jaar kon hij slechts terug
kijken op een stellig veel bewogen en ar
beidzaam, maar niettemin rampzalig
vruchteloos leven. Intusschen schreef
diezelfde Dr. Kalff toch maar een verhan
deling over hem van vijfhonderd-cn-zoovcel
reuzen-bladzijden: dat pleegt men niet
te doen over een onbeteekenend en mislukt
mensch En Van Eeden's werken liggen
vóór ons in lange rijen: verzenbundels, stu
dies, romans, tooneelspclen, een ontzag
wekkend oeuvre dat druk op druk beleefde
en daarenboven veelvuldig in andere talen
werd overgezet. Van Eeden heeft warme
vrienden gehad en kei-harde vijanden;
reeds het geslacht dat nog heel jong was
toen hij in zijn beste jaren stond, heeft hem
beurtelings vereerd en verguisd. Toen wij
pas tot geestelijke ontwapening groeiden,
bewonderden wij niet alleen met stillo ver
rukking „De kleine Johanncs", maar
met „Ellen' liepen wij een tijdlang in de
binnenzak van ons jasje als een pastoor
met zijn brevier; „Lioba" gaven we
heimelijk cadeau aan onze eerste bemin
den, en in de eenzaamheid der late avond
uren zaten we gebogen over „Het lied van
Schijn en Wezen" om er de schoonheid en
wijsheid uit te putten wanneer ons hart
zoo gretig openstond. Wij beminden en be
wonderen Van Eeden omdat (hierin ligt de
bron onzer vercering voor èlk kunstenaar)
hij ons in zijne arbeid cene menschelijkheid
veropenbaarde die wij duidelijk verwant ge
voelden aan de eigene. We zagen in Van
Eeden's werk onze diepste, nog onbewuste
innerlijkheid als 't ware lós van onszelf en
tégenover ons zelf geplaatst: wc konden
het van buitenaf beschouwen en beoor-
deelen, en toen aldus het bewustzijn
omtrent den aard tüer innerlijkheid in ons
gegroeid was, moesten wij het onmiddel
lijkals een angstige onzuiverheid ver
werpen. Natuurlijk verwierpen we toen al
leen Van Eedon en niet ons zelf, maar in
tusschen had hij ons geréd, en wij verga
ten de bijna roekcloozc eerlijkheid to be
wonderen waarmede ook hij zelf groeide
van het eene levensstadium tot hot andere,
de oude schepen achtpr zich durfde ver
branden om, zonder uitzicht op een terug
keer, nieuw geestelijk terrein te veroveren.
Van Eedon is onder do tachtigers de wor
stelende geweest, en in die worsteling
veroverde hij groote geestelijke winst voor
t geheele geslacht waartoe hij behoorde, en
óók voor de jongeren. Aan hem voltrok zich
pijnlijk het noodlot, dat typeerend van on
zen haastigen tijd is'fen waarvan Hcnricttc
Roland Ilolst getuigt wanneer zij in haar
lyrisch drama „Kinderen van dezen tijd"
het koor der jongeren laat zeggen:
We vergaten dat we al wat we waren,
al wat we wisten en al wat wo konden,
dankte aan do vaders, dat hun werk
en hun daad,
het voedsel hadden bereid voor onze
monden,
opgeworpen de dammen waar dit
geslacht op staat.
Querido is in het algemeen geestelijk le
ven van Holland stellig niet zulk een groote
kracht geweest als Van Eeden; zijne men
schelijkheid was veel beperkter, zijne kri
tiek en literatuurbeschouwing openden
geen nieuwe inzichten, zijne arbeid miste
te dikwijls een element van verfijning en
edele verdieping; maar in de geschiede
nis van het moderne Hollandsch realisme
zal zijn epos „De J o r d a a n" steeds een
werk blijven van zeer ongemeene betecke-
nis. Hier greep Qucrido het leven van Hol
lands hoofdstad onmiddellijk en zeker in de
kern van zijn bestaan en beurde het op tot
waar het, doorzichtig en verklaard, op de
grenzen lag van het tijdclooze. Dit was niet
het benepen, eenzijdig realisme waarvoor
het later is uitgemaakt; het was niet
een zorgvuldig waarnemen en weergeven
van uiterlijkheden, die daarbij.... uiterlijk
heden bleven, aardige, kleurige, vriende
lijkealles wat ge wilt, maar toch op-
zich-zelf-staandc, zonder onderling verband
begrepen inslantenéctjes van wereld en
menschcnloven. Neen, de romankunst van
Querido was wel-waarlijk een dóórtasten
tot op een maar-innerlijko en durende wer
kelijkheid, een doorschouwen tot op een
diepere, blijvender waarheid. De geweldige
Shaw blijft een roode lap
tegenover de critici
stieren
Malvern is midden in den luister van
zijn jaarlijksch tooneelfecst. Dit feest
viert thans zijn derden verjaardag. Het
begon in 1929 op initiatief van Sir Barry
Jackson, leider van den bekenden reper
toire-schouwburg in Birmingham, bewon
deraar van Bernard Shaw en bevorde
raar van het beste en duurzaamste En-
gelschc tooneel. Malvern is een kleine en
schoonc stad in Worcestershire, gebouwd
op zijn best en midden in een gebied, dat
wemelt in de namen van zijn dorpen en
steden van de belangrijkste historische as
sociaties, Stratford, Gloucester, Warwick,
Shrewsbury. Het eerste festival, dat
van 1929, was geheel gewijd aan het werk
van Bernard Shaw, die van het begin af
in den geest aan de onderneming verbon
den is geweest. In de oorkonde van de
instelling der feesten werd Shaw er mee
vereenzelvigd. Een exclusief Shaw-fe6tival
is het niet gebleven en mocht het ook niet
blijven. Maar tot heden is er geen Mal-
vern-tooncelfeest voorbij gegaan zonder dat
voorbeelden van het werk van den grooten
Ierschen schrijver er werden getoond.
Shaw heeft opgehouden aan het West-
End van Londen de primeur te geven van
zijn stukken. Men zal zich herinneren, dat
The Applecart (in het Nederlandsch „De
Keizer vaan Amerika" geheetcn) zijn eer
ste opvoering kreeg in Warschau. In En
geland kregen eerst de bezoekers van Mal
vern het te zien. Het nieuwste product van
Shaw's geest, Too True To Be Good, ging
reeds een paar maanden geleden ook het
eerste op vreemden grond, ditmaal dien
van Boston in de Vereenigde Staten. En
nu is het in den kleinen, maar reinen en
telkenjarc met de bloemen en rozen van
de omgeving versierden schouwburg van
Malvern opgevoerd. Londen moet wach
ten. De critici der Londcnsche bladen kon
den echter niet wachten en werden Zater
dagochtend met veel misbaar per vliegtuig
naar de heuvels van Malvern vervoerd, om
de première, die een matinée was, te kun
nen bijwonen. Het snelle vliegtuig was niet
snel genoeg en publiek en spelers moes
ten in spanning en moeilijk 1c verdragen
hitte wachten tot de .tooneel-experts uit
Londen in hun zetels zouden zijn aan
gekomen. Daar gingen drie kwartier mee
heen. Het was een vervelend begin van het
grootste tooncelevenement van het jaar, dat
de humeuren van spelers en auditorium
bedierf en waarvan het effect eerst halver
wege de vertooning was weggesleten.
Shaw zelf heeft zijn nieuw stuk gcquali-
ficcerd als een verzameling tooneelprec-
ken. Al zijn stukken zijn tot. heden prce-
ken, in het bijzonder zedopreken, geweest.
In Too True To Be Good, dat meer dra
matische hutspot is dan een vorig werk,
zijn de preeken verscheiden en veel. De
ovcrheerschende moraal is, naar de schrij
ver heeft verklaard in aanteekeningen
voor het program, de verleidingen aan te
geven, welke jonge menschen gedurende
den grooten ooi-log ontmoetten, toen de
gansche mannelijke bevolking van oorlogs-
dienstvaardigen leeftijd gedwongen werd
naar de loopgraven te gaan en groote scha
ren vrouwen zich vrijwillig aanmeldden
voor dienst aan het front. De zeden van
den tijd werden er, volgens deze aanteeke
ningen, veel heviger en veel meer algemeen
door aangetast dan ooit het geval is ge
weest in het verleden, toen oorlogen werden
gevoerd door beroepslegers. In het nieu
we stuk veroordeelt Shaw de na-ons-de-
zondvloed-stcmming, welke zich van het
opkomend geslacht meester maakte, een
stemming, welke nog niet geheel was uit
gewerkt, toen de wereld economisch in het
ongereede geraakte, om haar weer nieuw
leven te geven.
Zoo geeft de spiegel, welke de schrijver
zijn publiek voorhoudt, een beeld van de
samenleving, niet alleen in en onmiddellijk
na den oorlog, maar ook in dezen tijd, die
onder den invloed van de algemeenc be-
staansonzokerheid tennaastenbij dezelfde
buitensporigheden laat zien als die van tien
en vijftien jaar geleden.
Het spel is niet alleen een verzameling
preeken, maar ook een verzameling gees
tigheden, zoofes Shaw ze kan opdienen, en
een verzameling buitengewoon flauwe mop
pen, die Shaw nooit beneden zich heeft ge
acht. De woordkeus in zijn preeken is als
steeds subliem. En dit alleen moet het stuk
al succes verzekeren. Het geheel is minder
samenhangend dan de hutspot, waarmede
dit nieuwe werk van een der geniaalsten
wat oneerbiedig hierboven is vergeleken.
De kritiek is (men zou bijna kunnen zeg
gen als steeds) erg onvriendelijk geweest
Shaw blijft een roode lap voor de critici-
stieren, wier onmacht echter tegenover
Shaw's succes spreekwooi'delijk is gewor
den.
Dc voorstelling begint met een meisje,
Mops, die mazelen heeft en in haar slaap
kamer wordt bezocht door een oud-ver
pleegster (Sweetie geheeten) en een domi-
né-oud-veldprediker Popsy. liet is een ama-
tcur-inbrekerspaar. Mops is echter ondanks
haar ziek zijn niet voor een klein geruchtje
vervaard en het parelsnoer, dat de indrin
gers hadden willen bemachtigen, is bij haar
best beschermd. Mops bokst het tweetal te
gen den grond, maar het avontuur wakkert
lust naar meer avontuur in haar aan. Zij
zal haar parelsnoer' verkoopen en met
Sweetie en Popsy mee op avontuur gaan,
teneinde te ontkomen aan de conventie en
het fatsoen, dat haar moeder als andere
moeders verpersoonlijkt. Dc verklaring voor
haar verdwijning is, dat roovci's haar heb
ben weggevoerd Mops wordt verliefd op
den gcntlcman-dicf, hetgeen Sweetie, die
van verandering houdt en door die veran
dering de atmosfeer van de wittebroodswe
ken haar leven lang wcnscht te behouden,
koud laat. Het drietal raaki verzeild op een
interessant stuik kust van rotsen en palmen
en zon, een kust van Marokko misschien.
Zij praten er veel en druk over moraal en
Einstein, over kleeren en liefde, over oor
log en religie. Er gebeurt weinig meer.
Shaw is altijd in zijn werk de verguizer
geweest van den regel, dat tooneel actie
moet hebben. Het tooneel is hier meer dan
ooit een podium voor hem, waar gemorali
seerd, gekenschetst en gespot wordt. De
conversatie, met de peroratie als sloteffect,
bcheerscht en draagt het stuk. Wij hooren
dat de Britsche regeering een expeditie, een
straf-expeditie, heeft uitgezonden. Ze staat
onder bevel van kolonel Tallboys, van de
militaire figuur die wordt bewonderd, of
waarvoor bewondering wordt gevraagd.
Maar de militaire eigenschappen van den
kolonel zijn tot het rijzig uiterlijk beperkt.
Een van zijn soldaten, Meek geheeten, be
reddert de zaken en bereikt het doel der
expeditie. Meek is commandant en Tallboys
krijgt de onderscheiding. Men moet aan
Lawrence of Arabia denken, den vriend en
naamgenoot van den schrijver, die in den
oorlog dc Arabieren eerst voor Engeland
won en hen daarna aanvoerde in de over
winning tegen de Turken.
Het succes van de expeditie wordt overi
gens verzekerd door Mops zelf, die met
haar gezellen het kamp betreedt van de
legermacht, die haar uit de handen van
niot-bestaande roovers moest redden. En
dit is nu werkelijk al het gebeuren. In het.
laatste bedrijf verschijnt een kluizenaar, die
het verdwijnende geslacht voorstelt en
klaagt dat zijn leer van de lotsbeschikking
tegen Êinstein evenmin bestand is gebleken
al6 de muren van Jericho bestand waren
togen liet geluid der trompetten. In dat be
drijf komt ook een sergeant, die zweert bij
Bunyan en die overtuigd is, dat Bunyan's
vuur de6 hemels zich zal openbaren in den
volgenden oorlog. Aan den dominee-inbre
ker van het begin (vertolkt door Cedric
Hardwicke, die ook de hoofdrol vervulde
in The Applecart) wordt echter overgelaten
in een lang slotwoord te getuigen van de
ontsteltenis, welke het geslacht van na den
oorlog heeft aangegrepen.
Dit geeft u althans een idee van het
nieuwste geestesproduct van Bernard Shaw
waarin de schrijver veel veroordeeld heeft
en veel gespot en alles afgebroken, zonder
echter leiding te geven aan al die dwalende
zielen, die in dit werk iets of veel van zich
zelf terugvinden. Als sleeds brengt dc schrij
ver met clownerie verlichting in de ontzet
ting, welke hij opdischt
massa zijner meest-uiteenloopendo men-
schcn-types werd bijeengehouden door een
geheimzinnigen, maar onverbreekbaren
band; geen oogenblik verlaat den lezer
het besef, dat al deze veelsoortige levensui
tingen ontspringen aan dezelfde bron, wor
telen in dezelfde onverwoestbaro kern, en
dit voortdurend gevoel van bijeenbehooren
geeft een merkwaardig perspectief, niet al-,
leen aan het bestaan van de massa als
massa, maar ook aan het bestaan van elk
individu afzonderlijk. Zoo was met „Do Jor-
daan" inderdaad een grootsch epos gescha
pen, dat, fel en zon-open, Amsterdam het
spiegelbeeld voorhield van zijn eigen be-<
staan. Merkwaardig was het ook hoe do
deelen van dat machtige werk, zooals zo
achtereenvolgens verschenen, steeds groei-,
den in schoonhoid, in kracht en diepte van
uitbeelding. Het tweede deel („V an Nes
en Zeedijk") was reeds dadelijk nog
grootscher, nog wcidscher, nog verbluffen-
der van levens-visie en van taalmacht dan
het eerste, en deze schoone groei heeft zich
over het cultuur-historisch belangrijke
„M anus Peet" op glorieuse wijzo voort
gezet in het vierde deel „Mooie Karel'\
Querido heeft te veel geschreven, móest to
veel schrijven misschien, maar in „D e
J o r d a a n" heeft hij de Ncderlandschc li
teratuur uit het begin van deze eeuw voor
immer met een meesterwerk verrijkt.
Leo Simons, de stichter van „De Wereld
bibliotheek", is een knap gcleerdo geweest,
maar een geleerde zooals er thans slechts
weinigen onder ons leven: bij een hoofd vol
gedegen kennis bezat hij de gevoeligheid, do
spontaneïteit, hét warm-kloppendc hart van
den kunstenaar. Toen ik hem de laatste
keeren ontmoette en hij zich reeds uit do
directe leiding der „Wereldbibliotheek" had
teruggetrokken, hing er, naar ik mij ver
beeldde, ook om hém iets van vereenza
ming, maar deze deed niet smartelijk'
aan, zooals bij Van Eeden en Querido.
Simons werkte onvermoeid voort in vroug-
digen ijver en misschien droeg hij diep-
innerlijk wel het besef mede dat hij in do
laatste zijner jaren bezig was zijn levens
werk to scheppen. Het is de geschiedenis
van het drama en het tooneel, waarvan het
vijfde en laatste deel dezer dagen van de
pers kwam zonder dat de schrijver zelf het
voltooid voor zich zag. In bijna 700 bladzij
den geeft het de historie der theater-kunst
(vooral van do toonecl-schrijfkunst) gedu
rende de laatste halve eeuw, cn het is in
een kort bestek als dit eenvoudig onmo
gelijk om den rijken inhoud er van volle
dig naar voren te brengen. Iedere dramati
sche uiting van eenige beteekenis wordt
hier, in verband met de geheele ontwikke
ling van het tooneel, besproken en tocge-.
licht, en ge vindt slagrako karakteris
tieken van de vele richtingen, stroomingen
en afzonderlijke schrijvers uit alle cultuur
landen van Europa. Ook in het buitenland
ken ik op dit gebied geen werk van dezen
omvang cn van deze gelegenheid; het is
verre te verkiezen boven de beroemde voor
lezingen van Freyhan, boven Rudolf
Franks „Moderne Theater" en zelfs boven
Bab's „Theater der Gegenwart." Met het
laatste werk zou het nog het best te ver
gelijken zijn, maar Simons kent, gelukkig,
niet het ingewikkelde, dorre en abstracte
geredeneer van den Duitschen geleerde,
er is bij hem geen weidsch vertoon van
gcleerdigheid, geen opzettelijk streven naar
volledig-zijn, ge bespeurt niets van de
angstige worstelingen der wetenschappelij
ke akribcio, maar toch staat go ver
bluft over zijn enorme kennis en belezen
heid, en vooral: door elk zijner volzinnen
voelt go de liefde voor het tooneel kloppen
als een levende en leven-wekkende kracht.
Een boek, dat, ook als nasla-work, door
niemand gemist kan worden die belang
stelt in het theater, een kostbare pos-
thumc gave van een knap man, een hard
werker, een edel mensch.
HERMAN POORT.
GOEDE ONTVANGST GERAPPORTEERD.
Volgens een uit Nieuw-Zeeland ontvangen
brief is de zender van Langenberg aldaar
duidelijk te hooren zonder de minste fa-
ding-verschijnsclen. Dc geluidssterkte is bij
de muziek zeer goed en bij de gesproken ge
deelten toch altijd nog voldoende om den
spreker te verstaan. De afstand, welke door
dc radiogolven is overbrugd, bedraagt meer
dan 11000 mijl.
OMROEPSTER BENOEMD VOOR
RADIO-LUXEMBURG.
Een jonge Duitschc, die uitstekend
Fransch en Engelsch spreekt, is aangesteld
als omroepster van den zender Radio-Lu-
xembui'g, die binnenkort met zijn proef
zendingen zal beginnen-