(Mibrf „DE WITTE" THEE COMPLET Gebruikt nu Uw GESOIGNEERDE a 60 CENT VAN 21/2-51/2 10 JAAR GARANTIE [J.W.v. Achterbergh AFSCHEID DRIE GESTORVENEN SHAW'S NIEUWE STUK Too True To Be Good OP HET HEERLIJKE TERRAS VAN FAUTEUILS Firma WESTSINGEL 10-13 door H. G. CANNEGIETER. De mailboot vertrekt en de achterblijven den wuiven haar na. Hier een jonge man, ginds een jong meisje. Ze trachten eikaars blikken vast te houden. Zelfs als de oogen elkaar niet meer zien, turen ze door in el- kaars richting. Gedachtekracht concen treert zich op hetgeen ze nu in tastbaren vorm moeten missen. Het is grootsch, dit spannende spel, deze wisselwerking tus- schen twee plotseling van elkander ge scheurde helften, die in den vervolge op zelfstandige eenzaamheid zullen zijn aan gewezen. Ze willen elkaar vasthouden, ook nu ze gescheiden zijn. Want ze behooren bij een. De breuk is slechts tijdelijk. Na zes jaar zullen ze hereenigd elkander terug vinden. Zes jaar is een korte tijd. Jacob diende om Rachel zeven jaren en die waren in zijn oogen als eenige dagen, omdat hij haar liefhad. Zes jaar Is een lange tijd. Want om de zeven jaar zegt men, verandert de mensch. En zal hij in zes jaar dezelfde gebleven zijn'? Dit is de tragiek van elk afscheid: dat men hoopt dezelfde te blijven, maar inner lijk weet, dat men als een ander terug- keeren zal. De mensch is geen edelsteen, welken men hier of daar opbergt, het doet e'r niet toe, waar, maar overal zal men hem in denzelfden 6taat weder te voor schijn halen. De mensch is een organisme, met tienduizenden draden aan zijn omge ving gehecht en aan die omgeving gebon den. Verandert die omgeving, dan veran dert hij mee De mensch is als een gewas, dat men verplant. Doet het er niet toe, of het plant je in nieuwe aarde komt, het zand ruilt voor klei, de schaduw voor zon? Het wordt door verplanting vaak een geheel nieuw gewas. De mensch is al6 een sprinkhaan, wiens uiterlijk zich voegt naar de plek, waar hij leeft; hier lijkt hij een stokje, daar een stuk boombast en ginds weer een blad. Als een kameleon, wiens kleur wisselt met de kleur van zijn schuilplaats. Aan dergelijke vormverandering ont komt ook de zelfstandigste niet. Stug is vaak de strijddien men om 't behoud der persoonlijkheid voert. Ja, als de mensch een vreemd' voorwerp was in 't groote heelal, als hij stond buiten 't verband van de overige schepping. Maar hij maakt 6lechts een deel uit, een bestanddeel, voort durend door menging zich vormend. In vloeden ondergaat hij, op prikkels reageert hij, meoningen, gevoelens en neigingen neemt hij in zich op. Evenzoogoed als een kluit wordt hij deel van het land, met die kluit zal hij verregenen, verstuiven, nieuwe verbin dingen aangaan, oude bestanddeelcn uit- stooten. O, de waan van het onverander lijk zichzelf gelijk blijven! De illusie van het ongerept elkander weerom zien! Dit is de tragiek van het afscheid, dat men onder alle beloften en alle verwach tingen beseft, dat elk afscheid is: een af scheid voor goed. Als men elkander terug vindt, zal men een nieuwe verbintenis tus- 6chen twee nieuwe menschen moeten tot 6tand brengen. Misschien een betere ver bintenis, een mooiere, een hechtere, maar een andere dan toch. Misschien zal men elkaar niet meer herkennen in de hernieuwde gestalte. Men zal zich afvra gen, verwonderd, wat men zes jaar gele den toch in elkander gevonden heeft. Men voe'lt zich vervreemd, volkomen vervreemd van elkaar. Wazig is reeds de omtrek van de boot in de verte. De jonge man staakt het turen en keert met triesten stap huiswaarts. Hij gaat eenzaam het leven in, het Holland- €cbe leven; zijn arbeid hervat hij en zijn dagelijk6ch verkeer zet hij voort. Met het 6tof, dat zijn kleeren indringt, met de lucht, die hij inademt, met het voedsel, dat hij eet, zal hij de geestelijke 6fecr van zijn land tot zich nemen. Zes maal drie honderd vijf en zestig dagen zal hij zich met eenzelfden kost voeden. En zij zal daarginds nieuw ongekend voedsel leeren gebruiken. Nu, op de boot reeds, in dit eigenaardig milieu, deze com pacte kolonie tu6schen de wijde vaagheid van zee en hemel voelt ze, dat ze iets >an zichzelf te verdedigen heeft tegen het vreemde, dat het eigene verdringen wil. Zes jaar lang zal, gelijk de branding knabbelt aan de kust, de nieuwe sfeer op haar binnenste inwerken en veel van het oude zal afslijten onder dien prikkelenden invloed. 16 niet elk afscheid een afscheid voor goed? Van Eeden, Quérido en L. Simons Onverbiddelijk eischt de dood ze één voor één op: Emants, Couperus, Gorter, Heyer- raans, Adama van Scheltema, en nu, kort na elkaar: Van Eeden, Qucrido, L. Simons. Wat vooral smartelijk treft, wanneer ge op het einde dezer levens staart, is de een zaamheid. Elk dezer begaafde mannen scheen door het gewoel der wereld, door den strijd der jongere krachten, door den heftigen haast der evolutie gevoerd te zijn op een eiland, geworpen op een verlaten kust, waar ze wel niet als schipbreukelin gen vertwijfeld naast een hoopje wrakhout zaten, maar waar ze toch buiten de bran ding stonden van het allerjongste getij, en waar hun lichtelijk de atmosfeer omhing voor den alleen-gelatenen. Dit ondervonden zelfs diegenen onder hen wier leven-en-werk triomfantelijk gesteund had op do kame raadschap dor massa: Gorter, Ilcyermans, Scheltema, en ten deele ook Qucrido. Al jaren vóór hun heengaan was het rondom Gorter en Scheltema niets dan stilte en eenzaamheid. Heycrmans stierf aan lee- go zalen en deurwaarders-exploiten, en zoojuist is, bij de begrafenis van Querido, terecht gevraagd waar het Jordaansche volk bleef welks leven hij voor altijd groot heeft uitgebeeld. Vooral Van Eeden is gedu rende zijn laatste levensjaren het slacht offer geworden van vele openlijke en be dekte aanvallen op zijn persoon en zijn werk, en deze aanvallen culmineerden tenslotte, zooals men weet, in het krank zinnige, zware boek van Dr. Kalff. Wan neer ge dezen geleerde gelooven moet, dan heeft God-de-IIeer zich met zijn arm men- schenkind Frederik van Eeden leelijk ver gist. Niets heeft hij, Van Eeden, ooit goed gedaan; alles is hem mislukt: hij was een half mensch en een half kunstenaar, en op zijn zestigste jaar kon hij slechts terug kijken op een stellig veel bewogen en ar beidzaam, maar niettemin rampzalig vruchteloos leven. Intusschen schreef diezelfde Dr. Kalff toch maar een verhan deling over hem van vijfhonderd-cn-zoovcel reuzen-bladzijden: dat pleegt men niet te doen over een onbeteekenend en mislukt mensch En Van Eeden's werken liggen vóór ons in lange rijen: verzenbundels, stu dies, romans, tooneelspclen, een ontzag wekkend oeuvre dat druk op druk beleefde en daarenboven veelvuldig in andere talen werd overgezet. Van Eeden heeft warme vrienden gehad en kei-harde vijanden; reeds het geslacht dat nog heel jong was toen hij in zijn beste jaren stond, heeft hem beurtelings vereerd en verguisd. Toen wij pas tot geestelijke ontwapening groeiden, bewonderden wij niet alleen met stillo ver rukking „De kleine Johanncs", maar met „Ellen' liepen wij een tijdlang in de binnenzak van ons jasje als een pastoor met zijn brevier; „Lioba" gaven we heimelijk cadeau aan onze eerste bemin den, en in de eenzaamheid der late avond uren zaten we gebogen over „Het lied van Schijn en Wezen" om er de schoonheid en wijsheid uit te putten wanneer ons hart zoo gretig openstond. Wij beminden en be wonderen Van Eeden omdat (hierin ligt de bron onzer vercering voor èlk kunstenaar) hij ons in zijne arbeid cene menschelijkheid veropenbaarde die wij duidelijk verwant ge voelden aan de eigene. We zagen in Van Eeden's werk onze diepste, nog onbewuste innerlijkheid als 't ware lós van onszelf en tégenover ons zelf geplaatst: wc konden het van buitenaf beschouwen en beoor- deelen, en toen aldus het bewustzijn omtrent den aard tüer innerlijkheid in ons gegroeid was, moesten wij het onmiddel lijkals een angstige onzuiverheid ver werpen. Natuurlijk verwierpen we toen al leen Van Eedon en niet ons zelf, maar in tusschen had hij ons geréd, en wij verga ten de bijna roekcloozc eerlijkheid to be wonderen waarmede ook hij zelf groeide van het eene levensstadium tot hot andere, de oude schepen achtpr zich durfde ver branden om, zonder uitzicht op een terug keer, nieuw geestelijk terrein te veroveren. Van Eedon is onder do tachtigers de wor stelende geweest, en in die worsteling veroverde hij groote geestelijke winst voor t geheele geslacht waartoe hij behoorde, en óók voor de jongeren. Aan hem voltrok zich pijnlijk het noodlot, dat typeerend van on zen haastigen tijd is'fen waarvan Hcnricttc Roland Ilolst getuigt wanneer zij in haar lyrisch drama „Kinderen van dezen tijd" het koor der jongeren laat zeggen: We vergaten dat we al wat we waren, al wat we wisten en al wat wo konden, dankte aan do vaders, dat hun werk en hun daad, het voedsel hadden bereid voor onze monden, opgeworpen de dammen waar dit geslacht op staat. Querido is in het algemeen geestelijk le ven van Holland stellig niet zulk een groote kracht geweest als Van Eeden; zijne men schelijkheid was veel beperkter, zijne kri tiek en literatuurbeschouwing openden geen nieuwe inzichten, zijne arbeid miste te dikwijls een element van verfijning en edele verdieping; maar in de geschiede nis van het moderne Hollandsch realisme zal zijn epos „De J o r d a a n" steeds een werk blijven van zeer ongemeene betecke- nis. Hier greep Qucrido het leven van Hol lands hoofdstad onmiddellijk en zeker in de kern van zijn bestaan en beurde het op tot waar het, doorzichtig en verklaard, op de grenzen lag van het tijdclooze. Dit was niet het benepen, eenzijdig realisme waarvoor het later is uitgemaakt; het was niet een zorgvuldig waarnemen en weergeven van uiterlijkheden, die daarbij.... uiterlijk heden bleven, aardige, kleurige, vriende lijkealles wat ge wilt, maar toch op- zich-zelf-staandc, zonder onderling verband begrepen inslantenéctjes van wereld en menschcnloven. Neen, de romankunst van Querido was wel-waarlijk een dóórtasten tot op een maar-innerlijko en durende wer kelijkheid, een doorschouwen tot op een diepere, blijvender waarheid. De geweldige Shaw blijft een roode lap tegenover de critici stieren Malvern is midden in den luister van zijn jaarlijksch tooneelfecst. Dit feest viert thans zijn derden verjaardag. Het begon in 1929 op initiatief van Sir Barry Jackson, leider van den bekenden reper toire-schouwburg in Birmingham, bewon deraar van Bernard Shaw en bevorde raar van het beste en duurzaamste En- gelschc tooneel. Malvern is een kleine en schoonc stad in Worcestershire, gebouwd op zijn best en midden in een gebied, dat wemelt in de namen van zijn dorpen en steden van de belangrijkste historische as sociaties, Stratford, Gloucester, Warwick, Shrewsbury. Het eerste festival, dat van 1929, was geheel gewijd aan het werk van Bernard Shaw, die van het begin af in den geest aan de onderneming verbon den is geweest. In de oorkonde van de instelling der feesten werd Shaw er mee vereenzelvigd. Een exclusief Shaw-fe6tival is het niet gebleven en mocht het ook niet blijven. Maar tot heden is er geen Mal- vern-tooncelfeest voorbij gegaan zonder dat voorbeelden van het werk van den grooten Ierschen schrijver er werden getoond. Shaw heeft opgehouden aan het West- End van Londen de primeur te geven van zijn stukken. Men zal zich herinneren, dat The Applecart (in het Nederlandsch „De Keizer vaan Amerika" geheetcn) zijn eer ste opvoering kreeg in Warschau. In En geland kregen eerst de bezoekers van Mal vern het te zien. Het nieuwste product van Shaw's geest, Too True To Be Good, ging reeds een paar maanden geleden ook het eerste op vreemden grond, ditmaal dien van Boston in de Vereenigde Staten. En nu is het in den kleinen, maar reinen en telkenjarc met de bloemen en rozen van de omgeving versierden schouwburg van Malvern opgevoerd. Londen moet wach ten. De critici der Londcnsche bladen kon den echter niet wachten en werden Zater dagochtend met veel misbaar per vliegtuig naar de heuvels van Malvern vervoerd, om de première, die een matinée was, te kun nen bijwonen. Het snelle vliegtuig was niet snel genoeg en publiek en spelers moes ten in spanning en moeilijk 1c verdragen hitte wachten tot de .tooneel-experts uit Londen in hun zetels zouden zijn aan gekomen. Daar gingen drie kwartier mee heen. Het was een vervelend begin van het grootste tooncelevenement van het jaar, dat de humeuren van spelers en auditorium bedierf en waarvan het effect eerst halver wege de vertooning was weggesleten. Shaw zelf heeft zijn nieuw stuk gcquali- ficcerd als een verzameling tooneelprec- ken. Al zijn stukken zijn tot. heden prce- ken, in het bijzonder zedopreken, geweest. In Too True To Be Good, dat meer dra matische hutspot is dan een vorig werk, zijn de preeken verscheiden en veel. De ovcrheerschende moraal is, naar de schrij ver heeft verklaard in aanteekeningen voor het program, de verleidingen aan te geven, welke jonge menschen gedurende den grooten ooi-log ontmoetten, toen de gansche mannelijke bevolking van oorlogs- dienstvaardigen leeftijd gedwongen werd naar de loopgraven te gaan en groote scha ren vrouwen zich vrijwillig aanmeldden voor dienst aan het front. De zeden van den tijd werden er, volgens deze aanteeke ningen, veel heviger en veel meer algemeen door aangetast dan ooit het geval is ge weest in het verleden, toen oorlogen werden gevoerd door beroepslegers. In het nieu we stuk veroordeelt Shaw de na-ons-de- zondvloed-stcmming, welke zich van het opkomend geslacht meester maakte, een stemming, welke nog niet geheel was uit gewerkt, toen de wereld economisch in het ongereede geraakte, om haar weer nieuw leven te geven. Zoo geeft de spiegel, welke de schrijver zijn publiek voorhoudt, een beeld van de samenleving, niet alleen in en onmiddellijk na den oorlog, maar ook in dezen tijd, die onder den invloed van de algemeenc be- staansonzokerheid tennaastenbij dezelfde buitensporigheden laat zien als die van tien en vijftien jaar geleden. Het spel is niet alleen een verzameling preeken, maar ook een verzameling gees tigheden, zoofes Shaw ze kan opdienen, en een verzameling buitengewoon flauwe mop pen, die Shaw nooit beneden zich heeft ge acht. De woordkeus in zijn preeken is als steeds subliem. En dit alleen moet het stuk al succes verzekeren. Het geheel is minder samenhangend dan de hutspot, waarmede dit nieuwe werk van een der geniaalsten wat oneerbiedig hierboven is vergeleken. De kritiek is (men zou bijna kunnen zeg gen als steeds) erg onvriendelijk geweest Shaw blijft een roode lap voor de critici- stieren, wier onmacht echter tegenover Shaw's succes spreekwooi'delijk is gewor den. Dc voorstelling begint met een meisje, Mops, die mazelen heeft en in haar slaap kamer wordt bezocht door een oud-ver pleegster (Sweetie geheeten) en een domi- né-oud-veldprediker Popsy. liet is een ama- tcur-inbrekerspaar. Mops is echter ondanks haar ziek zijn niet voor een klein geruchtje vervaard en het parelsnoer, dat de indrin gers hadden willen bemachtigen, is bij haar best beschermd. Mops bokst het tweetal te gen den grond, maar het avontuur wakkert lust naar meer avontuur in haar aan. Zij zal haar parelsnoer' verkoopen en met Sweetie en Popsy mee op avontuur gaan, teneinde te ontkomen aan de conventie en het fatsoen, dat haar moeder als andere moeders verpersoonlijkt. Dc verklaring voor haar verdwijning is, dat roovci's haar heb ben weggevoerd Mops wordt verliefd op den gcntlcman-dicf, hetgeen Sweetie, die van verandering houdt en door die veran dering de atmosfeer van de wittebroodswe ken haar leven lang wcnscht te behouden, koud laat. Het drietal raaki verzeild op een interessant stuik kust van rotsen en palmen en zon, een kust van Marokko misschien. Zij praten er veel en druk over moraal en Einstein, over kleeren en liefde, over oor log en religie. Er gebeurt weinig meer. Shaw is altijd in zijn werk de verguizer geweest van den regel, dat tooneel actie moet hebben. Het tooneel is hier meer dan ooit een podium voor hem, waar gemorali seerd, gekenschetst en gespot wordt. De conversatie, met de peroratie als sloteffect, bcheerscht en draagt het stuk. Wij hooren dat de Britsche regeering een expeditie, een straf-expeditie, heeft uitgezonden. Ze staat onder bevel van kolonel Tallboys, van de militaire figuur die wordt bewonderd, of waarvoor bewondering wordt gevraagd. Maar de militaire eigenschappen van den kolonel zijn tot het rijzig uiterlijk beperkt. Een van zijn soldaten, Meek geheeten, be reddert de zaken en bereikt het doel der expeditie. Meek is commandant en Tallboys krijgt de onderscheiding. Men moet aan Lawrence of Arabia denken, den vriend en naamgenoot van den schrijver, die in den oorlog dc Arabieren eerst voor Engeland won en hen daarna aanvoerde in de over winning tegen de Turken. Het succes van de expeditie wordt overi gens verzekerd door Mops zelf, die met haar gezellen het kamp betreedt van de legermacht, die haar uit de handen van niot-bestaande roovers moest redden. En dit is nu werkelijk al het gebeuren. In het. laatste bedrijf verschijnt een kluizenaar, die het verdwijnende geslacht voorstelt en klaagt dat zijn leer van de lotsbeschikking tegen Êinstein evenmin bestand is gebleken al6 de muren van Jericho bestand waren togen liet geluid der trompetten. In dat be drijf komt ook een sergeant, die zweert bij Bunyan en die overtuigd is, dat Bunyan's vuur de6 hemels zich zal openbaren in den volgenden oorlog. Aan den dominee-inbre ker van het begin (vertolkt door Cedric Hardwicke, die ook de hoofdrol vervulde in The Applecart) wordt echter overgelaten in een lang slotwoord te getuigen van de ontsteltenis, welke het geslacht van na den oorlog heeft aangegrepen. Dit geeft u althans een idee van het nieuwste geestesproduct van Bernard Shaw waarin de schrijver veel veroordeeld heeft en veel gespot en alles afgebroken, zonder echter leiding te geven aan al die dwalende zielen, die in dit werk iets of veel van zich zelf terugvinden. Als sleeds brengt dc schrij ver met clownerie verlichting in de ontzet ting, welke hij opdischt massa zijner meest-uiteenloopendo men- schcn-types werd bijeengehouden door een geheimzinnigen, maar onverbreekbaren band; geen oogenblik verlaat den lezer het besef, dat al deze veelsoortige levensui tingen ontspringen aan dezelfde bron, wor telen in dezelfde onverwoestbaro kern, en dit voortdurend gevoel van bijeenbehooren geeft een merkwaardig perspectief, niet al-, leen aan het bestaan van de massa als massa, maar ook aan het bestaan van elk individu afzonderlijk. Zoo was met „Do Jor- daan" inderdaad een grootsch epos gescha pen, dat, fel en zon-open, Amsterdam het spiegelbeeld voorhield van zijn eigen be-< staan. Merkwaardig was het ook hoe do deelen van dat machtige werk, zooals zo achtereenvolgens verschenen, steeds groei-, den in schoonhoid, in kracht en diepte van uitbeelding. Het tweede deel („V an Nes en Zeedijk") was reeds dadelijk nog grootscher, nog wcidscher, nog verbluffen- der van levens-visie en van taalmacht dan het eerste, en deze schoone groei heeft zich over het cultuur-historisch belangrijke „M anus Peet" op glorieuse wijzo voort gezet in het vierde deel „Mooie Karel'\ Querido heeft te veel geschreven, móest to veel schrijven misschien, maar in „D e J o r d a a n" heeft hij de Ncderlandschc li teratuur uit het begin van deze eeuw voor immer met een meesterwerk verrijkt. Leo Simons, de stichter van „De Wereld bibliotheek", is een knap gcleerdo geweest, maar een geleerde zooals er thans slechts weinigen onder ons leven: bij een hoofd vol gedegen kennis bezat hij de gevoeligheid, do spontaneïteit, hét warm-kloppendc hart van den kunstenaar. Toen ik hem de laatste keeren ontmoette en hij zich reeds uit do directe leiding der „Wereldbibliotheek" had teruggetrokken, hing er, naar ik mij ver beeldde, ook om hém iets van vereenza ming, maar deze deed niet smartelijk' aan, zooals bij Van Eeden en Querido. Simons werkte onvermoeid voort in vroug- digen ijver en misschien droeg hij diep- innerlijk wel het besef mede dat hij in do laatste zijner jaren bezig was zijn levens werk to scheppen. Het is de geschiedenis van het drama en het tooneel, waarvan het vijfde en laatste deel dezer dagen van de pers kwam zonder dat de schrijver zelf het voltooid voor zich zag. In bijna 700 bladzij den geeft het de historie der theater-kunst (vooral van do toonecl-schrijfkunst) gedu rende de laatste halve eeuw, cn het is in een kort bestek als dit eenvoudig onmo gelijk om den rijken inhoud er van volle dig naar voren te brengen. Iedere dramati sche uiting van eenige beteekenis wordt hier, in verband met de geheele ontwikke ling van het tooneel, besproken en tocge-. licht, en ge vindt slagrako karakteris tieken van de vele richtingen, stroomingen en afzonderlijke schrijvers uit alle cultuur landen van Europa. Ook in het buitenland ken ik op dit gebied geen werk van dezen omvang cn van deze gelegenheid; het is verre te verkiezen boven de beroemde voor lezingen van Freyhan, boven Rudolf Franks „Moderne Theater" en zelfs boven Bab's „Theater der Gegenwart." Met het laatste werk zou het nog het best te ver gelijken zijn, maar Simons kent, gelukkig, niet het ingewikkelde, dorre en abstracte geredeneer van den Duitschen geleerde, er is bij hem geen weidsch vertoon van gcleerdigheid, geen opzettelijk streven naar volledig-zijn, ge bespeurt niets van de angstige worstelingen der wetenschappelij ke akribcio, maar toch staat go ver bluft over zijn enorme kennis en belezen heid, en vooral: door elk zijner volzinnen voelt go de liefde voor het tooneel kloppen als een levende en leven-wekkende kracht. Een boek, dat, ook als nasla-work, door niemand gemist kan worden die belang stelt in het theater, een kostbare pos- thumc gave van een knap man, een hard werker, een edel mensch. HERMAN POORT. GOEDE ONTVANGST GERAPPORTEERD. Volgens een uit Nieuw-Zeeland ontvangen brief is de zender van Langenberg aldaar duidelijk te hooren zonder de minste fa- ding-verschijnsclen. Dc geluidssterkte is bij de muziek zeer goed en bij de gesproken ge deelten toch altijd nog voldoende om den spreker te verstaan. De afstand, welke door dc radiogolven is overbrugd, bedraagt meer dan 11000 mijl. OMROEPSTER BENOEMD VOOR RADIO-LUXEMBURG. Een jonge Duitschc, die uitstekend Fransch en Engelsch spreekt, is aangesteld als omroepster van den zender Radio-Lu- xembui'g, die binnenkort met zijn proef zendingen zal beginnen-

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1932 | | pagina 15