DE TOESTAND BRITSCH-INDIE EEN TOCHT DOOR DONKER BERLIJN TWEE STERKE MACHTEN TEGENOVER ELKAAR MISDADIGERS ACHTER DE BIERKRUIK De kracht en de zwakheid dei Nationalisten (Bijzondere Correspondentie). Bombay, Juli 1932. Vijf jaar geleden ging er een Engelschman naar Voor-Indië, die meende, dat zijn fortuin zoo goed als gemaakt was. Hij had vergunning voor het oprichten van drie zenders in de voornaam ste steden, n.l. Bombay, Calcutta en Madras; hij had geld voor die zenders; hij kon reke nen op den steun der regeering cn op dien der nationalistische oppositie. Hij ging naar een land met 350 millioen inwoners cn zou dus alle gelegenheid hebben, met zijn zen ders geld als water te maken. Hij dacht aan het groote succes, dat de omroep in Japan had gehad, Japan met slechts 1/5 van Indie's bevolking, dat in toenemende hoeveelheden radiotoestellen kocht. Nu, wat Japan betrof, kreeg hij gelijk; in begin 1931 werd daar het millioenste radiotoestel verkocht. Doch met Britsch-Indië en met zijn eigen toe komstplannen liep het anders. De bevolking was te weinig ontwikkeld, om in haar massa de radiovoordrachten te kunnen vol gen, zij was te arm om op groote schaal radiotoestellen te koopen en vooral zij was verdeeld wr een veel te groot aantal volkeren, die alle hun eigen taal hadden. Voor de zooveelste maal hpd een Westerling de fout gemaakt om dit gebied met een be volking, zoo groot als die van Europa, maar Ptog meer verdeeld, te beschouwen als één geheel en als een moderne staat. Eenheid iets onbereikbaars. Voor-Indië is slechts één geheel op onze atlassen, waarin voor hoe lang inog? een rose rand dat alles omsluit en aanduidt als Britsch grondgebied. Op de kaart staan niet de grenzen van alle vorstendommen, residenties en provincies, die slechts dit met elkaar gemeen hebben, dat het Centrale ge zag van de Engelschen hun politieke cn economische relaties met het buitenland voor allen gelijkelijk regelt. De binnenland- sche verhoudingen ten opzichte van het Engelsche bestuur vertoonen bij lange na niet .een dergelijke uniformiteit; er zijn streken, die Lit elk opzicht rechtsstreeks door de Engelschen worden bestuurd, naast vorstendommen, die een zeer groote mate van zelfstandigheid bezitten. Wat den onbe- vóoroordeelden toeschouwer het meest ver baast, is, dat de ontwikkeling van Britsch- Indië geheel orïder leiding van het Britsche bestuur zoo langzaam gaat. Eenheid schijmt hier iets absoluut onbereikbaars te zijn, zelfs een uitwendige eenheid. Deze langzame evo lutie is dan ook de voornaamste reden, waarom de nationalistische leiders niet zoo spoedig hun doel zullen bereiken. De andere omstandigheden zijn hun gunstig, doch de mentaliteit van de bevolking is het groote bezwaar. Andere landen kunnen zich in twintig jaar tijds van een verdeeld gebied onder vreemde overheersching ontwikkelen tot één volk met een krachtig nationaal zelfbewustzijn, doch in Indië zal er nog heel wat moeten gebeuren, voordat al die volke ren en stammen zich gaan voelen als leden van één volk. De zwakheid dor nationalisten. Onder de bevolking heërscht nog een groo te onwetendheid en als gevolg daarvan een onverschilligheid, die 'n spontane groei van de onafhankelijkheidsbeweging onmogelijk V maakt. Een vierde tot een vijfde gedeelte van de bevolking staat nog onder het recht- strecksche bestuur van haar eigen vorsten, die over het algemeen Engelaflwl trouw zijn en in menig opzicht absolute macht bezit ten. terwijl deze vorstendommen over alle deelen van Indie verspreid zijn en in enkele gevallen zeer belangrijk en uitgestrekt zijn. Voeg daarbij ae feite haat tusschen de aan hangers der verschillende godsdiensten, liet Hindoesche kastestelsel en het feit, dat geen der talen ook maar een kans heeft, om als olgemeene taal te worden aangenomen, dan kan men gemakkelijk begrijpen, dat de na tionalisten nog niet zijn, waar zij zeggen te zijn. Zij beweren, dat de inlandsche vorsten hun tijd hebben gehad, dat de godsdiensti ge geschillen wel eenmaal zullen worden bij- gelegd, dat de kasten eigenlijk al hebben afgedaan en vooral, dat er reeds eenheid is in zooverre, dat alle groepen Gandhi volgen. Va,n de taalkwestie reppen zij met geen woord en de andere beweringen zal zeker niemand willen onderschrijven. De moeilijk heden, die de nationalisten op hun weg ont moeten, zijn veel grooter dan zij willen toe geven. De kracht van do nationalisten. Wij dienen echter aan den anderen kant de fout te vermijden, dat wij de kracht van de nationalistische beweging zouden onder schatten. Deze fout wordt even vaak ge maakt als de andere, maar dan door Euro peanen. Onder tal van vormen maakt het verzet zich kenbaar; het is taai en het is algemeen. Engelschen, die gedurende eenige generaties in Indië zijn geweest en de toe standen nog meer aanvoelen dan berede neeren, steken hun ongerustheid niet o.nder stoelen on banken. Gedurende meer dan tien jaar past men reeds zonder afdoend resul taat het systeem van de massa-arrestaties toe; zelfs de arrestatie van Gandhi heeft niet het gewenschte gevolg gehad. Geregeld hebben er relletjes plaats; af en toe worden Engelsche ambtenaren vermoord. De Indi sche stad Peshawar is door prikkeldraad versperringen en machinegeweren geschei den van het Engelsche kampement en als men zich in de stad begeeft, wordt men officieel door den\ Engelschen bestuursamb tenaar gewaarschuwd, dat dit levensgevaar lijk is. Eenzelfde waarschuwing krijgt men te Kasmir, vroeger een der meest bezochte touristencentra. De politie patrouilleert in groepen, omdat het te gevaarlijk is, alleen er op uit te gaan. Ik heb ze met geweren op post zien staan op de markt van Lahore en met tanks door de strten van Delhi zien rijden, waar in een der groote stadsparken een Erigelsch regiment gelegerd was. Een dergelijke beweging kan niet anders dan zeer ernstig zijn, al is Engeland haar thans nog de baas. Engeland verliest terrein. In menig opzicht staat Engeland er echter machteloos tegenover. De boycots-beweging van de nationalisten heeft de industrie van Lancashire ten zeerste benadeeld. In ver uit- eenliggende streken van het schiereiland kan men Hindoe-vrouwen en meisjes van hooge kaste aan de deuren der winkels zien staan om hun actie te voeren onder de klan ten. Zij dragen saffraankleurige shawls als onderscheidingsteeken en in Madras waren zij b.v. zoo talrijk, dat de politie haar niet allen in hechtenis kon nemen, omdat er voor zoovelen geen plaats kon worden ge maakt. De witte Gandhi-mutsen van in- heemsch weefsel kan men in gehèel Indië in grootcn getale zien dragen en de volgelin gen van den Mahatma laten er zich niet door valsche schaamte van weerhouden om dit weefsel te dragen in de groote hotels en op de terrassen van de sportclubs. Het be hoeft ons dan ook niet te verwonderen, dat de Engelschen al menige concessie hebben GANDHI. gedaan. De Indiërs hebben meer medezeg genschap in het bestuur gekregen en in de toekomst kunnen nog meer radicale veran deringen worden venvacht. Om dezelfde re den heeft men ook meer en meer Indiërs benoemd in hooge ambten met groote sala rissen1. Dit brengt met zich mee, dat in menig geval Engelschen, zoowel in burgerlijken als in militairen dienst, bevelen hebben af te wachten van Indiërs. Wat dit zeggen wil, zal iedereen begrijpen, die in onverschillig welk gebied, koloniale verhoudingen heeft leeren kennen. Het bewijst, dat de toestand van Engeland niet onbedenkelijk is. De persoonlijkheid van Gandhi. Een van de sterkste troeven in handen der nationalisten is de fascineerende invloed, die er van Gandhi's persoonlijkheid op dé Oosterlingen in het algemeen uitgaat. Zij vereeren den asceet in hem. Doch Gandhi, die Luther's al te menschelijke zwakheden en Calvijn's felheid en starre vasthoudend heid mist, mist tevens het élan van Luther en de diplomatieke gaven van Calvijn.. Hij kan de massa opzweepen, doch niet leiden. Bij de rondetafelconferentie te Londen was hij niet in staat, met een eensgezinde Indi sche delegatie voor de Engelsche regeering te verschijnen. Dc relletjes cn moordaan slagen op groote schaal kan hij niet verhin deren, hoewel hij bloedvergieten afkeurt in zijn prediking. De Indiërs vereeren Gandhi, maar zij gehoorzamen hem alleen, wanneer zij het zelf willen. Gandhi zou langzamer vooruit willen gaan met een groote zeker heid van succes, doch de nationalisten en vooral "de jongeren onder hen kunnen niet wachten. Twee jaar lang heeft het daarom zus of zoo gestaan, dat zij zich van Gandhi zouden afkeeren. Behalve met het ongeduld van zijn volgelingen heeft Gandhi trouwens ook te maken met de groote haat tusschen Hindoo's en Mohammedanen, waardoor zijn plannen gedwarsboomd worden. Bovendien is het de vraag, of zijn opvattingen wel de juiste zijn voor het bereiken van zijn doel. Ongetwijfeld hebben de Engelschen in Indië machines ingevoerd cn de bevolking ertoe gebracht om handel te voeren met andere landen. Ongetwijfeld was de neiging van de Indiërs zelf, om buitenlandsche producten boven inheemsche te verkiezen, schadelijk voor de Indische nijverheid. Doch men kan de klok van de wereldgeschiedenis niet ach teruit zetten1. Wel verschafte de opstandig heid onder dc door al het nieuwe overwel digde fabrieksarbeiders in de steden en on der de door armoede gedreven bewoners van het platteland Gandhi een kans. Economi sche moeilijkheden vormen gewoonlijk de basis van politieke agitatie, zoo ook hier. Gandhi wilde van de onrust gebruik maken om een bepaalde regeering, die hij als uit zuigers beschouwde, uit den weg te ruimen, doch hij dacht er niet aan, dat de bevolking door zijn actie opstandig zou worden tegen elk gezag cn, behalve naar hem, ook zou luisteren naar andere opruiers die minder vredelievend gestemd waren. Nog staat het Engcldbhe gezag in deze landen pal. Het gebrek aan eenheid onder :1e nationalisten, de trouw van de meeste vorsten en van vele aanzienlijke Indiërs van alle rassen en godsdiensten en de uiterste krachtsinspanning van bestuursambtenaren, leger en politic, mede doordat voor de laatst genoemden hun geheele bestaan afhangt van het Engelsche gezag, zijn do pijlers, waarop het Britsche gezag zeker nog eeni- gen tijd zal blijven steunen. Ook het moreele overwicht van de Engelschen is zeer groot. Iedereen doet zooals de Engelschen of streeft tenminste daarnaar. Zelfs als zij plaatselijk autonoom zijn. volgen de Indiërs in hun be stuur de Engelschen na, terwijl zij in menig opzicht de hulp van de Engelschen niet kunnen missen. Zij zijn meer Engelsch dan de Engelschen zelf, wanneer zij een betrek king bij de spoorwegen, de douane of de po litie hebben gekregen. En bij al hun haat tegen de Engelschen, weten zij bijv. zeer goed, dat de Britsche politie levens en eigen dommen beschermt, die dcor de nationalisti sche demonstraties en relletjes worden be dreigd. De Engelschen zijn niet meer zoo hoog verheven boven de kleurlingen als in vroegere jaren, doch wanneer zij ertoe kun nen komen om de Indiërs, althans eeniger- mate als hun gelijken te behandelen, kun nen zij toch nog groote voordeelen behalen door den handel op het Verre Oosten. Vele Indiërs zien wel in, dat zonder Engeland in dit gebied de grootste verdeeldheid en ver warring zou ontstaan, terwijl de Engelschen der oude koloniale families gedurende vier of vijf generaties geleerd hebben, met In diërs om te gaan. Al heeft Engeland dus veel van zijn oude glorie ingeboet, het heeft Indië nog niet verloren en zal het wel nim mer geheel en al verliezen. WIJ ETEN TE VEEL ZOUT! Den laatsten tijd wordt er nogal vaak over gesproken, dat zout een vergift is. Die mededeelingon zijn gewoonlijk zeer on volledig; het is n.l. onjuist, om zonder meer ons keukenzout als een vergift te be schouwen. Daarom mag echter ook niet uit het oog worden verloren, dat zout schade lijk wordt voor het lichaam, wanneer men er meer dan een bepaalde hoeveelheid van gebruikt. Het zoutgehalte van onze gewone levensmiddelen is zoo laag, dat men, zelfs wanneer men naar verhouding buitenge woon veel vleesch gebruikt, toch nooit rneer dan 3 gram per dag ervan binnen krijgt. En dat is niet te veel. Wat zien wij echter in de praktijk? Er wordt opzettelijk of gedachteloos zooveel zout aan het voedsel toegevoegd, dat ge middeld viermaal die hoeveelheid wordt ge bruikt. De volksvoeding is daar.mee in ge heel verkeerde banen geleid en een gevaar geworden voor de volksgezondheid. Dit ge vaar is des te grooter, waar deze slechte gewoonte niet van den laatsten tijd dateert, doch in West-Europa althans al minstens twee eeuwen lang is volgehouden. Er is re den om aan to nemen, dat voor dien tijd een zoo overmatig gebruik van zout onbe kend was, terwijl in voorhistorische tijden vermoedelijk in het geheel geen zout aan het eten werd toegevoegd. Hot ligt trouwens voor de hand, om dit aan te nemen, want de zeeën en oceanen hebben- nooit zooveel zout opgeleverd als de zoutgroeven. Nu is het zeer goed mogelijk en zelfs waarschijnlijk, dat bij een overmatig ge bruik van zout het ontstaan van bepaalde ziekten in de hand gewerkt wordt. In ieder geval staat het vast, dat bij vele ziekten, o.a. DIJ tuberculose, met een zoutloos dieet schitterende resultaten kunnen worden be reikt. Aan den anderen kant zijn er geen gevallen bekend, waarin ook het strengste zoutlooze dieet schade heeft aangericht. Het is dus niet misplaatst, dat er tegen woordig op aangedrongen wordt, het zoul- verbruik belangrijk te verminderen. CHROOMAFZETTINGEN. In de automobielindustrie en bij tal van metalen gebruiksvoorwerpen werkt men het metaal af met een uiterst dun laagje chroom. Op zichzelf is dit echter geen afdoende be veiliging tegen roesten van het onderliggen de metaal, want het chroomlaagje is daar voor te poreus. Daaronder worden derhalve bijna altijd koper- of nikkelafzcttingen op het metaal neergeslagen en van de kwali teit hiervan hangt het nu af. of het metaal werkelijk roestvrij is gemaakt. Om de kwa liteit van de chroomafzetting, op zichzelf te bepalen, zijn er verschillende methoden in. gebruik, waarvan de meest gebruikelijks gebaseerd is op het feit, dat koper zich onder bepaalde omstandigheden niet afzet op een chroomlaag, doch wel in de porieön en scheurtjes in die chroomlaag. Door bijv. te meten, hoeveel koper er in 2 minuten bij een stroomspanning van 0.2 Volt wordt afgezet, heeft men een middel ter vergelij king. Nu is het bekend, dat uiterst dunne chroomlaagjes ronde poriën vertoonen, die kleiner worden en tenslotte verdwijnen, wanneer men de laag dikker maakt. Dan ontstaat er echter een ander gebrek: er ko men scheurtjes in dc laag, vooral na ver loop van eenigen tijd. De gulden midden weg, waarbij de chroomlaag het minst po reus is, vindt men bij een dikte van 1/2000 m. M. Deze dikte was reeds van het begin af in de praktijk do meest gebruikelijke. Het bleek echter, dat de temperatuur, waarbij het chroom gewoonlijk werd Afge zet,, n.l. 45 graden Celsius, niet de meest geschikte is; bij 65 graden en bii een vol doende stroomsterkte zijn de afzettingen veel minder poreus. De beste onderlaag, voor de chroomlaag, is een nikkellaag, wat weer geheel in overeenstemming is met de praktijk. FOSSIELEN-RIJKDOM IN ZUID-AFRIKA. Van alle landen ter wereld is Zuid-Afri- ka vermoedelijk het rijksto aan fossielen* Daarom is het wel te betreuren, (lat de ge leerden aldaar zich niet meer moeite ge ven om uit deze overvloedige bron van ken nis te putten. Men vindt er fossielen uit voorhistori sche tijden, die nergens anders worden aangetroffen. In de Zuid-Afrikaansche mu sea vindt men echter niet eens genoeg voorwerpen om zich zelfs als deskundige een voorstelling van dit land in den oer tijd te kunnen vormen. Tc meer is dit van belang, waar deze fossielen van internatio nale beteekenis voor de wetenschap zijn. De Karo-woestijn is vroeger bijv. een moeras geweest, terwijl er toen een groot vasteland in den tegenwoordigen Indischen Oceaan lag. Van dit vasteland zijn er dus voortdurend voorwerpen naar het moeras gespoeld, zoodat de Karovlakte ons veel zou kunnen leeren van de geschiedenis van het verdwenen werelddeel. Ook in an dere streken van de Unie kan men echter waardevolle fossielen vinden. Kort gele den heeft b.v. Prof. Reck van de Berlijn- sche universiteit alleen in Thabantsjoc al ongeveer 30 scheaels gevonden van de ly- strosaurus, die veel lijkt op dc tegenwoor dige leguaan, doch tanden had. Verder vond de geleerde 12 complete lystrosaurus -skeletten, terwijl hij overal langs de kust tot aan Kaapstad toe telkens weer fossie len van uitgestorven dieren vond. Dezelfde geleerde heeft in 1914 in Oost- Afrika een skelet gevonden van een mensch uit voorhistorische tijden, vermoedelijk het oudste menschelijke fossiel, dat er tot dus ver nog gevonden is. Toen hij onlangs te rugkeerde. was hij zoo gelukkig, om ook werktuigen van dat oude menschenras te vinden, terwijl hij voorts niet minder dan 1500 fossielen verzamelde. De voorhistori sche mensch, waarvan hij de overblijfselen heeft gevonden, was even groot als de menschen van thans cn had een goed ont wikkeld voorhoofd, een groot gewicht aan hersenen en ccn welgevormd lichaam. I Veel tooneelen van armoede en ellende Onze Berlljnsche medewerker heeft, dank zij de bereidwillige medewerking van de politieauto riteiten, een dwaaltocht kunnen maken door donker Berlijn en de raisdadigerskroegjes, onder persoonlijke leiding van den commissaris der afdeeling Re cherche Schumacher. Nachtelijk Berlijn bezit overal lokalen, waar men voor de onschuld van geen enk?le der bezoekers de hand in het vuur zou ste ken Want zoolang er menschen be staan, zijn er "al slechte menschen geweest, die Mijn en Dijn niet van elkander konden onderscheiden en bij wien het leven van hun ttiêdernenschen ni?t bijzonder hoog staat aangeschreven... En zoolang er menschen zijn, waarbij iets te halen valt, zullen er dieven bestaan... En zulke menschen vindt ttr. niet alleen in de stegen en sloppen, maar wij ontmoeten hen ook in keurig rok- costuura met lakschoenen en diamanten dasspeld in de luxe-gelegenheden in Wes telijk Berlijn. En het eenige onderscheid bestaat, misschien daarin, dat de speciali teit van deze „heeren" meer oplichting cn hazai-dspel is. Maar reeds het spreekwoord zegt het: „Soort zoekt soort"en daarmede is het gemakkelijk verklaarbaar, dat er bepaalde gelegenheden zijn, die uitsluitend door be paalde „specialisten" bezocht worden, daar deze „handarbeiders" elkaar dan meestal kennen, elkaar kunnen helpen en waarschu wen en zich zonder gestoord te worden over hun „kraakjes" en andere misdaden onge- genesrd kunnen uitlaten... De politie kent deze lokalen evengoed, maar zij wacht zich er wel voor, de menschen uiteen te jagen, daar op deze \yijze het „gilde" veel beter bewaakt kan worden, dan wanneer deze bij eenkomsten- achter de deuren van particu liere woningen plaats zouden hebben. Desondanks kan men in Berlijn niet van een bepaald „misdadigerskwartier" spreken, zooals dit in andere stedën het geval is. Hamburg heeft. St. Pauli, Londen heeft Whi- techapel, New York de Chineezenstad, Brus sel het Marollenkwartier, stadsdeslcn, die uitsluitend door misdadigers van alle cate gorieën bewoond worden. In Berlijn is dat alles meer verstrooid Wel bestaan er be paalde wijken, die op een nachtelijk uur en zonder gezelschap voor een gocdgeklesd persoon nu niet dadelijk geschikt zijn om eens rustig te gaan wandelen, maar over het algemeen kan men zeggen, dat de veiligheid in deze vier-millioenenstad in alle dealen gewaarborgd is. Dc buurt van de loodsen, om en bij het Stettiner Station, wordt welis waar door veel lichtschuw gespuis bewoond, maar het komt zelden voor, dat een onschul dige voorbijganger daar in gevaar komt... Ik heb het aan de medewerking van de politieautoriteiten te danken, dat ik -2en die peren kijk kon krijgen op de gedragingen van de „onderwereld" en dat ik in de gele genheid wérd gesteld, lokalen te betreden, waar men anders niet gaarne vreemden ziet. In de eerste plaats k\v am het reeds genoem de „Loodsen-kwartier" aan de beurt en en kele kelders in de Mulac- en de Linienstras- se gaven reeds een aardig perspectief van het lompenproletariaat. Daarna volgden er eenige in de buurt van het Schlesische sta tion, terwijl wij eindigden met de „Alten Jakobsstrasse", zoodat wij een steekproef dwars door de misdadigerswereld van Ber lijn hadden gedaan... Het symptomanische van alle tooneelen was ongeveer het volgende: meestal waren het kelders van gemiddelde grootte, die echter alle, ondanks het late uur, druk be zet waren. Aan kleine cafétafeltjes of rond één groote, ruwe, houten tafel was het illustere gezelschap gezeten, terwijl een citherspeler of een harmonicaspeler, soms ook een gramofoon, de noodige vroolijkheid bracht. Naast gestalten, die geheel in lom pen gehuld waren, zag men naar de laatste mode g3klecde personen en naar mate het gezelschap in meerdere of mindere mate uit mannen bestond, zag men veel of weinig „dames". Vele waren souteneurs met hun lokaas, arbeiders, society-typen, deernen, cn vooral veel pettenvolk. In bonte volgorde zat alles door elkaar. Het overgroote deel leed gebrek, dat stond op do gezichten te lezen En als men eens na ging, wat er aan consumptie gebruikt werd, behoefde men zich niet te verwonderen over de klach ten van den waard over de slechte gang van dc zaken. Bier, brandewijn en koffie, dat waren de dingen die hoofdzakelijk gedron ken werden, doch men kon duidelijk be merken, dat hier met Pfennige gerekend werd. De hoofdzaak voor deze gasten was dan ook minder de vertering dan wel een dak boven het hoofd te hebben om eens met „collega's" te kunnen praten en over leggenDat een nieuweling van alle zijden wantrouwen ondervindt is vanzelf sprekend. Dat vormt een deel van het in stinct tot zelfbehoud van deze menschen, die er in de eerste plaats voor waken, met de politie niet in al te nauw contact te komen. De vrijheidsdrang maakt hen wan trouwend tegen ieder nieuw gezicht en de vrees voor den „Acht-Groschenjungen", die tegen betaling verraad plegen, is algemeen. Daarom wordt, de ingang van dergelijke kelders ook meestal door een „Spanner" be waakt, die een ieder, die ook maar eenigs- zins verdacht is, den toegang weigert Ver der is de Spanner er om de orde in dezo lokalen te handhaven en ongswenschte ruziezoekers of te luidruchtige dronkaards naar buiten te werken. Want orde is er overal, daar kijkt de waard zéér scherp naar! Hij wil met de politie zoo weinig mo gelijk te doen hebben. En deze gastenschaar is ook van de noodzakelijkheid van orde ten volle overtuigd, zoodat een onvriende lijke terechtwijzing van den waard dan ook meestal zonder tegenspreken wordt opge volgd, een terechtwijzing, die in andere ge vallen tot een bloedig tweegevecht geleid zou hebben. Mijn geleider kent de meesten der be- zo3kers en deze kennen hem ook. Maar van vijandschap tusschen beiden is al héél wei nig te bespeuren, integendeel: er heerscht een sportieve band tusschen hen. Deson danks kan ik mij niet vrijmaken van de voorstelling, dat het meer te vergelijken is met een dierentemmer, die zwaar gewapend tegenover zijn dieren komt te staan, die hem hoewel zij hem gemakkelijk kunnen aanvallen en overweldigen niets doen, daar zij ontzag voor hem hebben. Maar op een desbetreffende vraag antwoordt mijn gids: „Zoo erg is het niet. Als zij bemer ken, dat men in de eerste plaats de mensch in hen ziet en dan pas cle misdadiger, kan men best met hen opschieten. Zij zijn haa6t allemaal uiterst gevoelig voor de wijze, waarop men hen behandelt en weet men hen psychologisch goed aan tc pakken, dan kan men aan hen dikwijls zelfs een grooten steun hebben en zaakjes, oplossen, die zon der dez3 „medewerkingveel moeilijker, zoo niet onmogelijk op te lossen zouden zijn ge weest. Ik zou genoeg gevallen kunnen op sommen, waarin, na het uitzitten van hun straf, zekere misdadigers ijverige mede werkers der politie werdon. Iedere misdadi ger verweert zich slechts dan, als hij weet, dat zijn vrijheid op het 6pel staat. Dan is natuurlijk de grootste voorzichtigheid num mer één, want ieder oogenblik van verslap ping der waakzaamheid kan hem weer in de cel doen komen. Wij kennen allen dergelijke lokalen en hun stamgasten nauwkeurig! Als er een wat op zijn geweten h&aft, tracht hij ons meestal te vermijden,' d&ar hij nooit kan weten in hoeverre wij" reed£ van zijn aan deel op de noogte zijn". Of men nu in kelders, ol in pakhuizen, in achter- of voorkamers konrt, of de loka len nu in clen vorm van cafétjevv likeurwin- kels, bars, melksalons of gesle'en huizen zijn ingericht, veel onderscheid .s cr van binnen niet. Hoogstens treft men in de ecne zaak meer de ouderen cn in een andere de jongeren aan. Bij het lokaal in de Mulackstrasse was het zoo, dat alleen zij konden binnenkomen, die op een minstens 5 jaar lang3 tuchthuiservaring kunnen te rugzien. Daar kon men ook de échte „Brennabor" drinken, een soort verdunde brandspiritus! Dit kleine lokaal, waar men elkaar door de rook haast niet kan zien, is een ware hel voor hen, die deze atmosfeer niet gewend zijn. Desondanks scheen het twaalftal gasten, dat wij er aantroffen, zich daar zeer op zijn gemak te voelen.... De buurt, om het Schlesische station is beter dan de roep, die cr van uitgaat. Na tuurlijk heeft men daar ook nog échte mis- dadigersstcgcn, waar de misdadigerswereld dagelijks vergadert, maar de onveiligheid van die buurt, waarvan in den laatsten tijd zoo dikwijls sprake was, bestaat niet. Ge vechten komen overal wel eens voor, dat is juist het typeerende van de misdadigers- wijk. Overigens tracht men In deze buurten alles, wat ook maar de aandacht trekt, tc vermijden om in stilte, zooveel mogelijk zon der politiespionnage, te kunnen „werken". Men krijgt bij zulk? tochten den indruk, alsof het leven in zulke kroegjes rustiger is, dan in menig burgercafé, hetgeen thans wel begrijpelijk isEn dan komt men ten slotte tot de overtuiging, dat het stijgende aantal minder wordt veroorzaakt door uit breiding van het aantal misdadigere, dan wel door den economischen nood. De too neelen van armoede 4en ellende, die men op zoo'n tocht meemaakt, kan men nooit meer vergeten.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1932 | | pagina 17