DE TOESTAND
BRITSCH-INDIE
EEN TOCHT DOOR DONKER BERLIJN
TWEE STERKE MACHTEN
TEGENOVER ELKAAR
MISDADIGERS ACHTER
DE BIERKRUIK
De kracht en de zwakheid dei
Nationalisten
(Bijzondere Correspondentie).
Bombay, Juli 1932. Vijf jaar geleden
ging er een Engelschman naar Voor-Indië,
die meende, dat zijn fortuin zoo goed als
gemaakt was. Hij had vergunning voor het
oprichten van drie zenders in de voornaam
ste steden, n.l. Bombay, Calcutta en Madras;
hij had geld voor die zenders; hij kon reke
nen op den steun der regeering cn op dien
der nationalistische oppositie. Hij ging naar
een land met 350 millioen inwoners cn zou
dus alle gelegenheid hebben, met zijn zen
ders geld als water te maken. Hij dacht aan
het groote succes, dat de omroep in Japan
had gehad, Japan met slechts 1/5 van Indie's
bevolking, dat in toenemende hoeveelheden
radiotoestellen kocht. Nu, wat Japan betrof,
kreeg hij gelijk; in begin 1931 werd daar
het millioenste radiotoestel verkocht. Doch
met Britsch-Indië en met zijn eigen toe
komstplannen liep het anders. De bevolking
was te weinig ontwikkeld, om in haar
massa de radiovoordrachten te kunnen vol
gen, zij was te arm om op groote schaal
radiotoestellen te koopen en vooral zij
was verdeeld wr een veel te groot aantal
volkeren, die alle hun eigen taal hadden.
Voor de zooveelste maal hpd een Westerling
de fout gemaakt om dit gebied met een be
volking, zoo groot als die van Europa, maar
Ptog meer verdeeld, te beschouwen als één
geheel en als een moderne staat.
Eenheid iets onbereikbaars.
Voor-Indië is slechts één geheel op onze
atlassen, waarin voor hoe lang inog?
een rose rand dat alles omsluit en aanduidt
als Britsch grondgebied. Op de kaart staan
niet de grenzen van alle vorstendommen,
residenties en provincies, die slechts dit met
elkaar gemeen hebben, dat het Centrale ge
zag van de Engelschen hun politieke cn
economische relaties met het buitenland
voor allen gelijkelijk regelt. De binnenland-
sche verhoudingen ten opzichte van het
Engelsche bestuur vertoonen bij lange na
niet .een dergelijke uniformiteit; er zijn
streken, die Lit elk opzicht rechtsstreeks
door de Engelschen worden bestuurd, naast
vorstendommen, die een zeer groote mate
van zelfstandigheid bezitten. Wat den onbe-
vóoroordeelden toeschouwer het meest ver
baast, is, dat de ontwikkeling van Britsch-
Indië geheel orïder leiding van het Britsche
bestuur zoo langzaam gaat. Eenheid schijmt
hier iets absoluut onbereikbaars te zijn, zelfs
een uitwendige eenheid. Deze langzame evo
lutie is dan ook de voornaamste reden,
waarom de nationalistische leiders niet zoo
spoedig hun doel zullen bereiken. De andere
omstandigheden zijn hun gunstig, doch de
mentaliteit van de bevolking is het groote
bezwaar. Andere landen kunnen zich in
twintig jaar tijds van een verdeeld gebied
onder vreemde overheersching ontwikkelen
tot één volk met een krachtig nationaal
zelfbewustzijn, doch in Indië zal er nog heel
wat moeten gebeuren, voordat al die volke
ren en stammen zich gaan voelen als leden
van één volk.
De zwakheid dor nationalisten.
Onder de bevolking heërscht nog een groo
te onwetendheid en als gevolg daarvan een
onverschilligheid, die 'n spontane groei van
de onafhankelijkheidsbeweging onmogelijk
V
maakt. Een vierde tot een vijfde gedeelte
van de bevolking staat nog onder het recht-
strecksche bestuur van haar eigen vorsten,
die over het algemeen Engelaflwl trouw zijn
en in menig opzicht absolute macht bezit
ten. terwijl deze vorstendommen over alle
deelen van Indie verspreid zijn en in enkele
gevallen zeer belangrijk en uitgestrekt zijn.
Voeg daarbij ae feite haat tusschen de aan
hangers der verschillende godsdiensten, liet
Hindoesche kastestelsel en het feit, dat geen
der talen ook maar een kans heeft, om als
olgemeene taal te worden aangenomen, dan
kan men gemakkelijk begrijpen, dat de na
tionalisten nog niet zijn, waar zij zeggen te
zijn. Zij beweren, dat de inlandsche vorsten
hun tijd hebben gehad, dat de godsdiensti
ge geschillen wel eenmaal zullen worden bij-
gelegd, dat de kasten eigenlijk al hebben
afgedaan en vooral, dat er reeds eenheid is
in zooverre, dat alle groepen Gandhi volgen.
Va,n de taalkwestie reppen zij met geen
woord en de andere beweringen zal zeker
niemand willen onderschrijven. De moeilijk
heden, die de nationalisten op hun weg ont
moeten, zijn veel grooter dan zij willen toe
geven.
De kracht van do nationalisten.
Wij dienen echter aan den anderen kant
de fout te vermijden, dat wij de kracht van
de nationalistische beweging zouden onder
schatten. Deze fout wordt even vaak ge
maakt als de andere, maar dan door Euro
peanen. Onder tal van vormen maakt het
verzet zich kenbaar; het is taai en het is
algemeen. Engelschen, die gedurende eenige
generaties in Indië zijn geweest en de toe
standen nog meer aanvoelen dan berede
neeren, steken hun ongerustheid niet o.nder
stoelen on banken. Gedurende meer dan tien
jaar past men reeds zonder afdoend resul
taat het systeem van de massa-arrestaties
toe; zelfs de arrestatie van Gandhi heeft
niet het gewenschte gevolg gehad. Geregeld
hebben er relletjes plaats; af en toe worden
Engelsche ambtenaren vermoord. De Indi
sche stad Peshawar is door prikkeldraad
versperringen en machinegeweren geschei
den van het Engelsche kampement en als
men zich in de stad begeeft, wordt men
officieel door den\ Engelschen bestuursamb
tenaar gewaarschuwd, dat dit levensgevaar
lijk is. Eenzelfde waarschuwing krijgt men
te Kasmir, vroeger een der meest bezochte
touristencentra. De politie patrouilleert in
groepen, omdat het te gevaarlijk is, alleen
er op uit te gaan. Ik heb ze met geweren op
post zien staan op de markt van Lahore en
met tanks door de strten van Delhi zien
rijden, waar in een der groote stadsparken
een Erigelsch regiment gelegerd was. Een
dergelijke beweging kan niet anders dan
zeer ernstig zijn, al is Engeland haar thans
nog de baas.
Engeland verliest terrein.
In menig opzicht staat Engeland er echter
machteloos tegenover. De boycots-beweging
van de nationalisten heeft de industrie van
Lancashire ten zeerste benadeeld. In ver uit-
eenliggende streken van het schiereiland
kan men Hindoe-vrouwen en meisjes van
hooge kaste aan de deuren der winkels zien
staan om hun actie te voeren onder de klan
ten. Zij dragen saffraankleurige shawls als
onderscheidingsteeken en in Madras waren
zij b.v. zoo talrijk, dat de politie haar niet
allen in hechtenis kon nemen, omdat er
voor zoovelen geen plaats kon worden ge
maakt. De witte Gandhi-mutsen van in-
heemsch weefsel kan men in gehèel Indië
in grootcn getale zien dragen en de volgelin
gen van den Mahatma laten er zich niet
door valsche schaamte van weerhouden om
dit weefsel te dragen in de groote hotels en
op de terrassen van de sportclubs. Het be
hoeft ons dan ook niet te verwonderen, dat
de Engelschen al menige concessie hebben
GANDHI.
gedaan. De Indiërs hebben meer medezeg
genschap in het bestuur gekregen en in de
toekomst kunnen nog meer radicale veran
deringen worden venvacht. Om dezelfde re
den heeft men ook meer en meer Indiërs
benoemd in hooge ambten met groote sala
rissen1. Dit brengt met zich mee, dat in menig
geval Engelschen, zoowel in burgerlijken als
in militairen dienst, bevelen hebben af te
wachten van Indiërs. Wat dit zeggen wil, zal
iedereen begrijpen, die in onverschillig welk
gebied, koloniale verhoudingen heeft leeren
kennen. Het bewijst, dat de toestand van
Engeland niet onbedenkelijk is.
De persoonlijkheid van Gandhi.
Een van de sterkste troeven in handen der
nationalisten is de fascineerende invloed,
die er van Gandhi's persoonlijkheid op dé
Oosterlingen in het algemeen uitgaat. Zij
vereeren den asceet in hem. Doch Gandhi,
die Luther's al te menschelijke zwakheden
en Calvijn's felheid en starre vasthoudend
heid mist, mist tevens het élan van Luther
en de diplomatieke gaven van Calvijn.. Hij
kan de massa opzweepen, doch niet leiden.
Bij de rondetafelconferentie te Londen was
hij niet in staat, met een eensgezinde Indi
sche delegatie voor de Engelsche regeering
te verschijnen. Dc relletjes cn moordaan
slagen op groote schaal kan hij niet verhin
deren, hoewel hij bloedvergieten afkeurt in
zijn prediking. De Indiërs vereeren Gandhi,
maar zij gehoorzamen hem alleen, wanneer
zij het zelf willen. Gandhi zou langzamer
vooruit willen gaan met een groote zeker
heid van succes, doch de nationalisten en
vooral "de jongeren onder hen kunnen niet
wachten. Twee jaar lang heeft het daarom
zus of zoo gestaan, dat zij zich van Gandhi
zouden afkeeren. Behalve met het ongeduld
van zijn volgelingen heeft Gandhi trouwens
ook te maken met de groote haat tusschen
Hindoo's en Mohammedanen, waardoor zijn
plannen gedwarsboomd worden. Bovendien
is het de vraag, of zijn opvattingen wel de
juiste zijn voor het bereiken van zijn doel.
Ongetwijfeld hebben de Engelschen in Indië
machines ingevoerd cn de bevolking ertoe
gebracht om handel te voeren met andere
landen. Ongetwijfeld was de neiging van de
Indiërs zelf, om buitenlandsche producten
boven inheemsche te verkiezen, schadelijk
voor de Indische nijverheid. Doch men kan
de klok van de wereldgeschiedenis niet ach
teruit zetten1. Wel verschafte de opstandig
heid onder dc door al het nieuwe overwel
digde fabrieksarbeiders in de steden en on
der de door armoede gedreven bewoners van
het platteland Gandhi een kans. Economi
sche moeilijkheden vormen gewoonlijk de
basis van politieke agitatie, zoo ook hier.
Gandhi wilde van de onrust gebruik maken
om een bepaalde regeering, die hij als uit
zuigers beschouwde, uit den weg te ruimen,
doch hij dacht er niet aan, dat de bevolking
door zijn actie opstandig zou worden tegen
elk gezag cn, behalve naar hem, ook zou
luisteren naar andere opruiers die minder
vredelievend gestemd waren.
Nog staat het Engcldbhe gezag in deze
landen pal. Het gebrek aan eenheid onder
:1e nationalisten, de trouw van de meeste
vorsten en van vele aanzienlijke Indiërs van
alle rassen en godsdiensten en de uiterste
krachtsinspanning van bestuursambtenaren,
leger en politic, mede doordat voor de laatst
genoemden hun geheele bestaan afhangt
van het Engelsche gezag, zijn do pijlers,
waarop het Britsche gezag zeker nog eeni-
gen tijd zal blijven steunen. Ook het moreele
overwicht van de Engelschen is zeer groot.
Iedereen doet zooals de Engelschen of streeft
tenminste daarnaar. Zelfs als zij plaatselijk
autonoom zijn. volgen de Indiërs in hun be
stuur de Engelschen na, terwijl zij in menig
opzicht de hulp van de Engelschen niet
kunnen missen. Zij zijn meer Engelsch dan
de Engelschen zelf, wanneer zij een betrek
king bij de spoorwegen, de douane of de po
litie hebben gekregen. En bij al hun haat
tegen de Engelschen, weten zij bijv. zeer
goed, dat de Britsche politie levens en eigen
dommen beschermt, die dcor de nationalisti
sche demonstraties en relletjes worden be
dreigd. De Engelschen zijn niet meer zoo
hoog verheven boven de kleurlingen als in
vroegere jaren, doch wanneer zij ertoe kun
nen komen om de Indiërs, althans eeniger-
mate als hun gelijken te behandelen, kun
nen zij toch nog groote voordeelen behalen
door den handel op het Verre Oosten. Vele
Indiërs zien wel in, dat zonder Engeland in
dit gebied de grootste verdeeldheid en ver
warring zou ontstaan, terwijl de Engelschen
der oude koloniale families gedurende vier
of vijf generaties geleerd hebben, met In
diërs om te gaan. Al heeft Engeland dus
veel van zijn oude glorie ingeboet, het heeft
Indië nog niet verloren en zal het wel nim
mer geheel en al verliezen.
WIJ ETEN TE VEEL ZOUT!
Den laatsten tijd wordt er nogal vaak
over gesproken, dat zout een vergift is.
Die mededeelingon zijn gewoonlijk zeer on
volledig; het is n.l. onjuist, om zonder
meer ons keukenzout als een vergift te be
schouwen. Daarom mag echter ook niet uit
het oog worden verloren, dat zout schade
lijk wordt voor het lichaam, wanneer men
er meer dan een bepaalde hoeveelheid van
gebruikt. Het zoutgehalte van onze gewone
levensmiddelen is zoo laag, dat men, zelfs
wanneer men naar verhouding buitenge
woon veel vleesch gebruikt, toch nooit
rneer dan 3 gram per dag ervan binnen
krijgt. En dat is niet te veel.
Wat zien wij echter in de praktijk? Er
wordt opzettelijk of gedachteloos zooveel
zout aan het voedsel toegevoegd, dat ge
middeld viermaal die hoeveelheid wordt ge
bruikt. De volksvoeding is daar.mee in ge
heel verkeerde banen geleid en een gevaar
geworden voor de volksgezondheid. Dit ge
vaar is des te grooter, waar deze slechte
gewoonte niet van den laatsten tijd dateert,
doch in West-Europa althans al minstens
twee eeuwen lang is volgehouden. Er is re
den om aan to nemen, dat voor dien tijd
een zoo overmatig gebruik van zout onbe
kend was, terwijl in voorhistorische tijden
vermoedelijk in het geheel geen zout aan
het eten werd toegevoegd. Hot ligt trouwens
voor de hand, om dit aan te nemen, want
de zeeën en oceanen hebben- nooit zooveel
zout opgeleverd als de zoutgroeven.
Nu is het zeer goed mogelijk en zelfs
waarschijnlijk, dat bij een overmatig ge
bruik van zout het ontstaan van bepaalde
ziekten in de hand gewerkt wordt. In ieder
geval staat het vast, dat bij vele ziekten, o.a.
DIJ tuberculose, met een zoutloos dieet
schitterende resultaten kunnen worden be
reikt. Aan den anderen kant zijn er geen
gevallen bekend, waarin ook het strengste
zoutlooze dieet schade heeft aangericht.
Het is dus niet misplaatst, dat er tegen
woordig op aangedrongen wordt, het zoul-
verbruik belangrijk te verminderen.
CHROOMAFZETTINGEN.
In de automobielindustrie en bij tal van
metalen gebruiksvoorwerpen werkt men
het metaal af met een uiterst dun laagje
chroom.
Op zichzelf is dit echter geen afdoende be
veiliging tegen roesten van het onderliggen
de metaal, want het chroomlaagje is daar
voor te poreus. Daaronder worden derhalve
bijna altijd koper- of nikkelafzcttingen op
het metaal neergeslagen en van de kwali
teit hiervan hangt het nu af. of het metaal
werkelijk roestvrij is gemaakt. Om de kwa
liteit van de chroomafzetting, op zichzelf te
bepalen, zijn er verschillende methoden in.
gebruik, waarvan de meest gebruikelijks
gebaseerd is op het feit, dat koper zich
onder bepaalde omstandigheden niet afzet
op een chroomlaag, doch wel in de porieön
en scheurtjes in die chroomlaag. Door bijv.
te meten, hoeveel koper er in 2 minuten
bij een stroomspanning van 0.2 Volt wordt
afgezet, heeft men een middel ter vergelij
king.
Nu is het bekend, dat uiterst dunne
chroomlaagjes ronde poriën vertoonen, die
kleiner worden en tenslotte verdwijnen,
wanneer men de laag dikker maakt. Dan
ontstaat er echter een ander gebrek: er ko
men scheurtjes in dc laag, vooral na ver
loop van eenigen tijd. De gulden midden
weg, waarbij de chroomlaag het minst po
reus is, vindt men bij een dikte van 1/2000
m. M. Deze dikte was reeds van het begin
af in de praktijk do meest gebruikelijke.
Het bleek echter, dat de temperatuur,
waarbij het chroom gewoonlijk werd Afge
zet,, n.l. 45 graden Celsius, niet de meest
geschikte is; bij 65 graden en bii een vol
doende stroomsterkte zijn de afzettingen
veel minder poreus. De beste onderlaag,
voor de chroomlaag, is een nikkellaag,
wat weer geheel in overeenstemming is met
de praktijk.
FOSSIELEN-RIJKDOM IN ZUID-AFRIKA.
Van alle landen ter wereld is Zuid-Afri-
ka vermoedelijk het rijksto aan fossielen*
Daarom is het wel te betreuren, (lat de ge
leerden aldaar zich niet meer moeite ge
ven om uit deze overvloedige bron van ken
nis te putten.
Men vindt er fossielen uit voorhistori
sche tijden, die nergens anders worden
aangetroffen. In de Zuid-Afrikaansche mu
sea vindt men echter niet eens genoeg
voorwerpen om zich zelfs als deskundige
een voorstelling van dit land in den oer
tijd te kunnen vormen. Tc meer is dit van
belang, waar deze fossielen van internatio
nale beteekenis voor de wetenschap zijn.
De Karo-woestijn is vroeger bijv. een
moeras geweest, terwijl er toen een groot
vasteland in den tegenwoordigen Indischen
Oceaan lag. Van dit vasteland zijn er dus
voortdurend voorwerpen naar het moeras
gespoeld, zoodat de Karovlakte ons veel
zou kunnen leeren van de geschiedenis
van het verdwenen werelddeel. Ook in an
dere streken van de Unie kan men echter
waardevolle fossielen vinden. Kort gele
den heeft b.v. Prof. Reck van de Berlijn-
sche universiteit alleen in Thabantsjoc al
ongeveer 30 scheaels gevonden van de ly-
strosaurus, die veel lijkt op dc tegenwoor
dige leguaan, doch tanden had. Verder
vond de geleerde 12 complete lystrosaurus
-skeletten, terwijl hij overal langs de kust
tot aan Kaapstad toe telkens weer fossie
len van uitgestorven dieren vond.
Dezelfde geleerde heeft in 1914 in Oost-
Afrika een skelet gevonden van een mensch
uit voorhistorische tijden, vermoedelijk het
oudste menschelijke fossiel, dat er tot dus
ver nog gevonden is. Toen hij onlangs te
rugkeerde. was hij zoo gelukkig, om ook
werktuigen van dat oude menschenras te
vinden, terwijl hij voorts niet minder dan
1500 fossielen verzamelde. De voorhistori
sche mensch, waarvan hij de overblijfselen
heeft gevonden, was even groot als de
menschen van thans cn had een goed ont
wikkeld voorhoofd, een groot gewicht aan
hersenen en ccn welgevormd lichaam.
I
Veel tooneelen van armoede
en ellende
Onze Berlljnsche medewerker
heeft, dank zij de bereidwillige
medewerking van de politieauto
riteiten, een dwaaltocht kunnen
maken door donker Berlijn en
de raisdadigerskroegjes, onder
persoonlijke leiding van den
commissaris der afdeeling Re
cherche Schumacher.
Nachtelijk Berlijn bezit overal lokalen,
waar men voor de onschuld van geen enk?le
der bezoekers de hand in het vuur zou ste
ken Want zoolang er menschen be
staan, zijn er "al slechte menschen geweest,
die Mijn en Dijn niet van elkander konden
onderscheiden en bij wien het leven van hun
ttiêdernenschen ni?t bijzonder hoog staat
aangeschreven... En zoolang er menschen
zijn, waarbij iets te halen valt, zullen er
dieven bestaan... En zulke menschen vindt
ttr. niet alleen in de stegen en sloppen,
maar wij ontmoeten hen ook in keurig rok-
costuura met lakschoenen en diamanten
dasspeld in de luxe-gelegenheden in Wes
telijk Berlijn. En het eenige onderscheid
bestaat, misschien daarin, dat de speciali
teit van deze „heeren" meer oplichting cn
hazai-dspel is.
Maar reeds het spreekwoord zegt het:
„Soort zoekt soort"en daarmede is het
gemakkelijk verklaarbaar, dat er bepaalde
gelegenheden zijn, die uitsluitend door be
paalde „specialisten" bezocht worden, daar
deze „handarbeiders" elkaar dan meestal
kennen, elkaar kunnen helpen en waarschu
wen en zich zonder gestoord te worden over
hun „kraakjes" en andere misdaden onge-
genesrd kunnen uitlaten... De politie kent
deze lokalen evengoed, maar zij wacht zich
er wel voor, de menschen uiteen te jagen,
daar op deze \yijze het „gilde" veel beter
bewaakt kan worden, dan wanneer deze bij
eenkomsten- achter de deuren van particu
liere woningen plaats zouden hebben.
Desondanks kan men in Berlijn niet van
een bepaald „misdadigerskwartier" spreken,
zooals dit in andere stedën het geval is.
Hamburg heeft. St. Pauli, Londen heeft Whi-
techapel, New York de Chineezenstad, Brus
sel het Marollenkwartier, stadsdeslcn, die
uitsluitend door misdadigers van alle cate
gorieën bewoond worden. In Berlijn is dat
alles meer verstrooid Wel bestaan er be
paalde wijken, die op een nachtelijk uur
en zonder gezelschap voor een gocdgeklesd
persoon nu niet dadelijk geschikt zijn om
eens rustig te gaan wandelen, maar over het
algemeen kan men zeggen, dat de veiligheid
in deze vier-millioenenstad in alle dealen
gewaarborgd is. Dc buurt van de loodsen,
om en bij het Stettiner Station, wordt welis
waar door veel lichtschuw gespuis bewoond,
maar het komt zelden voor, dat een onschul
dige voorbijganger daar in gevaar komt...
Ik heb het aan de medewerking van de
politieautoriteiten te danken, dat ik -2en die
peren kijk kon krijgen op de gedragingen
van de „onderwereld" en dat ik in de gele
genheid wérd gesteld, lokalen te betreden,
waar men anders niet gaarne vreemden ziet.
In de eerste plaats k\v am het reeds genoem
de „Loodsen-kwartier" aan de beurt en en
kele kelders in de Mulac- en de Linienstras-
se gaven reeds een aardig perspectief van
het lompenproletariaat. Daarna volgden er
eenige in de buurt van het Schlesische sta
tion, terwijl wij eindigden met de „Alten
Jakobsstrasse", zoodat wij een steekproef
dwars door de misdadigerswereld van Ber
lijn hadden gedaan...
Het symptomanische van alle tooneelen
was ongeveer het volgende: meestal waren
het kelders van gemiddelde grootte, die
echter alle, ondanks het late uur, druk be
zet waren. Aan kleine cafétafeltjes of rond
één groote, ruwe, houten tafel was het
illustere gezelschap gezeten, terwijl een
citherspeler of een harmonicaspeler, soms
ook een gramofoon, de noodige vroolijkheid
bracht. Naast gestalten, die geheel in lom
pen gehuld waren, zag men naar de laatste
mode g3klecde personen en naar mate het
gezelschap in meerdere of mindere mate uit
mannen bestond, zag men veel of weinig
„dames". Vele waren souteneurs met hun
lokaas, arbeiders, society-typen, deernen, cn
vooral veel pettenvolk. In bonte volgorde
zat alles door elkaar. Het overgroote deel
leed gebrek, dat stond op do gezichten te
lezen En als men eens na ging, wat er
aan consumptie gebruikt werd, behoefde
men zich niet te verwonderen over de klach
ten van den waard over de slechte gang van
dc zaken. Bier, brandewijn en koffie, dat
waren de dingen die hoofdzakelijk gedron
ken werden, doch men kon duidelijk be
merken, dat hier met Pfennige gerekend
werd. De hoofdzaak voor deze gasten was
dan ook minder de vertering dan wel een
dak boven het hoofd te hebben om eens
met „collega's" te kunnen praten en over
leggenDat een nieuweling van alle
zijden wantrouwen ondervindt is vanzelf
sprekend. Dat vormt een deel van het in
stinct tot zelfbehoud van deze menschen,
die er in de eerste plaats voor waken, met
de politie niet in al te nauw contact te
komen. De vrijheidsdrang maakt hen wan
trouwend tegen ieder nieuw gezicht en de
vrees voor den „Acht-Groschenjungen", die
tegen betaling verraad plegen, is algemeen.
Daarom wordt, de ingang van dergelijke
kelders ook meestal door een „Spanner" be
waakt, die een ieder, die ook maar eenigs-
zins verdacht is, den toegang weigert Ver
der is de Spanner er om de orde in dezo
lokalen te handhaven en ongswenschte
ruziezoekers of te luidruchtige dronkaards
naar buiten te werken. Want orde is er
overal, daar kijkt de waard zéér scherp
naar! Hij wil met de politie zoo weinig mo
gelijk te doen hebben. En deze gastenschaar
is ook van de noodzakelijkheid van orde
ten volle overtuigd, zoodat een onvriende
lijke terechtwijzing van den waard dan ook
meestal zonder tegenspreken wordt opge
volgd, een terechtwijzing, die in andere ge
vallen tot een bloedig tweegevecht geleid
zou hebben.
Mijn geleider kent de meesten der be-
zo3kers en deze kennen hem ook. Maar van
vijandschap tusschen beiden is al héél wei
nig te bespeuren, integendeel: er heerscht
een sportieve band tusschen hen. Deson
danks kan ik mij niet vrijmaken van de
voorstelling, dat het meer te vergelijken is
met een dierentemmer, die zwaar gewapend
tegenover zijn dieren komt te staan, die
hem hoewel zij hem gemakkelijk kunnen
aanvallen en overweldigen niets doen,
daar zij ontzag voor hem hebben. Maar op
een desbetreffende vraag antwoordt mijn
gids: „Zoo erg is het niet. Als zij bemer
ken, dat men in de eerste plaats de mensch
in hen ziet en dan pas cle misdadiger, kan
men best met hen opschieten. Zij zijn haa6t
allemaal uiterst gevoelig voor de wijze,
waarop men hen behandelt en weet men
hen psychologisch goed aan tc pakken, dan
kan men aan hen dikwijls zelfs een grooten
steun hebben en zaakjes, oplossen, die zon
der dez3 „medewerkingveel moeilijker, zoo
niet onmogelijk op te lossen zouden zijn ge
weest. Ik zou genoeg gevallen kunnen op
sommen, waarin, na het uitzitten van hun
straf, zekere misdadigers ijverige mede
werkers der politie werdon. Iedere misdadi
ger verweert zich slechts dan, als hij weet,
dat zijn vrijheid op het 6pel staat. Dan is
natuurlijk de grootste voorzichtigheid num
mer één, want ieder oogenblik van verslap
ping der waakzaamheid kan hem weer in de
cel doen komen.
Wij kennen allen dergelijke lokalen en
hun stamgasten nauwkeurig! Als er een
wat op zijn geweten h&aft, tracht hij ons
meestal te vermijden,' d&ar hij nooit kan
weten in hoeverre wij" reed£ van zijn aan
deel op de noogte zijn".
Of men nu in kelders, ol in pakhuizen,
in achter- of voorkamers konrt, of de loka
len nu in clen vorm van cafétjevv likeurwin-
kels, bars, melksalons of gesle'en huizen
zijn ingericht, veel onderscheid .s cr van
binnen niet. Hoogstens treft men in de
ecne zaak meer de ouderen cn in een andere
de jongeren aan. Bij het lokaal in de
Mulackstrasse was het zoo, dat alleen zij
konden binnenkomen, die op een minstens
5 jaar lang3 tuchthuiservaring kunnen te
rugzien. Daar kon men ook de échte
„Brennabor" drinken, een soort verdunde
brandspiritus! Dit kleine lokaal, waar men
elkaar door de rook haast niet kan zien, is
een ware hel voor hen, die deze atmosfeer
niet gewend zijn. Desondanks scheen het
twaalftal gasten, dat wij er aantroffen, zich
daar zeer op zijn gemak te voelen....
De buurt, om het Schlesische station is
beter dan de roep, die cr van uitgaat. Na
tuurlijk heeft men daar ook nog échte mis-
dadigersstcgcn, waar de misdadigerswereld
dagelijks vergadert, maar de onveiligheid
van die buurt, waarvan in den laatsten tijd
zoo dikwijls sprake was, bestaat niet. Ge
vechten komen overal wel eens voor, dat
is juist het typeerende van de misdadigers-
wijk. Overigens tracht men In deze buurten
alles, wat ook maar de aandacht trekt, tc
vermijden om in stilte, zooveel mogelijk zon
der politiespionnage, te kunnen „werken".
Men krijgt bij zulk? tochten den indruk,
alsof het leven in zulke kroegjes rustiger is,
dan in menig burgercafé, hetgeen thans wel
begrijpelijk isEn dan komt men ten
slotte tot de overtuiging, dat het stijgende
aantal minder wordt veroorzaakt door uit
breiding van het aantal misdadigere, dan
wel door den economischen nood. De too
neelen van armoede 4en ellende, die men op
zoo'n tocht meemaakt, kan men nooit meer
vergeten.