WITTE SKI-SOKJES M. A. RAKLAAR 't SMULHUIS BAKKERIJ vanaf 49 cent FIRMA Groote Sorteering AMERSFOORT DAMES, Koopt Uw brood en ge bak in Amersfoortsch meest hygiënisch en modernst ingerichte Tel. 890 Tel. 890 ONZE KWALITEIT STAAT AAN DE SPITS OP DENNENHEUVEL OP DE BOERDERIJ C.t.deliHeHogerïfJaand ALS DE HEIDE BLOEIT door C. E. de Lille Hogcrwaard. HOOFDSTUK XIII. De Postwissel. Een paar dagen na de picnic op de hei werd Loek verblijd door een postwisseltje uit Zwitserland. Toen zij 's morgens bene den kwam, lag het net als een brief! naast haar bord. Zij bekeek het adres aan dachtig en ja, haar naam stond er op: Jongejuffrouw L. de Bont 't Leed dus geen twijfel: de postwissel was voor haar be stemd en de som, vijf gulden, zou haar aan het postkantoor worden uitgekeerd. Alleen begreep Loek niet, waarom zij die van Vader en Moeder kreeg. Ze was niet jarig en het was geen feestdag, het kon ook niet meer zijn, omdat ze op school was overgegaan! Maar waarom was het dan wel?... Zij keerde den postwissel eens om en... daar stond duidelijk door Vader op geschreven: „Om in cle vacantie naar eigen goedvinden te besteden". Dat was dus de bedoeling van het geld, maar opnieuw vroeg Loek zich af: „Waar om dit extraatje?" al was zij er natuurlijk mee in de wolken. Zij kende dan ook niet de geheime be doeling van Vader en Moeder, die eens wil den zien, hoe zij het geld besteden zou. Als zij nog "het zelfzuchtige, ijdele meisje van vóór de vacantie was, dan zou alles ten bate van haar eigen-lieve-zclf wor den uitgegeven. De vijf gulden zouden waarschijnlijk omgezet worden in een ket ting of armband, snoeperij of een boek. Moeder had reeds in het vooruitzicht van een verblijf op Dennenheuvel een verandering ten goede gezien in het feit, dat Loek voor allen een verrassing gekocht had, maar... zou haar meisje niet weer in haar oude fout vervallen zijn? Zij had er met Vader over gesproken en er was be sloten, Lock op de proef te stellen door haar vijf gulden te zenden, die zij naar eigen goedvinden besteden mocht. Loek voelde zich den koning te rijk. V ij f gulden! voor haar alleen! Wat een schat! En wat zou ze daar allemaal niet voor kun nen koopen! Eén gulden was al heel wat en dan op eens vijf tegelijk! Ja, wat zou ze er voor koopen? Allerlei plannen sche nen krijgertje te spelen in haar bol. Neen, ze kon niet dadelijk een besluit nemen! 't Was te moeilijk, veel te moeilijk! Maar dat hoefde immers ook niet! Ze had toch den tijd om er rustig over na te denken! Haar eerste werk na het ontbijt zou zijn: het geld in ontvangst te nemen. Lachend bood Oom Bert aan: voor haar naar het postkantoor te gaan om het geld te halen, maar Loek wilde dat graag in hoogst eigen persoon doen. De gang naar het postkan toor maakte immers al deel uit uit van de heerlijke verrassing! Oom en Tante begrepen dit wel. Maar Loek, die in haar rijkdom grootmoedig was, stelde voor, Jaapje en Beppie mee te nemen en zoo ging zij na het ontbijt dan tusschen het tweetal in op weg. Met groote oogen en vol eerbied aange staard door de kleintjes, zette Loek al was het eenigszins beverig haar hand- teekening op de daartoe bestemde plaats. En nu werden er door den vriendclijkcn beambte twee blanke rijksdaalders vóór haar neergelegd, die ze veilig in haar beursje stak. 't Was maar goed, dat er tusschen het postkantoor en Dennenheuvel geen winkels waren, want het geld scheen in Locks taschjc te dansen en zij zou wellicht later spijt hebben van een overhaasten koop. Alles had zij er wel voor willen koopen en... niet voor zichzelf! Ze zou willen be ginnen met de kleintjes iets to geven. Iedereen had ze wat willen geven. Vijf gulden was een kapitaal! Haar heele om geving zou zij er gelukkig mee kunnen maken. Dat had ze vannacht ook niet ge droomd! O, wat was het leven toch heer lijk! Met stralende oogen liet Loek Tante Truus bij haar thuiskomst de twee rijksdaalders zien. „En?" vroeg mevrouw Terooren lachend. „Wat denk je er mee te doen?" Loek moest eerlijk bekennen, dat zij het fiog niet wist. Aan zóóveel dingen had ze gedacht, dat de keus hoe langer hoe moei lijker werd en zij maar niet besluiten kon. ,,'t Heeft hcelemaal geen haast!" zei Tante Truus. „Ik zou er maar eerst eens ccn nachtje over slapen." Ja, dat leek Lock ook het beste. Mis schien zou ze morgenochtend, als zo wak ker werd, in eens weten, wat het zijn zou. Toch waren haar gedachten dien gehee- len verderen dag telkens weer bij de rijks daalders. 't Was ook zoo heerlijk, dio hec- lemaal naar eigen goedvinden te mogen be steden en het onverwachte ervan maakte het dubbel aantrekkelijk! (Wordt vervolgd). (Nadruk verboden). door C. E. de Lille Hogcrwaard. Op de hoeve van Japik-boer, waar de koeien en kalveren, dc schapen en lamme ren, de paarden, een paar geiten, de ezel, de varkens cn de biggetjes in de wei lie pen, hadden dc kippen, de ganzen en de eenden ook vrij toegang tot dc uitgestrekte grasvlakte. Allen genoten van de zon, die na zich dagen schuil gehouden te hebben, einde lijk weer eens een kijkje scheen te willen nemen om te zien, hoe het er op den hof van Japik-boer wel uitlag. Maar het allermeest in haar schik was Mieke-poes, die zich vóór de boerderij lek ker in de verkwikkende zonnewarmte lag te koesteren cn het buitengewoon rustig vond, dat alle twee- en viervoeters onder de die ren het weiland bevolkten en zij dus na genoeg bet rijk alleen had op den Appel- hof, zoo heette de boerderij. Nagenoeg, want Nero, do groote waak hond, lag aan den ketting cn kon het erf niet verlaten. Een stumperd vond Mieke- poes hem eigenlijk, want dat begreep zij met haar klein poescnverstand best: 't is heel iets anders ergens vrijwillig te zijn dan met een ketting aan diezelfde plaats gebonden te worden cn er niet weg te kun nen, ook al wil je nog zoo graag. Mieke-poes lag dus heerlijk in het zon netje en dommelde nu en dan in. Wat al die anderen toch op het weiland zochten? Hier was 't veel rustiger, al kon je duide lijk 't geloei en geblaat, 't- gehinnik, gebalk en geknor, 't gekraai, gekakel en gesnater der overige bewoners van den Appclhof hooren. Ja, als zij gewild had, zou ze best een praatje met al die levenmakers hebben kunnen maken! Maar Mieke-poes, die wan neer zij eenmaal begon, een vervaarlijke miauwstcin kon opzetten, verkoos een dutje te doen. Ze was den geheelen nacht op de muizenvangst geweest en liad de rust dus zeker verdiend. Maar wat was dat? Waarom blafte Nero? Er kwam toch geen vreemde het erf op! Akelig hard en onheilspellend klonk Ne ro's geblaf Mieke-poes in dc ooien. Eerst wilde zij doen, of zij niets bemerkte, maar zelfs de geduldigste poes wordt kwaad, als zij door blaffen uit den slaap gehouden wordt. Bovendien kon zij Nero toch al niet te best uitstaan. Ze waren nu wel geen vijanden, leefden niet als kat en hond, maar... Nero moest geen dingen doen, die een goed opgevoede poes onbehoorlijk vond. En dat luid en zonder noodzaak blaffen hiertoe behoorde, vond Mieke-poes buiten twijfel. Waf-woef-waf! Waf-woef-waf! O, wat ben je vreeslijk laf! meende Mieke-poes op eens duidelijk te ver staan en natuurlijk waren die woorden lot baar gericht Wat beteekende dat? En wat had Nero op eens tegen haar? Mauw-miauw! Mauw-miauw! Zeg eens! Foei! Wat heb je nou? kon zij dan ook niet .nalaten te vragen. Opnieuw klonk Nero's geblaf als: Waf-woef-waf! Waf-wocf-waf! O, wat ben je vrees'lijk laf! Dat was toch al te erg! Met hoogen rug kwam Mieke poes nu op Nero af cn miauwde uitdagend: Mauw-miauw! Mauw-miauw! Heb je wat? Zeg 't dan maar gauw! Waf-woef-waf! Waf-woef-waf! Dacht je, dat 'k om jou wat gaf?! blafte Nero, die toen hij uitgepraat 'was, zijn tanden dreigend zien liet. Zachtjes als de kind'rcn slapen Zweven Elfjes door het bosch. Ook Kabouters wuiven vroolijk, Dansend over 't groene mos. Want het is nu volop zomer En vannacht is er groot bal. 't Elfen- en Kaboutcrvolkjc Kregen invitaties al Van den Koning der Kabouters. Waar hij woont? In d'ouden eik! Maar als kind'ren komen kijken, Neemt hij daaruit fluks de wijk. Zie ze dansen, zie ze zweven! Allen in een lange rij. Kleine trippelpasjes makend, Elk is vergenoegd en blij! (Nadruk verboden!. Ook de maan komt even kijken, Zij houdt van het bosch het meest In cl?n nacht als 't kleine volkje Daar zoo opgewekt viert feest. Maar bij 't eerste morgenkrieken Gaan ze allen fluks naar huis, Want als mcnschen kunnen komen, Is 't voor hen niet langer pluis In het bosch. Kabouters, Elfjes Dansen toch alleen maar blij In den nacht. Is dat niet jammer? Och, wat wa3 ik daar graag bij! Daarom ga ik er van droomen, Als ik 's avonds lig in bed. En dan heb 'k met de Kabouters En de Elfjes tóch 's nachts pret! Mieke-poes, in de veronderstelling vc-r- keerend, dat Nero begonnen was, kon het niet op zich laten zitten cn miauwde weer: Mnuw-miauw! Mauw-miauw! Dacht je heuscb, dat 'k bang zijn zou? Plotseling werden beiden opgeschrikt door een koe, die over het hek keek cn dui delijk loeide: Boe-boe-boe! Boe-boc-boe! Jullie maakt me vrees'lijk moe! Boe-boe-boc! Boc-boe-boe! Hou op met die ruzie, toe! Beschaamd zwegen Nero en Mieke-poes nu. Maar lang duurde dit toch niet. Daar begon Nero weer: Waf-woef-waf! Waf-woef-waf Stilte, of ik bijt voor straf Nu vond Roodkam, de baan, het tijd zich met de zaak te bemoeien en lnj kraaide luid: Kukleku! Kukleku! Zeg, hoe heb ik dat plots nu? Allen zwijgen, als,ik kraai! Hou dus op met dat lawaai! Een klein brutaal biggetje, dat altijd het laatste woord wilde hebben, knorde daar op: Knor-knor-knor! Knor-knor-knor! Klinkt uw stem vandaag wat schor? Deze brutale vraag liet Roodkam, die juist zoo trotsch was op zijn heldere, wel luidende stem, zich niet Welgevallen voor al niet, als ze kwam uit het snuitje van zoo'n klein biggetje, dat pas kwam kij ken! Boos kraaide bij dan ook: Kukleku! Kukleku! Zeg, klein ding, wat is dat nu? Dreigend stak Roodkam zijn snavel in de richting van het brutale biggetje. Maar nu nam Moeder Knor de partij van haar kind op en knorde: Knor-knor-knor! Knor-knor-knor! 'k Geef om jouw gekraai geen lor! Juist was Roodkam op het punt Moeder Knor voor deze brutale opmerking met zijn snavel bestraffend te pikken, toen hij plot seling afgeleid werd door het gehinnik van Lize, het groote, zw.arte paard: Hi-hi-hi! Hi-hi-hi! Ov'ral ruzie, waar 'k ook zie! Wees toch dankbaar voor de zonl Dom was, die nu kibb'len kón! Een gans snaterde luid: - Gi-ga-gak! Gi-ga-gak! Alsjeblieft! IIou je gemak! -v' En een eend viel in: K\vak-kwak-kwaak! Kwak-kwak- kwaak Zeg eens, dat ik ruzie maak! 't Was, of de dieren hoe langer hoe op roeriger werden. De schapen en lammeren, die anders tot de meest vreedzame dieren behooren, begonnen zich zelfs mot het twistgesprek te bemoeien: Zij konden ech ter niet veel meer zeggen dan.» Bè-bè-bè! Bè-bè-bc! En do geiten wilden daarop rijmen met hun: Mè-mè-mè! Mè-mè-mè! Zoodat ieder toch duidelijk hooren kon, dat ook deze dieren zich maar niet alles lieten zeggen. Daar snaterden dc eenden in koor: Kwak-kwak-kwaak! Kwak-kwak- kwaakl Roodkam is oen oude draak! De haan was nu zóó woedend, dat..< bij van kwaadheid geen geluid uitbrengen kon! Maar Grauwtje, dc ezel, balkte verzoe^ nend: I-a! I-a! I-a! Denk nu toch eens even na. Waar de ruzie door ontstond En houd allen, eens je mond! Nero, zeg, wat blafte jij? 'k Hoorde 't half maar in de wei! En Nero, die altijd èoedo vrienden met Grauwtje geweest was, antwoordde be leefd: Waf-woef-waf! Waf-woef-waf! Kon 'k maar van mijn ketting af! Ontsteld luisterde Mieke-poes naar zijn woorden. Ze twijfelde er geen oogenb'.ik aan, of Nero do waarheid sprak, want bij allen op den Appclhof stond Nero bekend om zijn eerlijkheid en oprechtheid. Zij had hem dus verkeerd verstaan en dat was het begin van alle ruzie geweest! O, wat was ze dom, wat was ze toch vree- selijk dom geweest! En zij haastte zich te zeggen: Mauw-miauw! Mauw-miauw! Ik verstond je niet zoo gauw! Mauw-miauw! Mauw-miauw! Och, wat heb ik een berouw! Ook do andero dieren schaamden zich" erover, dat ze aan den twist hadden deel genomen. Allen kwaakten, loeiden, kikel- den, hinnikten, snaterden, blaatten en knorden door elkaar om dit duidelijk te maken. Do boer, die bet lawaai hoorde, kwam eens kijken wat er aan de hand was. Hij ontdekte echter niets bijzonders cn zei even later tegen Trijntje, zijn vrouw: ,,'k Geloof, dat er storm in de lucht zit! De dieren zijn zoo drniKP Wat wist h ij ook van hun twist af? En al had hij dien misschien gehoord, ver staan kon hij do dieren immers toch niet! (Nadruk verboden). De heide staat te bloeien, Naar buiten dus gezwindI We plukken graag de bloemen, Die Moes zoo prachtig vindt. De hei draagt nu haar feestkleed Van schitt'rcnd paarse kleur. De bijtjes komen zoemend Al af op bonlnggeur! We plukken handen vol en Gaan zingend weer naar huis. Het is een buitenkansje: Ons Moesje is niet thuis! Wij vullen dan de vazen Voorzichtig! met de hei. 't Zal een verrassing wezen, En straks is Moeder blij! Als Moes die paarse bloempjes In onze vazen ziet, Bedankt zij vast haar kleuters: Jan, Albert, Ans en Piet! Carla Hoog. j (Nadruk verboden).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1932 | | pagina 19