Raadselhcekje Oplossingen der raadsels uit 't vorige nummer. Voor grooteren. Voor kleineren. Om op te lossen. Voor grooteren. FOUTENZOEKPLAATJE Voor kleineren. RuforiekvaiiOomPïm WAT DE SNELTEEKENAAR DE VORIGE WEEK GETEEKEND HAD. Do vier- en twintig dieren waren een: Aap Beer Casuaris Drommedaris Eekhoorn Fret Giraffe Hyena Inktvisch Jagocar Kangoeroe Leeuw Miereneter Nijlpaard Olifant I Papegaai Raaf Struisvogel Tijger Uil Vos Wolf IJsbeer Zeeleeuw. (Nadruk verboden). 1. Met de letter e. 2, T A N G A D E R N E R O G R O T 3. Zal Hermanna Mien straks een eind op de fiets wegbrengen? (Amiens). De arme vrouw had u blindelings ge volgd. (Dublin.) .Wat had Jan toch allemaal in zijn zak ken? (Halle en Linz.) Ik vul maar eerst de grootste bloem vazen. (Ulm). 4. E Eerbeek, bek varen Eerbeek arend pen 1. Paard, paars, baars. 2. Drie, bergen; Driebergen. 3. Een pan. '4. Klaprozen en stokrozen. Maak dieren van: v a n a b i a li B rola zeer gril vier ei kan lap beest nok 2. Mijn geheel wordt met 9 lettors geschre ven en noemt een plaats in Noord- Holland. Een 1, 5, 7, 6 is een vrucht. Een 2, 3, 8 is een vaas. Een 9, 5, 2, 3 vindt men in elk vertrok. 4. 2, 3, 7, 8 vindt men aan elk gebouw. Een 4, 7, 5, 6 is een wateroppervlakte. 3. Welke rivier in Limburg noemt een deel van een schip of bootje? I. Op de zigzag-kruisjeslijn komt de naam van een groen dier. lo rij X 2o X X 3o X 4o X 5o x 6o X X 7o X So 9o lOo een nauw steegje, een jong, viervoetig dier. een smeerseltje, een meisjesnaam, een klipgeit, het tegenovergestelde van vroeg. een deel van je ge zicht. een mondwater, een vrucht, een drank. Ik heb een zacht vel en Ik smaak heusch heel goed. Zes letters, die zeggen Hoe 'k heeten wel moet. 2. Wie maken meer lawaai dan een trom melslager? 3. Met b kan ik soms gegeten worden. met k heb je mij tweemaal, met h ben ik iets onaangenaams, met z nooit een meisje en met 1 word ik verdiend. Vul de rijmwoorden in: Wij spelen in ons tuintje En hebben dolle pret. Je mag best met ons meedoen: Met Bob en zusje Welke zijn de 11 fouten in dit plaatje? (Nadruk verboden). Verstoppertj' in de struiken Is 't allerfijnste spel. Of roovertje. Dat ken je Toch allen zeker En wordt het eind'lijk bedtijd, Zegt Moeder: „Nu niet meer!" Dan spelen wij tesamen Weer op een and'ren (Nadruk verboden). Beste Nichten en Neven. Deze week is er weer een bijzonder klein aantal briefjes binnengekomen. Dit kan ik me heel goed begrijpen/met het mooie weer van de laatste paar weken. Het is werkelijk een heele toer om nu een half uurtje van je zwemgenoegen of fietstocht af te nemen om in een warme kamer een briefje te gaan schrijven aan oom Pim of om te gaan peinzen over dat moeilijke spreekwoord of kruisjesraadsel. Eerlijk gezegd, ben ik ook blij, dat er nu niet zooveel briefjes zijn, want nu kan ik ook nog eens even eruit. Jullie moet echter niet denken, dat ik het vervelend vind als er volgende maand weer meer briefjes komen, want jullie zult nu wel zoo langzamerhand welen, dat ik deze altijd met evenveel genoegen beantwoord. Maar er is nog iets fijns voor me: vol gende week ga ik de rest van m'n vacantie opmaken! Ik boop alleen maar, dat het dan ook nog mooi weer is. Dit met vacantiegaan heeft voor jullie tot gevolg, dat er volgende week geen ruilhandel is. Bonnen en derge lijke behoeven jullie dan niet te zenden of te vragen. Ik hoop, dat jullie dat voor één weekje niet erg zult vinden. Ik geloof zelfs, dat jullie het heelcmaal niet erg vindt en zelfs met genoegen een weekje den ruilhandel zult willen missen omdal oorn Pim met vacantie gaat. Trouwens, er zijn op het oogenblik maar heel weinig nichten en neven, die aan den ruilhandel meedoen, daar de mcesten zelf met vacan tie zijn. Ik groet jullie dus tot Zaterdag 3 Sep tember! Oom Tom zal volgende week jullie briefjes beantwoorden. DE CORRESPONDENTIE. Sprinkhaan. Ja, die kleine plaats jes zijn niet gemakkelijk te vinden, doch zoo'n raadsle is tevens een goede oefening voor aardrijkskunde. Gefeliciteerd met je kleine zus, dat was zeker een aardige ver rassing voor je, vooral nu de ooievaar pas bij jullie op het dak was geweest. Cupido. Nou, als je het vergeten had, zou ik het me best kunnen voorstel len, want het weer is nu werkelijk te mooi om binnen te gaan zitten schrijven. Vond je het niet erg leuk in Bunschoten en Spa kenburg? Aardig, dat je nu de boontjes van jc eigen land kunt eten; nu smaken zc zeker extra lekker hè? Nog wel bedankt voor je 'bonnen. Ik vermoed, dat, wanneer ik je in mijn vestjakje zou meenemen, je i nog niet veel van de mooie omgeving zou zien! Lobelia. Ja, het is nu in een scha duwrijken tuin wel lekker, doch ik zit nog maar het liefst in het zwembad. Ga jo nooit zwemmen? Dat is een van de mcc6t gezonde sporten, waar je tevens ook nut van kunt hebben. Roodborstje. Nou, en óf ik in Bilthoven wel eens ben geweest. Vroegev gingen wij van Utrecht er altijd heen loo- pen en speelden daar heele dagen roover tje. Ik heb daar menig hol gegraven! De oplossingen. L O O SDU I N E N O 1 d e b r O e k O O 6 t b u r g S P a a t n e D i c men II. U 1 r u m I li k t N e 1 E b N beste stuurlui staan aan wal woorden: tuin, ru6t, Baarn, Waal, steur, lade en Best. Ik heb geen enkele goede oplossing ge vonden; alleen Cupido was er het dichtst bij, deze 6chreef in plaats van Diemcn: „Duimen". Dit is vermoedelijk een schrijf fout, zoodat ik hem een troostprijs zal toe kennen n.l. een album met plaatjes, welke ik onlangs heb toegezonden gekregen. Hij kan deze vanaf Maandag komen halen. Nieuwe raadsels. I. X X i X i X X X X X X X X X X-X X X X e I X X X Op de kruisjeslijncn komt de naam van een landstreek in een van de Noordelijke provinciën van ons land. Op de le rij: een medeklinker. Op de 2e rij: een muziekinstrument. Op de 3e rij: een lekkernij. Op de ie rij: een plaats op de Veluwe. Op de 5e rij: een snel vervoermiddel Op de 6e rij: het gevraagde woord. Op de 7e rij: een gezond voedsel. Op de 8e rij: iets waar men zwaar tegen op moet fietsen. Op dc 9c rij: iets wat alleen mannen hebben. Op de 10e rij: een verkorte meisjesnaam. Op de 11e rij: een medeklinker. II. Mijn geheel is een spreekwoord dat uit 4 woorden bestaat en met 24 letters wordt geschreven. 18, 3, 5, 14, 2, vindt men in iedere kamer. lv 17, 10, 19, 2, is-een heilig geschrift. 24, 22, 7, is 'éèn-Wetaal. 10, 11, 20, 8, is een huisdier. 12, 6, 9, 4, is een familielid. 21, 17, 2, is een rivier in Afrika. 13, 23, 15, is een boom. N* ONZE RUILHANDEL. Tom Mix kan een paar roodbandplaat- jes cn een filmfoto halen. Micky Mouse kon een paar karne- melRzeepplaatjcs, cactusbonnen en Hille's- bonnen halen. Roodborstje kan een paar Amstel- penningen, een paar Batco- en een Miss Blanche bon krijgen. Alle bonnen en plaatjes kunnen na Maandagmiddag 3 uur worden afgehaald. Ik herinner er nog even aan, dat er vol gende week géén ruilhandel is. OOM PIM. DE WEKKER door T. VAN BEEM—PALEOLOGO. (Uit Ons Eigen Tijdschrift, uitgave C. J. van Houten en Zn.) Driftig rammelde Hans den wekker heen en weer. Ja, er zat niets anders op, hij moost hem maar opwinden, anders werd hij morgen vast niet op tijd wakker; maar je zou zien, hij sliep natuurlijk den heelen nacht niet, uit angst, dat hij morgenochtend weer zoo zou schrikken van die lamme bel. Twee jaar geleden, toen hij op de H. B. S. was gekomen, had Vader hem liet „mar telwerktuig" cadeau gegeven, er bijvoe gend: „Als je nu 's morgens vroeg eens lee- ren moet, zorg je er maar zelf voor, dat je op tijd wakker wordt. Je bent nu oud en wijs genoeg cn Moeder behoef je niet altijd te komen roepen, hoor mannetje." „In orde, Vader," had Hans geantwoord. „Met zoo'n fijne wekker verslaap ik mij vast nooit." En trotsch wond hij hem den eersten avond op, zette het kleine wijzertje op half zeven en kroop toen lekker onder de dekens. Leuk zou dat zijn, als morgen de wekker afliep. Nu, of het leuk was! Nooit zou Hans de schrik vergeten, toen dat nare ding 's mor gen om half zeven plotseling begon af te loopen. Hij vloog op, niet wetend wat er gebeur de. Door de onverwachte, wilde beweging stootte hij eerst zijn hoofd op een ver schrikkelijke manier aan den ombouw van zijn bed en toen hij zich snel omdraaide, rolde hij met een plof aan den anderen kant uit zijn bed. En ondertusschen rinkel de er iets, hij wist niet wat, maar door. Versuft zat hij midden in zijn kamertje op den grond en net toen het tot hem door drong, dat dót nu zijn nieuwe wekker was, kwam Ed, zijn jongere broertje, binnen om te zien, wat er toch allemaal gebeurde. En toen hij het verdwaasde gezicht van Hans zag en de wekker nog aldoor hoorde rinke len, was hij hem niet te hulp gekomen, maar bleef slap van het lachen in de deur post staan, terwijl hij de heele familie bij elkaar brulde, om getuige te zijn van-het glorievol ontwaken van Hans. Van toen af bezwoer Hans, dat hij nooit weer een wekker zou gebruiken en wat Moeder en Vader ook zeiden van „het went wel", cn „toe Hans probeer het nog een keer", Hans vertikte hot en had er zich aan gewend iederen ochtend om zes uur, uit zichzelf, wakker te worden cn nooit had hij zich nog verslapen. Maar nu was het een ander geval. Het was morgen de eerste dag van de vacantie on Ilans had met een paar vrienden afge sproken, dat ze om vijf uur zouden op staan en dan een lange fietstocht te gaan maken. En uit angst zich te verslapen, had Hans besloten den wekker nog maar eens te probeeren. Aarzelend begon hij het wekkeruurwerk op te winden; zóó, maar niet te ver, dan duurde dat gerinkel tenminste niet zoo lang. En nu het kleine wijzertje nog op de 5. „Dat is do eerste maal dat ik je weer ge bruik," oreerde Hans tegen de klok. Toen zette hij hem met een zucht op een stoel vlak naast zijn bed, dan kon hij hem ten minste dadelijk stop zetten. Langzaam kleedde hij zich uit, terwijl hij voortdurend bcoze blikken op den wekker wierp, en een kwartiertje later stapte hij in bed. En hoewel Hans beweerd had, dat hij den heelen nacht niet zou slapen, bewees zijn rustige ademhaling al spoedig dat hij sliep. Maar erg rustig was zijn slaap niet. Hij woelde en draaide heen en weer en ieder kwartier was hij wakker en verwonderde er zich over dat de tijd niet sneller voorbij ging. Tenslotte viel hij in een zware, diepe slaap cn droomde, droomde maar steeds van wekkers, Tientallen en tientallen wekkers stonden rond zijn bed, zweefden in de lucht, dansten op de tafel en de kast. Het was een aller zotst gezicht hoe ze zich op hun korte, scheeve beentjes voortbewogen. De bel ver anderde in twee rechtopstaande horentjes en de gezichten van die wekkers, nee die waren gewoon om bang van te worden. En een getiktak, dat het was! Hans hield zijn ooren stijf dicht „Ga toch allemaal heen, zien jullie dan niet dat ik zoo niet slapen kan?" smeekte hij. Maar de wekkers begonnen te lachen. De ééne met een heel schel hoog lachje, een andere met een zware dreunlach. Het was een kabaal van jewelste. „Nee hoor kereltje", zei een van de wek kers, die de meeste praatjes bad, „nee boor, we gaan niet weg. Dacht je dat we ons al niet lèng genoeg geërgerd hadden, dat je onzen geleerden neef, die bij jou in dienst is, nooit wilt gebruiken. We zullen je lceren, hem zoo te verwaarloozen!" En ze begonnen nog wilder te dansen en lachten, lachten zonder ophouden. „Zoo, nu zijn wij de baas! Wist je niet, dat we één keer in de drie jaar, één nacht leven? Dat is vannacht. We dachten eigen lijk, dat je het wist en uit angst gister avond onzen knappen neef opwond. Maar we laten ons door jou niet beetnemen." „Nee, heusch niet, ik wist er niets van", fluisterde Hans, „maar ik wilde je neef nog eens een keertje probeeren. Ik kon er niets aan doen, dat ik bem niet iederen avond opwond, maar de eerste keer heeft hij mij zoo geweldig laten schrikken, dat ik mijn hoofd stootte en daarna uit bed rolde. Ze hebben me allemaal uitgelachen en dat is heusch geen pretje." „Nee, dat is zeker geen pretje", zei de wekker van Hans, „daar kan ik over mee praten. Als je eens wist hoe al mijn fami lieleden mij hebben uitgelachen, dat jij mij niet wilde gebruiken." „Ja, maar ik heb je toch alle avonden opgewonden, alleen je wekker niet en die bad ik niet noodig. Ik word altijd op tijd wakker", riep Hans. „Zoo, en waarom heb je me dan vannacht wèl noodig? Waarom word je dan morgen niet uit je zelf wakker? We zullen je den heelen nacht plagen, dan ben je morgen vroeg zoo moe, dat je mij niet hoort en dan verslaap je je lekker", zei dc wekker weer. „O, gaan jullie toch weg! Ik heb nooit van wekkers gehouden, maar nu weet ik pas wat een plaaggeesten jullie zijn", zei Hans cn keerde zich onrustig om. Toen begonnen alle wekkers tegelijkertijd af te loopen. Een spektakel, dat het was, verschrikkelijk, maar hoe Hans zijn best ook deed om op te staan, hij kon niet uit zijn bed komen en ook zijn oogen niet open doen. En ondertusschen rinkelden alle wek kers maar door. Even plotseling als ze begonnen waren, hielden ze weer op cn Hans slaakte een diepe zucht van verademing. Eenigo oogen- blikken bleef hot doodstil. Toen begonnen zc nog ééns zoo hard te tikken. Wat hadden die wekkers veel te vertellen! „Hans, je moet opstaan, opstaan, op staan", riepen een heeleboel schelle hooge stemmetjes. En van een anderen kant dreunde het: ,,'t is vijf uur, vijf uur, vijf uur!" En daarna klonk er een hoonend ge lach van alle kanten. Hans probeerde wak ker te worden en op te staan, maar het leek wel of hij met duizend touwen aan zijn bed was vastgebonden. Hij zuchtte en steunde, maar kon niet opstaan. En ondertusschen klonk het maar aldoor: ,/t is vijf uur, vijf uur. Je moet ópstaan, Ópstaan!" - Eindelijk had Hans zich losgeworsteld en kroop heel voorzichtig zijn bed uit Maar de wekkers maakten een grooten kring cn dansten wild om hem liecn en tikten on zongen en lachten. Hans kon niet uit den kring van wekkers komen en zat moedeloos in elkaar gedo ken. Als hij zijn kleeren maar te pakken kon krijgen, dan zou hij de kamer uitvlie gen; dan liet hij al die nare, brutale wek kers aan hun lot over. Hoe moest bij ont snappen? Als hij eens doodgewoon over de wekkers heenstapte, dan zouden ze hem niets kunnen doen Hans berekende zijn stappen; daar in den hoek op die stoel lagen zijn kleeren, die moest hij meepakken. Hij kon zich dan in de badkamer wel gauw aanklceden, dan was hij misschien nog op tijd. Nog even wachtte Hans, toen nam hij een geweldige sprong... Maar één van do wekkers had kans gezien hem pootje te haken en bomt daar lag Hans midden in de kamer op den grond. Met een pijnlijk gezicht bevoelde hij zijn beide ellebogen, die hij danig gestooten had en keek verdwaasd om zich neen. Het was nu doodstil in de kamer. Waar waren al die akelige wekkers gebleven? Verwezen keek Hans rond. Wat was er toch gebeurd? Hij zat in zijn pyama mid den in de kamer. Toen drong het tot hem door dat hij na tuurlijk gedroomd had en ten slotte uit zijn bed was getuimeld. Woedend keek hij naar den wekker: „Dat is jouw schuld, ellendig ding! Ik wist wel dat ik niet rustig zou slapen, als ik jou opgewonden had!" En toen zag hij, dat het al morgen was. De zon scheen door een kier van het gor dijn. Hans sperde zijn oogen wijd open van schrik. Had hij zich verslapen? Hoe laat was het? Hij tuurde naar den wekker. Kwart over vijfl Was die dan niet afgeloopen' of...? Plotseling begreep Hans, dat de wekker wel degelijk zijn plicht had gedaan. Dat was natuurlijk het gerinkel geweest, dat hij in zijn droom gehoord had, maar.... hij had er doorheen geslapen. Onwillekeurig keek Hans rond of hij wel alleen was. Jongens, wat zouden zo hem uitlachen, als ze van dit tweede avontuur met zijn wekker iets te weten kwamen. Maar hij zou zijn mond wel houden cn de wekker kon ook niet veel verklappen. Hij was gelukkig nog net op tijd. In één ren kleedde Hans zich aan. Wat een bespottelijke droorn was dat geweest en wat mal, dat hij niet eens wakker was geworden van het gebcl. En vroolijk fluitend trok Hans even later de voordeur achter zicb dicht. ST. BERNARDSHONDEN. Als men jullie eens zou vragen kinderen, of je ook wist waarvan de naam St. Ber- nardshond afstamt, dan twijfel ik er geen oogenblik aan, of je zou zeer beslist ant woorden: van den berg van dien naam. Maar ofschoon je dat weet, zal je toch niet weten dat de St. Bernardshond, die er toen heel anders uitzag, dan de tegenwoordige St Bernardshonden, al reeds vóór Chris tus' geboorte leefde en wel in Oost-Azië. Hoe de honden toen heetten weet men niet. Toevallig moeten ze in Zwitserland terecht gekomen zijn. Hoe, is ook al weer niet be kend. Men weet alleen dat ze gehouden werden door de kloosterlingen van het oude klooster op den St. Bernard in Zwit serland, waarvan het stichtingsjaar niet be kend is, maar dat toch omstreeks 962 reeds wordt genoemd. Wie het klooster gesticht heeft weet men ook al weer niet; volgens den een was het de Heilige Bernard van Mcnthon (9231008), volgens den ander Karei de Groote (742—814) en volgens een derde was het Lodewijk de Vrome (814 840) die het klooster zou hebben gesticht. Vrij algemeen wordt echter de eerstge noemde voor dc eigenlijke stichter van het klooster gehouden. Naar hem werd de berg. waarop het klooster verrees, St. Bernard genoemd en kregen de honden, die daar heen overgebracht, de paters van den Sint Bernard op hun expedities vergezelden, ook dien naam. In de dalen stonden zij spoedig als heilige honden bekend en dat alles tezamen heeft er toe geleid dat de St. Bernardshonden een uitstekende reputatie hebben. H. CLEWITS in „Zonneschijn". KIKKER-CONCERT. De kikkers zingen... rek-kek-kek in 't ruischend oeverriet hun allermooisterek-kek-kek hun allermooiste lied. Eén slaat er met zijn kikkerpoot maar onvermoeid de maat, en leidt den rek-kek-kikkerzang tot elk naar bed toe gaat. Ze zitten met hun duizenden te kwaken in het nat, de koppen boven 't water uit.» één op een lelieblad. Hun rek-kek-kikkerbekken gaan al kwakend op en neer, en zijn z' een oogenblikje stil, straks kwakken zij al weer! Zeg kwekkortjes cn kwakertjes wees jullie toch eens stil! Je geeft altijd je groot concert juist als ik slapen wil, Ik trek mijn laken over 't hoofd; ik kruip diep onder 't dek... f maar 'k hoor aldoor je avondzang: rek-kek rek-kelckwak-kwek1 C. WILKESHUIS in „Zonneschijn".

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1932 | | pagina 20