M. A. RAMSELAAR 't SMULHUIS firma Mahonie Slaapkamer BAKKERIJ Lit-jumeaux j 160 cM. br. aaa spiegelkast JHIJ - toilettafel DAMES, Koopt Uw brood en ge bak in Amersfoortsch meest hygiënisch en modernst ingerichte Tel. 890 Tel. 890 ONZE KWALITEIT STAAT AAN DE SPITS OP DENNENHEUVEL NA DE VACANTIE DE TROUWE LEEUW TAFEL en 2 STOELEN door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. Hoofdstuk XVI. •Slot. Gelukkig werden de drie patiënten niet rnstig ziek en hoefden zij dan ook niet ang in bed te blijven. Bob beweerde, dat -et door de druiven en de pruimen kwam n Mick zei, terwijl zij haar nichtje lachend joeknikte: „Loek heeft ons alle drie beter gemaakt!" Jaapje, die in het logéetje plotseling een ollega zag, (hij wilde later immers dokter orden!) keek eVen nadenkend cn beweer- toen: „Dan is Loek Tante Dokter en ben ik Oom okter!" Allen lachten, niet zoozeer om hetgeen hij als wel om den grooten ernst, waar- ee hij deze woorden uitsprak. En hoewel de zieken (Moeder noemde hen elfs de „gezonde" zieken) nog cenige dagen uisarrest hadden, werden zij toch een 'eek vóór het eind der vacantie door den okter genezen verklaard. Dat waren heer lijke dagen, waarin zooveel mogelijk van buitenlucht genoten werd en de „fami liekar" het weer druk kreeg. Maar d i e zag iet tegen een ritje op en Oom Bert, de Jcranige chauffeur, al evenmin! Loek moest och afscheid nemen van alle mooie plek- s! En natuurlijk moest er versche hei ge lukt worden. Er werd dus een nieuwe hei- etocht uitgeschreven en hoewel de hei hier n daar wat bruin begon te worden, waren r toch nog genoeg plekjes te vinden, waar ij in al haar schoonheid bloeide. Zoo naderde steeds meer de dag, waarop oek naar Arnhem gebracht zou worden, m daar Vader en Moeder in den trein te "inden. Met gemengde gevoelens zag Loek dien ag tegemoet. Aan den éénen kant verlangde zij heel rg naar Vader en Moeder. Vader was nu eel sterker geworden en had zulke dikke, erbrande wangen gekregen, dat hij zoo hij schreef bang was, niet dadelijk oor zijn dochtertje herkend te worden. [Vat zou ze Vader en Moeder veel te vertel- hebben en Vader en Moeder haar na tuurlijk ook! Wel hadden zij elkaar heel rouw geschreven, maar cr gaat toch niets Joven het gesproken woord! Aan den anderen kant speet het haar erg fscheid te moeten nemen van Dennenheu vel en zijn bewoners. Zij was zoo gewend an deze vroolijko omgeving en had zich een enkel klein onweersbuitje na! po één gevoeld met dit gezin, dat zij zich igenlijk niét goed voorstellen kon, het nu 'eer zonder hun gezelschap te moeten doen. vat zou ze Tante Truus en Oom Bert mis- jen! En Mickl zonnige Miek, op wie ze zoo eel graag wilde lijken! In Bob en Hans [had ze twee aardige kameraadjes, nee, Toertjes gevonden en hoe ze 't stellen oest zonder Jaapje en Beppie, was iets, aar ze zich maar niet trachtte in te den- en! Zij nam zich voor Moeder te vragen, f Miek en de kleintjes in de Kerstvacantie hen mochten komen logeeren. Moeder u 't stellig goed vinden en deze gedachte i bet naderend afscheid, waar zij als een erg tegen opzag, minder moeilijk maken. Zoo brak de dag aan, waarop Loek 's raor- ens met de volgeladen „familiekar" naar rnhem gebracht zou worden. Den vorigen avond had zij een lang ge- prek met Tante Truus gehad, toen deze aar nog eens voor het laatst kwam toc- ek&en. Tante begreep zoo goed, dat het wel ons moeilijk voor Loek geweest was te ijn, zooals zij moest zijn, maar zei toch ok: i.Te moet altijd maar probeeren meer aan en ander dan aan jezelf te denken, lieve pind. ik geloof, dat dit het geheim van nze Miek is!"' Ja, dat meende Loek ook stellig en ze ara zich voor, Miek in gedachten mee naar mslerdam te nemen. Ze kon immers niet eer buiten dat lieve, zonnige nichtje! roeg werd er dien morgen opgestaan, oewel Loeks koffer den vorigen dag reeds t eP*kt was, had zij nog tal van zaken, die n aar handkoffer geperst moesten wor- 00- Vaar op eens alles vandaan kwam?! door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. RO.PR. 't Is September. De vacantie Is voorbij. Met nieuwen moed Gaat nu Janneman weer schoolwaarts. Maar wie volgt licm op den voet? Hektor, .Tantje's beste vriendje. Nooit toch was er trouwer hond: Steeds loopt Hektor achter Jan aan Vroolijk kwispelstaartend rond. Do vacantie was voor beiden Eiken dag opnieuw weer feest. Jammer, maar die goede dagen Zijn er nu toch heusch geweest! En vandaag moet Hek naar huis toe. Moeder roept hem: Hektor, kom! Blijf maar bij de vrouw stil wachten. Och, zoo'n morgen is gauw om! Janneman moet weer naar school gaan Anders blijft hij altijd dom! Doch wat kan dat Hektor schelen? Wat geeft h ij om taal of som? Hekkie, ja, het mag je lijken, Dat het heel onnöodig is Voor je baasje om te leeren, Maar... je hebt het leclijk mis! Janneman wil dokter worden Net als Vader en 'k weet vast, Dat hij daarom graag naar school gaat Om tc leerenOpgepast! Blijf jij hier voor 't raam maar zitten Wachten als een trouwe hond. Als het twalef heeft geslagen, Spring je vroolijk in het rond! Want dan komt het kleine baasje Weer uit school. Dus opgelet! In zijn vrije uren maakt hij Stellig met je dubbel pret! (Nadruk verboden). Loek begreep het niet. En hoe kreeg zij het er allemaal nog in? Maar ze wist dan ook niet, dat Tante Truus en Mick tusschen haar goed allerlei kleine verrassingen, herinneringen aan Dennenheuvel en ver snaperingen in „gesmokkeld" hadden, die zij in het grootste geheim met de anderen bijeen gebracht hadden, zoodat Loek er zelfs niet het flauwste vermoeden van had. Ze zou 't bij 't uitpakken in Amsterdam wel merken en dan was 't immers vroeg ge noeg! Lang vóórdat bet uur van vertrek was aangebroken, stond Loek al klaar met haar handkoffertje, dat dank zij Tante's be kwame pakkunst toch nog alles bevatte, wat Loek er aan had willen toevertrouwen. In haar verbeelding duurde het vreese- lijk lang, vóór de „familiekar" uit dc garage werd gereden. Maar dat kwam natuurlijk, doordat ze zoo naar Vader en Moeder ver langde! Eindelijk stapten allen echter in en ging het regelrecht naar het station in Arnhem. Gearmd met Mick liep Lock weldra op het perron. Ook Miek speet het, afscheid van haar nichtje te moeten nemen. Zc had haar maar al te graag op Dennenheuvel willen houden. Maar dat ging natuurlijk niet! Daar werd in de verte een rookpluim zichtbaar, welke al nader en nader kwam en nu duurde het niet lang meer, of de zwa re D-trein kwam met dreunend geweld on der de kap, om er al snuivende zijn vaart in te houden en te stoppen. Loek had al afscheid genomen en stapte, nu vlug in. Ze had Moeder reeds gezien cn deze liep haar tegemoet. Dat was een heer lijk weerzien! Samen spoedden zij zich naar Vader, die zijn dochtertje hartelijk om helsde. „Wat bent u verbrand. Paps! En wat ziet u er gezond uit!" riep Loek. ,,'t Zelfde kan ik van jou zeggen, Loekie!" zei Vader. Oom en Tante stonden nu met de jeugd vlak vóór het raam, waarachter de drie rei zigers zich bevonden cn er werden nog haastige woorden gewisseld over „goede ge zondheid", „mooi vacantie-weer", „best uit zien" en „heerlijke weken". Maar de machinist had alweer haast en weldra zette de trein zich dan ook opnieuw in beweging, 't Gewuif cn gezwaai was niet van de lucht. Op 't perron stonden de be woners van Dennenheuvel nog te wuiven, totdat de trein eindelijk liccleroaal uit het gezicht verdwenen was. Heerlijk tusschen Vader cn Moeder in ge zeten, keek Loek van de een naar de ander. Eén traan was over haar wang gebig geld. Die gold de achtcrblijvenden op het perron, van wie zij noode scheidde. Maar 't was net, of de andere helft van haar ge zicht lachte: zóó blij was ze, weer bij Vader en Moeder te zijn. Er was iets in haar uiterlijk gekomen, dat Moeder er vroeger niet in aangetroffen had, doch dat haar niet ontging. Het ver blijf op Dennenheuvel had Loek in meer dan één opzicht goed gedaan! En toen Loek haar Moeder dien eersten avond in huis vroeg, of Miek en de kleintjes met Kerstmis mochten komen logeeren, ant woordde Moeder: „Ik vind het goed op één voorwaarde cn die is: dat we Bob en Hans in de Paasch- vacantie een beurt hopen te geven. We mogen geen onderscheid maken!" „Hoera! Hoera!" juichte Lock. Den volgenden dag schreef zij een langen brief aan Oom en Tante, geen gewonen „nogmaals" brief! Neen, deze bedankbrief was iets heel bijzonders, zooals ook haar logeeren op Dennenheuvel in het teeken der bijzonderheid gestaan had. En natuurlijk vergat zij niet over de aanstaande logeer partij in Amsterdam te schrijven! Dit aardige plan was een goed besluit van de heerlijke vacantie op Dennenheuvel doorgebracht! EINDE. (Nadruk verboden). (Een geschiedenis, die echt gebeurd is). 't Was in 't laatst der elfde eeuw, dat dc Kruisvaarders naar het Heilige land trok ken om de door fanatieke Mohammedanen vervolgde Christenen te beschermen. Onder deze Kruisvaarders bevond zich Godefroy de la Touraine, een nog zeer jonge, Franschc ridder, die met zijn ouders op een prachtig kasteel aan den oever der Loire woonde. Heel droef en moeilijk was dan ook het afscheid geweest. Doch moedig had Gode froy zijn eigen droefheid bcheerscht en bij na vroolijk was de stem geweest, waarmee bij zijn schreiende moeder bij het heengaan toeriep: „U zult ons spoedig als overwin naars weer hier terug zien, moedertje! Kom, schrei niet meer! 't Is toch God's wil, dat wij de Christenen zullen bescher men!" 't Gebeurde werkelijk, zooals Godefroy had gedacht. Want ook al was de strijd hevig, toch behaalden de Kruisvaarders de overwinning. 't Was op een schitterenden, maanlichten avond, dat Godefroy zich met nog cenige ridders naar zijn tent had begeven, om uit tc rusten van den strijd. Reeds spoedig slie pen de anderen. Doch Godefroy kon dien avond niet inslapen. Daarom had hij zich neergezet vóór de tent, al maar starende in de verte. Hij dacht aan zijn ouders en het verlangen naar hen en het prachtige Loire- dal maakte hem droef. Om zijn droeve ge dachten te verdrijven, besloot hij een wan deling te maken naar een boomgroep in de verte, die zich donker afteekende tegen do maanlichte vlakte. Hij gespte zijn zwaard aan cn begaf zich op weg. 't Was verder dan hij had gedacht. Doch hij bereikto de boomgroep en bemerkte daarachter een groot, dichtbegroeid woud, dat ondoordring baar scheen te zijn. Er was zelfs geen voet paadje en overal waren do struiken zóó dicht en verward dooreen gegroeid, dat het onmogelijk was het woud binnen te drin gen. Doch onbevreesd voor slangen en ander gedierte, baande Godefroy zich met zijn zwaard een weg en hij drong steeds verder door, totdat hij kwam op een open plek met eenige liooge boomen. Achter deze boomen was het weer alles wildernis wat hij zag. Even bleef bij staan cn keek rond. Vree- zende, zoo bij èl te ver ging, te zullen ver dwalen. besloot hij langs denzclfden weg terug tc keeren. Daar hoorde hij op eens een geluid, dat op het gekreun van een gewond dier geleek. 'L Kwam uit het struikgewas. Wie het was, die zoo angstig kreunde, be greep Godefroy pas, toen hij, na zich weer een nieuw pad te hebben gebaand, op een plek kwam, waar een rcusachtig-groote leeuw lag, om wiens lichaam zich een vele meters lange slang, een python, had ge kronkeld. De slang hield hem zóó vast om klemd, dat de anders zoo woest-brullende woudkoning reeds half gestikt was en slechts een gekreun kon uitstooten, dat steeds zachter werd. Toen hij het groote dier daar zoo machteloos zag liggen, vergat Godefroy het gevaar, dat hem nü zelf be dreigde. Er niet aan denkende, dat de leeuw zoodra hij uit de macht der slang bevrijd was, hem zou kunnen aanvallen en ver scheuren, doodde Godefroy den python met zijn scherp zwaard en bevrijdde den leeuw, die, nu niet meer benauwd, zulk een woest gebrul aanhief, dat dc ridder niet anders dacht, dan dat het dier hem zou aanvallen. Hij verbaasde er zich dan ook over, toen dit niet. gebeurde. Wel kwam, al brullende, het dier op hem toe. Doch alleen om als een dankbare hond zijn handen te likken, 't Scheen ook, dat de leeuw niet van plan was in het woud ach ter te blijven. Hij volgde Godefroy op den terugweg door het bosch en zelfs naar de tent. Ook da&r gedroeg hij zich als een trouwe hond, want vóór den ingang der tent legde hij zich neer en wachtte dddr, tot Godefroy zich weer vertoonde. Vanaf dit oogenblik bleef de leeuw zijn redder trouw. Overal volgde hij hem, nim mer was hij boos en weldra was hij zóó lam en zacht geworden, dat allen hem be schouwden als een trouwen, waakzamen hond en geen der Kruisvaarders dacht er aan, den leeuw te vreezen. Doch wèl begon hij woest te brullen, als soms Godefroy den weg opliep naar net woud. Nimmer mocht zijn meester dit bin nen gaan. Deed hij het toch, dan gromde en brulde hij zóó vreeselijk, dat Godefroy terug moest komen, om hem tot kalmte tc brengen. Zoo was weldra Leo, zoo noemde men den leeuw, de lieveling van alle Kruisvaarders geworden. Godefroy had ook reeds plannen gemaakt, het trouwe dier mee te nemen, wanneer hij naar Frankrijk terugging. Maar niet in een hok of kooi wilde hij Leo over brengen. Zoo sprak Godefroy ook, toon een zijner krijgsmakkers hem den raad gaf, den leeuw in een stevig hok to sluiten en hem daarin te laten, totdat de reis was vol bracht. „Ik denk er niet aan om Leo, die zacht en trouw is, als een woest dier in een hok to sluiten," was toen Godefroy's antwoord. „Ik zal den kapitein van het schip, dat ons naar Frankrijk terug brengt, wel vertellen, dat m ij n leeuw geen wreed, verscheurend dier is Toen de dag van het vertrek was bepaald, en Godefroy den kapitein van het schip zelfs een groote som gelds aanbood, wan neer hij Leo zonder hok wilde meenemen, weigerde deze echter beslist. „Een leeuw blijft een leeuw." sprak hij, „zelfs al is hij mak als een hond, gelijk gij zegt. Ik mag dus mijn bemanning niet blootstellen aan het gevaar, op een of an deren dag door het dier, dat hen niet kent, te worden verscheurd." Door dit antwoord teleurgesteld, liet Go defroy zich weer door de roeiers, die hem naar het ver in zee liggende schip hadden geroeid, naar den wal terugbrengen. Hij had zelfs tranen in de oogen van verdriet, zijn trouwen leeuw te moeten achterlaten. Een der roeiers, die de droefheid in Gode froy's oogei> bemerkte, zei toen tegen hem: „Heer, op flen dag van uw vortrek gaat er van hier een schip met vyuchton naar Frankrijk. Vraag aan d^n ka)j*tx>in van dit schip, uw leeuw te willón m&memen. Voor een flinke som gelds zeil hij dit zeker wel willen doen Dit voorstel leek Godefr»y~ toest. Hij was dan ook reeds vim pla* met^ den $apitein van het vrachtschip te gaan sproken, toen onverwachts het bevel kwam, dat hij zich nog dienzelfden dag moest inschepen. Tijd", om met den kapitein te spreken, had toen Godefroy niet meer. Hij liet daarom den roeier roepen, gaf hem heel veel geld en sprak: „Ik vertrouw jou mijn trouwen Leo toe, Ibrahim. Zorg, dat hij aan boord van het vrachtschip komt en zeg aan den kapi tein, dat hij bij aankomst op de Fransche kust zóóveel geld zal krijgen, als hij voor bet overbrengen van het dier verlangt Dien namiddag, vóórdat hij in het bootje stapte, dat hem naar het schip zou bren gen, gaf Godefroy zijn leeuw aan Ibraw him, hem nogmaals op 't hart drukkende, het dier zelf aan boord van het vrachtschip tc brengen. 't Was echter, alsof Leo begreep, dat hij voor eenigen tijd van zijn meester zou ge scheiden worden, want nauwelijks was Godefroy een eind van den wal geroeid, of het dier werd onrustig en toen hij zag, dat het bootje Godefroy steeds verder bracht, begon hij woest te brullen, boet het sterke, koord, waaraan Ibrahim hem vasthield kapot en keek den verschrikten Oosterling zóó boos aan, alsof hij hem zoo dadelijk zou verscheuren. Doch dit deed Leo niet Wamt na zich te hebben losgerukt, sprong hij in zee en trachtte, al zwemmende, het 6chip te bereiken, dat. zijn meester zou wegvoe ren. Godefroy bevond zich reeds daarop, toen de leeuw al zwemmende met de golven wor stelde. Hij scheen reeds uitgeput, doch moe dig zwom hij door, totdat hij, als begaven, hem zijn krachten, door een golf werd ver zwolgen en, luid en angstig brullende, in de diepte verdween. Niet er aan denkende, dat zijn leeuw dit angstige gebrul uitstiet, keek Godefroy, tgen hij het vreemde geluid hoorde, over de ver schansing; hij zag den kop van het trouwe dier nog héél even, cn toen werd alles stil. Nimmer kon Godefroy de la Touraine dit vréeselijke oogenblik vergeten. Hij noemde het ook later, toen hij zelf reeds heel ©ud was, het droevigste dat hij in heel zijn leven had ondervonden. Zelfs op zijn sterfbed dacht hij nog aan den trouwen leeuw. TANTE JOH. (Nadruk verboden).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1932 | | pagina 15