DE TROONREDE ONDER DE LOUPE
BEZUINIGINGEN Op DEFENSIE
Rijkspostduivendienst
verdwijnt
B. SCHOOLEMAN
OPHEFFING VAN DE
STORMSCHOLEN
Slechts weinig Nederlandsche dagbladen zijn tevre
den. Men mist positieve aanduidingen van de Regee-
ringsplannen t.a.v. de belangrijke vraagstukken.
aan do werkloozen, alsmede verschillende
maatregelen geheel of ten deelo rakende
andere publiekrechtelijke lichamen dan het
Rijk. Sommige daarvan zijn van zeer in
grijpenden aard. 1)9 regeering meent, dat
het omvangrijke en nauwgezette werk door
de commissie ook op al zóódanige punten
.verricht, en dat haar in bepaalde gevallen
gebracht heeft tot voorstellen van reorgani
satie, die, al zijn zij niet van onmiddellijk
belang voor het tegenwoordige budget naar
het inzien der commissie op den duur tot
belangrijke vereenvoudiging en dus bespa
ring kunnen loiden, een ernstig onderzoek
verdient, al moet zij zich haar oordeel in
verschillende der hier bedoelde aangele
genheden nog voorbehouden.
Intusschen zal wèl gebleken zijn, hoezeer
de hier en daar uitgesproken onderstelling,
als zou het geheel van besparingen, door
de voormelde commissie in haar 102 mil-
liocn-voorstel neergelegd, vèr uitgaan bo
ven wat in dezen tijd noodig is, op een
enorme vergissing berust. Van die 102
millioen zijn 9.5 millioen reeds geldend
recht en antérieur aan het becijferd tekort
en berusten 20 millioen op een nicuwo
heffing en eene in verband daarmede ge
hoopte verbetering van den stand der
spoorwegbegrooting. Da restecrende 72.5
millioen zullen, ook indien ze later volle
dig effect zullen verkrijgen, van verre niet
voldoende zijn om het thans becijferd tekort
op hot gewone budget zonder belastingver-
zworing te dekken. Dit tekort immers be
draagt ruim 147 millioen en na verdwij
ning van het spoorwegtekort ruim 127
millioen. Bij een volledige effectueering
van de 72.5 millioen, en een algoheelo
wegwerking van bet spoorwegtckort, blijft
er alzoo een nadeelig saldo van 55 mil
lioen.
Een bilk to de toekomst.
Zooals uit het voorafgaande blijkt, zal
voor de na 1933 komende begrootingen, op
de basis van de huidige gegevens, moeten
gerekend worden op een tekort van 55
millioen. Daarbij is uitgegaan van de
drieërlei onderstelling: le. dat het epoor-
wegtekort verdwenen is; 2e. dat de thans
ter hand genomen besparingen volledig ge-
effectueerd zijn en 3e. dat de op dit oogen-
blik voorgestelde fiscale overbruggings
maatregelen zijn vervallen. Indien aan deze
drie voorwaarden voldaan is, zal immers
tegenover het bovengenoemde tekortcijfer
van 127 millioen staan een dekkingscijfer
van 72 millioen, zoodat een tekort over
blijft van 55 millioen.
Dit laatste cijfer zal met 10 millioen
kunnen worden verminderd, indien de
weeeldebclasting, zooals in de bedoeling
ligt, tot een blijvende heffing wordt ge
maakt, Maar het zal anderzijds met 16
millioen stijgen, zoodra de gedeeltelijke
stopzetting van de uitkeerlngen aan hot
invaliditeit9fonds en het pensioenfonds
moet beëindigd worden. Een en andor be
duidt derhalve een toekomstig tekort van
1/ 65 millioen. - -
Vier wegen laten zioh denken ter ophef
fing of beperking van dit tekort: le. een
kentering in den ongunstigen loop der mid
delen; 2e. een verder gaande blijvende be
sparing op de uitgaven; 3e. een vorduur-
zaming van de op dit oogenblik voorgedra-
gon belastingverzwaring, in dezen öf in een
anderen vorm; 4e. een wegvallen van het
abnormaal uitgavenaccrès, hetwelk begon
nen is de begrooting voor 1933 met 50.9
millioen te verhoogen.
Wat den vierden factor aangaat, mag in
'dit verband alleen gedacht worden aan de
verhoogde bijdrage aan het gemeentefonds.
Immers de verdwijning van het spoorweg-
tekort is reeds als gegeven vooropgesteld,
alvorens tot het cijfer van Cl millioen to
komen, en de mogelijkheid van een toe
komstige verlaging van hoofdstuk VIIA is
van allerlei uiterst onzekere factoren af
hankelijk. Wel daarentegen mag aangeno
men worden, dat over enkele jaren do ver
hoogde bijdrage aan het gemeentefonds zal
komen te vervallen, daar ahdan de uitkoe-
ringen, volgens de wet opnieuw berekend
zullen moeten worden op den grondslag
van de nieuwe opbrengst der gemeente
fondsbelasting. Het budget zal hierdoor met
©en aanzienlijk bedrag worden ontlast.
Wat de overige drie factoren aangaat
zal de derdo wel nauwelijks voor ovcrwe-
king in aanmerking komen. Het zal der
halve grootendeels van de werking van den
eersten factor afhangen, in hoever een ver
der gaande blijvende besparing op de uit
gaven zal kunnen worden vermeden.
Heel optimistisch zal men te dien aan-
Kien niet kunnen zijn.
In de eerste plaats, omdat aan de ken
tering in den loop der middelen waarschijn
lijk nog vooraf zal gaan een verdere da
ling. Met zekerheid valt dit aan te nemeD
ten aanzien van een der voornaamste mid
delen, n.l. de inkomstenbelasting. Do op
brengst van die belasting zal in het be-
grootingsjaar 1933, welk jaar immers voor
één derde samenvalt met bet ten deele nog
op oude grootheid terend belastingjaar
1932/'33, haar diepste punt nog niet berei
ken. De mogelijkheid bcstaut natuurlijk,
clat de dientengevolge na 1933 intredende
verdero teruggang van 'sRijk9 inkomsten
wordt goed gemaakt door cenig herstel van
de overige middelen, maar ook in dat go-
val zal dit herstel tenzij het onver
wachte afmetingen aanneemt dus voors
hands niet kunnen strekken tot opvanging
van tekorten.
In de tweede plaats omdat enkele ten
vorigen jare voor den gewonen dienst in
gestelde nieuwe heffingen na drie jaren af-
loopen, zoodat eerlang iie daaruit voort
vloeiende inkomsten zullen worden gemist
on een eventueele „kentering in den loop
der middclc-n*' dus allereerst dit gemis zal
moeten goedmaken.
De conclusie, waartoe een blik in de toe
komst op dit oogenblik voert, kan geen an
dere zijn dan, dat naast krachtige door
voering van de thans ter hand genomen
versoberingsmaatregelen, zoodat deze bin
nen den kortst mogelijken tijd hun volledig
effect krijgen, noodzakelijk is een ernstig
onderzoek naar mogelijkheden van verdere
besparing. Do regeering is van die noodza
kelijkheid overtuigd en id die richting
werkzaam.
Dc Nieuwe Ro 11er;ia msche Co u-
rant herinnert er aan, hoe van eene
goede Troonrede inderdaad een bezielende
kracht kon uitgaan.
„Zulk eene Troonrede hadden wij van
het jaar broodnoodig. Geen stuk, waarin
de waarheid verbloemd werd, maar toch
wel een, waaruit sombere zielen en apathi
sche gemoederen de twee groote strui
kelblokken, waartegen elk nieuw begin van
opleving heeft op te (omen eenigen vcr-
schen levenslust cn frisscho energie zou
den vermogen te krijgen. Er was voor al
les behoefte aan een Koninklijk woord,
dat vertrouwen in do toekomst zou wek
ken, een dat bemoediging schenken zou,
omdat men eruit voelde, dat wij hier te
lande bij alle ellende toch in ieder geval
het geluk hadden van eene Regeering, die
tegen de moeilijkheden opgewassen was
en tot krachtig handelen in stuat".
Eén lange jammerklacht.
„In plaats daarvan," vervolgt het blad,
„hebben we één lange jammerklacht gekre
gen, zóó somber, zóó zonder eenige opwek
kink, zóó zonder cenig teeken van regee-
ringszelfvprtrouwen, dat von dc gehcele
rede slechts eene neerdrukkende v\erking
kan uitgaan.
De Troonrede schildert ons eene regec-
nng, die met de handen in hot haar zit,
en niet woet wat zij doen zal. Eenigen po
sitieven inhoud heeft de Troonrede niet
Tot al, waarover de natie brandt van ver
langen om iets te vernemen, wordt het
diepste stilzwijgen gedaan. Zij bepaalt zich
hier en daar 1ot eenige vage frazen, dio
niets zeggen, noch omtrent het hoe, noch
omtrent het wanneer.
Men kan kolommen om dit staatstuk
heen volschrijven, maar wie, gelijk de
Troonrede verlangt, „de werkelijkheid on
verbloemd voor oogen stelt", kan over hot
stuk niets anders uiten, dan diepe teleur
stelling over zooveel leegheid.
Eene weeklacht van eene slappe regec-
ring."
Het Handelsblad betitelt de Troon
rede, die het bespreekt ond9r het opschrift
„Stormklok", als oen „ernstige oproep aan
ons volk" en blijkt er wel tevreden over
to zijn.
In de troonrede klinkt het geluld
van een zware, plechtige stormklok, die
herinnert aan do ernstige radio-rede,
die de minister-president op 19 Juli
hield, waarin hij ons volk aanspoorde
om „do werkelijkheid te zien zonder
oogkleppen". Zij bepaalt zich ditmaal
tot het éénc kernprobleem waarvoor
de natie zich geplaats vindt: het be
houd voor allen van de materiec-
le grondslagen onzer samenleving, zon
der welke de sociale, gecstelijko cn
cultureelo waarden tot ineenstorting
zouden worden gedoemd.
De duur der herhalings^oefe-
ningen zal met 4 dagen
worden verkort
Aan de Memorie van Toelichting van
hoofdstuk 8 (defensie) wordt het volgende
ontleend:
Het ligt in het voornemen van den mi
nister de Rijkswerf te Hellevoetsluis te
sluiten, aangezien de tot dusver aldaar ge
woonlijk plaats hebbende werkzaamheden
door de Rijkswerf te Willemsoord kunnen
worden overgenomen, hetgeen tot eene niet
onbelangrijke besparing zal leiden. Te dien
einde is een bedrag uitgetrokken ten einde
de werf te Willemsoord voor het overne
men dier werkzaamheden in staat te stel
len.
De economische omstandigheden zijn
oorzaak, de.t den laatsten tijd het verloop
in enkele dienstvakken bij de zeemacht ge
ringer was dan waarop bij de aanneming
cn opleiding van personeel in vorige jaren
was gerekend; waar dit mocht leiden tot
een overcompleet aan personeel, zullen
maatregelen worden genomen om zoowel
door vermindering of staking der aanne
ming als door ontslag van personeel hot
aantal terug te brengen tot hetgeen over
eenkomt met de behoefte.
De maatregel, in 1932 in verband met den
toestand van 's lands financiën genomen,
om de herhalingsoefeningen bij do zee
macht op zeer beperkte schaal te houden,
kan voor 1933 niet weder worden aangeno
men. Om deze reden zijn thans weer gelden
aangevraagd om deze oefeningen mogelijk
te maken.
Niet de gebruikelijke aan
eenschakeling van onsacicn
hangende zinnen.
Dc troonrede is dit keer niet dc gebrui
kelijke cn onpersoonlijke aaneenschakeling
van onsamenhangende zinnen die elk uit
^.on ander ministerieel departement afkom
stig zijn cn aanwijzingen voor de toekomst
inhouden. Het is een zeer ernstig woord
tot het vaderland in een „duisteren tijd",
waarin oen beroep wordt gedaan op „wat
de Natie vereenigt, niet wat haar verdeelt".
Ineenstorting van „onmisbare bedrijfstak
ken" moet worden voorkomen. Dat zijn
in ons land met zijn bijzondere geogra-
phisch-economische positie, in de eerste
plaats landbouw, scheepvaart en oxport-
industrie. Waar slachtoffers vallen en
werkloosheid ontsrtaat za! hulp verleend
worden. Maar terocht verklaart de troon
rede dat het herstel van het bedrijfsleven
daarbij grondslag en richtsnoer zal blijven.
Het gaat erom arbeid te scheppen, die bo
ter is dan steun. Allen die aan het pro
ductieproces deelnomen moeten daartoe
naar vermogen modewerken. Want het
aanpassingsproces kan zich niet voltrek
ken, wanneer liet op enkele punten op on
verzettelijke hinderpalon blijft stuiten. De
loonpolitiek van een Oudegeest, die liever
de crisis verlengt dan ook bet loonpeil te
laten bijdragen tot de oplossing, past dan
ook niet in de nationale taak van dit
oogenblik. Het in betere lijden bereikte
hooge peil der sociale voorziening zal ech
ter als het moet, ook geen heilig huisje
mogen blijven. Het levensbelang van dc
natie gaat vóór de eer om de wereld een
voorbeeld tc geven. Op dit punt spreekt
de troonrede onduidelijke orakeltaal, die
een lichte huivering voor linkorvlcugels
doet vermoeden.
Wij zullen de troonrede verder niet
woord voor woord uitpluizen. Zij is geen
program, maar een waarschuwing en eon
opwekking. De practische voorstellen der
regeering zullen weldra aan ons volk wor
den voorgelegd. En wij zullen hen elk voor
zich en in hun samenhang kunnen beoor-
declen. Het koninklijke woord wil bevorde
ren dat tusschen regeering en volk opbou
wende samenwerking tot stand kome, in-
plaats van de felle onderlinge bestrijding,
die krachten versnippert en ons in onze
door internationale factoren behcerschte
economische positie verzwakt.
I ••- "V rvA k i
„Thorbecke is niet meer", klaagt de T e-
legraaf. De Troonrede werd slechts een
luiterrijke formaliteit.
„Zij werd vanmiddag, in de plechtige zit
ting van de Staten-Generaal uitgesproken,
en de stad, waar eons Thorbecke als een
beeldhouwer beitelde aan den vorm onzer
staatsinstellingen, was vol van luister. He
laas de geest van dien grooten staats
man ontbrak ook beden. Thorbecke s Grond
wet, monument tc zijner gedachtenis, heeft
den verantwoordelijken minister geschapen
naast den onscbendbaren Koning. Zijn
staatsmanswijshcid deed hem de Kroon
verheffen tot een onaantastbaar symbool
van 's volks eenheid, en de Regeering aan
sprakelijk stellen voor allo daden van 's
lands overheid. Sindsdien spreekt het
Staatshoofd jaarlijks de Troonrc-de uit. De
aanwezigheid van de Koningin in de zitting
van heden zet die bijeenkomst den luister
bij van een zeldzame plechtigheid. Het feit
dat het Staatshoofd zelve de opening der
Staten-Generaal verricht, symboliseert den
bouw van onzo staatsinstellingen. Doch de
ministers zijn verantwoordelijk. Do inhoud
van de Troonrede ademt den geest van
het kabinet. Haar karakter is dat van het
verantwoordelijke ministerie.
Geen program; geen enkele aankondiging
zelfs van eenigen concrcten maalrcgel;
niets dan een slap beroep op datgene wat
de natie vereenigt; zelfs niet Thorbcckè's
fiere „wacht op onze dad«n!". Wat de Re
geering wil wij weten het niet. Wat zij
van den internationalen cn den binnen-
Iandschen toestad denkt wij weten het
niet. De inhoudslooze Troonrede ontsteekt
gcenerlei licht in de duisternis, die ons
omhult. Neen, Thorbecke is niet meer
De jaarlijksche deceptie.
Zij is de jaarlijksche deceptie, die in
dezen donkeren tijd het volk pijnlijker
treft dan ooit. In het parlementaire
jaar dat achter ons ligt, stormde het
boven Europa. Voorstellen van de in
grijpendste strekking woeien van con-
ferentietafel naar conferentietafel; over
eenkomsten van ook voor ons land
groote beteekenis kwamen tot stand;
valuta's stortten ineen. Maar do Troon
rede kent dit alles niet. Over Hoover's
doortastend ontwapeningsplan geen
woord. Over het internationaal beap-
plaudisseerde verdrag van Ouchy
geen woord. Over den val van het pond
en zijn desastreuze gevolgen ook voor
ons land geen woord. Geen woord
ook over de leering die dè Regeering
uit dat alles trekt. Geen woord over
den koers dien zij hot schip van Staat
wil doon zeilen.
Zoo heeft de Regeering ook dit jaar
een luisterrijke formaliteit gemaakt
van wat als een proclamatie van haar
belijdenis is bedoeld. Klatergoud en
uniformen hebben geschitterd in de
stad van Thorbecke. Maar do geest ont
brak."'
Een „crisis troonrede" noemt de Maas
bode het staatsstuk, waarover bet blad
overigens goed te spreken is. Immers de
„werkelijkheid is onverbloemd" en dat gc
heel ons volk deze zoo moet zien is een on
afwendbare eisch, wil de Regecring er in
slagen onzen gemeenschap tegen ineenstor
ting tc behoeden.
Waar, maar niet wanhopig.
„Naar onze meening heeft dc Konink
lijke Boodschap bet juiste midden be
waard: zij is waar, maar niet wanho
pig; zij vraagt offers, maar kondigt geen
afbraak aan; zij bedient zich van for-
sche woorden, maar laat plaats aan het
menschelijk gevoel. De stijl van deze
Troonrede verraadt een geest, die dc
beenderen der departementen tot een
levend organisme maakt; eon Regee
ring 6preekt en niet een reeks Minis
ters.
Een aparte, vrij groote en zeer onze op-
DAMESl
Eenmaal per jaar
UW STOFZUIGER
schoongemaakt is noodzakelijs..
Tarief 2.50
Het bespaart U grooto onkosten.
Electro-TechniscIi.Bnrcan
v. Perseynstraat 19. Tel. 423.
merkzaamheid vragende paragraaf wijdt
rle Troonrede aan het ontzettende vraagstuk
der werkloosheid. Dit bewijst, dat de van
zekere zijdo zoo gesmade mannen, aan wie
de Voorzienigheid den last der leiding op
de schouders legde, diep doordrongen zijn
van de noodzakelijkheid eener vooral op
dit punt intensieve regeeringsbemoeienis,
niet alleen van financieelcn aard. Dit
mag een blijk van goede staatsmansvisie
worden genoemd, want geen ernstig den
kend mensch kan zich ontveinzen, dat de
werkloosheid het ontzettendsto probleem is
waarvoor de natie is geplaatst en aan welks
oplossing zij op straffe van ondergang
al haar krachten zal moeten wijden.
Na de verschillende paragrafen besproken
te hebben, zegt het blad tenslotte:
„Do Regeoring treedt bezorgd voor het
front en zegt haar raeening in ernstige taal.
Moge dan het nageslacht van ons kunnen
zeggen, dat de met zorg beladen regeerders
van heden een waardeorend volk vonden.
De Standaard betreurt het, 'dat men
in de Troonrede tevergeefs zoekt naar de
voornemens der Regeering voor het komen
de parlementaire jaar.
„Naar een ietwat concrete formuleering
van wat de Regeering zich voorstelt te doen
zal men tevergeefs zoeken en, met toepas
sing van de gebruikelijke methode, zou men
dus aan het laken moeten gaan.
Toch doen we dit niet.
Maar ook niet prijzen.
Want om te kunnen prijzen, zou de Re
geering juist wèl een program hebben moe
ten ontvouwen en zou men het mot dat pro*
gram eens moeten zijn.
En daarvan is geen 6prako. De Troon
rede bevat juist geen mededeclingen van
dien aard en is slechts een koninklijke me-
dedeeling nopens den toestand waarin land
cn volk verkeeren. Een mededeeling, die
op zichzelf natuurlijk ook al geen nieuws
brengen kon, maar die in zooverre toch
een verrassing opleverde als gezegd werd,
dat in de Overzeesche Gewesten „meer cn
racer in alle maatschappelijke kringen" de
overtuiging doorgedrongen is van de nood
zakelijkheid van het streven om de kosten
dpr landshuishouding met de middelen in
overeenstemming te brengen.
Wij vernemen dit met genoegen, daar
onze eigen indruk een andere was. Wij
dachten dat aan dit besef in Indië nog heel
wat haperde, lettend op de gemakkelijkheid
waarmee men budgeteerde op de basis van
een denkbeeldig niveau van inkomsten. Dat
deze onze vergissing nu recht gezet kon
worden, verheugt ons en ln blijde verwach
ting zien we thans de resultaten van dit
verstandig inzicht tegemoet.
„Voor elke uitlegging vatbaar" is het
opschrift, dat Het Volk boven het hoofd
artikel over de Troonrede plaatst. Niets
over de plannen van do Regecring t.a.v. het
rapport-Welter, niets over den werkloozen"
steun, de overheidsloonen, de autonomie
der gemeenten wordt, zoo vindt dit blad,
er in vermeld.
„Wat is de roden van deze zonderlin
ge houding van het kabinet? Reserveert
de regeering het woord, waarop hes
volk in geweldige spanning wacht, voor
zichzelf en heeft zij dit de koningin
niet in den mond willen leggen? Wil
zij de beteekenis van de functie van
het staatshoofd achteruit schuiven? Wil
zij de staatsrechtelijke waarde van de
troonrede stelselmatig verlagen? Wil
zij de met zooveel praal omkleede Ver-
eenigde Zitting van de Staten-Generaal
waarin de troonrede wordt voorgelezen,
geheel tot een ledige vertooning maken?
Is het haar er om te doen te demon-
streeren, dat ook hier een bezuinigings*
object, een versoberingemiddel aanwe
zig is?
Of heeft het kabinet er tegen opgezien
de koningin te doen uitspreken, dat de
werkloozcnuitkeeringcn en de overheids
Ioonen omlaag zullen gaan en dat zoo
vele groote volksbelangen vernield zul
len worden? Duchtte het een knauw
voor de liefde tot het koningschap, als
de monarch met eigen mond de wree-
de Wel ter-woorden 6prak?"
Zelfs over do belastingen wordt met geen
woord gerept, gaat het blad verder.
De middelen en de kosten.
„Slechts i6 wellicht een vage aanwijzing
omtrent de voornemens van het kabinet t0
vinden in wat de troonrede over de kolo
niën bevat. Daar zal men „de kosten der
landsbuishouding met de middelen in over
eenstemming brengen" en dus niet orngO'
kcerd de middelen met de kosten. Daar is
dus 6lechts bezuiniging het parool. En om
trent de „volstrekte noodzakelijkheid" bier
van zou de overtuiging „meer en meer io
allo maatschappelijke kringen doordrin
gen". Geldt die volstrekte noodzakelijkheid
ook voor het moederland? Of wisselt de
overtuiging ter weerszijde van den evenaar?
De passage doet het ergste vermoeden,
maar zij laat na uit te spreken, wat in de
troonrede, naar te verwachten viel, uitge
sproken zou worden.
Omtrent de welterij van regeering6wege
weten wij dus nog niets. Nog één dag e»
uit de millioonennota zullen wij meer we
ten. De troonrede is met opzet tot een on
beduidend staatsstuk gemaakt".
MINISTER DECKERS.
De hieraan verbonden kosten worden op
913.600 geraamd.
De toestand van 's lands financiën heeft
het noodzakelijk gemaakt ook op de ont-
werp-begrooting van het departement van
defensie belangrijke verminderingen op on
derscheidene posten aan te brengen.
Deze verminderingen zijn in hoofdzaak
gevonden kunnen worden:
a. door vermindering van jaarwedden,
toelagen e.d. krachtens het K. B. van 29
December 1931 en door vermindering van
de soldijen;
b. door vermindering van ambtenaren en
contract-arbeiders bij het departement en
bij het loodswezen en door afvloeiing van
overcompleet komend personeel bij de Ko
ninklijke Marine;
c. door nieuwen aanbouw en nieuwen
aanmaak zooveel mogelijk te beperken en
inzonderheid den aanbouw van nieuwe
schepen tot een zeer gering bedrag terug
ie brengen;
d. door lager ramen van de materiee!-
artikelen, zooveel mogelijk overcenkomTlig
de voorstellen van de commissie-Weiter (lo
pet. korting);
e. door lager ramen van de posten reis-
en verblijfkosten en subsidies, mede over
eenkomstig de voorstellen van de commis-
sie-Welter;
f. door wijzigingen in de vredessamen-
stelling van de wapens en dienstvakken bij
de Koninklijke landmacht, te weten:
1. Infanterie.
Concentratie der opleiding door de dienst
plichtigen van 8 regimenten te doen oplei
den bij de 16 overige regimenten.
Opheffing van de beide stormscholen.
Opheffing van de normaal schietschool
als zoodanig (de taak van deze inrichting
wordt verdeeld over de commissie van
proefneming en één der regimenten van
de brigade grenadiers en jagers te 's-Gra-
venhagc).
Beperking van do samonstelling der
school van reserve-officieren der infan
terie.
Vermindering van het getal kapiteins,
toegevoegd aan de indeolingsdistrictscom-
mandanten.
2. Artillerie.
Opheffing van het 1ste regiment onbere
den artillerie.
Opheffing van 2 treinafdeelingen.
Reorganisatie der artillerie-brigades door
geconcentreerde mobilisatie-voorbereiding
bij de brigade-staven en door concentratie
der opleidingen bij de regimenten veld-ar-
tillerie gepaard gaande met opheffing van
één der drie schoolbatterijcn.
3. Korps pontonniers en torpedisten.
Beperking van het schippers- en machi-
nekamerpersoneel.
4. Opheffing van den Rijkspostduiven
dienst
5. Wijziging van de taak van den direc
teur van het materieel der landmacht en
samenvoeging van diens functie met de
betrekking van hoofd van de IVde afdce-
ling B van het departement.
6. Wijziging in het beheer der artillerie
magazijnen.
7. Vermindering met 1 dirigeerend paar
denarts en 1 paardenarts dor le of 2de
klasse.
g. Door geen oefeningen op groote schaal
onder leiding van commandant veldleger
tc houden en den duur van de herhalings
oefeningen met 4 dagen te verkorten.
h. Opheffing van het marine-etablisse
ment te Amsterdam van het deel der in
richting bestemd voor de ontvangst en de
verzending van goederen van en naar Ne-
dcrlandsch-Indië.