1928 per flesch f 1.45. per anker 158.50
VAN KOKS EN LANGE MESSEN
J. A. SCHOTERMAN
ST. EM1LI
DE REGEERING VERMAANT
WIJNHANDEL
FILMNIEUWS
VERLICHTING VAN SOCIALE
EN PENSIOENLASTEN
Belastingverzwaring niet het middel
om aan alle pijnlijke versoberings
maatregelen te ontkomen
Salarisverlaging der ambtenaren
billijk
Bij de milüoenennota maakt de Regee
ring nog de volgende opmerkingen:
belastlngverhooging alleen brengt
gocn redding.
Nu en dan schijnt bij sommigen, vooral
buiten het Parlement, het denkbeeld te
heerschen, dat men door belastingverzwa
ring aan alle pijnlijke versoberingsmaat
regelen kan ontkomen. Do onjuistheid hier
van zal wel nauwelijks behoeven te wor
den betoogd. Om bij een sterk gedaald na
tionaal inkomen de publieke uitgaven de
zelfde te doen blijven, zou van dit gedaal
de inkomen een gelijk absoluut bedrag aan
belasting moeten worden geheven als te
voren van het hoogere inkomen. Dit wil
dus zeggen, dat de heffingslast relatief, d.i.
percentsgewijze, zou moeten worden ver
zwaard naar gelang het nationaal inkomen
daalt. Hoe onredelijk dit is, kan blijken uit
de leer der progressie, zooals die in onze
draagkrachtbelastingen gehuldigd wordt.
De rechtsgrond der progressie was steeds
de „afnemende nuttigheid" der hoogere in-
koracnsdeelen. Naar mate de inkomensdec-
len zich verder van het bestaansminimum
verwijderden, werden zij zwaarder getrof
fen, omdat van die inkomensdeelen méér
kan worden gemist. Die „afnemende nut
tigheid" nu geldt voor den enkeling, maar
geldt ook voor de natie als geheel. Een
volk kan een te hooger percentage van
zijn gezamenlijk inkomen aan den fiscus of
feren, naar mate dit inkomen verder van
bet bestaansminimum der natie verwijderd
ligt. Daarom is het een onredelijke en scha
delijke opvatting, als zou een geslonken
nationaal inkomen relatief, d.w.z. percents
gewijs zwaarder kunnen worden belast dan
het vroegere hoogere inkomen. De „nuttig
heid" van het rcstecrend inkomen der natie
is door de daling in sterke mate toege
nomen. Zij kan er percentsgewijs minder
niet méér dan te voren van missen
voor den fiscus.
Mitsdien vergist zich, wie meent, dat
door een steeds verder gaande belasting
verzwaring aan den eisch der versobering,
welken deze tijd stelt, zou kunnen worden
ontkomen. Wat de Regeering bij deze be
grooting to dier zake voorstelt, beoogt een
onmisbare overbrugging van een niet op
andere wijze te keeren tekort; een tijdelijke
voorziening in een noodtoestand. Als schild
tegen onaangenamo versoberingsmaatrege
len echter ware een gaan in deze richting
bedenkelijk.
Salarisverlaging der ambtenaren.
Vlet dcnzclfden nadruk moet worden op
gekomen tegen de door enkelen verkondig
de dwaalleer, als kan een verlaging van
de wedden, in dezen tijd van gedaald in
dexcijfer en terugloopende Staatsinkom
sten, een onbillijke achterstelling van
's lands dienaren zijn bij do overige be
volking. Die overigo bevolking ondergaat
de vermindering harer inkomsten in de
particuliere maatschappij, evenals zij twaalf
jaren geleden daar haar inkomsten heeft
zien toenemen. Toen destijds het indexcij
fer verdubbeld bleek en in verband hier
mee 's Rijks middelen ruim vloeiden, heeft
niemand het een onrechtmatige bevoordee
ling van het ambtenarenpersone^l geacht,
dat in dc wedderegeling hiermede rekening
gehouden werd. Wie in die dagen zou be
weerd hebben, dat de landsdienaren „een
zijdig werden uitgekozen om de gunst der
tijdsomstandigheden te genieten", zou niet
voor zeer ernstig zijn gehouden. Het is niet
volkomen duidelijk, waarom thans aan een
daarmede evenwijdig loopende bewering
van tegenovergestelde redactie een zooveel
hoogere waarde zou moeten worden toege
kend.
De Regeering vertrouwt dan ook, dat dn
organisaties der ambtenaren van een beter
inzicht zullen blijk geven en zich op den
bodem der werkelijkheid plaatsende, de re
delijkheid en plichtmatigheid van de voor
genomen maatregelen zullen erkejinen. Zij
zullen daardoor het wezenlijk belang der
ambtenaren dienen, immers den goeden
geest en de opgewektheid bevorderen, die
ook in donkere dagen ons niet behoeven
te verlaten.
Wat het, niet alleen voor de ambtenaren,
maar ook voor anderen, die stoffelijke be
langen of ideëele desiderata door de nood
zakelijke versobering bedreigd zien, soms
niet-gcmakkelijk maakt zich bij het onver
mijdelijke neer te leggen, zijn de fantas
tische herhalen, die meermalen de ronde
doen over wat do Staat zou kunnen bespa
ren indien de goede wil daartoe aanwezig
was en niet willekeurig, of zelfs tenden
tieus bepaalde takken van Staatsdienst
aan den greep der bezuiniging werden on
trok ".en. Het dragen van lange messen
zonder voldoende koks-routine komt nu
eenmaal op dit gebied veel voor.
Conversie van geldloeningen.
Voor 'den lezer van deze Nota is het niet
noodig, op de meeste dier verhalen in tc
gaan. Wel echter meent de Minister van
Financiën in dat verband een woor.i te
moeten wijden aan enkele vragen, die in
den laatsten tijd gerezen zijn nopens de
leeningpolitick van den Staat. De stelling
is bepleit, dat het budget behoorde ontlast
te worden door een verlaging van de rente
der Staatsschuld. Anderzijds is als scha
duwzijde hiervan naar voren gebracht, dat
door zulk een verlaging vooral kleine spaar
ders en nuttige instellingen zouden worden
getroffen. Beide opvattingen schijnen van
de veronderstelling uit te gaan, alsof de
door don Siaat te betalen rente goeddeels
van hemzelf afhangt. Dit berust op een mis
vatting. De overheid leent steeds, evenals
ieder particulier, tegen dc laagst mogelijke
rente, waartegen zij geld krijgen kan. De
overheid is daartoe zelfs nog meer gehou
den dan anderen, daar zij dc rente uit de
vaak met grootc moeite opgebrachte belas
tingpenningen betaalt. Indien zij een lee
ning van hooger rentetype kan aflossen
door een leening van lager rentetype aan te
gaan, hetzij dan bij dezelfde, hetzij bij
nieuwe geldgevers, m.a.w. wanneer zij
con ver toeren kan mag zij zulks
geen dag uitstellen. Aldus is het te allen
tijde verstaan, zoowel door het Rijk als door
de andere publiekrechtelijke lichamen.
Tedere conversie, die m o g e 1 ij k is, is
tevens geboden.
Naar deze gedragslijn is door het Rijk ook
gedurende het laatstverloopen jaar gehan
deld. De 6 pets. Staatsleeningen 1922 A. en
B., tezamen groot 300 millio.cn, waren met
1 Maart 1932 aflosbaar, dat wil practisch
zoggen „converteerbaar." Daar de rente
stand gedurende de laatstverloopen jaren
tot ongeveer 4 pet. gedaald was in 1928
en 1929 heeft de Staat 6 pets. leeningen en
in 1931 een 5 pets. leening geconverteerd in
4J4 en 4 pets. schuld, werd in de milüoe
nennota van het vorig jaar er op gerekend,
dat op 1 Maart 1932 de rente van deze
300 millioen aanmerkelijk zou kunnen
worden verlaagd. Want na de millioenen-
nota gaf Engeland den gouden standaard
prijs, met den bekenden nasleep van de hier
te lande intredende vertrouwenscrisis, welke
o.a. alle gemeenten op Rijksvoorschotten
aanwees en den rentestand omhoog joeg.
Van een conversie met 1 Maart j.l. dor 6
pets. 300 millioen leening in een 4 pets.
leening kon toen geen sprake meer zijn.
Sommige deskundigen adviseerden zelfs,
van alle conversie af te zien en dc restee-
rende Iceningcapaciteit van het Rijk slechts
te gebruiken tot consolidecring van een
deel der hoog oploopende vlottende
schuld (hoog oploopend vooralfdoor de voor
schotten aan Indië en de gemeenten).
De Regeering heeft niettemin tot conver
sie op bescheiden schaal besloten. Met 1
April j.l. heeft zij de helft der 300 millioen
in een 5 pets. leening geconverteerd en op
1 Juli j.l. de andere helft. Beide malen heeft
zij tegelijkertijd 100 millioen der vlottende
schuld geconsolideerd. Alzoo werd twee
malen 250 millioen tegen 5 pet. geleend,
waarvan telkens 150 millioen conversie.
Deze beide leeningen zijn geslaagd. De hou
ders der oude 0 pets. lecningen lieten voor
con groot deel hun stukken converteeren.
Voorzoovcr zij dit niet deden, waren er vol
doende nieuwe inschrijvers. Beide keeren
werd dc operatic gesteund door een aan
zienlijke deelname van dc Rijksfnndsen. De
leen mg van 1 April had een volledig succes,
;oodat een oogenblik overwogen is de lee
ning van 1 Juli tegen V/. pet. uit te geven.
Dat hiertoe tenslotte niet besloten is, bleek
achteraf juist gezien, want het succes van
de tweede leening stond bij dat van de eer
ste ten achter.
Na deze recente gebeurtenissen zal het
niet verwonderen, dat de Regeering met
zekere bevreemding zich in deze dagen door
sommigen de vraag heeft zien stellen: zoudt
gij niet eens tot een conversie overgaan?
De Regcering gaat a 11 ij din goede en in
kwade dagen, tot iedere conversie over,
die mogelijk is. Zij heeft dit gedaan in
1928, in 1929, in 1931 en in 1932. Zij acht dit
haar meest clementairen plicht, daar zij niet
geroepen is, aan obligatiehouders een hoo
gere rente te geven, dan economisch nood
zakelijk is.
Uok in de toekomst zal deze gedragslijn
blijven gevolgd. Er loopt op het oogenblik
geen enkele leening meer, die niet tc al
len tijde aflosbaar is; een beding als bij
de 6 pets leeningen van 1922, 1923 cn 1924
moest worden toegestaan, dat ze respec
tievelijk in 10, 5 cn 5 jaar niet zouden wor
den afgelost, is bij geen vroegere of latere
leening meer gemaakt. Juridisch is dus
ieder conversie mogelijk. De economische
mogelijkheid hangt af van den rentestand,
in welk thans geen enkele leening van het
P.ijk meer loopt cn dat nog onlangs de
grootste gemeente des lands heeft moeten
lecncn voor 5 pCt. tegen een koers van
95>ï. (De koers van uitgifte van de Rijks-
leeningen van 1 April en 1 Juli j.l. was
100 pet.).
Het schijnt, dat do jongste Engelsche
conversieleening sommigen tot de boven
geciteerde vraag heeft geleid. Zelfs is
daarbij door enkelen do voorstelling gege
ven, alsof die conversieleening een eenzij
dig opgelegde renteverlaging beteekende en
dus rnet aantasting van contractueele
rechten gepaard ging. Hiervan is uiter
aard geen sprake geweest. De Engelsche
conversieleening was er eene van gelijken
aard als hier te lande in 1928, 1929, 1931
en 1932 plaats had; d.w.z. de oude leening
werd aflosbaar gesteld met opening van
de gelegenheid tot deelneming in een nieu
we van lager rentetype.
Dat dit m Engeland thans slagen kon
onder voor den Staat zeer gunstige voor
waarden, vindt zijn oorzaak in verschillen
de daar aanwezige omstandigheden waar
op in dit verband niet behoeft te worden
ingegaan. Waar het hier op aankomt, is,
dat do Engelsche Regcering niet even
min als de Nederlandsche ooit doen zal
de rechten van zijn obligatiehouders heeft
verkort, en dat de Nederlandsche Regce
ring evenzeer als de Engelsche zich
te allen tijde gespitst houdt om de laagste
rente te betalen die bereikbaar is.
Het éénige middel tot geforceerde rente
daling, dat ten slotte nog overblijft, zou
zijn: een gedwongen leening, uit welker
opbrengst een oude leening (van hooger
rentetype) zou worden afgelost. Hiertegen
ware juridisch of moreel uiteraard niets in
te brongen. Dc oude obligatiehouders zou
den desgewcnscht hun geld volledig terug
krijgen, en de middelen daartoe zou dc
Staat zich verschaffen door, het uitschrij
ven van een gedwongen (of semi -gedwon
gen) leening als in den oorlogstijd, welke
leening voor een deel vanzelf geplaatst
zou worden bij anderen dan de oude obli-
gatichouders.
Practisch bezien zijn hiertegen echter
zeer grootc bezwaren aan te voeren.
Vooreerst moetVniet vergeten, dat zelfs
in den oorlogstijd steeds het parool is go.-
woest, dut de gedwongen leeningen moes
ten worden uitgegeven tegen een rente,
welke overeenkwam met dc- maïktrente
van den dag. Voor de toekomstige crediet-
waardigheid van clcn Staat achtte men dit
noodig. Streng -werd hieraan de hand ne
l-ouden. Vandaar dat in December 1914 de
eerste grootc leening ad 275 millioen ge-
GEVESTIGD 1878 UTR.STRAA T17
TEL. 145
plaatst werd tegen do toenmaals abnor
maal hooge rente van 5 pCt., en dat eerst
in volgende jaren, toen de oorlogswinst, de
geldmarkt ruim maakte en den rentestand
deed dalen, tot het 4>S cn 4 pets type werd
teruggekeerd. Het spreekt van zelf, dat, in
dien men ook thans ditzelfde parool zou
willen volgen, het doel niet bereikt zou
worden en men evengoed het oogenblik
zou kunnen afwachten, waarop een nor
male conversie mogelijk werd.
Maar bovendien moet er op worden ge
wezen, dat, ondanks de vermelde voor
zorg, de gedwongen cn semi-gedwongen
ieeningen uit den oorlogstijd de aantrekkc
iijkheid van het Staatspapier ten slotte in
die mate hebben verzwakt, dat, toen men
na 1920 lot het stelsel van vrijwillige lee
ningen terugkeerde, dit slechts mogelijk
bleek niet alleen tegen ccn zeer hooge ren
te, maar ook tegen een beding van niet-
aflosbaarheid binnen een vrij groot aantal
jaren, gedurende welke jaren men dus
steeds aan die hooge rente gehouden bleef.
Iedere gedwongen leening heeft de tcn-
denz, de toekomstige leeningcapocitcit van
den Staat te verzwakken. Dit heeft steeds
ten bedenkelijke zijde, maar in dezen tijd
meer dan ooit. Het is nog onzeker, hoe in
de eerstvolgende jaren de toestanden hier
te lande cn in Indie zich zullen ontwikke
len. De ongerepte credietwaardighoid van
den Staat is in deze intuatie een hoog te
waardeeren goed. En vooral zij, die meer-
male betoogden dat in „een vlotte lecning-
politiek" h e t geneesmiddel tegen de
euvelen van dezen tijd ligt, behooren zich
driemaal te bedenken alvorens er op aan
te dringen, door allerlei kunstgrepen het
crediet van den Slaat te bederven en op
die wijze het gevaar te scheppen, dat zelfs
voor een bedachtzame leeningpolitiok de
voorwaarden kunnen ontbrc-ken. Er ligt
een innerlijke tegenstrijdigheid in, te wil
len lecnen voor al wat het hart bekoort cn
uit de gewone middelen niet meer kan
worden betaald, en tegelijkertijd te tornen
aan het ecrstc-rangskarakter der Staats
obligaties.
DE ZIEKTE VAN WEILL.
Uit Veendam wordt aan Het Volk go-
meld dat de heeren J. P. Bbemhotf, hoofd
der 6chooI aldaar en P. H. Bakker, ac
countant, door de ziekte van Weill zijn
aangetast. Beide heeren gingen dikwijls in
de badinrichting te Veendam zwemmen.
Ook is lijdende aan deze ziekte eeii ijs-
coventer, die onlangs een onvrijwillig bad
in het kanaal nam. Do patiënt maakt het
wel. doch moet het bed nog houden.
Maurice in ons midden
Benige notities bij het persoonlijk optreden
in Nederland van 's wereld populairsten
filmster.
Eindelijk is liet er dan van gekomen:
Maurice is in Nederland! Voor zijn tallooze
volgelingen, voor liet zelfs bij benadering
niet te schatten aantal wanne vrienden, dat
hij zich met zijn films gemaakt heeft inder
daad een groot moment! Insiders in het
film- en theaterbedrijf hadden dit oogenblik
reeds langen tijd verbeid cn toch is het
nog onverwacht gekomen! Kwam immers
niet nog een maand geleden liet nadrukke
lijk bericht: Maurice is naar Europa geko
men om vacantie tc nemen cn weigert per
tinent om een „personal appearance" te ko
men maken. Voor geen enkel bedrag liet liij
zich vinden, berichtte zijn secretaris! Doch
nu is dan de gelegenheid er geweest, waarop
1^1 Nederland, zij het dan niet in levenden
ijve, dan toch via de radio heeft kunnen ken
nis maken met don man wiens portret al3
een modern afgodsbeeld in duizenden meis
jeskamers hangt, die jong en oud vele uren
van gezond amusement schonk, die tot in
de kleinste gehuchten gevierd en bemind is
als wellicht nog géén ander voor hem.
In de „Ville Lumièrc" was hij gevierd als
„song and dance man", zooals men een „en
tertainer" van zijn genre aan den overkant
van den grooten vijver noemt. De sprekende
film heeft zijn roem over de geheclc wereld
verbreid. Theoretici mogen dcbattecren over
de vraag of de film, nii zij een stem gekre
gen heeft, haar internationale karakter ver
loren heeft, zonder dc komst van de „talkie"
zou Maurice Chevalier thans een nietszeg
gende naam zijn voor dc ingezetenen van
Shanghai cn Warschau cn Kansas City.
Is Chevalier een groot acteur? Filmland
telt vele grootere. Is hij een goed zanger?
Maurice is blij wanneer hij met zijn beperkl
stemvermogen ccn liedje zonder ernstige
fouten in melodie of rhythme ten einde
brengt. Doch zet ccn van zijn platen op Uw
cramofoon en zelfs uit het doode eboniet
komt iets tot U van de warme, zonnige,
persoonlijkheid, den brilliantcn humor, de
fijne, geestige channc van den man. die zoo
vlotweg de harten verovert van allen, die
hems eens zagen. Uit het weerbarstige, kou
de cn onbezielde materiaal proeft men nog
een vleugje van zijn eenvoud, zijn bonho
mie en bovenal van zijn innemenden aan
stekelijken glimlach, die hem vijanden tot
vrienden maakt
Die glimlach in Chevalier's voornaamste
wapen in den nimmer eindigenden strijd te
gen de vijandige, critische lens van het op
name-apparaat dezelfde glimlach, die
voor hem vocht toen hij als verlegen jon
getje voor dc eerste maal tegenover een on
geïnteresseerd en critisch publick stond, ge
heel alleen in dc onbehaaglijke leegheid van
het toon eel slechts de helle meedoogenloos-
heitl van liet voetlicht tusschen hem en die
zee van starende blikken die honderden
verveelde gezichten van hen, die betaald
hadden om geamuseerd te worden. Onzeker
als hij zich voelde, kwam een onwillekeuri
ge glimlach op zijn lippen, cn in dat mo
ment ging als een magnetische strooming
de toovcr van zijn persoonlijkheid door de
zaal. Een blasé gezicht ontspande zich hier
pii daar, cn weldra lachte dc heelc zaal om
den kleinen Maurice, die daar in zijn dwaze
clowrtspakje op het toonecl stond en niets
deed dan lachen. Do spanning was ver
broken de jonge artist kon met zij eerste
optreden beginnen
Chevalier's loopbaan is van dit oogenblik
af niet één korte en snelle weg naar succes,
erkenning cn beroemdheid geweest. Inte
gendeel jaren van misère, van bittere ar
moede, van ontgoochelingen en teleurstel
lingen wachtten hem. Het eentonige sleur-
lovcn van eindelooze tournees door kleine
provincieplaatsjes stelde zijn blijmoedig
heid op een zware proef. Met een vast ver
trouwen in de toekomst liet hij tegenslag
na tegenslag langs zich heen glijden, en
toen hij in 1912, nauwelijks meerderjarig,
opnieuw op de planken van zijn vaderstad
stond, en daar de aandacht trok van dc Ko
ningin van het Parijsche theaterleven, Mis-
tinguctt, had hij zijn lach niet verloren
Thans was Maurice's groote oogenblik
aangebroken. Mistinguett voorspelde hem
niet alleen een grootc carrière in de music-
halls, zij maakte hem tot haar partner, en
in weinige weken was hij bekend bij het ge-
heele uitgaande publiek.
Do historie van Chevalier's leven is ver
der genoegzaam bekend. Zijn dienst nemen
bij het leger zijn ontmoeting met Maurice
Yvain, den schlager-componist zijn ver
wonding door een granaatscherf zijn op
name in, cn vlucht uit het Duitsche krijgs
gevangenschap -- zijn nieuwe successen
met Mistinguett in de Folies Bergères, met
Elsie Janis in Londen het is alles al vaak
genoeg beschreven. Hoofdzaak is, dat al de
ze avonturen, al zijn geweldige successen
hem in den grond dezelfde lieten Maurice
bleef in zijn hart de eenvoudige, joviale jon
gen uit het nederige Ménilmontant, die zich j
thuis het meest op zijn gemak voelde, in ge
zelschap van zijn oude moeder en zijn jon-
CHEVALIER.
gc vrouw, Yvonne Vallée, dio hij in Londen
had leeren kennen, en met wie hij na kor
ten tijd getrouwd was.
Het is voor Jesse L. La sky, toenmaals Pa-
ramount's vice-president en productieleider,
geen gemakkelijke taak geweest don lieve
ling van Parijs voor dc film te cngagceren.
Chevalier voelde er niet veel voor Parijs te
verlaten en vroeg een salaris dat wel in
staat was zelfs ccn filmman uit Amerika
af te schrikken. Lasky echter besloot het er
op te wagen; het contract werd geteekend,
en met een bezwaard hart bracht Lasky
zijn nieuwe „ontdekking" naar New-York.
Tenslotte bracht hij dan toch een artist
mee, van wien men in de Vcrcenigdc Staten
nooit gehoord had, en van wien men nog
maar moest afwachten, of de Amcrikaan-
schc smaak, waar het hem betrof overeen
zou komen met dien van een volk met een
zoo geheel verschillend temperament.
Lasky's stoutste verwachtingen werden
echter overtroffen toen zijn eerste film,
„Innocents of Paris", uitgebracht was, re
gende het aanbiedingen met de krankzin
nigste bedragen voor een „personal appea
rance".
Het bleef natuurlijk aan Lubitsch, onder
wiens beproefde leiding zoo velen zicli tot
het uiterste gegeven hadden, om Maurice's
vitale persoonlijkheid, den mildon spot en
het „savoir faire" van den Parijschcn „ga-
mm", zijn gullen lach en gemakkelijken hu
mor vast te leggen in de film, die als een
juichkreet om de wereld klonk: The Love
Parade!
Vele films zullen nog volgen, en in elk
daarvan zal Maurice ons zijn glimlach
schenken. Wij zullen hem ons hart geven
en dan hebben wij nog geen slechte ruil
gedaan.
Een wetsontwerp is ingediend, met de
strekking orn te komen tot een tijdelijke
verlichting van de lasten, welke krachtens
de 60ciale verzekeringswetgeving en- do
pensioenwetgeving voor burgerlijke en mili
taire ambtenaren thans op het Rijk druk
ken. 1
Met betrekking tot de sociale verzeke
ringswetgeving wordt in dc eerste plaats
voorgesteld om gedurende de jaren 1933,
1934, 1935 en 1936 de Staatsbijdragc als be
doeld in artikel 20 der Invaliditeitswet,
waarin een bedrag van vier millioen voor
administratiekosten voor de uitvoering vVti
de in die wet geregelde verplichte invalidi-
teits- en ouderdomsverzekering is opge
nomen, met dat bedrag te verminderen.
Daarnevens zullen gedurende de jaren
1933. 1934, 1935 en 1936 de kosten van ver
zending van dienststukken betreffende de
Invaliditeitswet niet ten laste van het Rijk
gebracht worden. In de derde plaats wordt
voorgesteld orn gedurende de jaren 1933,
1931, 1935 cn 1936 eveneens de kosten van
de bezoldigingen van de voorzitters van de
Raden van Arbeid en dc kosten van den
Verzekeringsraad tot e?n bedrag van 342.425
gulden voor het dienstjaar 1932, niet ten
laste van het Rijk te doen komen. Voren
bedoelde kosten zullen gedurende die jaren
gokweten worden uit het Invaliditeitsfonds.
De gelukkige omstandigheid, dat het In
validiteitsfonds beschikt over een reserve,
welke op ruim 30 millioen gulden kan wor
den gesteld, maakt het mogelijk om gedu
rende de jaren 1933, 1934, 1935 en 1936 deze
lastenvermeerdcring van het Invaliditeits
fonds op te vangen door deze reserve. Aldus
wordt het mogelijk om de vermeerdering
van lasten, voortvloeiende uit het brengen
ten laste van het Invaliditeitsfonds van de
administratiekosten, van de kosten van
verzending van dienststukken en van de
kosten van de Raden van Aroeii en den
Verzekeringsraad tc zarnen tot een bedrag
van 4.785.000, voor de jaren 19331936 uit
de in het Invaliditeitsfonds aanwezige re
serve te dokken. Daarmede zou derhalve
zijn gemoeid een bedrag van 4 X genoemd
bedrag, in totaal een bedrag aan reserve
van rond 12 millioen gulden.
Voorgesteld wordt dat laatste bedrag te
doen aanwenden tot het verkrijgen van een
tijdelijke vermindering van de Staatsbij-
drage cx artikel 20 der Invaliditeitswet voor
de jaren 19331936 met drie millioen gul
den per jaar.
Als verderen tijdelijken maatregel stelt
het wetsontwerp voor om de Staatsbijdrage
ex art. 4 der Ouderdomswet 1919 te vermin
deren over de jaren 1933 en 1934 met
ƒ5.370.000 per jaar.
Ten slotte is voorgesteld gedurende 1933,
1934, 1935 en 1936 de kosten van het Col
lege van Toezicht ten laste van de bed rij f6-
vereenigingen te brengen.
In totaal brengen de In het wetsontwerp
vervatte voorstellen betreffende de sociale
verzekcringswetgeving een lastenverminde
ring van -A»
voor 1933 f 13.176.925
voor 1934 J 13.176.925
voor 1935 7.806.925
voor 1936 7.808.925
Dc Regeering had gaarne de beschikbare
reserve van het Invaliditeitsfonds zien aan
gewend Voor dc verbetering van de wette
lijke voorzieningen, in het bijzonder van de
ouderdomsvoorziening. Zij heeft echter ge
meend, de totstandkoming der voorgedragen
wetswijzigingen tc moeten bevorderen, om
dat naar haar overtuiging anders het reeds
bestaande in gevaar zou worden gebracht.
Wat de pensioenwetgeving voor burger-»
lijke en militaire ambtenaren betreft, om
vat het wetsontwerp een voorstel;
a. tot verruiming van de mogelijkheid tot
verhaal der bijdragen voor eigen pensioen.
b. tot vermindering van de annuïteit, be
doeld in artikel 168a der Pensioenwet 1922,
voor de jaren 1933 en 1934 tot ƒ28.400.090.
Het Tweede Kamerlid
J. J. C« ANIENT is overleden,