VERLICHTING
Fa. G.A. BEENHAKKER
Voorkomen
C. H. van DOORN Zn.
GOEDE
is des winters
noodzakelijk
Alle schijnwerpers
Bumperlampen -
Gloeilampen
St. Jorisstr.4, Tel. 1667
De Verjaardag van Oom Tom
DE DOKTER HIELD ER OOK WEL VAN!
Een Oude Dierensage
Het Herfstbosch
is beter dan genezen!
Ouders laat Uw kinderen met
gezonde voeten en stevige, rechte
beencn door het leven gaan.
Geeft zc minstens tot 17 jaar
Preventor schoenen.
PRE VENTOR
De juiste schoen voor groeiende voeten.
Gediplomeerd Voetkundige.
UTRECHT SCHESTRAAT 9. Tel. 219.
uit vuorraad leverbaar
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
Oom Tom was ccn Oom, dien we heele*
maal nog niet kenden. Wij wisten, dat hij
Moeders jongste broer was en verscheiden
jaren in Indic doorgebracht had, maar dat
v.as alles. Toch was het genoeg, meer dan
genoeg zelfs om Oom Tom voor ons tot een
geheimzinnigen Oom te maken, naar wiens
komst we vurig verlangden.
Wij waren met ons drieën: Jan, Lcni cn
Hans. Die laatste was ik. Lcni en ik had
den Oom Tom nog nooit gezien, maar Moe
der vertelde, dat Jan paard gereden had op
de knie van Oom Tom, voor deze naar het
warme land vertrok, 't Was alleen jammer
dat Jan zich daarvan niets meer herinne-
ïen kon en dus ook niet in staat was, ons
meer bijzonderheden te vertollen dan die,
welke wij van Moeder hoorden.
Oom Tom zou het grootste deel van zijn
verloftijd bij' ons komen doorbrengen, na
tuurlijk tot groote vreugde van ons allen
Maar o, wat duurdo het vrecselijk lang
voor Oom het doel van zijn reis bereikt
had! Zoo leek het ons ten minste. De we
ken tusschen zijn aan boord gaan en in
Holland aankomen, schenen ons een on
afzienbare tijd.
Eigenlijk geloof ik, dat wij hern er alle
drie een verwijt van maakten, niet per
Hicgluig de reis te doen. Wc spraken er
niet over cn toch keken wij in die weken
nog meer naar vliegmachines, dan wij
reeds gewoon waren te doen cn had Jan
hij het zien van zoo'n luchtgevaarte eens
uitgeroepen:
„Daarmee zou je vlug uit Indic kunnen
komen!"
Terwijl Leni heel wijs vroeg:
„Is dat de kortste verbinding met Indië,
Moeder?"
En wat zij niet zeiden, maar wel dach-
ion, was mij duidelijk genoeg. Jan en Lcni
vertolkten immers mijn eigen denkbeeld:
„Kwam Oom Tom daar maar mee! Wat
2ou bij er dan heerlijk vlug zijn!"
Moeder glimlachte slechts, als scheen ook
zij tc begrijpen. Want Moeder dacbt natuur
lijk betzelfde, 't Was immers haar broer,
haar jongste broer nog wel, die zeven jaar
met haar scheelde en over wien zij altijd
gemoederd bad, al van kind af aan!
,,'k Geloof, dat Moeder de dagen ook telt!"
zei Leni op een avond, waarna Moeder ge
zegd had:
..Jij bent een kleine gedachten-lezeres!"
We verlangden dus allemaal vreeselijk
naar Ooms komst. Vader ook! Vader maak
te al allerlei plannen. Hij wilde Oom Tom
van allerlei laten zien! Was dat duidelijk
of niet?
Langzaam gingen de dagen van wachten
voorbij, maaral kropen zc om, er zat
'och beweging in en terug kon geen en
kele dag meer, als hij eenmaal voorbij was.
Dat was ten minste een geruststelling.
Zoo brak dan eindelijk de dag aan, waar
op Oom Tom verwacht werd. Het was ech
ter een groote tegenvaller voor ons, dat
Dom niet 's morgens of 's middags, maar
4 avonds, zelfs laat in den avond, aan
kwam, zoodat er van opblijven geen sprake
was en wij al lang in bed lagen, toen hij
eindelijk verscheen. Bovendien had Moeder
°ns verteld, dat Oom voor herstel van zijn
gezondheid in bet land kwam en behoefte
a*n rust had.
Hoofdzaak was echter, dat Oom Tom
nu toch eindelijk komen zou. Wij moesten
ün* geduld dan maar tot den volgenden
ochtend op de proef stellen. Ja, dat moes
ten we, maar... we hielden het niet uit
Cnhadden .afgesproken, zoodra Oom
kwam, uit bed to komen en hem over de
,rap!euning of door de spijlen van het por-
,aal in het geheim te zien. Jan zou, als oud-
s(e. wakker blijven cn ons waarschuwen,
2,s Vader en Moeder met Oom kwamen.
Plotseling voelde ik mij aan een arm
wokken door Jan, die haastig fluisterde:
-Kom gauw mee! Ze zijn er!"
Even moest ik mijn oogen uitwrijven,
tnaar toen wist ik toch, wat Jans woorden
bleekenden cn was ik in een wip mijn
bd uit.
Muisstil stonden wij met ons drieën bo-
Vco aan de trap en zagen beneden Vader
Moeder met een langen, rangeren mo-
Peer, wjcns gezicht door do zon verbrand
fo'as.
,,'t Lijkt wel een nikker!" fluisterde Leni,
maar een bctcckcnisvolle por van Jan deed
haar bet onvoorzichtige van deze woorden
inzien en de lippen stijf op elkaar klemmen.
Plotseling klonk Oom Toms vroolijke
lach. De aanleiding daartoe was ons ont
gaan, iemand, die zoo smakelijk lachen
kon, moest een vroolijke baas zijn. En vroo-
lijkheid was een eigenschap, welke ons ge
weldig aantrok.
Tusschen de spijlen van het portaal door
konden we Oom uitstekend zien, maar één
ding was jammer: Oom bleef niet in de
gang cn trad met Vader en Moeder de
huiskamer binnen.
Verlaten was op eens de gang. Nooit was
het ons eigenlijk opgevallen, hoe saai een
gang zonder menschcn zijn kan. Maar nu
wisten wij het. Teleurgesteld keken wij el
kander aan. Wat zouden wc doen?
Plotseling liet Jan zich geruischloos langs
dc trapleuning naar beneden glijden. Lcni
en ik volgden zijn voorbeeld.
Maar wat konden wij met ons drleén in
onze pyama's beginnen? Aan de, deur luis
teren? 't Zou dc eenige manier zijn om
Ooms stem duidelijk te hooren. Maar neon!
dat wa9 beneden onze waardigheid. Zei het
oude rijmpje niet:
„Wie luistert aan den wand,
Hoort steeds zijn eigen schand?"
Dus maar kalm afwachten, tot Oom ein
delijk eens weer in do gang kwam? Mis
schien had hij zijn zakdoek wel in zijn
overjas laten zitten en zou hij dien, zoodra
hij 't bemerkte, komen halen!
Mnor hoe muisstil we met ons drieën ook
op de groote bank in de gang zaten tc
wachten, er verscheen niemand.
„Als Moeder ons hier vindt, is ze boos!"
zei ik na een tijdje heel zacht.
„Ik krijg zulke koude voeten!" fluisterde
Leni.
„Laat on9 rnaar weer naar boven gaan!"
stelde eindelijk Jan vooi, die zich als leider
der expeditie verantwoordelijk voelde voor
de gevolgen ervan, bovendien het betwijfel
de, of we Oom Tom vooreerst wel zouden tc
zien krijgen.
„Er zal wel niets anders opzitten," zei ik
en bijna even geruischloos als wc de leuning
afgegleden waren, liepen wij nu do treden
weer op. Binnen werd druk gesproken cn
niemand scheen iets van ons te merken.
Even flitste het door mijn brein:
„Hoorde Moeder ons maar! Dan zou Moo-
der dc kamerdeur opendoen en wij een
blik naar binnen kunnen werpen en Oom
zien!"
Maar neen, er gebeurde niet9 bijzonders
en het eenige, wat ons te doen stond, was
maar weer ru9tig naar ons mandje te gaan.
Natuurlijk namen wij ons alle drio voor:
wakker te blijven, tot Vader cn Moeder
Oom Tom! boven kwamen. Dan zouden
we wel teeken van leven geven door
Moeder te roepen en zelfs Oom Tom! En
natuurlijk zou do geheimzinnige Oom uit
Indië nan die roepstem gehoor geven en
aan onze bedden komen. Ja, dat was het
eenige wat ons te doen stond en dus pro
beerden wij onze oogen wijd open te hou
den. Je hoeft toch niet tc slapen, al9 je
niet wilt!
Och we hadden zulke be9le plannen ora
wakker te blijven! Toch vielen onze oog
leden dicht en sliepen wij alle drie in. We
sliepen nis rozen en hoorden er niets van,
dat Vader en Moeder met Oom Tom boven
kwamen, merkten niet, dat Moeder een sche
merlampje inschakelde en Oom Tom ons
ccn zwijgend bezoek bracht. Zoo vurig had
den wij naar deze kennismaking verlangd
en toen het oogenblik eindelijk aangebro
ken was. sliepen wij!
„Sufferd!" schold ik mezelf den volgen
den morgen uit, toen Moeder het ons ver
telde en ook Jon en Leni keken teleurge
steld.
Vlug waren wij echter in de kleercn cn
nauwelijks zaten wij aan het ontbijt met
Vader cn Moeder, ofwe hoorden iemand
dc trap afkomen; de huiskamerdeur ging
open en... wij snelden alle drie Oom Tom
tegemoet, die ons lachend begroette en zei:
„Gociendag, jongelui! Toen ik jullie gis
teravond in bed zag, dacht ik: „Wat een
lieve kinderen, als ze slapen!' En nu zie ik
jullie dan in wakenden toestand. Zoo, zoo!
Dat zijn dus Jan, Leni cn Hans! Jullie zijn
alle drie flink uit de kluiten gewassen,
hoor! Ken je me nog, Jan?"
„Nee, Oom! Maar u zult ook wel veel ver
anderd zijn!" antwoordde Jan.
- Dokter, komt u toch eens kijken!
Miok, mijn popje, ziet zoo bleek!
- Wilt u haar eens onderzoeken?
Is haar maagje soms van streek?
- Weet u, gistfr.cn was zo jarig!
En ze heeft, ja, laat eens zien,
- Vier, vijf taartjes wel gegeten!
Is ze daarvan ziek misschien?
flÓ* «WW OWT
- Maar Mevrouw, wat moet ik hooren!
Vier, vijf taartjes! Stel je voor!
- Dat was veel tc veel voor Mieke,
't Mag niet weer gebeuren, hoor!
- Stopt u baar maar gauw in 't bedje,
Want, al vindt zc het ook naar,
- Rust cn heclemaal niet eten,
- Dat alleen kan helpen maar!
Is uw popje weer eens jarig
En er komen taartjes bij,
Zeg, Mevrouw, al ben ik doktor,
Denkt u dan ook eens aan mij?
R. WINKEL.
(Nadruk verboden).
„En jij bent heelemanl veranderd!", zei
Oom Tom lachend. „Ik zou je heusch niet
meer herkend hebben!"
Na het ontbijt ging Oom Tom zijn koffer
uitpakken. Nee maar, wat daar al niet uit
kwam! Met allerlei schatten beladen, kwam
Oom weldra beneden. Voor Vader en Moe
der een paar prachtige ChiQoescbe vazen,
voor Lcni een mooi gouden kettinkje en
voor Jan en mij schitterende platen, aller
lei tooneelen uit de wildernis voorstellend,
met leeuwen, tijgers en apen er op!
Oom had on9 niet vergeten in het warme
land en maakte ons overgelukkig met de
meegebrachte schatten.
Niet eiken dag komt er een Oom uit In
dië over cn als hij dan zulke mooie go-
schenken meebrengt... lijkt hij veel op een
Oostersch vorst uit een sprookje. Maar het
sprookje was werkelijkheid geworden voor
ons en hoe verschillend wij dan soms
ook over de dingen denken mochten!
over één ding waren wij het roerend eens:
Moeders jongste broer was een Oom uit
duizenden.
Wat een bof, dat hij juist onze Oom
was!
(Wordt vervolgd).
(Nadruk verboden).
In sommige gedeelten van Azië, voorna
melijk in Aclitcr-Indië, waar do vele rijst
velden zooveel rijst opleveren, mogen de
ratten en de muizen ongestoord de uit de
rijstaren gevallen korrels opeten. Volgens
dc inboorlingen hebben deze dieren daartoe
het recht, en waarom daar de gewoonlijk
zoo ongewenschte gasten dit mogen, ver
telt deze sage:
Ileel, heel lang geledon ontdekten eenige
inboorlingen van Achter-Indië, waaronder
zich ook een fakir bevond, een plant
met hoogopgeschotcn, goudgele a^cn, die
groeide op een klein eilandje, dat midden
in een gevaarlijk moeras lag. Zóó diep en
drassig, en daarbij wcmelende van allerlei
giftig ongedierte, was dit moeras, dat geen
mensch het durfde wagen zich naar het
eilandje te begeven. Doch wel liep iederen
dag de fakir met eenige lieden, langs den
oever van het moeras, aandachtig starende
naar dc bijna over-rfjpe. goudkleurige aren
en naar do stengels, die zich steeds dieper
bogen.
Op een dog, foen zij weer gezamenlijk op
den oever stonden en er over spraken op
welke municr zij toch de vreemde plant
kondon bereiken om die over te planten op
hun veld, zagen zij een rat uit haar hol
komen en daarna door liet moeras naar het
eilandje zwemmen. Weldra kwam ze weer
terug met in haar bekje een vrucht, door
haar op liet eilandje geplukt.
De t a k i r, die dc taal der dieren ver
stond en ook deze taal kon spreken, liep
vlug naur dc plek, waar zich het rattenbol
bevond. En voordat de rat daar kon binnen
gaan, vroeg hij:
„Groote knaagster, gij, die zoo vlug kunt
zwemmen, wilt gij mij een grooten dienst
bewijzen?"
„Hoe kan ik, die zoo nietig ben, u, o
mensch, die groot zijt en sterk, een dienst
bewijzen?" vroeg de rat.
„Door voor mij eenige van dc lange, zich
buigende halmen, waaraan ge die goud
kleurige aren ziet, te plukken," sprak de
fakir. „Brengt ge mij eenige van deze hal
men, dan zullen ik en mijn vrienden, die
ginds op den oever staan, u en al uw na
komclingen daarvoor bcloopcn en dank
baar zijn."
De rat, die toen nog niet door de men-
schen werd gehaat en ook nog nimmer dooi
dozen was verjaagd, zelfs in vriendschap
met den mensch leefde, .was dadelijk bereid
aan het verzoek van don fakir tc voldoen.
Ze bracht eerst vlug de vrucht in haar hol
en zwom toen dadelijk naar het eilandje te
rug, plukte daar eenige halmen cn bracht
deze, één voor één, naar dc plek waar de
fakir wachtte. Twintig keer was zij reeds
heen en weer gezwommen, telkens met écn
halm in haar bekje terugkomende.
„Nu ben ik vermoeid, o mensch," sprak
ze, nadat zij den twintigsten halm voor de
voeten van den fakir had neergelegd.
„Maar morgen zal ik nog meer voor u
plukken."
„Ge behoeft niet meer te plukken," zei
de fakir, die intusschen de halmen en dc
goedgevulde oren nauwkeurig had bekeken
en zelfs de korroJs uit een door hem ge
opende aar had fij'ngewreven tusschen twee
steènen. „Ge hebt ons genoeg gebracht. En
wclko bclooning verlangt ge nu wel voor
den ons bewezen dienst?"
„Welnu, dan heb ik u en uw vrienden een
voorstel te doen," hernam de rat. n't Is
zelfs dc grootste dienst, dien gij, o, mensch,
mij en mijn uakomelingen kunt bewijzen.
Luister, gij zaait op uw volden de korrels,
die ge in de aren dezer halmen vindt, en
zoodra daaruit weer nieuwe aron zijn opge
schoten en deze met rijpe korrels zijn ge
vu'd, den staat gij ons, ratten, toe, dat wij,
wanneer de honger ons cr toe drijft, op uw
velden eenige van deze korrels mogen ko
men otcn. Dit is dc bclooning, die ik u
vraag, o, mensch!"
Dit voorstel vond de fakir best. Hij ver
deelde toen de aren tusschen de mannen,
dien hij daarna ook vertelde, welke beloo-
r.ing de rat voor den hun bewezen dienst
verlangde. Eri toen du heel veel later uit
de op do velden gezaaide korrels weer hal
men waren ontsproten, in wier goudgele
aren de rijstkorrels rijpten, toen kwam, in
den oogsttijd dc rat met haar talrijke fa
milie, waartoe ook dc muizen beho >rden,
een deel van dezen oogst nuttigen. En dit
gebourdc voortaan bij iederen nieuwen
oogst. En 't is ook daarom, dat aan do rat
ten en muizen nog steeds wordt toegestaan,
in den oogsttijd op de velden dc uit de nron
gevallen korreb op tc eten, mits... zij bet
niet al tc bont maken!
Ook in China is een streek, waar men
zelfs geen rat doodt, omdat, zooals do over
levering Ook hier weer vertelt, eens de
voorvaderen van een Mongoolschen volks
stam, die door een vijandelijke bende met
den ondergang werden bedreigd, door de
ratten werden gered.
Dezo overlevering luidt:
„Eens hadden de vijandelijke soldaten
een groote stad belegerd, cn reeds waren zij
tot den aanval gereed, toen een leger van
duizenden rutteni 's nachts naar de wallen
trok, waar de soldot^n, vost in slaap, het
aaobreken vnn den nieuwen dog lngen af
tc wachten.
Terwijl dc manneu, niets kwaads ver
moedend, rustig doorsliepen, knaagden de
ratten met hun scherpe tandjes dc boogpe
zen en do handvatten der schilden door,
zoodat deze onbruikbaar weiden. Daardoor
overwonnen de Mangolen hun vijanden
heel gemakkelijk, cn wat daarvan over
bleef, vluchtc naar liet. gebergte."
TANTE JOH.
een Hindoescli, van aanmoezen levend
kluizenaar, dfe soms ook slangeob.ezecrder
Is om daarmee wat tc verdienen.'
(Nadruk verboden).
VOOR DB GROOTEREN.
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD
We zijn door 't herfstig bosch gegaan,
Het had een tooverpakje aan
Van gouden blaad'ren, bruin en rood,
Hoe schoon was 't, wat Natuur ons bood!
Dc Zon verlichtte al dio pracht.
't Was, of die gulden Herfstzon dacht.
Ik wil ook mee doen aan het feest! -»■
Haar laatste stralen, wat bedeesd,
Ravotten tusschen 't bladerdak
En gleden vlug van tak op tak.
Tol Moeder Zon hen riep naar huis.
Ze gingen, zonder 't minst gedruisch!
'l Werd killer in het herfstbosch reeds.
De Zon zonk lager, lager 6teeds
Zij kleurde vóór zij 'heel verdwiv
De wolken rose om zich heen.
Dat v as haar afscheidsgroet aan '1 bosch.
Aan booracn, struiken cn het mos.
Wij bleven eerst vol aandacht staan
En zijn toen stil naar huls gegaan!-
(Nadruk verboden.